Wijziging instemmingsbesluit winningsplan zoutwinning Havenmond, Ministerie van Economische Zaken

DGETM/EO/16101252

1. Procesverloop

Met het instemmingsbesluit van 12 mei 2015, kenmerk DGETM/EM/13005869, (hierna: het instemmingsbesluit) heeft de Minister van Economische Zaken, onder voorschriften en beperkingen, ingestemd met het winningsplan Havenmond van Frisia Zout B.V. (hierna: Frisia) van 14 december 2012.

In artikel 15 van het instemmingbesluit is bepaald dat in het winningsplan voor de periode na 1 januari 2016 uitgegaan wordt van een richtscenario voor de gebruiksruimte waarbij rekening is gehouden met een verwachtingswaarde voor de zeespiegelstijging. Voor 1 januari 2016 stelt de Minister van Economische Zaken op basis van een evaluatie de gebruiksruimte voor een periode van vijf jaar opnieuw vast, gebruikmakend van de nieuwe verwachtingswaarden voor de zeespiegelstijging. Deze evaluatie en de eventuele bijstelling van de gebruiksruimte zal vervolgens gedurende de zoutwinning in een cyclus van vijf jaar worden uitgevoerd. De uitkomsten kunnen leiden tot bijstelling van het winningsplan, aldus artikel 15.

Ingevolge artikel 15 van het instemmingsbesluit is aan TNO Adviesgroep EZ (hierna: TNO) door de Minister van Economische Zaken (hierna: EZ) opdracht gegeven om voor de delfstofwinning onder de Waddenzee te komen tot een geactualiseerd beleidsscenario voor de zeespiegelstijging. Op basis hiervan stelt de Minister van EZ, middels dit besluit tot wijziging van het instemmingsbesluit, de gebruiksruimte vast voor de periode 2016-2021.

2. Juridisch kader

In artikel 36, derde lid, van de Mijnbouwwet is bepaald dat de Minister van EZ, voor zover hier van belang, beperkingen en voorschriften kan wijzigen indien dat gerechtvaardigd wordt door de in het eerste lid van dat artikel genoemde gronden.

Uit artikel 36, eerste lid, volgt dat de Minister van EZ de beperkingen of voorschriften kan wijzigen indien:

  • a. dat in het belang is van het planmatig beheer van voorkomens van delfstoffen;

  • b. in verband met het risico van schade ten gevolge van beweging van de aardbodem, voor zover het winning van delfstoffen niet geschiedt in het continentaal plat of onder de territoriale zee vanuit een voorkomen dat is gelegen aan de zeezijde van de bijlage bij deze wet vastgelegde lijn, tenzij de Minister van EZ anders heeft bepaald.

Met het oog op het bepaalde in artikel 36, eerste lid, onderdeel b, is artikel 15 in het instemmingsbesluit opgenomen.

Het wijzigingsbesluit is bezien in het licht van het bepaalde in artikel 36, eerste lid, onderdeel b, van de Mijnbouwwet. Tevens is bezien of de wijziging van het instemmingsbesluit er niet toe leidt dat niet langer wordt voldaan aan de randvoorwaarden opgenomen in de PKB Waddenzee (januari 2007) zoals die opgenomen zijn in paragraaf 2, onder b, van het instemmingsbesluit.

Uit artikel 36, derde lid, laatste volzin, gelezen in samenhang met artikel 34, vierde lid, derde volzin, volgt dat afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing is indien het een besluit betreft inzake wijziging van een besluit omtrent instemming met een winningsplan.

3. Overwegingen

3.1. Advies TNO over zeespiegelstijging

Op basis van bovengenoemde opdracht heeft TNO op 27 juni 2016 advies uitgebracht (kenmerk: AGE 16-10.066) over het beleidsscenario voor de zeespiegelstijging voor delfstofwinning onder de Waddenzee. TNO heeft hierbij onder andere gebruik gemaakt van de door Deltares, KNMI en HKV uitgevoerde studies van januari 2014 en februari 2015 van de zeespiegelstijging voor de Nederlandse kust, en de door het Expertise Netwerk Waterveiligheid hierop uitgevoerde review van december 2015.

Het door TNO geadviseerde geactualiseerde beleidsscenario voor de zeespiegelstijging van de Waddenzee per 1.1.2016 luidt:

De snelheid van relatieve zeespiegelstijging (Z):

tot 2021:

 

Z(J) = Z(2007) + (J – 2007)*A1

 

met

Z(2007) = 2,181 mm/jaar

 

en

A1 = 0,0.076 mm/(jaar)2

     

m.i.v. 2021

 

Z (J) = Z(2021) + (J – 2021)*A2

 

met

A2 = 0,058 mm/(jaar)2

De waarden voor Z(J) gelden aan het begin van het kalenderjaar J.

De coëfficiënten A1 en A2 representeren acceleratie in de zeespiegelstijging.

 

Het scenario-gedeelte ‘m.i.v. 2021’ wordt tot 1.1.2021 beschouwd als een richtscenario. Per die datum zal op grond van de dan bestaande informatie en inzichten over het gedrag van de zeespiegel het scenario voor (tenminste) de dan komende 5 jaar worden vastgesteld, alsmede een nieuw richtscenario voor de periode daarna, etc.

3.2. Gebruiksruimte en compartimentering

De Minister van EZ stelt hierbij – op basis van het per 1 januari 2016 te hanteren beleidsscenario voor de zeespiegelstijging, zoals uiteengezet in het TNO-advies van 27 juni 2016 (kenmerk: AGE 16-10.066) – de gebruiksruimte vast voor de kombergingsgebieden Vlie en Marsdiep voor de periode van 1 januari 2016 tot 1 januari 2021.

Gelet op het bovenstaande worden de figuren opgenomen in paragraaf 5.2.2.5 van het instemmingsbesluit, waarin voor de kombergingsgebieden Vlie (Figuur 1a) en Marsdiep (Figuur 1b) de gebruiksruimte voor delfstofwinning onder het betreffende gebied wordt getoond, als volgt gewijzigd:

Figuur 1a. Gebruiksruimte voor inpassen delfstofwinning voor kombergingsgebied Vlie

Figuur 1a. Gebruiksruimte voor inpassen delfstofwinning voor kombergingsgebied Vlie

Figuur 1b. Gebruiksruimte voor inpassen delfstofwinning voor kombergingsgebied Marsdiep

Figuur 1b. Gebruiksruimte voor inpassen delfstofwinning voor kombergingsgebied Marsdiep

Op basis van bovenstaande wordt de ‘Figuur compartimentering gebruiksruimte voor inpassen zout- en gaswinning voor kombergingsgebied Vlie’, zoals opgenomen in paragraaf ‘5.2.2.7 Compartimentering’ van het instemmingsbesluit, als volgt gewijzigd:

Figuur 2. Compartimentering gebruiksruimte voor inpassen zout- en gaswinning voor kombergingsgebied Vlie

Figuur 2. Compartimentering gebruiksruimte voor inpassen zout- en gaswinning voor kombergingsgebied Vlie

Gelet op het bovenstaande is in artikel 5 aan Frisia de verplichting opgelegd om binnen 6 maanden na het onherroepelijk worden van dit besluit, in de technische bijlage van het meet- en regelprotocol, de gebruiksruimtefiguur met de verwachte bodemdalingssnelheid door de zoutwinning en de reservering voor de gaswinning, in overeenstemming te brengen met de waarden uit het instemmingsbesluit en het onderhavige wijzigingsbesluit.

3.3. Evaluatie gebruiksruimte

Vóór 1 januari 2021 zal een volgende evaluatie en vaststelling van de gebruiksruimte (weer voor een periode van vijf jaar) plaatsvinden, gebruikmakend van de dan geldende verwachtingen voor de zeespiegelstijging.

Op dit moment wordt voor het richtscenario voor de gebruiksruimte voor de periode vanaf 1 januari 2021 uitgegaan van het door TNO in haar advies genoemde richtscenario voor de zeespiegelstijging. TNO heeft daarbij aangesloten bij de onzekerheidsbandbreedte van de beide recente KNMI-scenario’s voor de stijging van de zeespiegel. Het tot nu toe gehanteerde richtscenario was gebaseerd op een grotere versnelling voor de zeespiegelstijging dan waar de recente KNMI-scenario’s vanuit gaan. Dit leidt vanaf 2021 tot een minder snelle afname van de gebruiksruimte voor delfstofwinning onder de Waddenzee. Bij de volgende herziening van de gebruiksruimte (vóór 2021) zal, mede op basis van de dan meest recente KNMI-scenario’s, ook het richtscenario opnieuw worden bezien.

Met het oog op het bovenstaande is in dit besluit artikel 15 van het instemmingsbesluit gewijzigd.

3.4. Periode waarvoor de instemming geldt

In het instemmingsbesluit met het winningsplan Havenmond (met een looptijd tot 2052), is de periode van instemming, op basis van het toen geldende beleidsscenario voor de zeespiegelstijging, beperkt tot het jaar 2036. Op basis van het geactualiseerde beleidsscenario voor de zeespiegelstijging zoals uiteengezet in het TNO-advies van 27 juni 2016, vervalt de noodzaak voor deze beperking. De Minister van EZ stemt, op basis van het geactualiseerde beleidsscenario voor de zeespiegelstijging in combinatie met het “Hand aan de Kraan” principe, in dit besluit in met het winningsplan Havenmond voor de aangevraagde winningsduur (tot het jaar 2052). Doordat het aandeel van de gebruiksruimte in de komberging Vlie als gevolg van de jaarlijkse zoutproductie van Frisia 0,99 millimeter per jaar bedraagt, is uit figuur 2 af te leiden dat Frisia – teneinde binnen de gebruiksruimte voor zoutwinning te blijven – vanaf 2044 haar zoutproductie dient te reduceren. Verder dient vóór 1 januari 2021 een volgende evaluatie en vaststelling van de gebruiksruimte (voor weer een periode van vijf jaar) plaats te vinden, waarvan de uitkomst kan leiden tot aanpassing van het instemmingsbesluit.

Met het oog hierop is in dit besluit artikel 2 van het instemmingbesluit gewijzigd.

4. Conclusie

Het advies van TNO geeft mij aanleiding om het instemmingsbesluit van 12 mei 2015, kenmerk DGETM/EM/13005869, met het winningsplan Havenmond van Frisia Zout B.V. (hierna: Frisia) van 14 december 2012 te wijzigen. De gebruiksruimte wordt vastgesteld voor de periode 2016-2021.

Gelet op het voorgaande concludeer ik dat met de wijziging van het instemmingsbesluit, gelezen in samenhang met het niet-gewijzigde deel van het instemmingsbesluit, waaronder de toepassing van het “Hand aan de Kraan” principe zoals dat is toegelicht is in paragraaf 5.2.2.6 van het instemmingsbesluit, nog steeds is geborgd dat wetenschappelijk gezien redelijkerwijs geen twijfel bestaat dat de winning van zout in gebied Havenmond geen schadelijke gevolgen zal hebben voor de natuur- en landschapswaarden van de Waddenzee. Het risico van schade ten gevolge van bodembeweging is hiermee eveneens voldoende beperkt.

Gelet op artikel 36, derde lid, van de Mijnbouwwet;

Besluit:

ARTIKEL I

Het besluit van 12 mei 2015, kenmerk DGETM/EM/13005869, tot instemming met het winningsplan Havenmond van Frisia Zout B.V. van 14 december 2012, wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

Instemming met het in artikel 1 genoemde winningsplan wordt gegeven tot het jaar 2052.

B

Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5

Frisia Zout B.V. actualiseert binnen 6 maanden na het onherroepelijk worden van dit besluit, in de technische bijlage van het meet- en regelprotocol, de gebruiksruimtefiguur met de verwachte bodemdalingssnelheid door de zoutwinning en de reservering voor de gaswinning, in overeenstemming met de waarden uit het instemmingsbesluit van 12 mei 2015 en het wijzigingsbesluit daarop.

C

In artikel 15 wordt het volgende gewijzigd:

1. In de eerste volzin wordt ”na 1 januari 2016” vervangen door: na 1 januari 2021.

2. In de tweede volzin wordt ”Vóór 1 januari 2016” vervangen door: Vóór 1 januari 2021.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt, met toepassing van artikel 20.5, eerste lid, van de Wet milieubeheer, in werking met ingang van de dag na die waarop het is bekendgemaakt en werkt terug tot en met 1 januari 2016.

ARTIKEL III

Dit besluit wordt bekendgemaakt door toezending aan de aanvrager. Van dit besluit wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

De Minister van Economische Zaken H.G.J. Kamp

Tegen dit besluit kan degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken binnen 6 weken na de dag waarop dit besluit is verzonden een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Minister van Economische Zaken, directie Wetgeving en Juridische Zaken, Postbus 20401, 2500 EK te 's-Gravenhage. Dit besluit is verzonden op de in de aanhef vermelde datum.

Dit besluit zal voorts overeenkomstig artikel 6:19, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht onverwijld worden medegedeeld aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, bij wie de beroepen aanhangig zijn tegen het besluit van 12 mei 2015, kenmerk DGETM/EM/13005869. De beroepen die tegen voornoemd besluit van 12 mei 2015 zijn ingesteld, hebben op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van rechtswege mede betrekking op dit besluit. Bezwaarschriften die tegen dit besluit worden ingediend, zullen overeenkomstig artikel 6:19, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht worden doorgezonden naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State ter behandeling als beroepschrift.

Naar boven