Aanzegging ex artikel 3a, tweede lid van de Gerechtsdeurwaarderswet, Ministerie van Veiligheid en Justitie

18 augustus 2016

Toegevoegd gerechtsdeurwaarder M. de Vos, werkzaam bij R.A.M. Vismans gerechtsdeurwaarderskantoor te Rotterdam, handelend in opdracht van H.F. Bonnet, heeft mij per brief van 3 augustus 2016 in kennis gesteld van een door hem op 2 augustus 2016 uitgevoerde opdracht tot het betekenen van een vonnis en het leggen van executoriaal derdenbeslag op een (vermeende) vordering van R.A. Bonnet, onder het Koninkrijk Thailand, ten deze in Nederland vertegenwoordigd door de Thaise ambassade in Den Haag. Het executoriaal derdenbeslag is gelegd op grond van een in executoriale vorm uitgegeven grosse van een vonnis, gewezen op 29 mei 2013 door de Rechtbank Rotterdam. Dit vonnis is gewezen in de zaak van H.F. Bonnet tegen R.A. Bonnet.

Ik acht deze ambtshandelingen, na consultatie van mijn ambtgenoot van Buitenlandse zaken, in strijd met de volkenrechtelijke verplichtingen van de Nederlandse Staat.

Ten aanzien van de betekening van een vonnis aan een vreemde Staat, geldt dat betekening dient plaats te vinden in de zetel van de regering van de Staat in kwestie, en niet aan zijn ambassade in Den Haag. Daarbij dient een vertaling te zijn bijgevoegd. Nu de betekening niet aan deze vereisten voldoet, is daarmee gehandeld in strijd met volkenrechtelijke verplichtingen van de Nederlandse Staat.

In het geval van (voorgenomen) executie- dan wel conservatoire maatregelen ten aanzien van vermogensbestanddelen van een vreemde Staat geldt een presumptie van immuniteit. Slechts indien wordt vastgesteld dat de vermogensbestanddelen niet bestemd zijn voor publieke doeleinden kan immuniteit van executie worden ontzegd. In dit kader zijn de artikel 18 tot en met 21 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de immuniteit van rechtsmacht van staten en hun eigendommen (Trb. 2010, 272) relevant. In onderhavige kwestie is door de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd op alle vermogensbestanddelen van Thailand, zonder daarbij de vermogensbestanddelen te identificeren en per vermogensbestanddeel aan te tonen dat het om goederen met een niet-publieke, commerciële bestemming gaat. Het ligt op de weg van de schuldeiser om aan te tonen dat de beslagen goederen geen publieke, maar een commerciële bestemming hebben. Daarbij is door de betreffende gerechts- deurwaarder niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een uitzondering op de immuniteit.

Op basis van de mij thans beschikbare, door voornoemde deurwaarder en diens opdrachtgever, aangeleverde informatie, kom ik tot de volgende conclusie. Op grond van artikel 3a, tweede en zesde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet, zeg ik voornoemde gerechtsdeurwaarder aan dat de betekening van het vonnis en het executoriaal derdenbeslag op niet periodieke betalingen strijdig zijn met de volkenrechtelijke verplichtingen van de Nederlandse Staat en aanstonds hersteld respectievelijk opgeheven dienen te worden.

Deze aanzegging is met onmiddellijke ingang van kracht en zal worden gepubliceerd in de Staatscourant.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

Naar boven