BIJLAGE 2 BEHORENDE BIJ DE REGELING VASTSTELLING MODEL CROSS-OVER KWALIFICATIE EN
TOETSINGSKADER CROSS-OVER KWALIFICATIES MBO 2016
Instructie bij de ontwikkeling van cross-over kwalificaties mbo en verantwoordingsinformatie
|
1.
|
Leeswijzer
|
11
|
|
2.
|
De cross-over kwalificatie
|
11
|
|
2.1.
|
Het model
|
11
|
|
2.2.
|
Voorblad en overzicht cross-over kwalificatie
|
12
|
|
2.2.1.
|
Voorblad
|
12
|
|
2.2.2.
|
Overzicht van de cross-over kwalificatie
|
12
|
|
2.3.
|
Het samenstellen van een cross-over kwalificatie
|
13
|
|
2.3.1.
|
Typering van de beroepengroep
|
13
|
|
2.3.2.
|
Kerntaak
|
13
|
|
2.3.3.
|
Complexiteit
|
14
|
|
2.3.4.
|
Verantwoordelijkheid en zelfstandigheid
|
14
|
|
2.3.5.
|
Vakkennis en vaardigheden
|
14
|
|
2.3.6.
|
Werkproces
|
15
|
|
2.3.7.
|
Beroepsgerichte moderne vreemde talen en taal- en rekeneisen
|
16
|
|
2.3.8.
|
Interne consistentie
|
16
|
|
2.4.
|
Generieke onderdelen van het basisdeel
|
16
|
|
2.5.
|
Profieldeel
|
16
|
|
2.5.1.
|
Algemene informatie profieldeel
|
17
|
|
2.5.2.
|
Onderdeel waaraan een certificaat is verbonden
|
17
|
|
3.
|
De verantwoordingsinformatie bij de cross-over kwalificatie
|
17
|
|
3.1.
|
Invulinstructie verantwoordingsinformatie
|
17
|
|
3.1.1.
|
Arbeidsmarktinformatie
|
17
|
|
3.1.2.
|
Trends en ontwikkelingen
|
17
|
|
3.1.3.
|
Bijzondere vereisten
|
17
|
|
3.1.4.
|
Beroepsspecifieke moderne vreemde talen
|
17
|
|
3.1.5.
|
Ontwikkelingsmogelijkheden van de beroepsbeoefenaar in het onderwijs
|
18
|
|
3.1.6.
|
Terugvalopties
|
18
|
|
3.1.7.
|
Samenstelling cross-over kwalificatie
|
18
|
|
3.1.8.
|
Betrokkenen
|
18
|
|
3.1.9.
|
Middenkaderopleiding van meer dan 3 jaar
|
18
|
|
3.1.10.
|
Aanvullende informatie
|
18
|
|
4.
|
Het koppelen van keuzedelen aan de cross-over kwalificatie
|
19
|
|
4.1.
|
Karakteristieken van het keuzedeel
|
19
|
|
4.1.1.
|
Doel en typen van keuzedelen
|
19
|
|
4.1.2.
|
Afbakening
|
19
|
|
4.1.3.
|
Omvang
|
19
|
|
4.2.
|
Richtlijnen voor het koppelen van keuzedelen aan de cross-over kwalificatie
|
19
|
|
4.3.
|
Koppeling keuzedelen moderne vreemde talen
|
20
|
|
5.
|
Bijlage 1: descriptoren nlqf
|
20
|
|
6.
|
Bijlage 2: Europees referentiekader mvt
|
21
|
|
7.
|
Bijlage 3: Toelichting bij de uitwerking van beroepsgerichte taal- en rekeneisen
|
22
|
|
7.1.
|
Beroepsgerichte taal- en rekeneisen
|
22
|
|
7.2.
|
Beroepsgerichte moderne vreemde talen (mvt)
|
23
|
1. Leeswijzer
Deze instructie is een handleiding voor de ontwikkeling van de cross-over kwalificatie
en verantwoordingsinformatie. De instructie behoort bij het model cross-over kwalificatie
mbo.
Het eerste deel van dit document gaat in op het ontwerp van de cross-over kwalificatie.
Het bevat, per onderdeel van het model, instructies voor de beschrijving van verschillende
onderdelen in het basis- en profieldeel. Het tweede deel bevat de instructie voor
de invulling van de verantwoordingsinformatie behorend bij de cross-over kwalificatie.
De cross-over kwalificatie wordt vastgesteld door de Minister van OCW. Dat geldt niet
voor de verantwoordingsinformatie. Het derde deel het koppelen van keuzedelen aan
de cross-over kwalificatie.
In bijlage 1 is een overzicht met de NLQF/EQF descriptoren opgenomen. In bijlage 2
is een overzicht van het Europees Referentiekader MVT opgenomen. In bijlage 3 is een
toelichting van de uitwerking van beroepsgerichte taal- en rekeneisen.
2. De cross-over kwalificatie
2.1. Het model
Een cross-over kwalificatie is opgebouwd uit een basisdeel en een profieldeel die
samen de kwalificatie-eisen vormen voor het beginnend beroepsniveau. Het basisdeel
bestaat uit het beroepsgerichte basisdeel (de kerntaken en werkprocessen) en het algemene
basisdeel (de generieke eisen Nederlandse taal, rekenen en (bij de niveau-4 kwalificaties)
Engels). In het profieldeel staat informatie over eventuele certificaten.
De cross-over kwalificatie kent een aantal specifieke kenmerken:
-
– het is samengesteld uit onderdelen van bestaande kwalificaties
-
– het is samengesteld uit onderdelen uit tenminste twee verschillende domeinen
-
– het is niet mogelijk om een entree- of specialistenopleiding samen te stellen
-
– het bevat altijd één kwalificatie: het is geen dossier met meerdere profielen
Er zijn altijd keuzedelen gekoppeld aan de cross-over kwalificatie. Keuzedelen hebben
tot doel om bovenop de kwalificatie een verdieping of verbreding te leveren bij de
toerusting voor de arbeidsmarkt of een extra voorbereiding voor een vervolgopleiding.
Het onderwijs dat gebaseerd is op het totaal van basisdeel + profieldeel + keuzedelen
is de beroepsopleiding. Het vormt de basis voor de onderwijsprogrammering binnen de
daarvoor geldende wettelijke studieduur.
Het model cross-over kwalificatie is geen onderwijsmodel. Het schrijft niet voor hoe
het onderwijs ingericht moeten worden.
In het model is een standaardtekst opgenomen waarin staat dat de cross-over kwalificatie
alleen aangeboden mag worden wanneer de onderwijsinstelling toestemming heeft van
de minister van OCW.
2.2. Voorblad en overzicht cross-over kwalificatie
2.2.1. Voorblad
Naam cross-over kwalificatie
De naamgeving is kort, weloverwogen en herkenbaar voor onderwijs, bedrijfsleven en
deelnemer. De naam is ook uniek in de kwalificatiestructuur. De naam van de cross-over
kwalificatie verwijst naar de beroepsbeoefenaar. Bijvoorbeeld: Allround Timmerman,
Patissier, Glazenier.
Crebonummer, Versie, Geldig vanaf
De Toetsingskamer vult het betreffende Crebonummer in, o.b.v. informatie van DUO.
Ook versie en geldig vanaf worden ingevuld door de Toetsingskamer.
2.2.2. Overzicht van de cross-over kwalificatie
In een tabel wordt per profiel weergegeven: naam van de cross-over kwalificatie, het
mbo-niveau c.q. het EQF-niveau en de typering van de kwalificatie. Deze gegevens worden
automatisch gegenereerd door DigiK1. Hieronder volgt een nadere toelichting op de te leveren gegevens.
Niveau-aanduiding
Geef voor de cross-over kwalificatie het bijbehorende mbo-niveau aan.
In onderstaande tabel staat welk EQF-niveau correspondeert met welk mbo-niveau:
|
mbo 2
|
EQF 2
|
|
mbo 3
|
EQF 3
|
|
mbo 4
|
EQF 4
|
Typering kwalificatie
In onderstaande overzicht staat welk soort beroepsopleiding behoort bij het mbo-niveau
van een kwalificatie:
Naast de tabel genereert DigiK een overzicht van de kerntaken en werkprocessen van
de cross-over kwalificatie.
2.3. Het samenstellen van een cross-over kwalificatie
Het basisdeel van de cross-over kwalificatie bestaat uit twee delen: het beroepsspecifieke
deel en het generieke deel. Het generieke deel bestaat uit de generieke kwalificatie-eisen
aan Nederlandse taal, rekenen, loopbaan en burgerschap en (voor mbo niveau 4) Engels.
Samen borgen deze twee delen de drievoudige kwalificering. Het beroepsspecifieke deel
beschrijft de kerntaken en de vakkennis, vaardigheden en houdingsaspecten die alle
beginnende beroepsbeoefenaren in het betreffende werkveld delen.
De cross-over kwalificatie bestaat altijd uit onderdelen van herziene kwalificaties
uit twee of meer opleidingsdomeinen2. De kwalificatie bestaat uit kerntaken. Een kerntaak is opgebouwd uit complexiteit,
verantwoordelijkheid en zelfstandigheid, vakkennis en vaardigheden, en werkprocessen.
Deze onderdelen hangen onderling samen. Bij het samenstellen van een cross-over kwalificatie
is een werkproces de kleinste eenheid die kan worden gebruikt. Het heeft de voorkeur
om onderdelen niet aan te passen wanneer dit niet nodig is. In principe worden onderdelen
een op een overgenomen uit de bestaande kwalificaties. Indien het hierdoor niet mogelijk
is om de context voldoende naar voren te laten komen, dan is beperkte aanpassing van
de onderdelen binnen een kerntaak mogelijk. Wanneer aanpassing gewenst is wordt altijd
beargumenteerd waarom gekozen is voor een aanpassing (het principe van pas toe of
leg uit).
De volgende paragrafen beschrijven welke eisen er gesteld worden aan de kwalificatie-onderdelen.
Per onderdeel is uitgewerkt welke aanpassing er mogelijk is.
2.3.1. Typering van de beroepengroep
De typering van de beroepengroep geeft op beknopte wijze de kern van de beroepengroep
weer. Dit gebeurt aan de hand van context, typerende beroepshouding en resultaat.
De typering is ook een kapstok voor het bewaken van de samenhang van de cross-over
kwalificatie.
Context: De werkomgeving en plaats waar de beginnende beroepsbeoefenaar zijn werkzaamheden
uitvoert. De tekst moet bondig zijn. Er mag geen additionele informatie, zoals handelingen
die de beroepsbeoefenaar verricht, vermeld worden.
Typerende beroepshouding: Beschrijf de houdingselementen en specifieke (gedrags-) kenmerken van de beginnend
beroepsbeoefenaar in de beroepengroep.
Resultaat van de beroepengroep: Wat is het resultaat van de beroepengroep wanneer het beroep op de juiste manier
is uitgevoerd? Beschrijf hier geen deelresultaten, maar probeer slechts het eindresultaat
dat kenmerkend is voor de beroepengroep te benoemen.
Deze onderdelen moeten herkenbaar terugkomen in de verdere uitwerking van de cross-over
kwalificatie:
Aanpassingsmogelijkheid: het is mogelijk om de typering van de beroepengroep aan te
passen.
2.3.2. Kerntaak
Een kerntaak is een belangrijk, redelijk autonoom deel van de beroepsuitoefening en
bestaat uit meerdere samenhangende werkprocessen die kenmerkend zijn voor de beroepsuitoefening.
Houd bij het samenstellen van kerntaken rekening met de volgende eisen:
-
• De kerntaken behoren tot het wezen van de beroepengroep.
-
• Een kerntaak bestaat meerdere samenhangende werkprocessen.
-
• Een kerntaak is een serie handelingen die apart waarneembaar is in de beroepspraktijk.
-
• Aan de kerntaak zijn de essentiële vakkennis en vaardigheden voor de beroepengroep
gekoppeld.
-
• Vermijd zo veel mogelijk overlap tussen kerntaken.
-
• Gemiddeld genomen komt het niveau van alle onderdelen in de cross-over kwalificatie
overeen met het NLQF-niveau van de kwalificatie (zie bijlage 1 voor de NLQF-descriptoren).
Dat kan betekenen dat voor sommige vakkennis- en vaardigheidsitems afgeweken kan worden
van het gemiddelde niveau en op een hoger of lager niveau gevraagd kan worden. Het
kan voorkomen dat het niveau van vakkennis en vaardigheden in een hogere schaal thuishoort
dan de gehele cross-over kwalificatie omdat deze op het punt van verantwoordelijkheid
& zelfstandigheid en/of complexiteit op een lager niveau uitkomt.
-
• Een kerntaak is beschreven op het niveau van de beginnende beroepsbeoefenaar.
Een nieuwe kerntaak kan worden samengesteld wanneer:
-
• niet alle werkprocessen uit een bestaande kerntaak van toepassing zijn voor de kerntaak
in de cross-over kwalificatie
-
• er werkprocessen uit verschillende bestaande kerntaken worden samengevoegd tot een
nieuwe kerntaak
Let op: bij het samenstellen van een nieuwe kerntaak dienen alle onderdelen in onderlinge
samenhang te worden beschreven.
2.3.3. Complexiteit
Complexiteit is één van de aspecten die het niveau van de kerntaak bepalen. Complexiteit
wordt beschreven in een lopend verhaal en in de context van de kerntaak.
Complexiteit verwijst naar de aard van het werk, de aard van de vakkennis en vaardigheden
en de context waarbinnen handelingen uitgevoerd worden. Beschrijf beknopt:
-
• De aard van de werkzaamheden: wisselend of gestructureerd, lokaal of ook internationaal.
-
• De mate van standaardisering van werkzaamheden en de diversiteit ervan.
-
• De aard van de kennis en vaardigheden: Gaat het om basale of specialistische kennis?
Hoe breed is het domein van de kennis c.q. de vaardigheden waarover de beroepsbeoefenaar
dient te beschikken? Maak hierbij gebruik van de NLQF-descriptoren (zie bijlage 1).
-
• Overige complicerende factoren, zoals mate van afbreukrisico en kenmerkende beroepsdilemma’s.
Aanpassingsmogelijkheid: indien een nieuwe kerntaak wordt samengesteld dan is het
mogelijk om de complexiteit te herschrijven zodanig dat het aansluit bij de gekozen
werkprocessen.
2.3.4. Verantwoordelijkheid en zelfstandigheid
Verantwoordelijkheid en zelfstandigheid beschrijft wat de mate van zelfstandigheid
en de aard van de verantwoordelijkheid is. Dit onderdeel is aan de hand van de NLQF-descriptoren
en in de context van de kerntaak beschreven.
Aanpassingsmogelijkheid: indien een nieuwe kerntaak wordt samengesteld dan is het
mogelijk om de verantwoordelijkheid en zelfstandigheid te herschrijven zodanig dat
deze aansluit bij de gekozen werkprocessen.
2.3.5. Vakkennis en vaardigheden
De cross-over kwalificatie bevat een duidelijke en evenwichtige beschrijving van vakkennis
en vaardigheden van de beroepengroep (basistheorieën, principes, concepten, methodieken,
instrumenten) die voorwaardelijk zijn voor het succesvol uitoefenen van de werkprocessen
in een kerntaak.
Vakkennis en vaardigheden zijn actief beschreven in een volledige zin met werkwoord,
onderwerp en context. Hierbij is gebruik gemaakt van de beschrijvingswijze van het
NLQF. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen de diepgang en de inhoud van de kennis
of vaardigheid:
|
Kennis
De beginnend beroepsbeoefenaar bezit ....
|
|
NLQF
Niveau
|
Diepgang
|
Inhoud
|
|
1
|
Basale kennis
|
Eenvoudige feiten en ideeën
|
|
2
|
Basiskennis
|
+ Feiten, ideeën, processen, materialen, middelen en begrippen
|
|
3
|
Kennis
|
+ Kernbegrippen, eenvoudige theorieën, methoden en processen
|
|
4
|
Brede en specialistische kennis
|
+ Abstracte begrippen, theorieën
|
|
Vaardigheden / Toepassen van kennis
De beginnend beroepsbeoefenaar kan ...
|
|
NLQF
Niveau
|
Diepgang
|
Inhoud
|
|
1
|
Reproductie kennis
|
Eenvoudige herkenbare beroepstaken
|
|
2
|
+ Toepassen kennis
|
+ Gebruik standaardprocedures
|
|
3
|
+ Toepassen kennis
+ Signaleren beperkingen kennis
|
+ Taken die tactisch en strategisch inzicht vereisen
+ Combineren standaardprocedures
|
|
4
|
+ Toepassen kennis
+ Evalueert en integreert kennis
|
+ Ontwikkelen van strategieën
+ Analyseren en uitvoeren van redelijk complexe taken
|
Controlevraag: is de vakkennis en/of de vaardigheid noodzakelijk om het beroep als
beginnend beroepsbeoefenaar te kunnen uitoefenen en in hoeverre komt het aan de orde
in de (actuele) beroepspraktijk?
-
• Het niveau van de gevraagde vakkennis en vaardigheden is door middel van de NLQF-descriptoren
aangegeven. Het NLQF-schema is daarbij richtinggevend. De regel is dat gemiddeld genomen het niveau van alle onderdelen in het dossier overeen moet komen met het
NLQF-niveau van de kwalificatie. Dat kan betekenen dat voor sommige vakkennis- en
vaardigheidsonderdelen afgeweken kan worden van het gemiddelde niveau. Er kan dan
een hoger of lager niveau gevraagd kan worden dan het niveau van de cross-over kwalificatie.
Het kan voorkomen dat het niveau van vakkennis en vaardigheden in een hoger schaal
thuishoort dan de gehele kwalificatie omdat deze op het punt van verantwoordelijkheid
& zelfstandigheid en/of complexiteit op een lager niveau uitkomt.
-
• Vakkennis en vaardigheden zijn op het goede abstractieniveau beschreven:
-
○ niet te abstract geformuleerd: niet in algemene termen en niet zonder context;
-
○ maar ook niet te gespecificeerde vakkennis en vaardigheden;
-
○ geen opsomming van afzonderlijke elementen, maar beschrijf categorieën, groepen van
vakkenniselementen en vaardigheden;
-
○ neem als richtlijn dat de vakkennis en vaardigheden niet binnen 5 jaar verouderd en
achterhaald zijn;
-
○ neem geen vaardigheden (en vakkennis) op die al in het werkproces genoemd zijn.
-
• Vakkennis en vaardigheden zijn zodanig concreet geformuleerd dat ze voldoende houvast bieden voor gebruikers voor de inhoudelijke
inrichting van het onderwijs, de examens en de beroepspraktijkvorming;
-
○ formuleer contextrijk zodat duidelijk wordt in de uitwerking wat de samenhang is met
de werkprocessen in de kerntaak en dat zichtbaar wordt hoe de kennis toegepast wordt
in het beroep;
-
○ formuleer vakkennis en vaardigheden zodanig dat op basis van alleen de vakkennis en
vaardigheden de gebruiker al een beeld krijgt van de aard van het beroep c.q. vakgebied.
-
• Bewaak het onderscheid tussen vakkennis en vaardigheden:
-
○ bij vakkennis gaat het om reproductie van of inzicht in theorieën, principes, concepten;
-
○ bij vaardigheid gaat het om het kunnen toepassen daarvan in een bepaalde beroepscontext.
-
• Bewaak het onderscheid én de samenhang tussen handelingen in de werkprocessen en vakkennis
en vaardigheden:
-
○ vakkennis en vaardigheden zijn voorwaardelijk voor het succesvol kunnen uitvoeren van de werkprocessen in de kerntaak. Daarom mag
er geen overlap zijn tussen werkproces (‘de beroepsbeoefenaar stelt een wapeningsconstructie af’) en de vakkennis en vaardigheden (‘de beroepsbeoefenaar kan een wapeningsconstructie afstellen’);
-
○ in de uitwerking van vakkennis en vaardigheden moet duidelijk zijn wat de relatie
is met de werkprocessen van de kerntaak. Dus niet bij het dossier Ondernemer Horeca
/ bakkerij ‘heeft basiskennis van wet- en regelgeving’, maar wel ‘heeft basiskennis van wet- en regelgeving voor horeca- en bakkerijbedrijven op het
gebied van veiligheid en ondernemersrecht’.
Aanpassingsmogelijkheid: indien een nieuwe kerntaak wordt samengesteld dan is het
mogelijk om de vakkennis en vaardigheden te selecteren zodanig dat deze aansluiten
bij de gekozen werkprocessen. Indien dit niet toereikend is kan er op beperkte schaal
vakkennis en vaardigheden worden toegevoegd. Hierbij geldt pas toe of leg uit.
2.3.6. Werkproces
Een werkproces bestaat uit drie onderdelen: de omschrijving, het resultaat en het
gedrag.
Een omschrijving van een werkproces bestaat uit meerdere samenhangende handelingen
(nooit één handeling) en kent een begin en een eind, heeft een waarneembaar resultaat.
Het beschrijft wat een beginnend beroepsbeoefenaar doet en is uitvoerbaar in het onderwijs
en in het bedrijf, vormt een afgebakend geheel, d.w.z. de handelingen in een werkproces
gaan over één thema/onderwerp en overlappen niet met handelingen in een ander werkproces.
Een werkproces heeft een resultaat in termen van opbrengst of uitkomst waaraan de
beroepsbeoefenaar bijdraagt.
Gedragsomschrijvingen bevatten een norm die de gewenste houding van de beroepsbeoefenaar
beschrijft passend bij het werkproces (bijvoorbeeld: proactief, initiërend, klantgericht,
inlevend, samenwerkingsgericht etc.) en/of de adequate wijze van handelen (bijvoorbeeld:
volgens de richtlijnen, planmatig, gestructureerd etc.). Bij gedrag gaat het dus niet
om wat hij doet, maar om hoe hij het doet.
Aanpassingsmogelijkheid: indien het niet mogelijk is om de context voldoende naar
voren te laten komen, dan is beperkte aanpassing van de werkprocessen mogelijk.
2.3.7. Beroepsgerichte moderne vreemde talen en taal- en rekeneisen
Wanneer het voor het beroep noodzakelijk is om bepaalde talige of rekenkundige elementen
te beheersen zijn deze eisen altijd direct gerelateerd aan het beroep. Taal- en rekenvaardigheden
kunnen voorkomen bij ‘vakkennis en vaardigheden’ (met gebruikmaking NLQF) op kerntaakniveau.
Het kan voorkomen dat onder ‘gedrag’ een verduidelijking is gemaakt van hoe taal en/of
rekenen wordt ingezet in dat werkproces en bij complexiteit wanneer de inzet van talige
of rekenkundige vaardigheden een essentiële complicerende factor is bij een kerntaak.
In bijlage 3 is de uitwerking van (moderne vreemde) taal- en rekeneisen uitgebreider
beschreven.
2.3.8. Interne consistentie
Zorg voor interne consistentie van beschrijvingen binnen de cross-over kwalificatie
en vermijd herhalingen. Het is belangrijk dat de kwalificatie transparant is uitgewerkt
door onderdelen goed van elkaar te onderscheiden.
Bewaak de consistentie in de uitwerking van kerntaken en werkprocessen:
-
• In een beschrijving van een werkproces behoren geen gedragselementen en/of resultaten.
Onderscheid die drie goed in de uitwerking van het werkproces.
-
• Neem in de vakkennis en vaardigheden geen handelingen op die al in het werkproces
benoemd worden.
Het uitgangspunt is dat kwalificatie-eisen zo transparant mogelijk beschreven worden.
Dat betekent dat het onderdeel op de juiste plek en op het goede abstractieniveau
beschreven wordt.
In de cross-over kwalificatie is sprake van een opbouw van generiek naar specifiek.
Onder ‘typering van de beroepen’ worden in algemene termen de typerende beroepshouding,
context en resultaat beschreven. In de basis wordt dit gespecificeerd voor de beroepengroep
op het niveau van de afzonderlijke kerntaken.
De relatie werkproces -– resultaat – vakkennis en vaardigheden – gedrag is als volgt
samen te vatten:
-
• Het werkproces beschrijft wat de (beginnend) beroepsbeoefenaar doet (handelingen).
-
• Het werkproces moet resulteren in een ‘resultaat’.
-
• Dat resultaat wordt bereikt door de inzet van essentiële competenties (gedrag) en
het hanteren en toepassen van vakkennis en vaardigheden.
2.4. Generieke onderdelen van het basisdeel
In het generieke deel van het basisdeel zijn de generieke kwalificatie-eisen voor
de generieke onderdelen Nederlandse taal, rekenen, loopbaan en burgerschap en (voor
mbo-niveau 4) Engels opgenomen. Deze kwalificatie-eisen worden bepaald door het ministerie
van OCW. Er staat een standaardverwijzing in elke cross-over kwalificatie.
2.5. Profieldeel
Een cross-over kwalificatie kent altijd één profieldeel. Dit betekent dat het profieldeel
geen extra kerntaken ten opzichte van de basis bevat. Bij het profieldeel wordt alleen
de algemene informatie ingevuld.
2.5.1. Algemene informatie profieldeel
Elk profieldeel begint met de aanduiding van het MBO-niveau van de cross-over kwalificatie.
2.5.2. Onderdeel waaraan een certificaat is verbonden
Met een algemene maatregel van bestuur kan de minister bepalen dat aan onderdelen
van een kwalificatie een certificaat is verbonden (artikel 7.2.3 van de WEB). Alleen
indien een bestaand certificaat helemaal wordt overgenomen uit een herziene kwalificatie,
dan is er sprake van een onderdeel van de cross-over kwalificatie waaraan een certificaat
is verbonden. Neem hiervoor de informatie uit de bestaande kwalificatie over in de
cross-over kwalificatie.
Het gaat hierbij niet om andere erkenningen, die niet krachtens de WEB worden afgegeven.
Aan het onderdeel van de kwalificatie waaraan een certificaat is verbonden is ook
een identificatiecode verbonden.
3. De verantwoordingsinformatie bij de cross-over kwalificatie
3.1. Invulinstructie verantwoordingsinformatie
De cross-over kwalificatie bevat een verwijzing naar de verantwoordingsinformatie.
Dit document is geen onderdeel van de cross-over kwalificatie. Hieronder volgt de
instructie voor het invullen van de verantwoordingsinformatie. De verantwoordingsinformatie
wordt ingevuld in DigiK en wordt beoordeeld bij de eindtoets.
3.1.1. Arbeidsmarktinformatie
Neem een tekst op met een toelichting op ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, de opleidingenmarkt
en de stagemarkt. Hier kan zo nodig specifieke informatie over de bedrijfstak/branche
worden opgenomen. Bij dit onderdeel kan, indien nodig, een toelichting op branche
specifieke aspecten worden gegeven. Bijvoorbeeld over het aantal zzp’ers in een branche,
vervangingsvraag, etc.
3.1.2. Trends en ontwikkelingen
Wetgeving en regelgeving: bevat een beschrijving van (veranderingen in) wet- en regelgeving
die van invloed is op de uitoefening van het beroep. Vereist is dus een beschrijving
van toekomstige ontwikkelingen, waaruit de relevantie en gevolgen voor de cross-over
kwalificatie duidelijk blijken. Het gaat dus niet om een beschrijving van de huidige
situatie en algemene zaken die voor elk beroep gelden (bijvoorbeeld ARBO).
Ontwikkelingen in de beroepsuitoefening: bevat technologische, bedrijfsorganisatorische,
internationale veranderingen en/of marktontwikkelingen die gevolgen hebben voor de
beroepsuitoefening in de toekomst. Vereist is dus een beschrijving van toekomstige
(niet huidige) ontwikkelingen waaruit de relevantie en de gevolgen voor dit kwalificatiedossier
duidelijk blijkt.
3.1.3. Bijzondere vereisten
Indien op de cross-over kwalificatie andere regelingen en vereisten van toepassing
zijn dan worden die in dit onderdeel toegelicht. Het kan hier gaan om zaken als:
-
• Branchevereisten die gelden voor een specifiek onderdeel van een kwalificatie en/of
waaraan een branchecertificaat verbonden is;
-
• Regelingen met eisen aan de persoon of werkplek, zoals leeftijd, verklaring omtrent
gedrag of Arbo-eisen. Bijvoorbeeld: regelingen die van toepassing zijn op de persoon
van de beroepsbeoefenaar, zoals een Verklaring omtrent gedrag of regelingen die betrekking
hebben op de werkplek.
3.1.4. Beroepsspecifieke moderne vreemde talen
Geef aan de hand van de ERK-descriptoren een indicatie voor het ERK-niveau van de
beheersing van de beroepsgerichte MVT in de cross-over kwalificatie. Hanteer daarbij
onderstaand schema. Geef in het schema met ‘nvt’ aan wanneer voor een cross-over kwalificatie
geen MVT-eisen gelden. Geef bij het schema een nadere toelichting waarin toegelicht
wordt wat de relevantie is van de MVT-eisen bij de cross-over kwalificatie.
Het indicatieve niveau voor de beheersing van beroepsspecifieke moderne vreemde talen
voor de cross-over kwalificatie is:
MVT: <naam MVT>
|
ERK
|
<Naam kwalificatie>
|
|
Luisteren
|
|
|
Lezen
|
|
|
Spreken
|
|
|
Gesprekken voeren
|
|
|
Schrijven
|
|
<Toelichting>
Controleer goed op consistentie tussen het schema en de cross-over kwalificatie. Zorg
er voor dat alle vaardigheden die in de tabel opgenomen zijn ook feitelijk te herleiden
zijn naar de cross-over kwalificatie en omgekeerd dat MVT-eisen die in de cross-over
kwalificatie ook verantwoord zijn in deze paragraaf.
Ook wanneer de generieke eisen Engels bij niveau 4 cross-over kwalificatie overlappen
met de beroepsgerichte eisen Engels worden deze toegelicht en verantwoord in de verantwoordingsinformatie.
3.1.5. Ontwikkelingsmogelijkheden van de beroepsbeoefenaar in het onderwijs
Geef hier aan welke specifieke loopbaanmogelijkheden en doorstroommogelijkheden de
gediplomeerde binnen het onderwijs heeft.
Niveau 4: De doorstroom naar een andere kwalificatie binnen en/of na het mbo en/of
het hbo moet globaal aangeduid zijn met één of meerdere concrete voorbeelden. Doorstroming
naar hbo kan alleen worden beschreven bij niveau 4.
3.1.6. Terugvalopties
Geef aan welke terugvalopties er zijn waarop deelnemers een diploma kunnen halen wanneer
om welke reden dan ook het niet mogelijk is om de cross-over kwalificatie te halen.
Het gaat hier om een of meerdere niet-experimentele kwalificaties.
3.1.7. Samenstelling cross-over kwalificatie
Geef aan uit welke kwalificaties de cross-over kwalificatie is opgebouwd. Maak daarbij
duidelijk welke kerntaken en werkprocessen afkomstig zijn uit welke kwalificatie.
Geef duidelijk aan uit welke domeinen de verschillende kwalificaties afkomstig zijn.
Dit dienen tenminste twee domeinen te zijn.
3.1.8. Betrokkenen
Geef aan welke organisaties uit onderwijs en bedrijfsleven bij het overleg en besluitvorming
over de cross-over kwalificatie zijn betrokken.
3.1.9. Middenkaderopleiding van meer dan 3 jaar
De studieduur van middenkaderopleidingen is per 1 augustus 2014 vastgesteld op drie
jaar. De minister kan enkele kwalificaties uitzonderen die een verblijfsduur hebben
van meer dan drie jaar tot maximaal vier jaar. Indien dit aan de orde is wordt dit
hier toegelicht. Jaarlijks dient deze lijst herijkt te worden op basis van gegevens
over verblijfsduur in het mbo.
3.1.10. Aanvullende informatie
Aanvullende informatie kan bijvoorbeeld zijn: een brochure, beroepeninformatie of
een verwijzing naar een toelichting op de beroepsgerichte taal- en rekeneisen.
4. Het koppelen van keuzedelen aan de cross-over kwalificatie
4.1. Karakteristieken van het keuzedeel
4.1.1. Doel en typen van keuzedelen
Een keuzedeel levert voor de deelnemer een verrijking ten opzichte van de cross-over
kwalificatie. Het kan verbreden of verdiepen of gericht zijn op doorstroom naar de
vervolgopleiding.
4.1.2. Afbakening
Het keuzedeel maakt geen deel uit van de cross-over kwalificatie, maar komt er bovenop. Dat betekent dat de inhoud van het keuzedeel niet mag overlappen met de inhoud van
de cross-over kwalificatie waaraan het gekoppeld is. Keuzedelen verdiepen de cross-over
kwalificatie voor de arbeidsmarkt of doorstroming naar vervolgonderwijs. Keuzedelen
kunnen daarom niet gericht zijn op het gebied van loopbaan en burgerschap.
4.1.3. Omvang
De omvang van de keuzedeelverplichting is afgeleid van het soort opleiding en weergegeven
in onderstaande tabel:
|
Cross-over kwalificatie
|
Soort opleiding
|
Keuzedeelverplichting
|
|
Niveau 2
|
Basisberoepsopleiding
|
480 klokuren
|
|
Niveau 3
|
Vakopleiding
|
720 klokuren
|
|
Niveau 4
|
Middenkaderopleiding 3 jaar
|
720 klokuren
|
|
Niveau 4
|
Middenkaderopleiding >3 jaar
|
960 klokuren
|
Kanttekening: de omvang van de keuzedeelverplichting kan 240 uur lager zijn indien
de onderwijsinstelling gebruik maakt van de mogelijkheid om een deel van de keuzedeelverplichting
te gebruiken voor persoonlijke, culturele of levensbeschouwelijke vorming.
Uitvoering van het keuzedeel kan plaatsvinden in de vorm van begeleid onderwijs, bpv
en/of zelfstudie.
De keuzedelen bestaan uit eenheden van 240 uur of een veelvoud daarvan (tot een maximum
van 960 uur). Voorbeeld: voor een basisberoepsopleiding met een opleidingsduur van
2 jaar, geldt een keuzedeelverplichting van (2 x 240 uur =) 480 uur. Deze keuzedeelverplichting
kan ingevuld worden door één keuzedeel van 480 uur of door twee keuzedelen van ieder
240 uur. De invulling van de keuzedeelverplichting door een set van keuzedelen noemen
we een configuratie.
4.2. Richtlijnen voor het koppelen van keuzedelen aan de cross-over kwalificatie
De onderwijsinstelling geeft aan welke keuzedeel gekoppeld dienen te worden aan de
cross-over kwalificatie. Houd daarbij wel het volgende in de gaten:
Voorkom overlap tussen keuzedeel en cross-over kwalificatie
De inhoud van het keuzedeel mag niet overlappen met de cross-over kwalificatie waaraan
het gekoppeld is. Anders is er geen sprake van toegevoegde waarde. Bij verbredende
keuzedelen is dat niet aan de orde. Bij verdiepende keuzedelen moet het keuzedeel
zodanig uitgewerkt zijn dat de inhoud ook echt verdiepend is ten opzichte van de vergelijkbare
inhoud in de kwalificatie. Dat kan doordat het keuzedeel op een hoger niveau is uitgewerkt
(bij complexiteit of verantwoordelijkheid en zelfstandigheid of vakkennis en vaardigheden)
danwel dat de inhouden (werkprocessen, vakkennis en vaardigheden) uitgebreider en/of
concreter zijn beschrijven dan in de cross-over kwalificatie.
Match het niveau keuzedeel met het niveau van de cross-over kwalificatie
Het niveau van het keuzedeel dient afgestemd te worden op het niveau van de cross-over
kwalificatie waaraan het gekoppeld wordt. Dat gebeurt met behulp van het NLQF.
Daarbij geldt de volgende richtlijn: ‘De inhoud van het keuzedeel dient zodanig beschreven te zijn dat het haalbaar en uitdagend
is voor alle niveaus waaraan het keuzedeel gekoppeld is.’
Bij de keuze moeten onderwijskundige en onderwijs-inhoudelijke overwegingen afgewogen
worden tegenover overwegingen die te maken hebben met de organisatie van het keuzedeel.
4.3. Koppeling keuzedelen moderne vreemde talen
Bij de koppeling van de keuzedelen MVT is er sprake van een complicerende factor.
Namelijk: veel kwalificaties bevatten beroepsgerichte eisen MVT die deels overlappen
met de inhoud van de (generieke) keuzedelen MVT. Daarnaast bevatten de niveau 4 kwalificaties
ook nog generieke eisen Engels. Daarom zijn voor de koppeling van keuzedelen MVT specifieke
regels opgesteld:
-
• Koppeling van de keuzedelen Engels A2 en B1 wordt niet toegestaan voor de niveau 4
kwalificaties. De generieke eisen Engels overlappen grotendeels met het keuzedeel
Engels B1 (en dus ook met Engels A2).
-
• Koppeling van de keuzedelen Engels A2 en B1 wordt altijd toegestaan bij de overige
kwalificaties, indien die geen beroepsgerichte eisen Engels bevatten.
-
• Koppeling van keuzedelen Duits, Frans en Spaans A2 en B1 wordt toegestaan bij alle
kwalificaties en niveaus indien die geen beroepsgerichte eisen voor de betreffende
taal bevatten.
-
• Wanneer een kwalificatie wel indicatieve eisen bevat voor een beroepsgerichte moderne
vreemde taal, dan hanteren we de volgende regels:
-
○ Indien de beroepsgerichte eisen MVT betrekking hebben op 1 van de 5 taalvaardigheden
(luisteren, lezen, gesprekken voeren, spreken, schrijven), dan wordt de koppeling
toegestaan.
-
○ Indien de beroepsgerichte eisen betrekking hebben op 4 of 5 van de vaardigheden corresponderend
met het niveau van het keuzedeel, dan wordt de koppeling niet toegestaan.
-
○ Indien de beroepsgerichte eisen betrekking hebben op 2 of 3 van de vaardigheden, dan
vragen we om te onderbouwen wat de toegevoegde waarde is.
5. Bijlage 1: descriptoren nlqf
Vetgedrukt en gearceerd zijn elementen waarin het onderscheid met het voorgaande niveau
tot uitdrukking komt. Het NLQF is de Nederlandse uitwerking van het EQF: European
Qualification Framework.
|
NLQF
|
NLQF 1
|
NLQF 2
|
NLQF 3
|
NLQF 4
|
|
Context
|
Een herkenbare leef- en werkomgeving.
|
Een herkenbare leef- en werkomgeving.
|
Een herkenbare, wisselende leef- en werkomgeving.
|
Een herkenbare, wisselende leef- en werkomgeving, ook internationaal.
|
|
Kennis
|
Bezit basale kennis van eenvoudige feiten en ideeën gerelateerd aan een beroep en
kennisdomein.
|
Bezit basiskennis van feiten en ideeën processen, materialen, middelen en begrippen van en gerelateerd aan een beroep en kennisdomein.
|
Bezit kennis van materialen, middelen, feiten, kernbegrippen, eenvoudige theorieën, ideeën, methoden en processen van en gerelateerd aan een beroep en kennisdomein.
|
Bezit brede en specialistische kennis van materialen, middelen, feiten, abstracte begrippen, theorieën, ideeën, methoden en processen van en gerelateerd aan een beroep
en kennisdomein.
|
|
Toepassen van kennis
|
.Reproduceert de kennis en past deze toe.
.Voert eenvoudige herkenbare (beroeps) taken uit op basis van automatismen.
|
.Reproduceert de kennis en past deze toe.
.Voert eenvoudige (beroeps) taken uit met behulp van geselecteerde standaardprocedures.
|
.Reproduceert de kennis en past deze toe.
Signaleert beperkingen van bestaande kennis in de beroepspraktijk en in het kennisdomein
en onderneemt actie.
.Voert (beroeps)-taken die tactisch en strategisch inzicht vereisen uit met behulp van een eigen keuze uit
en een combinatie van standaardprocedures en methodes.
|
.Reproduceert en analyseert de kennis en past deze toe.
.Evalueert en integreert gegevens en ontwikkelt strategieën voor het uitvoeren van
diverse (beroeps)taken.
.Signaleert beperkingen van bestaande kennis in de beroepspraktijk en in het kennisdomein en onderneemt actie.
.Analyseert redelijk complexe (beroeps)taken en voert deze uit.
|
|
Probleem oplossende vaardigheden
|
Herkent eenvoudige problemen in de beroepspraktijk en in het kennisdomein.
Lost deze problemen op.
|
Herkent eenvoudige problemen in de beroepspraktijk en in het kennisdomein.
Lost deze problemen planmatig op.
|
Onderkent ingewikkelde problemen in de beroepspraktijk en in het kennisdomein.
Lost deze planmatig op door gegevens te identificeren en te gebruiken.
|
.Onderkent en analyseert redelijk
complexe problemen in de beroepspraktijk en in het kennisdomein.
.Lost deze planmatig en op creatieve wijze op door gegevens te identificeren en te gebruiken.
|
|
Leer- en ontwikkelvaardigheden
|
Ontwikkelt zich met begeleiding.
|
Vraagt ondersteuning bij verdere ontwikkeling na reflectie en beoordeling van eigen
(leer)resultaten.
|
Vraagt ondersteuning bij verdere ontwikkeling na reflectie en beoordeling van eigen
(leer)resultaten.
|
Ontwikkelt zich door reflectie en beoordeling van eigen (leer)resultaten.
|
|
Informatievaardigheden
|
Verkrijgt en verwerkt informatie over eenvoudige feiten en ideeën gerelateerd aan
een beroep en kennisdomein.
|
Verkrijgt en verwerkt basisinformatie over feiten, ideeën, processen, materialen, middelen en begrippen van en gerelateerd aan een beroep en kennisdomein.
|
Verkrijgt, verwerkt en combineert informatie over materialen, middelen, feiten, kernbegrippen, eenvoudige theorieën, ideeën, methoden en processen van en gerelateerd aan een beroep en kennisdomein.
|
Verkrijgt, verwerkt en combineert brede en specialistische informatie over materialen, middelen, feiten, abstracte begrippen, theorieën, ideeën, methoden en processen van en gerelateerd aan een beroep en kennisdomein.
|
|
Communicatievaardigheden
|
Communiceert op basis van in de context en beroepspraktijk geldende conventies met
gelijken, leidinggevenden en cliënten.
|
Communiceert op basis van in de context en beroepspraktijk geldende conventies met
gelijken, leidinggevenden en cliënten.
|
Communiceert op basis van in de context en beroepspraktijk geldende conventies met
gelijken, leidinggevenden en cliënten.
|
Communiceert op basis van in de context en beroepspraktijk geldende conventies met
gelijken, leidinggevenden en cliënten.
|
|
Verantwoordelijkheid en Zelfstandigheid
|
.Werkt samen met gelijken, leidinggevenden en cliënten.
.Draagt met begeleiding verantwoordelijkheid voor
resultaten van eenvoudige taken en studie.
|
.Werkt samen met gelijken, leidinggevenden en cliënten.
.Draagt verantwoordelijkheid voor resultaten van eenvoudige taken en studie.
|
.Werkt samen met gelijken, leidinggevenden en cliënten.
.Draagt verantwoordelijkheid voor resultaten van een afgebakend takenpakket en studie.
.Draagt gedeelde verantwoordelijkheid voor het resultaat van het routinewerk van anderen.
|
.Werkt samen met gelijken, leidinggevenden en cliënten.
.Draagt verantwoordelijkheid voor resultaten van eigen activiteiten, werk en studie.
.Draagt gedeelde verantwoordelijkheid voor het resultaat van het werk van anderen.
|
6. Bijlage 2: Europees referentiekader mvt
|
Schrijven Descriptoren
|
|
Niveau A1
|
Ik kan een korte, eenvoudige ansichtkaart schrijven, bijvoorbeeld voor het zenden
van vakantiegroeten. Ik kan op formulieren persoonlijke details invullen, bijvoorbeeld
mijn naam, nationaliteit en adres noteren op een hotelinschrijvingsformulier.
|
|
Niveau A2
|
Ik kan korte, eenvoudige notities en boodschappen opschrijven. Ik kan een zeer eenvoudige
persoonlijke brief schrijven, bijvoorbeeld om iemand voor iets te bedanken.
|
|
Niveau B1
|
Ik kan een eenvoudige samenhangende tekst schrijven over onderwerpen die vertrouwd
of van persoonlijk belang zijn. Ik kan persoonlijke brieven schrijven waarin ik mijn
ervaringen en indrukken beschrijf.
|
|
Niveau B2
|
Ik kan een duidelijke, gedetailleerde tekst schrijven over een breed scala van onderwerpen
die betrekking hebben op mijn interesses. Ik kan een opstel of verslag schrijven,
informatie doorgeven of redenen aanvoeren ter ondersteuning voor of tegen een specifiek
standpunt. Ik kan brieven schrijven waarin ik het persoonlijk belang van gebeurtenissen
en ervaringen aangeef.
|
|
Niveau C1
|
Ik kan me in duidelijke, goed gestructureerde tekst uitdrukken en daarbij redelijk
uitgebreid standpunten uiteenzetten. Ik kan in een brief, een opstel of een verslag
schrijven over complexe onderwerpen en daarbij de voor mij belangrijke punten benadrukken.
Ik kan schrijven in een stijl die is aangepast aan de lezer die ik in gedachten heb.
|
|
Niveau C2
|
Ik kan een duidelijke en vloeiend lopende tekst in een gepaste stijl schrijven. Ik
kan complexe brieven, verslagen of artikelen schrijven waarin ik een zaak weergeef
in een doeltreffende, logische structuur, zodat de lezer de belangrijkste punten kan
opmerken en onthouden. Ik kan samenvattingen van en kritieken op professionele of
literaire werken schrijven.
|
|
Spreken/productie Descriptoren
|
|
Niveau A1
|
Ik kan eenvoudige uitdrukkingen en zinnen gebruiken om mijn woonomgeving en de mensen
die ik ken, te beschrijven.
|
|
Niveau A2
|
Ik kan een reeks uitdrukkingen en zinnen gebruiken om in eenvoudige bewoordingen mijn
familie en andere mensen, leefomstandigheden, mijn opleiding en mijn huidige of meest
recente baan te beschrijven.
|
|
Niveau B1
|
Ik kan uitingen op een simpele manier aan elkaar verbinden, zodat ik ervaringen en
gebeurtenissen, mijn dromen, verwachtingen en ambities kan beschrijven. Ik kan in
het kort redenen en verklaringen geven voor mijn meningen en plannen. Ik kan een verhaal
vertellen of de plot van een boek of film weergeven en mijn reacties beschrijven.
|
|
Niveau B2
|
Ik kan duidelijke, gedetailleerde beschrijvingen presenteren over een breed scala
van onderwerpen die betrekking hebben op mijn interessegebied. Ik kan een standpunt
over een actueel onderwerp verklaren en de voordelen en nadelen van diverse opties
uiteenzetten.
|
|
Niveau C1
|
Ik kan duidelijke, gedetailleerde beschrijvingen geven over complexe onderwerpen en
daarbij subthema’s integreren, specifieke standpunten ontwikkelen en het geheel afronden
met een passende conclusie.
|
|
Niveau C2
|
Ik kan een duidelijke, goedlopende beschrijving of redenering presenteren in een stijl
die past bij de context en in een doeltreffende logische structuur, zodat de toehoorder
in staat is de belangrijke punten op te merken en te onthouden.
|
|
Gesprekken voeren/interactie Descriptoren
|
|
Niveau A1
|
Ik kan deelnemen aan een eenvoudig gesprek, wanneer de gesprekspartner bereid is om
zaken in een langzamer spreektempo te herhalen of opnieuw te formuleren en mij helpt
bij het formuleren van wat ik probeer te zeggen. Ik kan eenvoudige vragen stellen
en beantwoorden die een directe behoefte of zeer vertrouwde onderwerpen betreffen.
|
|
Niveau A2
|
Ik kan communiceren over eenvoudige en alledaagse taken die een eenvoudige en directe
uitwisseling van informatie over vertrouwde onderwerpen en activiteiten betreffen.
Ik kan zeer korte sociale gesprekken aan, alhoewel ik gewoonlijk niet voldoende begrijp
om het gesprek zelfstandig gaande te houden.
|
|
Niveau B1
|
Ik kan de meeste situaties aan die zich kunnen voordoen tijdens een reis in een gebied
waar de betreffende taal wordt gesproken. Ik kan onvoorbereid deelnemen aan een gesprek
over onderwerpen die vertrouwd zijn, of mijn persoonlijke belangstelling hebben of
die betrekking hebben op het dagelijks leven (bijvoorbeeld familie, hobby’s, werk,
reizen en actuele gebeurtenissen).
|
|
Niveau B2
|
Ik kan zodanig deelnemen aan een vloeiend en spontaan gesprek dat normale uitwisseling
met moedertaalsprekers redelijk mogelijk is. Ik kan binnen een vertrouwde context
actief deelnemen aan een discussie en hierin mijn standpunten uitleggen en ondersteunen.
|
|
Niveau C1
|
Ik kan mezelf vloeiend en spontaan uitdrukken zonder merkbaar naar uitdrukkingen te
hoeven zoeken. Ik kan de taal flexibel en effectief gebruiken voor sociale en professionele
doeleinden. Ik kan ideeën en meningen met precisie formuleren en mijn bijdrage vaardig
aan die van andere sprekers relateren.
|
|
Niveau C2
|
Ik kan zonder moeite deelnemen aan welk gesprek of discussie dan ook en ben zeer vertrouwd
met idiomatische uitdrukkingen en spreektaal. Ik kan mezelf vloeiend uitdrukken en
de fijnere betekenisnuances precies weergeven. Als ik een probleem tegenkom, kan ik
mezelf hernemen en mijn betoog zo herstructureren dat andere mensen het nauwelijks
merken.
|
|
Lezen Descriptoren
|
|
Niveau A1
|
Ik kan vertrouwde namen, woorden en zeer eenvoudige zinnen begrijpen, bijvoorbeeld
in mededelingen, op posters en in catalogi.
|
|
Niveau A2
|
Ik kan zeer korte eenvoudige teksten lezen. Ik kan specifieke voorspelbare informatie
vinden in eenvoudige, alledaagse teksten zoals advertenties, folders, menu’s en dienstregelingen
en ik kan korte, eenvoudige, persoonlijke brieven begrijpen.
|
|
Niveau B1
|
Ik kan teksten begrijpen die hoofdzakelijk bestaan uit hoogfrequente, alledaagse of
aan mijn werk gerelateerde taal. Ik kan de beschrijving van gebeurtenissen, gevoelens
en wensen in persoonlijke brieven begrijpen.
|
|
Niveau B2
|
Ik kan artikelen en verslagen lezen die betrekking hebben op eigentijdse problemen,
waarbij de schrijvers een bepaalde houding of standpunt innemen. Ik kan eigentijds
literair proza begrijpen.
|
|
Niveau C1
|
Ik kan lange en complexe feitelijke en literaire teksten begrijpen, en het gebruik
van verschillende stijlen waarderen. Ik kan gespecialiseerde artikelen en lange technische
instructies begrijpen, zelfs wanneer deze geen betrekking hebben op mijn terrein.
|
|
Niveau C2
|
Ik kan moeiteloos vrijwel alle vormen van de geschreven taal lezen, inclusief abstracte,
structureel of linguïstisch complexe teksten zoals handleidingen, specialistische
artikelen en literaire werken
|
|
Luisteren Descriptoren
|
|
Niveau A1
|
Ik kan vertrouwde woorden en basiszinnen begrijpen die mezelf, mijn familie en directe
concrete omgeving betreffen, wanneer de mensen langzaam en duidelijk spreken.
|
|
Niveau A2
|
Ik kan zinnen en de meest frequente woorden begrijpen die betrekking hebben op gebieden
die van direct persoonlijk belang zijn (bijvoorbeeld basisinformatie over mezelf en
mijn familie, winkelen, plaatselijke omgeving, werk). Ik kan de belangrijkste punten
in korte, duidelijke en eenvoudige boodschappen en aankondigingen volgen.
|
|
Niveau B1
|
Ik kan de hoofdpunten begrijpen wanneer in duidelijk uitgesproken standaarddialect
wordt gesproken over vertrouwde zaken die ik regelmatig tegenkom op mijn werk, school,
vrije tijd enzovoort Ik kan de hoofdpunten van veel radio- of tv-programma’s over
actuele zaken of over onderwerpen van persoonlijk of beroepsmatig belang begrijpen,
wanneer er betrekkelijk langzaam en duidelijk gesproken wordt.
|
|
Niveau B2
|
Ik kan een langer betoog en lezingen begrijpen en zelfs complexe redeneringen volgen,
wanneer het onderwerp redelijk vertrouwd is. Ik kan de meeste nieuws- en actualiteitenprogramma’s
op de tv begrijpen. Ik kan het grootste deel van films in standaarddialect begrijpen.
|
|
Niveau C1
|
Ik kan een langer betoog begrijpen, zelfs wanneer dit niet duidelijk gestructureerd
is en wanneer relaties slechts impliciet zijn en niet expliciet worden aangegeven.
Ik kan zonder al te veel inspanning tv-programma’s en films begrijpen.
|
|
Niveau C2
|
Ik kan moeiteloos gesproken taal begrijpen, in welke vorm dan ook, hetzij in direct
contact, hetzij via radio of tv, zelfs wanneer in een snel moedertaaltempo gesproken
wordt als ik tenminste enige tijd heb om vertrouwd te raken met het accent.
|
7. Bijlage 3: Toelichting bij de uitwerking van beroepsgerichte taal- en rekeneisen
7.1. Beroepsgerichte taal- en rekeneisen
Wanneer het voor het beroep noodzakelijk is om bepaalde talige of rekenkundige elementen
te beheersen zijn deze eisen altijd direct gerelateerd aan het beroep. In dat geval
moet er niet worden verwezen naar de eisen van het referentiekader Nederlandse taal
en rekenen, maar moet worden geëxpliciteerd wat de eisen zijn. Gebruik hiervoor de
volgende instructies:
Vooraf
Waar?
-
• Beschrijf de taal- rekenvaardigheid bij ‘vakkennis en vaardigheden’ (met gebruikmaking
NLQF) op kerntaakniveau.
-
• Optioneel is onder ‘gedrag’ een verduidelijking mogelijk van hoe taal en/of rekenen
wordt ingezet in dat werkproces en bij complexiteit wanneer de inzet van talige of
rekenkundige vaardigheden een essentiële complicerende factor is bij een kerntaak.
Hoe?
Geef geen hoger referentieniveau-aanduiding aan. Dit voorkomt dat het onderwijs de
volle bandbreedte van het referentieniveau toetst, terwijl het alleen maar gaat om
een specifieke beroepshandeling.
7.2. Beroepsgerichte moderne vreemde talen (mvt)
Wat geldt voor Nederlandse taal en rekenen geldt ook voor beroepsgerichte mvt-eisen,
namelijk:
-
• Bepaal of voor het beroep c.q. de beroepengroep waarvoor de kwalificatie is geschreven
een mvt van wezenlijk belang is.
Beantwoord daarbij ook de vraag of dit een specifieke mvt is of dat de school hierin
(bijvoorbeeld afhankelijk van de regio) zelf een keus kan maken.
-
• Vraag je af of de mvt zodanig van belang is voor de uitoefening van het beroep dat
dit voorwaardelijk is voor diplomering. Maak de afweging om alleen dan mvt op te nemen
als blijkt dat de beheersing van mvt nodig is voor de goede uitoefening van het beroep.
Controlevragen:
-
• Staat er een aanwijzing in het BCP waardoor het aannemelijk is dat er een of meerdere
mvt(‘s) in de kwalificatie komen?
-
• Wat is het achterliggende doel hiervan en over welke eisen hebben we het dan?
-
• Gaat het om alle (mondelinge en schriftelijke) taalvaardigheden of om een deel daarvan?
-
• Is rekening gehouden met het mbo-niveau waarop de opleiding wordt gevolgd? Enerzijds
moet naar de mate van beheersing worden gekeken (foutloos schrijven voor de basisberoepsopleiding
(niveau 2) is wel erg ambitieus), anderzijds naar het domein (schrijven hoeft mogelijk
op een minder hoog niveau te worden beheerst dan gesprekkenvoeren).
Neem de mvt-eisen op in de kwalificatie:
-
1. Wanneer mvt-eisen tot de kern van de beroepsuitoefening horen worden deze opgenomen
in verschillende onderdelen van de kwalificatie zoals typering van de beroepengroep
en complexiteit, naast vakkennis en vaardigheden. Indien het gaat om een beperkte
rol van beroepsgerichte mvt-eisen in de beroepsuitoefening dan horen deze in ieder
geval beschreven te zijn bij de verantwoordingsinformatie en de vakkennis en vaardigheden.
-
2. Bepaal of de mvt relevant is voor de betreffende kerntaak.
-
• Ga na of er communicatieve elementen staan beschreven binnen de kerntaak.
-
• Ga na of deze ook relevant zijn in een of meerdere mvt(‘s).
-
• Bepaal per mvt de relevantie.
-
• Het uitvoeren van beroepsgerichte handelingen in een mvt is een complicerende factor.
Neem daarom een verwijzing naar de noodzaak van mvt op bij complexiteit.
-
3. Bepaal welke aspecten van de werkprocessen in de mvt uitgevoerd moeten kunnen worden.
-
• Ga na of er communicatieve elementen staan beschreven binnen de werkprocessen.
-
• Als in de omschrijving van de werkprocessen geen taalaanwijzingen staan, ga je er
vanuit dat deze alleen in het Nederlands uitgevoerd hoeven te worden.
-
• Ga na of de werkprocessen of elementen ervan ook in een mvt uitgevoerd moet kunnen
worden.
-
• Zorg dat voor elke mvt uit de omschrijving blijkt in welke mate de mvt ten behoeve
van de betreffende werkprocessen moet worden beheerst.
Maak bij de uitwerking van de mvt-eisen gebruik van de descriptoren van de relevante
ERK-niveaus. (zie referentieniveaus moderne vreemde talen).
-
4. Beschrijf beroepsgerichte mvt-eisen in vakkennis en vaardigheden concreet en contextrijk.
Het moet duidelijk zijn om welke taalvaardigheid het gaat en in welke context die
toegepast moet worden.
-
5. Neem in de verantwoording een indicatieve verwijzing naar een ERK niveau op (zie instructie
Verantwoordingsinformatie).
Bij middenkaderopleidingen is er sprake van generieke eisen Engels A2/B1. Wanneer
er daarnaast ook nog beroepsgerichte eisen Engels gelden voor de kwalificatie verwerk
die dan in het dossier alsof er geen generieke eisen zijn. Alle bovenstaande richtlijnen
gelden in dit geval. Het is voor de gebruiker van belang om te weten in welke context
beroepsgerichte eisen Engels aan de orde komen, ook wanneer die overlappen met de
generieke eisen. En neem ook in de verantwoordingsinformatie een indicatief niveau
op, ook als dit niet uitstijgt boven het generieke niveau.
TOELICHTING
Algemeen
Deze regeling geldt ook voor het middelbaar beroepsonderwijs op het gebied van landbouw,
natuurlijke omgeving en voedsel en is daarom afgestemd met de Staatssecretaris van
Economische Zaken.
In artikel 9 van het Besluit experiment cross-over kwalificaties (hierna: besluit)
is opgenomen dat ten behoeve van de aanvraag van een cross-over kwalificatie en de
daarop gebaseerde experimentele opleiding bij ministeriële regeling een model wordt
vastgesteld, alsmede een toetsingskader. Met deze bepaling wordt afgeweken van artikel
7.2.4, zesde lid, van de Wet educatie beroepsonderwijs (hierna wet) waarin is gesteld
dat bij ministeriële regeling een model en een toetsingskader voor kwalificatiedossiers
worden vastgesteld. Cross-over kwalificaties maken echter geen deel uit van een kwalificatiedossier
en verschillen ook qua aard en totstandkoming van een regulier kwalificatiedossier.
Om die reden is het nodig dat op grond van deze regeling het model en de bijbehorende
instructie, alsmede het toetsingskader voor cross-over kwalificaties worden vastgesteld.
Het toetsingskader is een nadere uitwerking van de in het besluit vastgelegde criteria
en de toepasselijke bepalingen van de wet. Bij de vaststelling van het model en het
toetsingskader is zoveel mogelijk aangesloten bij het reeds bestaande model en het
reeds bestaande toetsingskader voor reguliere kwalificatiedossiers, beide gebaseerd
op artikel 7.2.4, zesde lid, van de wet.
Het experiment cross-over kwalificaties duurt van 1 augustus 2017 tot en met 31 juli
2025. Het eerste aanvraagtijdvak, dat betrekking heeft op studiejaar 2017–2018, is
van 1 augustus tot en met 15 september 2016. Een aanvraag die betrekking heeft op
een daaropvolgend studiejaar kan worden ingediend uiterlijk op 15 september van het
daaraan voorafgaande jaar, met dien verstande dat een aanvraag voor een vierjarige
opleiding uiterlijk in 2020 wordt ingediend, voor een driejarige opleiding uiterlijk
in 2021 en voor een tweejarige opleiding uiterlijk in 2022 (artikel 13 van het besluit).
De toetsing van de cross-over kwalificaties geschiedt door de Samenwerkingsorganisatie
beroepsonderwijs bedrijfsleven (hierna: SBB) die er zorg voor draagt dat op een onafhankelijke
wijze alle cross-over kwalificaties worden getoetst aan de hand van het op grond van
deze regeling vastgestelde toetsingskader. De SBB brengt hierover vervolgens advies
uit aan de minister.
Model inclusief instructie
Het model cross-over kwalificatie mbo, inclusief de bijbehorende instructie, zijn
ontwikkeld door de SBB in samenspraak met het ministerie van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap. Met de vaststelling van dit model wordt de indeling en de opbouw van de
cross-over kwalificatie geformaliseerd. Het model is eenvoudig van opzet. Zo bevat
het model cross-over kwalificatie mbo naast een inhoudsopgave en een leeswijzer ook
een overzicht van de hoofdelementen van de kwalificatie. Verder bevat het model cross-over
kwalificatie mbo ook een beschrijving van de indeling van de kwalificatie, zijnde
het basisdeel en het profieldeel. Het basisdeel is weer gesplitst in twee componenten,
namelijk beroepsspecifieke en generieke onderdelen.
Bij het model hoort een instructie. Deze instructie moet ontwikkelaars helpen bij
de ontwikkeling van de cross-over kwalificatie mbo.
De instructie bestaat uit twee delen. Het eerste deel gaat in op het ontwerp van de
cross-over kwalificatie. Het bevat, per onderdeel van het model cross-over kwalificatie
mbo, instructies voor de beschrijving van verschillende onderdelen in het basis- en
profieldeel. Het tweede deel bevat de instructie voor de invulling van de verantwoordingsinformatie
behorende bij de cross-over kwalificatie.
Toetsingskader
Het toetsingskader voor de cross-over kwalificaties beschrijft in een tweetal hoofdstukken
de wijze waarop uitvoering gegeven wordt aan artikel 9 van het besluit. De hoofdstukken
beschrijven achtereenvolgens:
-
• de criteria aan de hand waarvan de kwaliteit van de cross-over kwalificatie wordt
getoetst; en
-
• de inrichting van het toetsproces leidend tot een advies over de kwaliteit van de
cross-over kwalificatie.
Uitvoering en handhaafbaarheid
Deze ministeriële regeling is voor een uitvoerings- en handhaafbaarheidstoets voorgelegd
aan Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), de Inspectie van het Onderwijs en de ADR. De
regeling is door hen uitvoerbaar en handhaafbaar verklaard.
Administratieve lasten
Onderhavige regeling leidt niet tot een toename van de administratieve lasten, omdat
met de regeling geen nieuwe informatieverplichtingen worden opgelegd aan burgers,
bedrijven of instellingen.
Inwerkingtreding
De onderhavige regeling werkt terug tot en met 1 augustus 2016. Voor deze terugwerkende
kracht is gekozen omdat het Besluit experiment cross-over kwalificaties in werking
treedt met ingang van 1 augustus 2016 en in dat besluit de termijn voor het indienen
van een aanvraag voor studiejaar 2017/2018 is gesteld op de periode van 1 augustus
2016 tot en met 15 september 2016. Terugwerkende kracht tot en met 1 augustus 2016
is nodig vanwege de mogelijkheid dat op 1 augustus 2016 of kort daarna een volledige
aanvraag wordt ingediend. De concepttekst van deze regeling, inclusief de bijlagen,
zal vanaf 1 augustus openbaar worden gemaakt opdat indieners van een aanvraag tijdig
rekening kunnen houden met deze documenten.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. Bussemaker