Gemeenschappelijke Regeling Cocensus 2e wijziging

Logo Haarlemmermeer

Gemeenschappelijke Regeling Cocensus

 

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Haarlem, Haarlemmermeer, Hillegom, Beverwijk, Oostzaan, Wormerland, Alkmaar, Bergen, Heerhugowaard, Langedijk en Den Helder, ieder voor zoveel zijn bevoegdheden betreft;

overwegende: dat het gewenst is hun samenwerking bij het beheer en de uitvoering van vastgoedinformatie, heffing en invordering van gemeentelijke belastingen en de uitvoering van de Wet Waardering onroerende zaken, voort te zetten op basis van een gemeenschappelijke regeling;

 

gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen;

gelet op de artikelen 7, 8 en 40 van de Archiefwet 1995 en artikel 6 van het Archiefbesluit 1995;

 

 

besluiten:

 

vast te stellen de:

 

2e wijziging van de gemeenschappelijke regeling Cocensus 2015.

 

 

ARTIKEL I

 

De artikelen 1 tot en met 28 worden vervangen door:

 

HOOFDSTUK I Begripsbepalingen

 

Artikel 1 Definities

In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

Wet: Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr);

regeling: Gemeenschappelijke regeling Cocensus;

dagelijks bestuur: dagelijks bestuur van Cocensus;

algemeen bestuur: algemeen bestuur van Cocensus;

deelnemers: de aan de regeling deelnemende gemeenten Haarlem, Haarlemmermeer, Hillegom, Beverwijk, Oostzaan, Wormerland, Alkmaar, Bergen, Heerhugowaard, Langedijk en Den Helder;

vertegenwoordigende organen van de deelnemers: de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten;

inspecteur: de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar van Cocensus, als bedoeld in artikel 232, vierde lid, sub a, van de Gemeentewet;

ontvanger: de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar van Cocensus, als bedoeld in artikel 232, vierde lid, sub b, van de Gemeentewet;

ambtenaar van Cocensus: de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar van Cocensus, als bedoeld in artikel 232, vierde lid, sub c, van de Gemeentewet;

belastingdeurwaarder: de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar van Cocensus als bedoeld in artikel 232, vierde lid, sub d, van de Gemeentewet.

   

HOOFDSTUK II Het openbaar lichaam

 

Artikel 2 Het openbaar lichaam Cocensus

Er is een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam genaamd “gemeenschappelijke regeling Cocensus”, hierna te noemen “Cocensus”.

Cocensus is gevestigd te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer.

Het gebied waarvoor deze regeling geldt omvat het grondgebied van de deelnemers.

 

 

HOOFDSTUK III Belangen en bevoegdheden

 

Artikel 3 Te behartigen belangen

1. De regeling wordt getroffen in het belang van een zo doelmatig mogelijk beheer en uitvoering van werkzaamheden met betrekking tot:

  • 1.

    de heffing en de invordering van gemeentelijke belastingen, heffingen en rechten;

  • 2.

    de uitvoering van kwijtschelding;

  • 3.

    de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken, waaronder tevens wordt begrepen de administratie van vastgoedgegevens en het verstrekken van vastgoedgegevens aan de deelnemers en derden.

2. Cocensus kan de deelnemers adviseren omtrent de voorbereiding en opstelling van belastingbeleid en belastingverordeningen.

 

Artikel 4 Bevoegdheden

  • 1.

    Ter behartiging van de in artikel 3 genoemde belangen dragen de deelnemers aan Cocensus de bevoegdheden over, welke benodigd zijn voor de uitvoering van de werkzaamheden met betrekking tot:

de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen, heffingen en rechten als genoemd in bijlage 1;

de uitvoering van kwijtschelding voor de gemeentelijke belastingen, heffingen en rechten als genoemd in bijlage 1;

de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken, waaronder tevens wordt begrepen de administratie van vastgoedgegevens en het verstrekken van vastgoedgegevens aan de deelnemers en derden.

  • 1.

    De colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemers geven elkaar wederzijdse toestemming om de bevoegdheid tot de heffing en de invordering en tot kwijtschelding van andere belastingen, heffingen en rechten dan bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, over te dragen aan Cocensus. Het Dagelijks bestuur neemt de bevoegdheden als bedoeld in de vorige volzin op in bijlage 1 bij deze regeling en zendt deze aan de deelnemers en Gedeputeerde Staten.

  • 2.

    Aan Cocensus worden geen verordenende bevoegdheden toegekend.

 

  • 1.

    De deelnemers dragen in dit kader het beheer van de archieven die ontstaan vanuit de primaire processen aan Cocensus op. Het dagelijks bestuur kan na advies van de archivaris van Cocensus, ten aanzien van deze archieven besluiten tot vervanging en vernietiging.

  • 2.

    De werkzaamheden worden nader geduid in mantel- en dienstverleningsovereenkomsten.

 

 

HOOFDSTUK IV Bestuursorganen

 

Artikel 5 Bestuursorganen

Het bestuur van Cocensus bestaat uit:

het algemeen bestuur;

het dagelijks bestuur;

de voorzitter.

    HOOFDSTUK V Het algemeen bestuur

 

Artikel 6 Samenstelling

Aan het hoofd van Cocensus staat het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur bestaat uit elf leden.

Elk van de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemers wijst uit zijn midden één lid aan die hem in het algemeen bestuur vertegenwoordigt, alsmede een plaatsvervangend lid, dat het lid bij verhindering vervangt.

De stemverhouding wordt vastgesteld aan de hand van de jaarlijkse bijdrage aan Cocensus, met dien verstande dat iedere deelnemer met een bijdrage van meer dan € 3 miljoen 5 stemmen, met een bijdrage van ≥ € 2 miljoen en ≤ € 3 miljoen 4 stemmen, met een bijdrage van ≥ € 1 miljoen en < € 2 miljoen 3 stemmen, met een bijdrage van ≥ € 500.000 en < € 1 miljoen 2 stemmen en met een bijdrage van minder dan € 500.000 1 stem heeft.

Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt van rechtswege zodra men ophoudt burgemeester of wethouder van de desbetreffende deelnemende gemeente te zijn.

Indien tussentijds een plaats van een lid van het algemeen bestuur vacant of beschikbaar komt, wijst het college van burgemeester en wethouders van de deelnemer die het aangaat, in zijn eerstvolgende vergadering, of zo dit niet mogelijk is, ten spoedigste daarna een nieuw lid aan.

Hij die ter vervulling van een tussentijdse vacature als lid van het algemeen bestuur wordt benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden.

Een lid van het algemeen bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij deelt zijn ontslag mede aan de deelnemer die het aangaat. De betreffende deelnemer doet mededeling van het ontslag aan het algemeen bestuur. Het lid houdt zitting in het algemeen bestuur totdat in de opvolging is voorzien.

 

Artikel 7 Werkwijze

  • 1.

    Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks ten minste tweemaal en voorts zo vaak als de voorzitter of het dagelijks bestuur dat nodig oordeelt of ten minste één vijfde van het aantal deelnemers daarom schriftelijk en met opgaaf van redenen verzoekt.

  • 2.

    De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.

  • 3.

    De deuren worden gesloten wanneer tenminste één vijfde van de aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 4.

    Het algemeen bestuur besluit vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  • 5.

    Het algemeen bestuur besluit met meerderheid van stemmen. Bij het staken van de stemmen beslist de voorzitter.

  • 6.

    Voor het inhoudelijk wijzigen van de doelstelling van de regeling ingevolge artikel 3 of van de uitgangspunten voor de kostentoerekening ingevolge artikel 18, tweede lid, juncto artikel 20, is in afwijking van het vijfde lid, een twee derde meerderheid vereist.

  • 7.

    Het algemeen bestuur stelt met inachtneming van de bepalingen van deze regeling een reglement van orde voor zijn vergaderingen vast. Dit reglement wordt ter kennis gebracht van de deelnemers.

  • 8.

    De vergadering van het algemeen bestuur wordt niet geopend voordat meer dan de helft van het aantal leden van het algemeen bestuur aanwezig is.

  • 9.

    Indien ingevolge het achtste lid de vergadering niet kan worden geopend, belegt de voorzitter, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering tegen een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen.

  • 10.

    Op de vergadering, bedoeld in het negende lid, is het achtste lid niet van toepassing. Het algemeen bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het negende lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien meer dan de helft van de bestuursleden aanwezig is.

 

Artikel 8 Bevoegdheden

Voor zover de bevoegdheden niet bij deze regeling aan het dagelijks bestuur of de voorzitter zijn toegekend, behoren tot de bevoegdheden van het algemeen bestuur, onverminderd het bepaalde in artikel 33, eerste lid, van de Wet, onder meer:

het vaststellen en wijzigen van de begroting;

het vaststellen van de rekening;

het vaststellen van de organisatiestructuur;

het aangaan van geldleningen en van rekening-courant overeenkomsten;

het uitlenen van gelden;

het vaststellen van de bijdragen van de deelnemers in Cocensus als bedoeld in artikel 18a en de wijze van betaling daarvan.

 

Artikel 9 Informatie- en verantwoordingsplicht

Een lid van het algemeen bestuur verstrekt de deelnemer die hem heeft aangewezen alle inlichtingen die door één of meer leden van het bestuur van die deelnemer worden gevraagd.

Een lid van het algemeen bestuur kan door het college van burgemeester en wethouders dat hem heeft aangewezen te allen tijde ter verantwoording worden geroepen voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

Een verzoek om inlichtingen te verschaffen of verantwoording af te leggen kan uitsluitend worden geweigerd indien dit in strijd zal zijn met de belangen, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur.

Een lid van het algemeen bestuur dat niet langer het vertrouwen geniet van het college van burgemeester en wethouders dat hem heeft aangewezen, kan door dat college als lid van het algemeen bestuur worden ontheven. In dat geval draagt dat college er zorg voor dat zo spoedig mogelijk een nieuw lid wordt aangewezen.

Het bepaalde in het eerste en tweede lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de raden van de deelnemende gemeenten.

Het bepaalde in de voorgaande leden is op plaatsvervangende leden van overeenkomstige toepassing.

 

  HOOFDSTUK VI Het dagelijks bestuur

 

Artikel 10 Samenstelling

  • 1.

    Het dagelijks bestuur bestaat uit:

    • 1.

      de voorzitter;

    • 2.

      vier leden, door het algemeen bestuur uit de in artikel 6 bedoelde leden aan te wijzen, met dien verstande dat de voorzitter en twee leden uit de deelnemers met drie of meer stemmen wordt aangewezen en twee leden uit de deelnemers met minder dan drie stemmen.

  • 2.

    De leden van het dagelijks bestuur treden als lid af op de dag waarop de zittingsperiode van de leden van het algemeen bestuur afloopt.

  • 3.

    Degene die tussentijds ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn, houdt tevens op lid van het dagelijks bestuur te zijn.

  • 4.

    Indien tussentijds een plaats in het dagelijks bestuur vacant of beschikbaar komt, wijst het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan. Gaat het openvallen van een plaats in het dagelijks bestuur gepaard met het openvallen van een plaats in het algemeen bestuur, dan wordt het aanwijzen van een nieuw lid van het dagelijks bestuur uitgesteld totdat de opengevallen plaats in het algemeen bestuur is bezet.

 

Artikel 11 Werkwijze

  • 1.

    Het dagelijks bestuur vergadert zo vaak als de voorzitter of een lid van het dagelijks bestuur daarom verzoekt.

  • 2.

    De vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn niet openbaar.

 

Artikel 12 Bevoegdheden

1. Tot de bevoegdheden van het dagelijks bestuur behoort, onverminderd het bepaalde in artikel 33, eerste lid, van de Wet, onder meer het voorbereiden van besluiten van het algemeen bestuur, alsmede het uitoefenen van het dagelijks bestuur van Cocensus, voor zover niet bij of krachtens wettelijke bepaling de voorzitter hiermede is belast.

2. Het dagelijks bestuur is in ieder geval bevoegd tot:

het nemen van conservatoire maatregelen;

het voeren van rechtsgedingen en het instellen van beroep;

uitoefening van de Archiefwet en het Archiefbesluit 1995 en van de bevoegdheden en verplichtingen die bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet, de Wet milieubeheer, de Wet waardering onroerende zaken zijn toegekend aan de Minister van Financiën, het bestuur van ’s Rijksbelastingdienst en de directeur, respectievelijk het college van burgemeester en wethouders of het dagelijks bestuur van de deelnemers;

het besluiten tot vervanging van de analoge archiefbescheiden door digitale reproducties waarna de papieren versies vernietigd kunnen worden;

het vaststellen van instructies en uitvoeringsregels voor de inspecteur, de ontvanger, de ambtenaar van Cocensus en de belastingdeurwaarder voor de uitoefening van hun bevoegdheden;

het stellen van nadere regels met betrekking tot de heffing en invordering van belastingen en rechten;

het geheel of gedeeltelijk oninbaar verklaren van de belasting en rechten;

het besluiten tot het aanbesteden van leveringen en diensten;

het besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van Cocensus;

het doen van aangifte van strafbare feiten, waarvan het kennis heeft genomen.

 

Artikel 13 Informatie- en verantwoordingsplicht

Het dagelijks bestuur geeft het algemeen bestuur alle inlichtingen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan het algemeen bestuur verantwoording schuldig over het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur.

Het reglement van orde van het algemeen bestuur houdt bepalingen in omtrent de wijze waarop de leden van het dagelijks bestuur de hier bedoelde inlichtingen verstrekken en verantwoording afleggen.

Het algemeen bestuur kan een lid van het dagelijks bestuur ontslaan als deze het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit.

Het dagelijks bestuur biedt het algemeen bestuur jaarlijks ter vaststelling een verslag aan over de werkzaamheden van Cocensus over het afgelopen jaar.

Het dagelijks bestuur zendt het verslag na vaststelling door het algemeen bestuur toe aan de colleges van de deelnemers en aan Gedeputeerde Staten van Noord-Holland respectievelijk Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland.

Over al hetgeen het openbaar lichaam betreft dient het dagelijks bestuur de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en het provincie bestuur desgevraagd van bericht en raad.

Het dagelijks bestuur doet mededeling van het in het zevende lid bedoelde verzoek en de inhoud daarvan aan de deelnemers.

 

HOOFDSTUK VII De voorzitter

 

Artikel 14 Algemene bepalingen

  • 1.

    Het algemeen bestuur wijst met toepassing van artikel 10, eerste lid, sub b, één van de in artikel 6 genoemde leden als voorzitter aan.

  • 2.

    Het algemeen bestuur wijst één van de in artikel 10, eerste lid, sub b, genoemde leden als plaatsvervangend voorzitter aan, die de voorzitter bij diens afwezigheid vervangt.

  • 3.

    De voorzitter vervult geen andere functies waarvan de uitoefening ongewenst is met het oog op de goede vervulling van zijn ambt of op handhaving van zijn onpartijdigheid en onafhankelijkheid, of van het vertrouwen daarin.

 

Artikel 15 Bevoegdheden

  • 1.

    De voorzitter is, onverminderd het bepaalde in artikel 33, eerste lid, van de Wet onder meer belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 2.

    Hij tekent de stukken die van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur uitgaan, tenzij hij aan de directeur het tekenen van bepaalde stukken heeft opgedragen.

  • 3.

    De voorzitter vertegenwoordigt Cocensus in en buiten rechte. Indien het college waarvan de voorzitter deel uitmaakt, partij is in een geding waarbij Cocensus is betrokken, oefent de plaatsvervangend voorzitter met betrekking tot dat geding deze bevoegdheid uit. Indien ook de deelnemer van welks bestuur de plaatsvervangend voorzitter deel uitmaakt bij dat geding betrokken is, wordt een ander lid van het bestuur gemandateerd om Cocensus met betrekking tot dat geding te vertegenwoordigen.

 

 

 

HOOFDSTUK VIII Ambtelijk apparaat

 

Artikel 16 Ambtelijk apparaat

Cocensus heeft een ambtelijk apparaat, met aan het hoofd een directeur.

Het dagelijks bestuur maakt voor de benoeming van de directeur een voordracht op.

Het dagelijks bestuur beslist omtrent benoeming, schorsing en ontslag van de directeur.

Het dagelijks bestuur regelt de bezoldiging van de directeur.

Het dagelijks bestuur regelt de vervanging van de directeur.

De directeur staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter bij de uitoefening van hun taak terzijde. Hij is in de vergaderingen van het algemeen en dagelijks bestuur aanwezig en heeft daarin een adviserende stem.

De directeur vervult tevens de functie van secretaris van het algemeen en dagelijks bestuur.

Met inachtneming van artikel 15, tweede lid, worden alle stukken, die van het algemeen of het dagelijks bestuur uitgaan door de directeur mede ondertekend.

De overige ambtenaren, alsmede het personeel werkzaam op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht, worden in dienst genomen, geschorst of ontslagen door het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur is bevoegd deze bevoegdheden aan de directeur te mandateren.

Het dagelijks bestuur wijst één of meer ambtenaren van Cocensus aan als inspecteur, ontvanger, ambtenaar van Cocensus en belastingdeurwaarder.

 

Artikel 16a Inspecteur

1. De inspecteur oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit die bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet, de Wet milieubeheer en de Wet waardering onroerende zaken zijn toegekend aan de inspecteur, respectievelijk de ambtenaar belast met de heffing van gemeentelijke belastingen van de deelnemers.

2. Bij de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in het eerste lid neemt de inspecteur de nadere regels van het dagelijks bestuur in acht en houdt hij rekening met de uitvoeringsregels die het dagelijks bestuur heeft geformuleerd ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheid.

 

Artikel 16b Ontvanger

1. De ontvanger oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit die bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet en de Wet milieubeheer zijn toegekend aan de ontvanger, respectievelijk de ambtenaar belast met de invordering van gemeentelijke belastingen van de deelnemers.

2. De ontvanger beslist niet tot het leggen van beslag en tot het voeren van een executieprocedure in eerste aanleg, in hoger beroep en in cassatie dan nadat hij het dagelijks bestuur van zijn voornemen op de hoogte heeft gesteld.

3. Bij de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in het eerste lid neemt de ontvanger de door de raad van de desbetreffende deelnemer vastgestelde kwijtscheldingsregels en de nadere regels van het dagelijks bestuur in acht, alsmede houdt hij rekening met de uitvoeringsregels van het dagelijks bestuur ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheid.

4. De ontvanger is bevoegd het dagelijks bestuur gemotiveerd te verzoeken tot het nemen van een besluit als bedoeld in artikel 12, tweede lid, sub f, van de regeling.

 

 

Artikel 16c Ambtenaar van Cocensus

1. De ambtenaar van Cocensus oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit die bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet, de Wet milieubeheer en de Wet waardering onroerende zaken zijn toegekend aan de ambtenaren van de Rijksbelastingdienst, respectievelijk de ambtenaar belast met de heffing of invordering van de deelnemers als bedoeld in artikel 231, tweede lid, sub d, van de Gemeentewet.

2. Bij de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in het eerste lid neemt de ambtenaar van Cocensus de nadere regels van het dagelijks bestuur in acht, alsmede houdt hij rekening met de uitvoeringsregels van het dagelijks bestuur ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheid.

 

Artikel 16d Belastingdeurwaarder

1. De belastingdeurwaarder oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit die bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet en de Wet milieubeheer zijn toegekend aan de belastingdeurwaarder.

2. Bij de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in het eerste lid neemt de belastingdeurwaarder de nadere regels van het dagelijks bestuur in acht, alsmede houdt hij rekening met de uitvoeringsregels van het dagelijks bestuur ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheid.

 

  HOOFDSTUK IX Begroting, rekening, bevoorschotting en kostentoerekening

 

Artikel 17 Administratie en controle

Het algemeen bestuur stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast.

Het algemeen bestuur neemt daarbij de geldende wet- en regelgeving in acht, in het bijzonder op de terreinen rechtmatigheid, verantwoording en controle, zoals vastgelegd in de Gemeentewet en het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten.

 

Artikel 17a  Algemene Financiële en beleidsmatige kaders

Het dagelijks bestuur zendt vóór 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten.

 

Artikel 18 Begroting

Het algemeen bestuur stelt de begroting van Cocensus vast uiterlijk 1 juli voorafgaande aan het jaar waarvoor deze geldt.

Het algemeen bestuur stelt, als onderdeel van de begroting, jaarlijks de uitgangspunten voor de toerekening van de kosten aan de producten vast.

Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting acht weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden toe aan de raden van de deelnemers.

De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de deelnemers voor een ieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld. Artikel 190, tweede en derde lid, van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

De raden van de deelnemers kunnen omtrent de ontwerpbegroting het dagelijks bestuur van hun gevoelen doen blijken. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin dit gevoelen is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

Nadat deze is vastgesteld, zendt het algemeen bestuur, zo nodig, de begroting aan de raden van de deelnemende gemeenten, die ter zake bij Gedeputeerde Staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

Het bepaalde in het tweede, vierde en vijfde lid, alsmede het bepaalde in artikel 192 van de Gemeentewet is mede van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting.

In afwijking van het bepaalde in het zes lid, worden wijzigingen op de begroting tot 5% van de jaarlijkse totale exploitatiekosten niet voorgelegd aan de deelnemers; het bepaalde in artikel 192, eerste lid, van de Gemeentewet blijft op dergelijke wijzigingen van toepassing.

 

Artikel 18a Bijdragen van gemeenten

1. Op basis van de bij de begroting vastgestelde uitgangspunten wordt in de begroting de voor een deelnemer verschuldigde bijdrage bepaald.

2. De deelnemende gemeente betaalt bij wijze van voorschot per kwartaal telkens 1/4 deel overeenkomstig het op grond van het eerste lid bepaalde bedrag.

3. De deelnemende gemeenten dragen er zorg voor dat het samenwerkingsverband te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen.

 

Artikel 19 Jaarrekening

  • 1.

    Van de inkomsten en uitgaven van Cocensus over het afgelopen jaar wordt vóór 1 april door het dagelijks bestuur verantwoording afgelegd aan het algemeen bestuur onder overlegging van de jaarrekening met de daarbij behorende bescheiden.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur voegt bij de jaarrekening een accountantsverklaring, een verslag van bevindingen en het jaarverslag.

  • 3.

    Het algemeen bestuur onderzoekt de jaarrekening over het afgelopen jaar en stelt haar vast vóór 1 juli, volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 4.

    De jaarrekening wordt met alle bijbehorende stukken vóór 15 juli, volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft, aan Gedeputeerde Staten aangeboden.

  • 5.

    Van de vaststelling van de jaarrekening doet het dagelijks bestuur mededeling aan de besturen van de gemeenten.

  • 6.

    De vaststelling van de jaarrekening strekt het dagelijks bestuur tot décharge, behoudens later in rechte gebleken onrechtmatigheden, ten aanzien van het daarin verwoorde financieel beheer.

 

Artikel 20 Kostentoerekening

1. In de jaarrekening wordt het door elk van de deelnemende gemeenten over het betreffende jaar werkelijk verschuldigde bedrag opgenomen.

2. Verrekening van het verschil tussen het op grond van artikel 18a, eerste lid, bepaalde en de werkelijk verschuldigde bijdrage, vindt plaats terstond na de kennisgeving aan de deelnemende gemeente van de vaststelling van de rekening.

 

 

HOOFDSTUK X Archivering

 

Artikel 21 Het archief

  • 1.

    Het dagelijks bestuur is belast met de zorg van de archieven aangaande de bedrijfsvoering van Cocensus.

  • 2.

    De adjunct directeur is verantwoordelijk voor het beheer van het bedrijfsvoeringsarchief van Cocensus alsmede voor de archieven die ontstaan vanuit de primaire taken van Cocensus.

 

  • 1.

    Als archivaris wordt door het dagelijks bestuur van Cocensus aangewezen: de directeur van het Noord-Hollands Archief. De archivaris is belast met het toezicht op de archieven die in beheer zijn bij Cocensus.

  • 2.

    Als de archiefbewaarplaats wordt door het dagelijks bestuur aangewezen: de (e-)depots van het Noord-Hollands Archief.

  • 3.

    De archiefregeling is verder uitgewerkt in een Archiefverordening en in een Besluit informatiebeheer.

  • 4.

    Bij de opheffing van Cocensus zal onder verantwoordelijkheid van het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de betrokken colleges van burgemeester en wethouders van de aan de  regeling deelnemende gemeenten, een projectorganisatie ingesteld worden die de verdeling en de overdracht van de belastingarchieven naar de verschillende gemeenten verzorgt.

  • 5.

    Bij de opheffing van Cocensus wordt het archief gericht op de bedrijfsvoering van Cocensus overgedragen naar de gemeente Haarlemmermeer. De gemeente Haarlemmermeer voert daarmee het semi statisch beheer uit en zorgt op termijn voor overbrenging naar het Historisch Archief.

 

  HOOFDSTUK XI Duur, wijziging, toetreding, uittreding en opheffing

 

Artikel 22 Duur van de regeling

De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

 

Artikel 23 Wijziging

Voor wijziging van de regeling is de instemming van twee derde van de deelnemers vereist.

Zowel het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur als elk der deelnemers is bevoegd tot het doen van voorstellen tot wijziging van de regeling.

 

Artikel 24 Toetreding

Voor toetreding tot de regeling is de unanieme instemming van de deelnemers vereist.

Het algemeen bestuur kan aan de toetreding voorwaarden verbinden.

 

Artikel 25 Uittreding

Voor uittreding uit de regeling wordt een opzegtermijn van ten minste één jaar in acht genomen. Gedurende drie jaren na de datum van toetreding tot de regeling is uittreding niet mogelijk.

Het voornemen tot uittreding wordt bij aangetekende kennisgeving aan de voorzitter van het bestuur medegedeeld.

Na ontvangst van de in het tweede lid vermelde kennisgeving wordt een in overleg met de uittredende deelnemer aan te wijzen onafhankelijke registeraccountant opdracht verleend een liquidatieplan op te stellen als ware tot opheffing van de regeling besloten. Het liquidatieplan wordt vastgesteld door het bestuur en de daarin voor de uittredende deelnemer omschreven financiële verplichtingen zijn bindend. Bij het vaststellen van het liquidatieplan wordt zoveel mogelijk rekening gehouden Nadat het liquidatieplan is vastgesteld is de uittredende deelnemer gehouden om binnen zes met hetgeen is bepaald in artikel 20.

Nadat het liquidatieplan is vastgesteld is de uittredende deelnemer gehouden om binnen zes maanden de daarin voor de uittredende deelnemer omschreven financiële verplichtingen aan Cocensus te voldoen.

De kosten van het opstellen van het liquidatieplan komen voor rekening van de deelnemer, die het voornemen heeft om uit te treden.

 

Artikel 26 Opheffing

  • 1.

    Instemming van ten minste twee derde van het aantal deelnemers is vereist voor opheffing van de regeling.

  • 2.

    Bij opheffing van de regeling wordt een plan opgesteld als bedoeld in artikel 25, derde lid, van deze regeling. Het bepaalde in het derde, vierde en vijfde lid van artikel 25 is van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Opheffing is niet mogelijk gedurende de eerste drie jaren na de datum van inwerkingtreding van de regeling.

 

Artikel 27 Geschillen

Van een geschil als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de Wet is sprake als ten minste één der deelnemers zodanige mening is toegedaan.

 

Artikel 28  Inzending regeling

Het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer draagt zorg voor de toezending van deze regeling aan Gedeputeerde Staten van Noord-Holland en aan Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland.

 

ARTIKEL II

 

Deze tweede wijziging treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op die waarin deze met toepassing van artikel 26, tweede lid, van de Wet bekend is gemaakt, met dien verstande dat deze niet eerder in werking treedt dan op 1 januari 2016.

 

 

Namens deze,

Naar boven