Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 6 september 2016, nr. WJZ/16125101, houdende tijdelijke vrijstelling van artikel 4, derde lid, van het Besluit gebruik meststoffen en van artikel 28, eerste lid, onderdeel b, onder 1, van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet (Tijdelijke vrijstellingsregeling inzaai groenbemesters en winterkoolzaad en uitrijden drijfmest en vloeibaar zuiveringsslib 2016)

De Staatssecretaris van Economische Zaken, handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu;

Gelet op artikel 64, tweede en derde lid, van de Wet bodembescherming en artikel 38, eerste en derde lid, van de Meststoffenwet;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

bouwland:

hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van het Besluit gebruik meststoffen.

Artikel 2

  • 1. Van 1 tot en met 15 september 2016 wordt voor bouwland vrijstelling verleend van het verbod, bedoeld in artikel 4, derde lid, van het Besluit gebruik meststoffen, indien:

    • a. uiterlijk op 16 september 2016 op de desbetreffende grond winterkoolzaad voor zaadwinning in het jaar 2017 wordt gezaaid, of

    • b. een gewas wordt geteeld dat behoort tot de gewasgroep ‘groenbemesters’ van Bijlage A, tabel 1, van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwland op zand of lössgrond waarop in 2016 snijmaïs is geteeld.

Artikel 3

Van artikel 28, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet wordt vrijstelling verleend voor wat betreft het moment waarop het inzaaien van de groenbemester moet hebben plaatsgevonden, met dien verstande dat het inzaaien niet later mag plaatsvinden dan 16 september 2016.

Artikel 4

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 september 2016. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 augustus 2016, treedt deze regeling in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 september 2016.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 16 september 2016.

Artikel 5

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke vrijstellingsregeling inzaai groenbemesters en winterkoolzaad en uitrijden drijfmest en vloeibaar zuiveringsslib 2016.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 6 september 2016

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

TOELICHTING

1. Aanleiding en doel

Op 17 augustus 2016 heeft Cumela Nederland de Staatssecretaris van Economische Zaken verzocht de uitrijdperiode van drijfmest en vloeibaar zuiveringsslib uit te stellen tot 16 september, maar liever 1 oktober, voor zowel bouwland als grasland. Het verzoek van Cumela dat wordt ondersteund door de Nederlandse Vakbond Varkenshouders (NVV), hangt samen het probleem dat akkerbouwers ervaren als door uitgelopen oogstwerkzaamheden in augustus het uitrijden van drijfmest en vloeibaar zuiveringsslib in augustus in de knel komt. In het algemeen is uitrijden van deze meststoffen op bouwland volgens artikel 4, derde lid, van het Besluit gebruik meststoffen (hierna: Bgm) vanaf 1 augustus (tot en met 15 februari) niet meer toegestaan. Deze meststoffen mogen echter volgens dit besluit (artikel 4, vierde lid) wel worden gebruikt als uiterlijk op 1 september een groenbemester of winterkoolzaad voor de zaadwinning in het volgende jaar wordt ingezaaid. Daarmee kan dan de stikstofgebruiksnorm van de groenbemester of het winterkoolzaad worden ingevuld. Deze gebruiksnorm kan in de maand augustus volgens het Bgm ook worden gevuld met vaste dierlijke mest of steekvast zuiveringsslib (artikel 4, eerste lid).

Een groenbemester kan altijd worden gezaaid, maar als deze later dan 1 september wordt ingezaaid, dan kan de stikstofgebruiksnorm voor de groenbemester alleen nog worden ingevuld als er een vrijstelling komt van het bepaalde in de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet (hierna: Urm). In deze regeling (artikel 28, eerste lid, onderdeel b) staat 1 september als uiterste inzaaidatum om de stikstofgebruiksnorm van groenbemesters uit bijlage A van dezelfde regeling (25 tot 60 kg per hectare, afhankelijk van type groenbemester en grondsoort) toe te passen.

De stikstofgebruiksnorm die voor de winterteelt van winterkoolzaad voor de zaadwinning in het volgende jaar (te geven voor 31/12) is opgenomen in bijlage A van de Urm (36 of 45 kg per hectare, afhankelijk van grondsoort), kan na de maand augustus nog worden ingevuld met kunstmeststikstof tot en met 15 oktober (artikel 4a, eerst en derde lid, Bgm) en met vaste mest of steekvast zuiveringsslib tot 31 december op klei- of veengrond.

2. Inhoud en voorwaarden vrijstelling

In deze vrijstelling wordt toegestaan om tot en met 15 september 2016 drijfmest of vloeibaar zuiveringsslib op bouwland toe te passen. Aan deze vrijstelling is de voorwaarde verbonden dat uiterlijk op 16 september winterkoolzaad voor zaadwinning of een groenbemester moet worden ingezaaid.

In alle situaties blijft gelden dat met dit uitstel de totale stikstofgebruiksruimte en fosfaatgebruiksruimte op bedrijfsniveau niet mag worden overschreden.

De vrijstelling voor bouwland geldt niet voor het bouwland op zand- en lössgrond waarop in 2016 snijmaïs is geteeld. Daarvoor bestaat de verplichting een vanggewas te telen direct aansluitend op de teelt van snijmaïs (Bgm, artikel 8a) om het nog in de bodem aanwezige nitraat op te nemen. Dit vanggewas, dat een (aangewezen) groenbemester is, is uitgesloten van de toepassing van de stikstofgebruiksnorm voor groenbemesters (Urm, artikel 28, eerste lid, sub a). In dit geval is het niet wenselijk als extra drijfmest en vloeibaar zuiveringsslib aan deze percelen wordt toegevoegd.

3. Gevolgen voor het milieu

Vanwege het risico op nitraatuitspoeling in nazomer, herfst en winter bevat de mestregelgeving beperkingen aan de periode waarin meststoffen mogen worden gebruikt. Ze zijn noodzakelijk om de doelen van de Nitraatrichtlijn in grondwater en op langere termijn van de Kaderrichtlijn Water in oppervlaktewater te realiseren.

In het algemeen geldt dat de totale gebruiksruimte van stikstof en fosfaat door het uitstel van de uitrijdperiode van drijfmest en vloeibaar zuiveringsslib niet leidt tot verhoging van deze gebruiksruimte. Er wordt dus niet meer mest uitgereden dan op basis van het bemestingsplan.

Het risico van uitspoeling op bouwland vermindert door het inzaaien van een groenbemester, die in staat is veel stikstof uit de bodem op te nemen. De voorwaarde is dan wel dat een groenbemester voldoende tijd moet krijgen om stikstof op te nemen. Daarom dient een groenbemester tot zeker acht weken na de datum van inzaaien op het land te blijven. Daarvoor zijn in artikel 28, het eerste lid, onderdeel b, van de Urm voorwaarden opgenomen. Het risico op uitspoeling bij de inzaai van winterkoolzaad zal niet groter zijn dan het risico bij groenbemesters. Het is een gewas dat bovendien tot en met het volgende groeiseizoen in 2017 blijft staan.

De groeiomstandigheden voor groene gewassen op het land lijken gunstig in de periode tot half september. De temperaturen overdag liggen volgens het KNMI in de laatste weken van augustus iets boven of rond 20°C en in ieder geval in de eerste week van september rond 20°C. Er is voldoende vocht aanwezig in de bodem. Een begin september ingezaaide groenbemester of winterkoolzaad heeft daardoor gunstige kiem- en groeiomstandigheden en is daardoor in staat om op korte termijn nitraat aan de bodem te onttrekken. Voor jonge kiemende planten is het echter wel belangrijk dat er ook voedingsstoffen in het bovenste deel van de teeltlaag aanwezig zijn. Het in deze vrijstelling opgenomen uitstel van de stikstofgift via drijfmest of vloeibaar zuiveringsslib op bouwland leidt onder deze omstandigheden tot minder uitspoelingsverliezen dan bij de lagere gemiddelde temperaturen van het langjarige gemiddelde rond 1 september.

Bovendien is het areaal dat ingezaaid gaat worden met groenbemesters en winterkoolzaad, relatief gering (tot 10.000 hectare). Ook dat werkt eraan mee dat door deze vrijstelling de totale (extra) uitspoelingsverliezen bij gebruik van drijfmest of vloeibaar zuiveringsslib op bouwland tot en met 15 september 2016 gering zijn.

In de monitoring die in Nederland plaatsvindt, zullen de effecten van deze vrijstelling niet apart zijn af te leiden. Wel komen de effecten tot uiting in de totale effecten die via de monitoring worden vastgelegd.

4. Technische commissie bodem

Overeenkomstig artikel 64 van de Wet bodembescherming is advies gevraagd aan de TCB. Dit advies uitgebracht op 29 augustus 2016 (TCB 2016-2). Uitgangspunt voor deze vrijstelling zijn het advies van de TCB en het verzoek van de Tweede Kamer serieus te overwegen uitstel op het uitrijdverbod te verlenen (d.d. 19 augustus 2016, kenmerk 2016Z15415).

De TCB ziet geen redenen voor het verlengen van de uitrijdperiode voor dierlijke mest en adviseert geen uitstel te verlenen voor het uitrijdverbod van dierlijke mest. Het is daarentegen volgens haar niet bezwaarlijk de inzaaiperiode voor groenbemesters met twee weken te verlengen tot 15 september 2016, waarbij een beperkte hoeveelheid kunstmest als enige geschikte startbemesting wordt gezien. Groenbemesters hebben namelijk slechts een beetje stikstof nodig na het ontkiemen van het zaad, om op gang te komen.

De TCB constateert dat de gegevens van het KNMI laten zien dat maart en april landelijk gemiddeld enigszins aan de koude kant waren, maar dit is niet extreem te noemen. Juni 2016 was wel een extreem natte maand, met grote verschillen tussen de regio’s. Met name delen van zuidoost Nederland hadden te kampen met grote hoeveelheden neerslag. Half augustus was de verwachting dat het weer eind augustus wisselvallig zou zijn, hetgeen oogstwerkzaamheden zou bemoeilijken. Maar dit blijkt vooralsnog niet het geval; eind augustus is droog en zonnig.

De TCB constateert ten aanzien van het gebruik van dierlijke mest in het najaar dat bij aanwending ervan de kans groot is dat niet alle toegediende stikstof kan worden opgenomen en uitspoelt. De reden is dat aan het eind van de zomer de groeisnelheid van akkerbouwgewassen nihil en van gras gering is. Het bemestingsadvies is dan ook om na half augustus op grasland geen dierlijke mest meer toe te passen. Organische meststoffen zoals dierlijke mest dragen maar beperkt bij aan de grasgroei, waardoor de werkingscoëfficiënt laag is bij toediening in het najaar.

5. Regeldruk

Deze regeling brengt geen materiële wijzigingen aan in verplichtingen, maar ziet slechts op het verschuiven van data. Uit deze regeling vloeit dan ook geen regeldruk voort.

6. Uitvoerings- en handhavingslasten

Uitvoering van deze maatregel geschiedt door RVO.nl. De handhaving geschiedt door de Nederlandse Voedsel- en Waren Autoriteit (NVWA) en de politie (zichtcontroles). Deze regeling leidt tot uitvoerings- en handhavingslasten. Voor deze vrijstellingsregeling moet RVO.nl communicatiegegevens op de website en instructies voor medewerkers aanpassen. De totale eenmalige uitvoeringskosten bedragen € 1.000. Er zijn geen wijzigingen in de structurele uitvoeringskosten voorzien. De NVWA zal voor de handhaving van deze vrijstellingsregeling werkinstructies moeten aanpassen en medewerkers instrueren. De eenmalige kosten daarvan bedragen € 1.000. Er zijn geen wijzigingen in de structurele handhavingskosten voorzien.

7. Inwerkingtreding en vaste verandermomenten

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 september 2016 en vervalt met ingang van 16 september 2016. Daarmee wordt afgeweken van het kabinetsbeleid van vaste verandermomenten voor regelgeving. Omdat onderhavige regeling aanmerkelijke ongewenste nadelen voorkomt en spoedig inwerking moet treden om effectief te kunnen zijn, is afwijking van de vaste verandermomenten echter toegestaan (Ar 174).

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

Naar boven