Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 15 augustus 2016, kenmerk 1001444-153901-GMT, houdende wijziging van de Subsidieregeling donatie bij leven in verband met verlenging van de werkingsduur en actualisering

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling donatie bij leven wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 4 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Het eerste lid, onderdeel a, onder 2°, komt te luiden:

  • 2°. de gemiddelde belastbare winst uit onderneming per week in het peiljaar, bepaald volgens de regels van afdeling 3.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, met dien verstande dat de subsidie niet minder bedraagt dan 80% van het bedrag van de uitkering die bij overeenkomstige toepassing van artikel 3:23, derde lid, van de Wet arbeid en zorg wordt berekend;

2. In het eerste lid, onderdeel c, onder 2◦ wordt onder schrapping van de punt komma een zinsnede toegevoegd, luidende: dan wel de kosten van de donor voor huishoudelijke hulp die niet krachtens de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 is verleend tot een bedrag van ten hoogste € 300;

3. In het eerste lid, onderdeel d, aanhef, wordt ‘die de donor en één andere door de donor aangewezen persoon maken’ vervangen door: die één door de donor aangewezen persoon maakt.

4. In het eerste lid, onderdeel d, onder 3°, in de tabel, wordt ‘€ 5’ vervangen door: € 6,50.

5. Het eerste lid, onderdeel e, komt te luiden:

  • e. de hotelkosten voor maximaal vijf dagen:

    • die de uit het buitenland afkomstige donor maakt na ontslag uit het ziekenhuis vooreen bedrag van € 50 per dag;

    • die de door de donor aangewezen persoon maakt voor een bedrag van € 56,50 per dag met dien verstande dat bij verblijf in een hotel het bedrag ten behoeve van de binnenlandse reiskosten, bedoeld in onderdeel d, onder 3° op één dag wordt bepaald;

6. In het eerste lid, onderdeel f, wordt ‘het opvangen en verzorgen van personen voor wie de donor zorg draagt’ vervangen door: het opvangen en verzorgen van personen of huisdieren waarvoor de donor de zorg draagt.

7. In het eerste lid, onderdeel g, wordt ‘€ 250’ vervangen door: € 100.

8. In het eerste lid, onderdeel h, wordt ‘€ 320’ vervangen door: € 345 en wordt ‘€ 360’ vervangen door: € 385.

9. Het eerste lid, onderdeel i, vervalt.

10. In het tweede lid wordt ‘in het eerste lid, onderdelen a,b,c,d en f’ vervangen door: in het eerste lid, onderdelen a,b,c,d,e en f.

B

Artikel 10 komt te luiden:

Artikel 10

Deze regeling vervalt met ingang van 1 september 2021.

C

Na artikel 10 wordt een artikel 10a ingevoegd, luidende:

Artikel 10a

Op een aanvraag die betrekking heeft op kosten die gemaakt zijn vóór 1 januari 2016, is artikel 4, zoals dat luidde vóór 1 januari 2016 van toepassing.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 september 2016 en werkt terug tot en met 1 januari 2016.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers

TOELICHTING

Inleiding

De onderhavige regeling strekt tot wijziging van de Subsidieregeling donatie bij leven (hierna: Subsidieregeling). De wijziging is in de voornaamste plaats ingegeven door de ophanden zijnde vervaldatum van de Subsidieregeling met ingang van 1 juli 2017.

Voorafgaand aan deze wijziging is de Subsidieregeling geëvalueerd. Dit evaluatieonderzoek is verricht door de KWINK groep. Doel van de evaluatie was het beoordelen van de effectiviteit van de regeling en de houdbaarheid van de regeling in de toekomst.

Bij de brief van 17 december 2015 (kamerstukken II 2014–2015, 28 140, nr. 92) is de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal op de hoogte gesteld van de conclusies van de evaluatie en van de aanbevelingen die naar aanleiding hiervan zijn gedaan.

Voornaamste conclusie die kan worden getrokken, is dat voortzetting van de regeling in de rede ligt. Er is nog steeds een tekort aan postmortale donororganen. Donatie bij leven is en blijft van groot belang.

In 2008 vonden er 410 transplantaties van een levende donor plaats, in 2015 was dit aantal 511. Het aantal donoren is gestegen sinds de Subsidieregeling in werking is getreden op 1 juni 2009. Aan het voortbestaan van de Subsidieregeling is daarom zeker behoefte.

De Subsidieregeling draagt bij aan het wegnemen van onnodige, met name financiële, barrières. De voornaamste conclusie uit het evaluatieonderzoek is dat de regeling grotendeels effectief is. De voorwaarden en de vergoedingen worden over het algemeen als redelijk en passend ervaren. Uit het evaluatieonderzoek kwam wel naar voren dat er nog steeds enkele barrières zijn die aan donatie bij leven in de weg kunnen staan. De regeling voor de donor die inkomsten misloopt schiet in sommige gevallen tekort. Voorts wordt aanbevolen bepaalde onkosten die nog niet voor vergoeding in aanmerking kwamen, subsidiabel te stellen.

De wijzigingsregeling strekt derhalve tot verlenging van de Subsidieregeling. Daarnaast is een aantal van de aanbevelingen overgenomen. Deze aanbevelingen hebben tot doel het wegnemen van nog bestaande financiële barrières en verhoging van enkele bedragen en tot het vereenvoudigen van de regeling door het verminderen van de administratieve lasten

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

In onderdeel A van deze regeling is artikel 4 van de Subsidieregeling gewijzigd. In dat artikel is geregeld welke door de donor te maken kosten subsidiabel zijn en tot welke hoogte. Het overgrote deel van de wijzigingen heeft betrekking op het eerste lid en de daarin opgenomen onderdelen. Per onderdeel worden deze wijzigingen hierna toegelicht.

Onderdeel a

Onderdeel a van het eerste lid heeft betrekking op de compensatie voor de inkomstenderving. Voor werknemers leidt de Subsidieregeling niet tot problemen. Dit is anders voor ondernemers. In dat geval vormt de belastbare winst uit onderneming de maatstaf voor de hoogte van de subsidie. Uit de evaluatie kan worden afgeleid dat ZZP‘ers met een laag of negatief inkomen, zonder arbeidsongeschiktheidsverzekering onvoldoende gecompenseerd worden voor de inkomstenderving. Op dit punt is voor de ZZP’er een verbetering tot stand gebracht. Het niet dan wel onvoldoende gecompenseerd worden voor de inkomstenderving kan een beletsel zijn voor donatie. Met deze wijziging is die drempel weggenomen. In het eerste lid van artikel 4 onder a, ten 2e is nu een minimumvergoeding opgenomen. Bij deze ondergrens is voor zoveel mogelijk aangesloten bij een vergelijkbare regeling, de zogeheten ZEZ-regeling (regeling Zelfstandige en Zwanger). Dit is een in de Wet arbeid en zorg (WAZO) neergelegde de regeling die betrekking heeft op de toekenning van een uitkering aan vrouwelijke zelfstandigen in verband met zwangerschap en bevalling.

Artikel 3:23 van de WAZO bepaalt de hoogte van de uitkering. Het derde lid van artikel 3:23 heeft specifiek betrekking op de uitkering aan de vrouwelijke zelfstandige. In de Subsidieregeling is nu vastgelegd dat de subsidie niet lager kan zijn dan het bedrag van de uitkering die minimaal bij overeenkomstige toepassing wordt verstrekt in verband met zwangerschap en bevalling aan de vrouwelijke zelfstandige. De uitkering krachtens dat artikel 3:23 derde lid, bedraagt maximaal 100% van het minimumloon indien de (vrouwelijke) zelfstandige in het betreffende jaar werkzaamheden voor één of meer ondernemingen tenminste het aantal uren heeft besteed dat is vermeld in artikel 3.6, eerste lid van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 (=1225 uren). Is er minder dan dat aantal gewerkt dan is de uitkering navenant lager.

Voor de ZZP-er betekent dit het volgende. In principe blijft de gemiddelde belastbare winst bepalend voor het bedrag van de subsidie. Indien dit leidt tot geen of beperkte compensatie van de inkomstenderving dan wordt minimaal het bedrag toegekend dat een vrouwelijke zelfstandige als uitkering ontvangt. De ZEZ regeling wordt dan overeenkomstig toegepast. Voor de hoogte van die uitkering is dan het aantal uren dat is gewerkt ten behoeve van één of meer ondernemingen bepalend.

Het bedrag van de uitkering overeenkomstig artikel 3:23 is van de WAZO is berekend over het bruto minimumloon. Op de subsidie op grond van de Subsidieregeling worden niet overeenkomstige inhoudingen toegepast. Het netto minimumloon komt ongeveer overeen met 80% van het bruto minimumloon. Daarom is er voor gekozen om 80% van het bruto minimumloon als uitgangspunt te nemen.

Onderdeel c

Onderdeel c betreft de vergoeding van kosten in de categorie van zorg, verzorging en ondersteuning die een donor moet maken in verband met zijn donatie. Voor wat betreft de huishoudelijke hulp ging de oude regeling er van uit dat deze op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning werd verleend en werd uitsluitend voorzien in de vergoeding van de verschuldigde eigen bijdrage. Uit het evaluatieonderzoek is naar voren gekomen dat donoren, voor een hoogstwaarschijnlijk tijdelijke voorziening, vaak een relatief complexe procedure moeten doorlopen. Daarbij komt dat de regels strikter zijn geworden en ook verschillen per gemeente. Om deze administratieve last te verminderen, is nu geregeld dat de kosten voor door de donor zelf georganiseerde huishoudelijke hulp voor vergoeding in aanmerking komt tot een maximum van € 300.

Onderdeel c, onder 2°, is in die zin gewijzigd.

Onderdelen d en i

Onderdeel d van artikel 4, eerste lid, regelt de vergoeding van de reiskosten. Het recht van de donor op deze vergoeding is vervallen aangezien de donor hierop uit hoofde van de Zorgverzekeringswet reeds aanspraak heeft.

Onderdeel i kan om dezelfde reden vervallen. Dat onderdeel had uitsluitend betrekking op de reiskosten van de donor en niet zoals in onderdeel d ook mede op de reiskosten van de begeleider zodat onderdeel i in zijn geheel geschrapt is.

In de in onderdeel d opgenomen tabel is één van de forfaitaire bedragen opgetrokken.

Onderdelen e en g

Nieuw is de mogelijkheid van vergoeding van de hotelkosten van de begeleider van de donor. Gebleken is dat de in de Subsidieregeling voor reis- en verblijf kosten opgenomen bedragen niet toereikend zijn voor het geval dat degene die de donor bijstaat er voor kiest in een hotel in de buurt van het ziekenhuis te verblijven.

Om die reden is in onderdeel e de mogelijkheid voor vergoeding van de hotelkosten opgenomen. Het verblijf is daarbij beperkt tot maximaal vijf dagen. Deze duur komt overeen met de gebruikelijke ligduur van de donor in het ziekenhuis. Subsidiëring is op basis van een forfaitair bedrag van € 56,50, waarbij er een maximum van € 50 voor het hotel is gereserveerd en er een vergoeding van € 6,50 is voor reiskosten naar het hotel. Zodoende vervalt het recht op dagelijkse vergoeding voor reiskosten. De reiskosten van het woonadres van de begeleider naar het hotel worden wel éénmalig vergoed.

De mogelijkheid van vergoeding van de hotelkosten is ook opgenomen voor de buitenlandse donor. Het komt geregeld voor dat de buitenlandse donor aansluitend aan het verblijf in het ziekenhuis nog enige tijd gedurende de herstelperiode in Nederland wenst te verblijven en daarvoor hotelkosten moet maken. De forfaitaire vergoeding is gesteld op € 50 en dus lager dan het voor de begeleider geldende bedrag. In dat bedrag van € 56,50 is een bedrag voor de reiskosten in verband met ziekenhuisbezoek verdisconteerd.

In verband met deze faciliteit is het bedrag voor verblijfskosten van de buitenlandse donor genoemd in onderdeel g verlaagd.

Onderdeel f

De kostenpost voor de door de donor te maken extra kosten voor tijdelijke opvang en verzorging van zijn naasten is blijkens de evaluatie niet in alle gevallen geheel toereikend. Om die reden is de mogelijkheid voor vergoeding van opvang huisdieren in aanmerking te komen, toegevoegd aan onderdeel f.

Onderdeel h

De in onderdeel h opgenomen forfaitaire bedragen zijn opgehoogd. Deze bedragen worden standaard toegekend en zijn bedoeld als tegemoetkoming in kosten van geringe aard. Voorkomen moet worden dat voor elke kostenpost een declaratie zou moeten worden ingediend. Verhoging draagt daarmee bij aan een vermindering van de administratieve lasten.

Hierbij zij opgemerkt dat door middel van een bijlage die bij het aanvraagformulier verstrekt wordt, ten behoeve van aanvrager meer bekendheid zal worden gegeven voor welke onkosten deze bedragen bestemd zijn.

Artikel I, onderdeel B

Artikel 10 is gewijzigd met het oog op verlenging van de regeling met een termijn van vijf jaar.

Artikel I, onderdeel C en Artikel II

Na artikel 10 is een nieuw artikel 10a opgenomen dat voorziet in overgangsrecht.

De inwerkingtreding is in artikel II bepaald op 1 september 2016.

Omdat subsidieaanvragen tot uiterlijk een jaar na ontslag uit het ziekenhuis kunnen worden ingediend is een overgangsbepaling wenselijk. Aanvragen waarop op of na 1 september 2016 wordt beslist, kunnen namelijk nog betrekking hebben op in 2015 gemaakte kosten. Bij onmiddellijke werking zouden deze kosten volgens het nieuwe regiem gesubsidieerd worden.

Voor aanvragen waarop nog vóór 1 september 2016 wordt beslist en die betrekking zouden kunnen hebben op kosten die in dezelfde periode of zelfs in 2016 zijn gemaakt, zou het oude artikel gelden. Het overgangsrecht beoogt deze willekeur te vermijden. De overgangsregeling houdt in dat de nieuwe, verbeterde, regeling van toepassing is op kosten gemaakt vanaf 1 januari 2016. Hiertoe is het enerzijds nodig om kosten van vóór 1 januari 2016 uit te sluiten van toepassing van de wijziging. Artikel 10a bewerkstelligt dit en regelt dat de kosten die nog gemaakt zijn in 2015 volgens het oude regiem worden vergoed.

Anderzijds voorziet artikel II in terugwerkende kracht voor die aanvragen waarop is beslist vóór 1 september 2016, uiteraard voor zover het gaat om in 2016 gemaakte kosten.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers

Naar boven