Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden,
Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden besluit,
gelet op het bepaalde in
-
– Artikel 52 Verordening (EU) nr. 528/2012, Artikel 4, tweede lid, Wet gewasbeschermingsmiddelen
en biociden en artikel 3:47 Algemene wet bestuursrecht;
overwegende dat
-
– het College binnen de kaders van de wet en op basis van het principe van goed bestuur
een zorgvuldig en weloverwogen beleid voert op het gebied van het vaststellen van
respijttermijnen en de lengte daarvan;
-
– een respijttermijn onder het overgangsrecht kan worden afgegeven op grond van de Wgb
(artikel 130a, vierde lid Wgb jo 68, vijfde lid Wgb-oud);
-
– een respijttermijn onder de Verordening (EU) 528/2012 (artikel 52) moet worden afgegeven
indien sprake is van voorraad, tenzij er sprake is van een onaanvaardbaar risico;
-
– dat het dientengevolge vanuit een oogpunt van transparantie wenselijk is één beleid
te formuleren voor respijttermijnen en in beginsel artikel 52 van de verordening toe
te passen in alle gevallen;
tot vaststelling van één beleid inzake het verlenen van een aflever- en opgebruiktermijn
(respijttermijn) bij wijziging van een toelating van een biocide.
Artikel 1. Gebruikte afkortingen en termen
In dit besluit wordt verstaan onder:
- Aflevertermijn:
-
Binnen deze termijn mogen bestaande voorraden van een biocide nog op de markt worden
gebracht, worden gedistribueerd, verwijderd, opgeslagen en opgebruikt.
- Awb:
-
Algemene wet bestuursrecht.
- College:
-
Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden.
- Expiratie:
-
Het eindigen van de toelating van een biocide door verstrijken van de in de toelating
gegeven toelatingstermijn.
- Opgebruiktermijn:
-
Binnen deze termijn mogen bestaande voorraden van een biocide nog worden verwijderd,
opgeslagen en opgebruikt.
- Overgangsrecht:
-
Overgangsrecht van artikel 89 en artikel 93 van Verordening 528/2012. In die gevallen
waarin dit artikel van toepassing is wordt de mogelijkheid geboden op gemotiveerd
verzoek tot toepassing van artikel 68, vijfde lid Wgb-oud.
- Respijttermijn:
-
Aflever- en opgebruiktermijn.
- Verordening 528/2012:
-
Verordening 528/2012/EU (Biocidenverordening).
- Wgb:
-
Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden.
- Wgb-oud:
-
Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden zoals deze luidde vóór de inwerkingtreding
van de Wet van 6 november 2013 houdende wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen
en biociden ter uitvoering van Verordening (EU) 528/2012.
Artikel 2. Toepasselijkheid
Algemeen
Dit beleidsregelbesluit is van toepassing op besluiten tot wijziging van de toelating,
de afgeleide toelating en de parallelle toelating van in Nederland toegelaten biociden
als gevolg van
-
1. het geheel of gedeeltelijk intrekken van de toelating, al of niet op verzoek;
-
2. een wijziging van het WGGA, al of niet op verzoek;
-
3. een wijziging van de etikettering, al of niet op verzoek;
-
4. een besluit tot niet-verlenging van een gehele toelating of van bepaalde toepassingen.
Artikel 3. Werkwijze voor vaststelling van een respijttermijn
De werkwijze voor vaststelling van een respijttermijn is als volgt bepaald:
-
1. Het College stelt op gemotiveerd verzoek van de toelatinghouder de respijttermijn
vast aan de hand van het bepaalde in artikel 52 van Verordening 528/2012. De maximale
termijn die gegeven wordt is 6 maanden voor aflevering en nog eens 6 maanden aansluitend
voor opgebruik.
-
2. Geen termijn wordt gegeven bij een onaanvaardbaar risico voor mens, dier of milieu
en evenmin als er geen sprake is van voorraad.
-
3. Bij de vaststelling van de lengte van de respijttermijn weegt het College in ieder
geval de volgende factoren mee:
-
– dat de termijn afhangt van de waarschijnlijkheid en de ernst van het risico voor de
gezondheid van mens of dier of voor het milieu;
-
– dat de lengte van de termijn mede afhangt van de mate waarin de wijziging of intrekking
voor de markt en/of gebruiker onvoorzien was en van de mogelijkheden van de markt
en gebruikers om de gevolgen van de plotselinge intrekking of wijziging op te vangen;
-
– dat de termijn bij voorkeur niet afloopt binnen een gebruiksseizoen;
-
– de omvang van de bestaande voorraad van de betreffende biocide.
-
4. Wet en Verordening staan niet toe dat bij expiratie van de toelating een respijttermijn
wordt gegeven.
Artikel 4. Uitzonderingsbepaling
De toelatinghouder kan het College gemotiveerd verzoeken om toepassing van artikel
68, vijfde lid Wgb-oud voor biociden die onder artikel 89 van de Verordening 528/2012
vallen (dus voor biociden met nog in het werkprogramma van de Commissie meelopende
bestaande werkzame stoffen) en toekenning van de langere respijttermijn die mogelijk
is op grond van dit artikel. Het College past dit recht toe indien het de motivering
aanvaardt.
Artikel 5. Inwerkingtreding
Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking in de Staatscourant.
Artikel 6. Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit beleidsregel respijttermijnen voor biociden.
TOELICHTING
Inleiding
Op 1 september 2013 trad de Biocidenverordening EU/528/2012 in werking. Deze Verordening
staat toe dat een lidstaat voor een biocide waarvan de werkzame stof nog in het reviewprogramma
meeloopt, voor de verhandeling ervan zijn nationale recht van vóór de inwerkingtreding
van de Verordening handhaaft (zogenaamd overgangsrecht).
Het College kiest ervoor om zoveel mogelijk de Biocidenverordening toe te passen in
alle gevallen en zo min mogelijk gebruik te maken van de mogelijkheid om het oude
nationale recht toe te passen.
De bepaling van de respijttermijn zal derhalve worden gebaseerd op artikel 52 van
de Verordening, tenzij er reden is om in plaats daarvan terug te vallen op het oude
nationale recht van art 68, vijfde lid Wgb oud.
Een toelatinghouder kan gemotiveerd om toepassing van dit nationale recht verzoeken.
De belangrijkste verschillen tussen artikel 68, vijfde lid Wgb oud en artikel 52 van
Verordening 528/2012 zijn:
-
– op grond van de Wgb is alleen een respijttermijn mogelijk bij (gehele of gedeeltelijke)
intrekking, op grond van de Verordening kan ook een respijttermijn worden gegeven
bij een besluit tot niet-verlenging;
-
– de Verordening maximeert de respijttermijn tot 180 dagen aflevertermijn en een extra
180 dagen als opgebruiktermijn. De Wgb kent geen maximum.
-
– de Verordening verbiedt expliciet het geven van een respijttermijn bij een onacceptabel
risico voor het milieu. De Wgb laat het College hierin vrij. Het College zal echter
in geen geval een respijttermijn toekennen wanneer een onacceptabel risico voor mens,
dier of voor het milieu wordt verwacht.
Toepasselijkheid
Het is verboden een biocide te verhandelen of te gebruiken indien dit biocide niet
is toegelaten.
Het is verboden een biocide te verhandelen of te gebruiken voor toepassingen, waarvoor
het niet is toegelaten.
Een respijttermijn kan nodig zijn wanneer geen sprake meer is van een toelating of
van een toegelaten toepassing.
Men mag gedurende de respijttermijn verhandelen en/of opgebruiken ondanks het feit
dat er voor dat middel of die toepassing geen toelating meer bestaat.
Een respijttermijn kan worden toegekend bij intrekking, wijziging (gedeeltelijke intrekking
of andere beperking van het gebruik), en een besluit tot niet-verlenging.
Bij een besluit tot uitbreiding van de toelating is geen respijttermijn nodig, aangezien
er geen sprake is van niet langer toegelaten toepassingen.
Wet en Verordening staan niet toe dat bij expiratie van de toelating een respijttermijn
wordt gegeven.
Werkwijze
Naast geconstateerde risico’s spelen het verrassingselement en de voorraad die moet
worden opgemaakt, een belangrijke rol bij het bepalen van de lengte van de respijttermijn.
Het College overweegt dat bij een intrekking op verzoek geen sprake is van een verrassingselement
bij de toelatinghouder die om intrekking verzoekt. Daarom wordt bij de bepaling van
de respijttermijn geen rekening gehouden met bij hem aanwezige voorraad. Wel wordt
acht geslagen op voorraad die bij de tussenhandel en bij de eindgebruiker nog aanwezig
is.
Uitzonderingsbepaling
Een toelatinghouder kan het College gemotiveerd verzoeken om toepassing van artikel
68, vijfde lid Wgb-oud voor biociden die onder artikel 89 van Verordening 528/2012
vallen (een biocide waarvan de werkzame stof nog in het reviewprogramma van de Commissie
meeloopt) en toekenning van de langere respijttermijn die mogelijk is op grond van
dit artikel. Het College past dit recht toe indien het de motivering aanvaardt.
Overleg met stakeholders
Het Ctgb heeft voorafgaand aan de besluitvorming rond het respijttermijnenbeleid feedback
gevraagd van het Platform Biociden. Met het ontvangen commentaar heeft het Ctgb op
onderdelen de concept beleidslijn aangepast om te komen tot een definitieve beleidslijn
die met dit beleidsregelbesluit wordt vastgelegd.