Besluit van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 4 september 2016, nummer WBV 2016/11, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf B7/3.8.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

3.8.1 Familie- of gezinsleven

De IND neemt in ieder geval aan dat sprake is van familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 EVRM tussen:

  • echtgenoten in een reëel huwelijk (lawful and genuine marriage);

  • partners in een reële en in voldoende mate met een huwelijk op een lijn te stellen (homo- of heteroseksuele) relatie; of

  • ouders en hun uit een reëel huwelijk of niet-huwelijkse relatie geboren minderjarige kinderen.

De IND neemt familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 EVRM aan tussen een minderjarig kind en zijn:

  • erkenner;

  • biologische vader (wiens kind niet uit een reëel huwelijk of niet-huwelijkse relatie is geboren);

  • adoptiefouder(s);

  • pleegouder(s); of

  • opvangouders,

mits aan de relatie voldoende invulling wordt gegeven.

De IND neemt familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 EVRM aan tussen ouders en hun meerderjarige kinderen als sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie (more than normal emotional ties) tussen het meerderjarige kind en diens ouder(s).

De IND neemt familie- en gezinsleven aan als bedoeld in artikel 8 EVRM, zonder dat sprake moet zijn van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, uitsluitend als het meerderjarige kind:

  • Jongvolwassen is;

  • altijd feitelijk heeft behoord tot het gezin van de ouders; en

  • nog steeds behoort tot het gezin van de ouders.

De IND beoordeelt ten aanzien van jongvolwassenen per individueel geval of er aanleiding is voor de conclusie dat het kind niet altijd feitelijk heeft behoord en nog steeds behoort tot het gezin van de ouders. De IND betrekt hierbij in ieder geval of sprake is van één of meer van de volgende omstandigheden:

  • a. het kind woont zelfstandig;

  • b. het kind voorziet in eigen onderhoud;

  • c. het kind is een huwelijk of een relatie aangegaan; of

  • d. het kind is belast met de zorg voor een buitenechtelijk kind.

De IND neemt familie- en gezinsleven aan tussen overige naaste bloedverwanten, zoals de grootouders en het kleinkind, broer of zus, de oom/tante en de neef/nicht, mits sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie.

De IND neemt aan dat het familie- of gezinsleven tussen (geregistreerde en huwelijks)partners eindigt met de feitelijke verbreking van de (huwelijkse) relatie.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 4 september 2016

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, voor deze, de directeur-generaal Vreemdelingenzaken, J.C. Goet

TOELICHTING

ARTIKELSGEWIJS

A

Met deze wijziging wordt beoogd beter aan te sluiten bij de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) over de vaststelling van de familieband tussen ouders en hun jong volwassen kinderen (o.a. EHRM van 23 september 2009, nr 25672/07 (Boussara t. Frankrijk), EHRM van 14 juni 2011, nr. 38058/09 (Osman t. Denemarken) en EHRM van 20 september 2011,nr. 8000/08 (A.A. t. Verenigd Koninkrijk)). In deze uitspraken geeft het EHRM nadere duiding aan de betekenis van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid (‘more than the normal emotional ties’) voor de vaststelling van de familieband tussen een meerderjarig kind en zijn of haar ouders.

Tot op heden werd in het vreemdelingenbeleid tussen ouders en meerderjarige kinderen in beginsel familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 EVRM aangenomen. Vervolgens werd ter bepaling van de beschermenswaardigheid van dit familie- of gezinsleven in de individuele belangenafweging beoordeeld of sprake is van de vereiste meer dan gebruikelijke afhankelijkheid.

De wijziging heeft tot gevolg dat familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 EVRM tussen meerderjarige kinderen en hun ouders in beginsel enkel wordt aangenomen indien sprake is van een meer dan gebruikelijke emotionele afhankelijkheid. Slechts in de gevallen waar dit familie- of gezinsleven wordt aangenomen zal door middel van een individuele belangenafweging worden getoetst of het familie- of gezinsleven dient te worden beschermd met berusting in het verblijf. In de gevallen waarin deze meer dan gebruikelijke afhankelijkheid niet is aangenomen hoeft geen individuele belangenafweging meer plaats te vinden. Hiermee wordt beoogd beter aan te sluiten bij de jurisprudentie van het EHRM en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

In eerdergenoemde jurisprudentie nuanceert het EHRM de rol (of betekenis) van de toets of sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid voor een bepaalde groep meerderjarige kinderen. Onderhavige wijziging van de Vreemdelingencirculaire beoogt eveneens hierbij aan te sluiten. Het betreft de groep meerderjarige kinderen – de jongvolwassenen – die altijd feitelijk zijn blijven behoren tot het gezin van de ouders. De IND zal op basis van een individuele beoordeling vaststellen of de jongvolwassene altijd heeft behoord en nog steeds behoort tot het gezin van de ouders. In die gevallen neemt de IND familie- of gezinsleven aan, zonder hierbij de vraag te betrekken of sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid. Indien familie- of gezinsleven wordt aangenomen, wordt in alle gevallen vervolgens aan de hand van een individuele belangenafweging beoordeeld of artikel 8 EVRM noopt tot verblijfsaanvaarding. Een precieze definitie van wanneer sprake is van jongvolwassenen valt niet uit de jurisprudentie van het EHRM af te leiden. Aangenomen wordt dat hier sprake van is bij kinderen in de leeftijd van 18 tot ongeveer 25 jaar.

Hiermee doet deze wijziging recht aan de positie in het gezin van jongvolwassen meerderjarigen, die nog steeds thuis wonen en afhankelijk zijn van hun ouders.

Bij brief van 5 september 2016 heeft de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie in reactie op vragen van Tweede Kamerlid Sjoerdsma toegezegd dat hij gezinshereniging tussen het achtergebleven meerderjarige kind met het gezin, waarbinnen aan een alleenstaande minderjarige vreemdeling een asielstatus is verleend, mogelijk zal maken. Hij heeft aangegeven dat deze verzoeken om gezinshereniging individueel zullen worden getoetst aan artikel 8 EVRM. Met onderhavige wijziging van de Vreemdelingencirculaire wordt deze toezegging gestand gedaan.

Omdat deze beleidswijziging betrekking heeft op de uitleg van internationaalrechtelijke verplichtingen ligt het voor de hand dat deze – vanaf datum inwerkingtreding – wordt betrokken bij alle lopende procedures.

De wijziging in de tweede alinea van B7/3.8.1 Vc is bedoeld als verduidelijking ten opzichte van de eerste alinea.

De wijziging in de één na laatste alinea van B7/3.8.1 is redactioneel van aard.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, voor deze, de directeur-generaal Vreemdelingenzaken, J.C. Goet

Naar boven