De Minister voor Wonen en Rijksdienst,
Gelet op artikel 9, derde lid, van de Wet op de architectentitel,
Besluit:
ARTIKEL I
In artikel 2, tweede lid, onderdeel i, van de Nadere regeling inrichting opleidingen
architect, stedenbouwkundige, tuin- en landschapsarchitect en interieurarchitect wordt
voor de puntkomma ingevoegd: in het kader van duurzame ontwikkeling.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de
Staatscourant waarin deze wordt geplaatst.
TOELICHTING
Met de onderhavige regeling wordt artikel 2, tweede lid, onderdeel i, van de Nadere
regeling inrichting opleidingen architect, stedenbouwkundige, tuin- en landschapsarchitect
en interieurarchitect (hierna: Nadere regeling) gewijzigd in verband met de implementatie
van artikel 46, tweede lid, van Richtlijn 2013/55/EU van het Europees parlement en
de Raad van de Europese Unie van 20 november 2013 tot wijziging van Richtlijn 2005/36/EG
betreffende de erkenning van beroepskwalificaties en Verordening (EU) nr. 1024/2012
betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt
(‘de IMI-verordening’). De richtlijn is voor het belangrijkste deel geïmplementeerd
bij wet van 2 december 2015 tot wijziging van onder meer de Algemene wet erkenning
EG-beroepskwalificaties in verband met de implementatie van Richtlijn 2013/55/EU van
het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 20 november 2013 tot wijziging
van Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties en Verordening
(EU) nr. 1024/2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem
interne markt (‘de IMI-verordening’). Hierbij zijn tevens wijzigingen aangebracht
in de Wet op de architectentitel. Deze wet is op 18 januari 2016 in werking getreden.
In artikel 9, eerste lid, van de Wet op de architectentitel is geregeld aan welke
minimum opleidingseisen moet worden voldaan, indien men als architect wil worden ingeschreven
in het architectenregister. Dit is nodig om de titel architect te mogen voeren. Op
grond van het derde lid wordt bij ministeriële regeling een nadere invulling gegeven
aan de in het eerste lid gestelde minimum opleidingseisen. Deze nadere invulling is
opgenomen in de Nadere regeling. In artikel 2, tweede lid, van de Nadere regeling
zijn de in artikel 46 van de richtlijn opgenomen minimumeisen ten aanzien van de verwerving
van kennis, vaardigheden en competenties, die bij de opleiding tot architect dienen
te worden gewaarborgd, geïmplementeerd. Deze minimumeisen zijn in Richtlijn 2013/55
geactualiseerd en opgenomen in een nieuw tweede lid van artikel 46. Het gaat hier
grotendeels om een niet inhoudelijke actualisatie van de betreffende minimumeisen.
Een inhoudelijke wijziging is dat expliciet is opgenomen dat bij het verwerven van
passende kennis van de natuurkundige en technologische vraagstukken, alsmede van de
functie van het gebouw, met het oog op het verschaffen van binnencomfort en bescherming
tegen weersomstandigheden tevens aandacht moet worden besteed aan duurzame ontwikkeling
(artikel 46, tweede lid, onderdeel i). Deze eis is in de onderhavige regeling toegevoegd
aan artikel 2, tweede lid, onderdeel i, van de Nadere regeling.
Deze regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten of nalevingskosten.
Zoals aangegeven, gaat het hier grotendeels om niet inhoudelijke actualisatie van
de gestelde minimumeisen. De eis om aandacht te besteden aan de duurzame ontwikkeling
bij de betreffende opleidingen maakt reeds onderdeel uit van de begin- of eindtermen
van de betrokken opleidingen, zodat deze daar niet op hoeven te worden aangepast.
In afwijking van het stelsel van vaste verandermomenten treedt deze wijzigingsregeling
in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin
zij wordt geplaatst. Reden hiervoor is dat sprake is van implementatie van een Europese
richtlijn.
De Minister voor Wonen en Rijksdienst,
S.A. Blok