ARTIKEL I
De Regeling erkenning EG-beroepskwalificaties advocatuur wordt als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen 1, onderdeel a, en 9 wordt ‘EG-beroepskwalificaties’ vervangen door:
EU-beroepskwalificaties.
B
In artikel 2 vervalt ‘1,’en wordt ‘19, 32, 34, tweede lid,’ vervangen door: 18, 19,
31, 31b, 31c, 32, 32a, eerste en tweede lid, 33, eerste en derde lid, 34, eerste,
vijfde en zesde lid, 34c,.
C
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onderdeel a, wordt ‘EG-verblijfsvergunning’ telkens vervangen
door: EU-verblijfsvergunning.
2. In het tweede lid, onderdeel b, onder ii wordt ‘drie jaar’ vervangen door: één jaar.
3. In het tweede lid, onderdeel e, wordt achter ‘beroepservaring’ ingevoegd: of in een
leven lang leren en wordt na ‘bestaan’ ingevoegd: dan wel inzicht wordt verschaft
in de verworven competenties.
D
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na ‘proeve van bekwaamheid’ ingevoegd: of een aanpassingsstage.
2. In het tweede lid komt onderdeel d te luiden:
d. de kosten die samenhangen met de aanvraag, de afgifte van besluiten en het organiseren
van een proeve van bekwaamheid en van een aanpassingsstage.
E
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid, onderdeel a wordt ‘eenmaal per jaar’ vervangen door: binnen zes
maanden na het nemen van het besluit bedoeld in artikel 4, eerste lid.
2. In het derde lid, komt onderdeel e te vervallen.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatcourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 18 januari 2016.
TOELICHTING
Algemeen
De implementatie van de Richtlijn 2013/55/EU van het Europees Parlement en de Raad
van de Europese Unie van 20 november 2013 (PbEU 2013, L354) tot wijziging van Richtlijn
2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties en Verordening (EU) nr. 1024/2012
betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt
(‘de IMI-verordening’) (hierna: richtlijn 2013/55) heeft tot gevolg dat een aantal
ministeriële regelingen betreffende de erkenning van beroepskwalificaties dient te
worden aangepast. De richtlijn erkenning beroepskwalificaties beoogt de toegang tot
gereglementeerde beroepen in EU-lidstaten te vergemakkelijken door te waarborgen dat
EU-onderdanen die hun beroepskwalificaties in een andere lidstaat hebben behaald toegang
hebben tot hetzelfde gereglementeerde beroep in een andere lidstaat en dit kunnen
uitoefenen met dezelfde rechten als de onderdanen van de lidstaat.
Tengevolge van de implementatie van voornoemde richtlijn 2013/55 in de Algemene wet
erkenning EG-beroepskwalificaties, voortaan Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties
geheten, worden met onderhavige regeling de noodzakelijke aanpassingen doorgevoerd
in de Regeling erkenning EG-beroepskwalificaties advocatuur, die voortaan zal worden
aangehaald als Regeling erkenning EU-beroepskwalificaties advocatuur.
Richtlijn 2013/55/EU dient uiterlijk 18 januari 2016 te zijn omgezet. Onderhavige
regeling zal met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatcourant waarin
zij wordt geplaatst inwerking treden en terugwerken tot en met 18 januari 2016.
Artikelsgewijs
Artikel I
A
In dit onderdeel zijn technische aanpassingen opgenomen.
B
Artikel 2 van de regeling is technisch aangepast. Voorts zijn ommissies doorgevoerd.
De verwijzing naar artikel 1 van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties
was overbodig en is dan ook geschrapt. Voorts is een aantal delegatiebepalingen ten
behoeve van de algemene raad van de Nederlandse orde van advocaten toegevoegd. Immers,
de Nederlandse orde van advocaten is het orgaan dat uitvoering geeft aan de erkenning
van de beroepskwalificaties.
C
De aanpassing van artikel 3, tweede lid, onderdeel b, onder ii, waarin de beroepservaring
is gewijzigd van drie naar één jaar vloeit voort uit artikel 6, tweede lid, van de
Algemene et erkenning EU-beroepskwalificaties.
De aanpassing van artikel 3, tweede lid, onder e, hangt ermee samen dat bij de aanvraag
om erkenning in bepaalde gevallen ook rekening moet worden gehouden met de competenties
die zijn vereist voor de beroepsuitoefening. Voor de toetsing van het vereiste niveau
is van belang rekening te houden met de competenties van de aanvrager alsmede van
de verworvenheden op basis van een leven lang leren. Deze elementen zijn toegevoegd
aan het onderhavige artikel.
D
Er is een situatie waarin de algemene raad van de aanvrager om erkenning van zijn
beroep mag eisen dat hij of zij zowel een proeve van bekwaamheid aflegt als een aanpassingsstage
volgt. Hiervan is op grond van artikel 11, zesde lid, van de Algemene wet erkenning
EU-beroepskwalificaties sprake, indien het niveauverschil tussen de eisen voor toelating
tot de advocatuur in Nederland aanzienlijk verschillen met die in het land waar de
aanvrager is toegelaten als advocaat. De wijziging van artikel 4, eerste lid, ziet
op de mogelijkheid om ook een aanpassingsstage voor te schrijven.
De algemene raad kan op grond van artikel 33, derde lid, van de Algemene wet erkenning
EU-beroepskwalificaties regels vaststellen voor het ten laste van de aanvrager brengen
van kosten die samenhangen met diens aanvraag, zoals het in behandeling nemen van
de aanvraag, de afgifte van besluiten en het organiseren van een proeve van bekwaamheid
en van een aanpassingsstage. Artikel 4, tweede lid, onder d bepaalt dat de algemene
raad de aanvrager hierover informeert. De kosten die ten laste van de aanvrager worden
gebracht zijn redelijk, evenredig en in verhouding tot de gemaakte kosten, overschrijden
de gemaakte kosten niet en ontmoedigen het doen van een aanvraag niet. Dit volgt uit
artikel 33, derde lid, van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties.
E
De wijziging in artikel 5, derde lid, onderdeel a behoeft aanpassing gelet op artikel
11, achtste lid van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties. Het laten vervallen
van artikel 5, derde lid, onder e, vloeit voort uit artikel 19 van de Algemene wet
erkenning EU-beroepskwalificaties. In laatstgenoemd artikel zijn immers de beslistermijnen
al geregeld.
’s-Gravenhage, 17 augustus 2016
De Minister van Veiligheid en Justitie,
G.A. van der Steur