De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op artikel 2, eerste lid, onderdeel a, artikel 4 van de Wet overige OCW-subsidies,
artikel 6.2 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en artikel
4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;
Besluit:
ARTIKEL I
De Subsidieregeling vraagfinanciering hoger onderwijs wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2 komt als volgt te luiden:
Artikel 2. Toepassing Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.
De Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS is van toepassing op subsidieverstrekking
op grond van deze regeling, met uitzondering van de artikelen 3.3 tot en met 3.5,
4.1, 4.3 en de hoofdstukken 6, 7 en 8 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.
B
In artikel 3, eerste lid, onderdeel b, wordt ‘uitsluitend door het volgen van modules’
vervangen door: door het volgen van modules.
C
In artikel 5, tweede lid, wordt ‘artikel 3, tweede lid, onderdeel b’ vervangen door:
artikel 3, eerste lid, onderdeel b.
D
Artikel 11 komt als volgt te luiden:
Artikel 11. Wijze van melding hoogte collegegeld en inschrijfgegevens
-
1. Voor de melding, bedoeld in artikel 10, eerste lid, wordt gebruik gemaakt van het
formulier dat beschikbaar is na inloggen op het zakelijk portaal van de beveiligde
website van DUO, onder instellingsinformatie.
-
2. De gegevens, bedoeld in artikel 10, derde lid, worden op elektronische wijze aan
de minister verstrekt via inloggen op het zakelijk portaal van de beveiligde website
van DUO.
E
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘een bedrag ter hoogte van € 1.250,–’ vervangen door: een
bedrag van ten hoogste € 1.250,–.
2. In het eerste lid wordt ‘het aantal inschrijvingen’ vervangen door: het aantal bij
de minister gemelde inschrijvingen.
3. In het derde lid wordt ‘het aantal verleende graden’ vervangen door: het aantal bij
de minister gemelde verleende graden.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
TOELICHTING
Algemeen
Naar aanleiding van de uitvoeringstoets bij het Besluit experimenten vraagfinanciering
hoger onderwijs (dat per 1 september 2016 in werking treedt) en overleg met instellingen
over de uitvoering van het experiment, zijn in overleg met DUO enkele punten uit de
Subsidieregeling vraagfinanciering hoger onderwijs naar voren gekomen die aanpassing
behoeven. Ook is per 1 april 2016 de Regeling OCW-subsidies komen te vervallen en
vervangen door toepassing van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (hierna:
Kaderregeling) waardoor de huidige regeling aanpassing behoeft. De wijzigingen zijn
technisch of van ondergeschikte aard. In de artikelsgewijze toelichting zijn deze
wijzigingen toegelicht.
Daarnaast is van belang te melden dat de toelichting van de Subsidieregeling vraagfinanciering
hoger onderwijs (hierna: Subsidieregeling) een onjuistheid bevat. Onder het kopje
‘verantwoording vouchersubsidie’ in de toelichting is opgenomen dat de subsidie twee
jaar na betaling vastgesteld wordt. Dit is onjuist, de subsidie wordt vastgesteld
op het moment van betaling, zoals beschreven in artikel 15 van de Subsidieregeling.
Uitvoerings- en handhaafbaarheidstoets
DUO acht de regeling uitvoerbaar.
Administratieve Lasten
Er is met de wijzigingen in de regeling geen sprake van verhoging van de administratieve
lasten.
Artikelsgewijs
Artikel 1, onderdeel A
Artikel 2 verwijst naar de Regeling OCW subsidies (ROS). Deze regeling is per 1 april
2016 vervallen en vervangen door de Kaderregeling. Daarom is artikel 2 aangepast met
een verwijzing naar de betreffende artikelen uit de Kaderregeling. De Subsidieregeling
en de relevante artikelen uit de ROS blijven van toepassing op voor 1 april 2016 verleende
subsidies. Voor nieuwe verleningen geldt de Kaderregeling, met uitzondering van de
artikelen en hoofdstukken die met deze regeling buiten toepassing worden verklaard.
De artikelen 3.3 tot en met 3.5 van de Kaderregeling worden uitgezonderd, omdat bij
aanvragen geen activiteitenplan en begroting hoeven worden overgelegd.
Artikel 4.1 van de Kaderregeling wordt uitgezonderd een afwijkende beslistermijn wordt
gehanteerd.
Artikel 4.3 van de Kaderregeling wordt uitgezonderd, omdat de subsidie die wordt toegekend
geen projectsubsidie betreft.
Hoofdstuk 6 van de Kaderregeling (bevoorschotting en betaling) wordt uitgezonderd
omdat er geen sprake is van bevoorschotting en de betalingssystematiek afwijkt. In
de Subsidieregeling (het gewijzigde artikel 12) is geregeld dat instellingen per kwartaal
betaald worden, op basis van het aantal inschrijvingen die in het daaraan voorafgaande
kwartaal aan de minister gemeld zijn, vermenigvuldigd met het voucherbedrag. Ook het
bedrag per verleende graad wordt per kwartaal uitbetaald op basis van in het voorafgaande
kwartaal gemelde verleende graden. Hoofdstukken 7 en 8 van de Kaderregeling zijn op
grond van artikel 9.1 van de Kaderregeling niet van toepassing op bekostigde onderwijsinstellingen.
Deze hoofdstukken worden uitgezonderd voor de niet-bekostigde instellingen voor hoger
onderwijs. De wijze van verantwoording is opgenomen in de Subsidieregeling.
Artikel I, onderdeel B
Artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van de regeling bepaalde dat een graad alleen
aan een student verleend mag worden als deze student deze graad uitsluitend heeft behaald door het volgen van modules. Het begrip ‘uitsluitend’ in deze bepaling
leidde tot verwarring. Zonder dit begrip, is de betekenis van de bepaling duidelijk:
een graad wordt verleend aan de student die met modules de opleiding heeft gevolgd.
Hierbij geldt het reguliere vrijstellingenbeleid op grond van de Wet op het hoger
onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
Artikel I, onderdeel C
In het tweede lid van artikel 5 werd per abuis verwezen naar een verkeerd artikellid
(het tweede lid in plaats van het eerste lid van artikel 3). Deze onjuistheid wordt
hersteld door deze wijziging.
Artikel I, onderdeel D
Op grond van de Subsidieregeling vinden verschillende meldingen aan de minister plaats.
Deze meldingen zijn verschillend van aard (doorgeven van het aantal inschrijvingen,
subsidie gerelateerde meldingen en informatie die van belang is voor de evaluatie
van het experiment vraagfinanciering). Afhankelijk van die aard dient de melding bij
een ander onderdeel van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te worden
ingediend. Onderhavige wijziging regelt dit door te verwijzen naar het zakelijk portaal
van de website van DUO en de daar beschikbare formulieren. Bij meldingen zoals bedoeld
in artikel 11, eerste lid(nieuw), wordt na indiening van het formulier door DUO een
ontvangstbevestiging verstuurd.
Artikel I, onderdeel E
De wijziging van artikel 12 betreft ten eerste de wijziging van ‘ten hoogste’ € 1.250,–’.
Dit omdat het ook mogelijk moet zijn dat er een lager bedrag wordt uitgekeerd dan
€ 1.250,–. Dat kan het geval zijn wanneer het module-collegegeld dat de instelling
vraagt, lager is dan de voucherwaarde van € 1.250,–. Ten tweede beoogt de wijziging
te regelen dat alle inschrijvingen of meldingen van behaalde graden voor de bekostiging
kunnen worden verwerkt, ook als zij op een later tijdstip dan het betreffende kwartaal
worden gemeld. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als door een vakantieperiode de
meldingen niet direct aangeleverd kunnen worden. Gevolg is wel dat bij iets latere
melding de instelling ook later uitbetaald wordt.
Artikel II
De wijzigingen die met deze regeling in de Subsidieregeling vraagfinanciering hoger
onderwijs worden doorgevoerd zijn van technische aard en/of zijn begunstigend voor
de geadresseerden van de regeling. Het is daarom zaak dat de regeling zo spoedig als
mogelijk in werking treedt, hetgeen kan betekenen dat de datum van inwerkingtreding
afwijkt van een van de vaste verandermomenten van onderwijsregelingen.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. Bussemaker