Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zwolle | Staatscourant 2016, 4277 | Instelling gemeenschappelijke regelingen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zwolle | Staatscourant 2016, 4277 | Instelling gemeenschappelijke regelingen |
Gemeenschappelijke regeling Meldkamer Oost Nederland
Het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland, het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio IJsselland, de regionale eenheid Oost-Nederland van de Politie, de vergunninghouder ambulancezorg Noord- en Oost Gelderland en de vergunninghouder ambulancezorg IJsselland, gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Wet veiligheidsregio's, hebben besloten de Gemeenschappelijke regeling Meldkamer Oost Nederland te wijzigen, in dier voege dat de regeling komt te luiden als volgt:
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
vergunninghouders ambulancezorg: de rechtspersonen, die volgens hun vergunning op grond van de Tijdelijke Wet ambulancezorg zijn belast met de zorg voor instandhouding van de meldkamers ambulancezorg in Noord- en Oost-Gelderland respectievelijk IJsselland, als onderdeel van de Meldkamer Oost Nederland;
veiligheidsdirecties: de veiligheidsdirecties van regio IJsselland en regio Noord- en Oost Gelderland zoals bedoeld in de gemeenschappelijke regeling / samenwerkingsovereenkomst algemeen bestuur veiligheidsregio en regionaal college politie, alsmede de vergunninghouders ambulancezorg in IJssel-land en Noord- en Oost Gelderland.
HOOFDSTUK 2 BELANGEN, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN
De gemeenschappelijke meldkamer ondersteunt de veiligheidsregio’s, politie en vergunninghouders ambulancezorg in de uitvoering van hun meldkamertaken en voert deze voor de deelnemers uit.
Artikel 7 Afstemming (Veiligheidsdirecties)
De veiligheidsdirecties van de veiligheidsregio’s overleggen periodiek gezamenlijk met de directeur van de gemeenschappelijke meldkamer. De veiligheidsdirecties brengen gezamenlijk advies uit over alle voorstellen en rapportages, die de directeur voorlegt aan het bestuur van de gemeenschappelijke meldkamer.
De deelnemers, afzonderlijk en/of gezamenlijk, kunnen afspraken maken met de gemeenschappelijke meldkamer over: uitwerking van de opgedragen taken en besluiten, implementatie van wettelijke vereisten, de gewenste kwaliteit en prestaties van de gemeenschappelijke meldkamer, samenwerking binnen de gemeenschappelijke meldkamer en over samenwerking met de organisaties van de deelnemers op het gebied van informatievoorziening en meldkamerpreparatie. Deze afspraken worden schriftelijk vastgelegd.
Artikel 13 Taken en bevoegdheden
Naast de taken en bevoegdheden die deze regeling aan het dagelijks bestuur opdraagt, heeft het dagelijks bestuur de volgende taken en bevoegdheden:
Artikel 15 Aanwijzing en vervanging
Het algemeen bestuur wijst telkens voor een periode van 2 jaren één van de leden van het dagelijks bestuur aan als voorzitter.
HOOFDSTUK 6 INLICHTINGEN, VERANTWOORDING EN ONTSLAG
Artikel 19 Leden van het algemeen bestuur t.o.v. bestuur deelnemers
Een lid van het algemeen bestuur verschaft het bestuur, dat hem afvaardigde – met inachtneming van de artikelen 18 en 19 van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen – alle inlichtingen die door dat bestuur of door één of meer leden daarvan worden verlangd en wel op de in het reglement van orde voor het betreffende orgaan aangegeven wijze.
De gemeenschappelijke meldkamer staat onder leiding van een directeur, die wordt benoemd, geschorst en ontslagen door de veiligheidsregio’s gezamenlijk na overleg met de politie en de vergunninghouders ambulancezorg. De aldus benoemde directeur zal in dienst treden van of worden aangesteld bij de meldkamer.
Het algemeen bestuur regelt de taken en bevoegdheden van de directeur en stelt voor deze functie een instructie vast. Dit op voorstel van de veiligheidsregio’s gezamenlijk na overleg met de politie, en de vergunninghouders ambulancezorg. In de instructie voor de directeur wordt in ieder geval opgenomen, dat deze functionaris periodiek overleg voert met de geza¬menlijke veiligheidsdirecties van de veiligheidsregio’s en hen tijdig advies vraagt bij de voorbereiding van onderwerpen die aan de orde komen in het dagelijks en algemeen bestuur.
De beheerder van de in het vorige lid aan te wijzen archiefbewaarplaats oefent overeenkomstig de regeling als bedoeld in het eerste lid toezicht uit op het beheer van de archiefbescheiden van de gemeenschappelijke meldkamer, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.
HOOFDSTUK 8 FINANCIËLE BEPALINGEN
Artikel 23 Administratie en controle
Het algemeen bestuur stelt een regeling vast met uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede de regels voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. De regeling dient te waarborgen dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan. De regeling bevat in elk geval de onderwerpen, genoemd in artikel 212, lid 2, van de Gemeentewet voor zover van toepassing op de gemeenschappelijke meldkamer.
Het algemeen bestuur wijst een of meer accountants aan als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, belast met de controle van de in artikel 197 van de Gemeentewet bedoelde jaarrekening en het daarbij verstrekken van een accountantsverklaring en het uitbrengen van een verslag van bevindingen. De accountantsverklaring en het verslag van bevindingen voldoen aan het bepaalde in artikel 213, lid 3 respectievelijk lid 4, van de Gemeentewet.
Met inachtneming van de artikelen 34 en 35 van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen en – voor zover van toepassing – het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten
zendt het dagelijks bestuur jaarlijks vóór 1 april de ontwerpbegroting, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de ontwerp-meerjarenraming van de gemeenschappelijke meldkamer voor het komende kalenderjaar, vergezeld van een behoorlijke toelichting, toe aan de besturen van de deelnemende veiligheidsregio’s, vergunninghouders ambulancezorg en de politie.
geeft het dagelijks bestuur aan de besturen van de deelnemende veiligheidsregio’s, vergunninghouders ambulancezorg en de politie acht weken na toezending gelegenheid om bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting en meerjarenraming naar voren te brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren, waarin deze zienswijzen zijn vervat, en eventueel een nota van wijzigingen, bij de ontwerpbegroting en de meerjarenraming, zoals deze aan het algemeen bestuur worden aangeboden.
stuurt het algemeen bestuur de vastgestelde begroting en de meerjarenraming toe aan de besturen van de deelnemende veiligheidsregio’s, vergunninghouders ambulancezorg en de politie, die de in deze begroting voor hen als bijdrage in de kosten van de gemeenschappelijke meldkamer geraamde bedragen opnemen in de eigen begroting voor het betreffende jaar;
zendt het dagelijks bestuur de vastgestelde begroting en de meerjarenraming binnen twee weken na de vaststelling doch in ieder geval vóór 1 augustus aan gedeputeerde staten. In het geval de begroting niet in evenwicht is en het niet aannemelijk is dat in de eerstvolgende jaren een evenwicht wordt bereikt, verzoekt het dagelijks bestuur daarbij om goedkeuring van gedeputeerde staten. Van de goedkeuring doet het dagelijks bestuur mededeling aan het algemeen bestuur en de deelnemende partijen.
Artikel 25 Bijdragen van de deelnemende partijen
De berekening van de verschuldigde bijdragen voor de taken, genoemd in artikel 5, vindt plaats op basis van de volgende uitgangspunten:
het resultaat van punt a voor de kolommen brandweer respectievelijk politie wordt binnen elke kolom verdeeld over beide veiligheidsregio’s respectievelijk politie op basis van het inwonertal van de betrokken regio’s op 1 januari van het jaar, voorafgaand aan dat waarvoor de bijdrage verschuldigd is, vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Elke veiligheidsregio en vergunninghouder ambulancezorg en de politie betaalt bij wijze van voorschot jaarlijks voor 16 januari en 16 juli telkens de helft van de verschuldigde bijdrage, genoemd in lid 1, op basis van facturen, die de gemeenschappelijke meldkamer hen daartoe zal toezenden. Bij niet tijdige betaling is de wettelijke interest verschuldigd.
De in het eerste lid bedoelde stukken liggen, zodra zij aan het algemeen bestuur zijn overgelegd, voor een ieder ter inzage en zijn algemeen verkrijgbaar. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling wordt openbaar kennisgegeven. Het algemeen bestuur beraadslaagt over de jaarrekening en het jaarverslag niet eer der dan twee weken na de openbare kennisgeving.
HOOFDSTUK 10 TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING
Artikel 27 Toetreding en uittreding
Toetreding en uittreding van een veiligheidsregio, een politieregio of een vergunninghouder ambulancezorg is mogelijk wanneer ter vergadering van het al- gemeen bestuur blijkt dat de besturen van ten minste tweederde van de deelnemende partijen instemmen met een verzoek tot toetreding respectievelijk uittreding en met de regeling van de financiële en andere gevolgen daarvan voor de gemeenschappelijke meldkamer.
Het algemeen bestuur regelt de procedure en alle gevolgen van de toetreding of de uittreding en kan voorwaarden verbinden aan de toetreding of uittreding. Bij uittreding geldt als uitgangspunt dat de uittredende partij de kosten draagt die het rechtstreekse gevolg zijn van de uittreding en dat de overige partijen geen financieel nadeel van de uittreding ondervinden.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Volgens de Wet veiligheidsregio’s en/of de Wet Ambulancezorg is
het bestuur van de veiligheidsregio verantwoordelijk voor het instellen en instandhouden van een gemeenschappelijke meldkamer voor brandweer, politie, geneeskundige hulpverlening en ambulancezorg, alsmede voor instandhouding van de meldkamer brandweer, als onderdeel van de gemeenschappelijke meldkamer (Wet veiligheidsregio’s artikel 35 lid 1)
de vergunninghouder ambulancezorg verantwoordelijk voor de instandhouding meldkamer ambulancezorg als onderdeel van de gemeenschappelijke meldkamer (Tijdelijke Wet Ambulancezorg artikel 4-5). De Tijdelijke Wet ambulancezorg belast de vergunninghouder onder meer met de zorg voor instandhouding van de meldkamer ambulancezorg.
De Wet veiligheidsregio’s omschrijft de taak van de meldkamer als volgt: het ontvangen, registreren en beoordelen van alle acute hulpvragen ten behoeve van de brandweer, de geneeskundige hulpverlening, het ambulancezorg en de politie, het bieden van een adequaat hulpaanbod, en het begeleiden en coördineren van de hulpdiensten. Het besluit veiligheidsregio’s stelt kwaliteitseisen ten aanzien van grootschalige alarmering.
De veiligheidsregio’s zijn daarnaast verantwoordelijk voor het inrichten en in stand houden van de informatievoorziening binnen de diensten van de veiligheidsregio en tussen deze diensten en de andere diensten en organisaties. De meldkamer vervult hierin een belangrijke rol.
Ter ondersteuning van het gezamenlijke overleg en de besluitvorming is een veiligheidsdirectie ingericht. In de veiligheidsdirectie nemen de regionaal commandant / directeur Brandweer, de directeur publieke gezondheid, de door het hoofd van de regionale eenheid Oost-Nederland van de Politie aan te wijzen functionaris op leidinggevend niveau en de coördinerend gemeentesecretaris plaats.
De keuze voor een gemeenschappelijke regeling met een openbaar lichaam beoogt alle disciplines uit beide regio’s voldoende en op dezelfde manier betrokkenheid, sturing, zeggenschap en verantwoordelijkheid te geven over de meldkamer. Daarnaast om een rechtspersoon te vormen, die aan het rechtsverkeer kan deelnemen (o.a. voor afhandeling meldingen, alarmering, huur gebouw, eigendomsrechten en contracten, aanbestedingen).
Een openbaar lichaam moet volgens de Wgr de volgende drie bestuursorganen hebben: een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter. Het algemeen bestuur staat aan het hoofd van het openbaar lichaam (artikel 12).
Een gemeenschappelijke regeling moet het belang of de belangen vermelden waarvoor ze wordt aangegaan. Onder ‘belang’ wordt verstaan het beleidsterrein waarop wordt samengewerkt. Met het vastleggen van het belang of de belangen wordt het werkgebied van de gemeenschappelijke regeling afgebakend. De omschrijving van artikel 4 is ontleend aan het vastgestelde project initiatiedocument voor de MON.
Artikel 5 Taken en bevoegdheden
De deelnemers hebben geen eigen wettelijke bevoegdheden toegekend. Als openbaar lichaam heeft de MON alleen bevoegdheden om aan het rechtsverkeer deel te nemen.
De omschrijving van de taken is ontleend aan de Wet veiligheidsregio’s en aan het vastgestelde project initiatiedocument voor de MON.
Volgens het PID MON (paragraaf 7.4) zijn de kerntaken van de MON:
Een wijziging van de regeling is nodig ingeval de partijen gezamenlijk taken willen toevoegen. Het PID noemt als voorbeelden:
De wettelijke verantwoordelijkheidsverdeling brengt mee, dat binnen de MON de meldkamers van politie, brandweer, geneeskundige hulpverlening en ambulancevervoer functioneren volgens de eigen processen en kwaliteitseisen. De gemeenschappelijke meldkamer functioneert volgens daarvoor geldende of vast te stellen kwaliteitseisen.
Het op een goede wijze verrichten van de taken van de MON berust op zowel het kwalitatief goed uitvoeren van de reguliere (dagelijkse) werkzaamheden als op het “als eenheid handelen en competent gedrag” ten tijde van de opschaling. Er is veel geïnvesteerd in techniek, multidisciplinaire samenwerking, verbeterprocessen, communicatienetwerken en ondersteunende processen. Alle vernieuwingen en veranderingen hebben implicaties voor de functie inhoud en noodzakelijke competenties van de centralist. Door competentiegericht op te leiden, te trainen en te oefenen zal de centralist meegroeien met de zwaarte van de functie (kwalitatief doorgroeien). Jaarlijks wordt een “Opleiding- en Oefenplan” voor de MON opgesteld, dat is afgestemd op de vastgestelde en vereiste competenties van medewerkers, de specifieke meldkamersystemen en de oefenplannen van de kolommen.
Dit artikel regelt de toekenning van andere taken aan de gemeenschappelijke meldkamer door één of meer veiligheidsregio’s, de politie en vergunninghouders ambulancezorg. Daarover worden specifieke afspraken gemaakt met de betreffende partij(en).
De dienstverlening vindt plaats tegen betaling en op basis van een overeenkomst waarin wordt neergelegd welke prestaties de gemeenschappelijke meldkamer zal leveren en welke kosten bij de betrokken partij(en) in rekening zullen worden gebracht.
Artikel 7 Afstemming (Veiligheidsdirecties)
De afstemming tussen de deelnemers en de directeur vindt plaats in het gezamenlijk overleg van veiligheidsdirectie (beraad). De verdere werkwijze van dit overleg zal in de werkinstructies verder worden uitgewerkt.
Lid 1 Een belangrijk punt is dat periodiek overleg tussen de betrokken partijen in de veiligheidsdirecties gezamenlijk en de directeur van de gemeenschappelijke meldkamer nodig is om een goede afstemming te bereiken. De veiligheidsdirecties brengen gezamenlijk advies uit over alle voorstellen en rapportages, die de directeur voorlegt aan het bestuur van de meldkamer
Zowel de deelnemers aan de MON (via de veiligheidsdirecties) als het algemeen bestuur (via de directeur) kunnen initiatieven ontwikkelen tot voorbereiding van beleidsmatige plannen en voorstellen. De deelnemers wat betreft hun wettelijke meld-kamertaken; de directeur MON wat betreft zijn taakuitvoering.
Voorbeelden zijn: ontwikkeling naar een geïntegreerde meldkamer, samenwerking met andere meldkamers, invulling van regionaal maatwerk, doorvoering van veranderingen in de wettelijke meldkamertaken/-vereisten, werkgeverschap van de MON, voorbereiding van vernieuwingsinvesteringen. Een ander voorbeeld vormt de samenwerking tussen het politieservicecentrum en de frontoffice van de meldkamer. Daarover kunnen de veiligheidsregio’s afspraken opnemen in het convenant dat zij moeten sluiten met de politie.
Voor de veiligheidsregio’s komt daarbij dat zij ten minste eenmaal in de vier jaar een beleidsplan vaststellen, waarin het beleid is vastgelegd ten aanzien van de taken van de veiligheidsregio. De verantwoordelijkheid voor de meldkamer en de meldkamertaken is daar een onderdeel van.
Artikel 7 voorziet erin dat partijen (in eerste instantie door de betrokken veiligheidsdirecties) over en weer initiatieven tot nieuw beleid ten aanzien van de meldkamer in een zo vroeg mogelijk stadium afstemmen en dat ze samenwerken bij de verdere voorbereiding. Concrete plannen en voorstellen tot dergelijk nieuw beleid moeten eerst ter vaststelling voorgelegd aan de besturen van de deelnemers. Na hun instemming worden de benodigde maatregelen opgenomen in een beheer- en uitvoeringsprogramma en in de begroting van de MON.
De MON omvat een gemeenschappelijke organisatie voor uitvoering van beheer van de gemeenschappelijke meldkamer en de gemeenschappelijke processen. De deelnemende organisaties voeren met eigen medewerkers hun eigen (monodisc¬plinaire dan wel multidisciplinaire) meldkamertaken uit. De medewerkers staan onder leiding van eigen leidinggevenden.
Het algemeen bestuur van een openbaar lichaam, ingesteld door de (algemene) besturen van veiligheidsregio’s, politie en vergunninghouders ambulancezorg, bestaat op basis van artikel 13 Wgr uit leden die per deelnemende partij door het bestuur uit zijn midden zijn aangewezen. De regeling bepaalt het aantal leden van het algemeen bestuur.
De samenstelling van het algemeen bestuur is gebaseerd op de volgende punten:
Er is gesproken over een algemeen bestuur MON bestaande uit het volledige algemene bestuur en (toen nog) regionaal college van beide regio’s met toegevoegd de vergunninghouders ambulancezorg. Dit was echter te omvangrijk en te ingewikkeld in verhouding tot de taken van de meldkamer. Deze optie voldoet niet aan de beide eerste punten.
Lid 4: De voorzitter kan de directeur gemeenschappelijke meldkamer samen met de proceseigenaren meldkamer in de veiligheidsdirecties uitnodigen om deel te nemen aan de vergadering van het algemeen bestuur.
Dit artikel bevat de regeling voor de besluitvorming door het algemeen bestuur. Uitgangspunt is dat elke deelnemende partij gelijke invloed heeft op de besluitvorming in het algemeen bestuur.
Het algemeen bestuur bepaalt de omvang en samenstelling van het dagelijks bestuur. De gewijzigde WGR bepaalt dat het aantal leden van het dagelijks bestuur nooit de meerderheid van het algemeen bestuur mag uitmaken.
Afhankelijk van de samenstelling van het algemeen bestuur kan voor de eerste periode worden gedacht aan 1 lid per deelnemende partij, dus 6 in totaal.
Lid 3: De voorzitter kan de directeur gemeenschappelijke meldkamer tezamen met de proceseigenaren meldkamer in de veiligheidsdirecties uitnodigen om deel te nemen aan de vergadering van het algemeen bestuur.
Artikel 13 Taken en bevoegdheden
Op grond van artikel 33b van de Wgr is het dagelijks bestuur in ieder geval bevoegd:
te besluiten namens het openbaar lichaam, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist.
Het dagelijks bestuur kan een of meer leden van het dagelijks bestuur machtigen tot uitoefening van een of meer van zijn bevoegdheden, tenzij de regeling waarop de bevoegdheid steunt zich daartegen verzet.
De artikelen 16 tot en met 19b van de Wgr schrijven voor dat een gemeenschappelijke regeling bepalingen bevat over het verstrekken van informatie en het afleggen van verantwoording. Daarbij gaat het zowel om de informatie- en verantwoordingsplicht binnen de gemeenschappelijke regeling (de relatie tussen het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur) als om de informatie- en verantwoordingsplicht van het bestuur/bestuursleden van de gemeenschappelijke regeling ten opzichte van de deelnemende partijen.
Ontslag van een lid van het dagelijks bestuur is geregeld in artikel 19a Wgr.
Artikel 20 Inrichting organisatie en rechtspositieregeling
Uitgangspunt van de MON is, dat de gemeenschappelijke meldkamer vooralsnog geen personeel in dienst heeft en dat de medewerkers zijn aangesteld bij één van de deelnemende organisaties.
Lid 1 legt vast, dat het algemeen bestuur de inrichting van de interne organisatie regelt.
Lid 2 is bedoeld voor de situatie dat partijen besluiten om bepaalde medewerkers in dienst van de gemeenschappelijke meldkamer te laten treden. Het algemeen bestuur kan ook besluiten om de rechtspositie van een van de veiligheidsregio’s van toepassing te verklaren.
De Wet veiligheidsregio’s geeft aan dat de directeur
instemmingsrecht heeft bij het aanstellen en aangesteld houden van personeel van de gemeenschappelijke meldkamer. Volgens de memorie van toelichting behoeft het aanstellen van personeel van één van de partijen voor het verrichten van werkzaamheden in de meldkamer, instemming van de directeur. Dit met het oog op de kwaliteitsbewaking en mogelijkheden voor samenwerking van het personeel. De directeur van de meldkamer kan immers zijn verantwoordelijkheid voor het algehele beheer en de kwaliteit van de processen niet waarmaken indien hij geen zeggenschap heeft over het personeel dat in de meldkamer te werk wordt gesteld.
De taken van de directeur hebben in hoofdzaak betrekking op het beheer van gezamenlijke voorzieningen, op samenwerking binnen de MON, op overleg en samenwerking met besturen en directies van de deelnemers, op een goede verhouding met het dagelijks en algemeen bestuur en op relaties met externe leveranciers en dienstverleners. Dit als gevolg van
Lid 3 De veiligheidsdirecties hebben aangegeven nauw betrokken te willen zijn bij het management van de meldkamer. Dit betekent dat alle stukken die naar het bestuur worden gezonden via de beide veiligheidsdirecties gaan.
Dit artikel geeft uitvoering aan artikel 40 van de Archiefwet, dat het bestuur van een gemeenschappelijke regeling opdraagt de zorg voor de archiefbescheiden te regelen. De inhoud van artikel 33 komt zoveel mogelijk overeen met de regels voor de gemeenten.
Artikel 23 Administratie en controle
De artikelen 186 tot en met 215 van de Gemeentewet zijn van toepassing verklaard op gemeenschappelijke regelingen. Deze artikelen hebben betrekking op de begroting, jaarrekening, administratie en de controle. Artikel 23 is ingericht op basis van deze artikelen.
Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) is van toepassing op gemeenschappelijke regelingen. Het besluit stelt vereisten aan de op te stellen begroting, meerjarenraming, jaarrekening en jaarverslag. Dit betekent onder andere dat deze documenten moeten worden opgezet op basis van een indeling in programma’s (programmabegroting). Het dagelijks bestuur stelt vervolgens op basis van de programmabegroting de productenraming vast.
Artikel 24 regelt daarnaast (volgens de artikelen 34 en 35 van de Wgr.) de procedure van de begroting en meerjarenraming in de verhouding tussen de deelnemende partijen en de gemeenschappelijk meldkamer. Nieuw is dat ook de algemene financiële en beleidsmatige kaders aan de raden worden gezonden, uiterlijk voor 15 april. Veiligheidsregio IJsselland hanteert 1 april als datum voor toezending, zodat de ontwerpbegroting naar de raden gaat de vereiste acht weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden (begin juni).
Artikel 25 Bijdragen van de deelnemende partijen
Lid 2 is gebaseerd op de uitgangspunten van het PID voor de verdeling van de exploitatiekosten:
Verdeelsleutel over de kolommen
De berekening op basis van het aantal meldtafels (per 01.01.2008) leidt tot de volgende percentages: politie 50%, brandweer 25% en ambulancezorg 25%.
Verdeelsleutel politie en brandweer op basis van inwoneraantal.
Bij de berekening op basis van het aantal inwoners (per 01.01.2008) is uitgegaan van:
Verdeelsleutel RAV op basis van het aantal declarabele ritten. Bij de berekening op basis van het aantal declarabele ritten:
De bijdragen worden bij wijze van voorschot halfjaarlijks vooruit betaald.
Artikel 34b Wgr. bepaalt dat het dagelijks bestuur de voorlopige jaarrekening, inclusief accountantsrapport, vóór 15 april toezendt aan de raden van de deelnemende gemeenten. In deze regeling gaat het om de deelnemende partijen. Uit artikel 34 Wgr. vloeit voort dat de jaarrekening uiterlijk 1 juli van het jaar, volgend op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, wordt vastgesteld en vóór 15 juli wordt toegestuurd aan Gedeputeerde Staten.
Het is een goed gebruik dat de voorlopige cijfers van de jaarrekening van het voorgaande jaar opgenomen worden als vergelijkingsmateriaal in de begroting van het komende jaar. Tegen die achtergrond is volstaan met een eenvoudiger procedure in vergelijking tot die van de begroting.
Om de informatie en verplichtingen van de deelnemers in de gemeenschappelijke meldkamer goed te verwerken in de jaarstukken van de deelnemers zal een nadere planning worden opgesteld.
Artikel 27 Toetreding en uittreding
Een gemeenschappelijke regeling dient een regeling te bevatten omtrent de toetreding en uittreding (artikel 9 Wgr).
Dit artikel spreekt voor zich. De mogelijkheid tot opheffing ontstaat alleen bij het vervallen van de wettelijke verplichting voor de colleges om een gemeenschappelijke regeling te treffen voor de meldkamer.
De bedoeling van dit artikel is om geschillen eerst op interregionaal niveau te doen beslechten.
Mochten partijen er op dat niveau niet uitkomen, dan staat de weg naar gedeputeerde staten op grond van artikel 28 Wgr volledig open.
De Wet Extern Klachtrecht geldt vanaf 1 januari 2006 en voegt het externe klacht-recht toe aan de Algemene wet bestuursrecht. De wet is ook van toepassing op gemeenschappelijke regelingen. Voor dergelijke organisaties is de keuze tot invulling van de ombudsfunctie beperkt tot 2 varianten:
Artikel 31 houdt de keuze in voor variant b. Indien de ombudsfunctie niet in de gemeenschappelijke regeling zelf is opgenomen, dan is de nationale ombudsman als vangnet bevoegd.
Artikel 26 Wgr: het bestuur van de gemeente van de plaats van vestiging, zendt de regeling aan gedeputeerde staten van de provincie of de provincies waarin de deelnemende gemeenten zijn gelegen.
Het bestuur van de gemeente van de plaats van vestiging maakt de regeling tijdig in alle deelnemende gemeenten bekend door kennisgeving van de inhoud daarvan in de Staatscourant. Artikel 140 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.
De regeling treedt in werking op de in de regeling aangewezen dag. De regeling treedt niet in werking voordat zij is bekendgemaakt.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2016-4277.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.