Bekendmaking Gemeenschappelijke Regeling Meldkamer Oost Nederland

Logo Zwolle

Gemeenschappelijke regeling Meldkamer Oost Nederland

 

Het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland, het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio IJsselland, de regionale eenheid Oost-Nederland van de Politie, de vergunninghouder ambulancezorg Noord- en Oost Gelderland en de vergunninghouder ambulancezorg IJsselland, gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Wet veiligheidsregio's, hebben besloten de Gemeenschappelijke regeling Meldkamer Oost Nederland te wijzigen, in dier voege dat de regeling komt te luiden als volgt:

 

Gemeenschappelijke regeling Meldkamer Oost Nederland

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      gemeenschappelijke meldkamer: het openbaar lichaam Meldkamer Oost Nederland genoemd in artikel 2 van deze regeling;

    • b.

      veiligheidsregio’s: de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland te Apeldoorn en de Veiligheidsregio IJsselland te Zwolle;

    • c.

      politie: de regionale eenheid Oost-Nederland van de Politie

    • d.

      vergunninghouders ambulancezorg: de rechtspersonen, die volgens hun vergunning op grond van de Tijdelijke Wet ambulancezorg zijn belast met de zorg voor instandhouding van de meldkamers ambulancezorg in Noord- en Oost-Gelderland respectievelijk IJsselland, als onderdeel van de Meldkamer Oost Nederland;

    • e.

      deelnemers: de deelnemende veiligheidsregio’s, politieregio’s en vergunninghouders ambulancezorg;

    • f.

      meldkamertaken: de wettelijke taken en bevoegdheden van de deelnemers met betrekking tot het instellen en/of instandhouden van een meldkamer, daaronder begrepen het aandeel van de meldkamer in de communicatie- en informatievoorziening, bedoeld in de Wet veiligheidsregio’s.

    • g.

      de directeur: de directeur als bedoeld in artikel 21 van deze regeling.

    • h.

      het algemeen bestuur: het algemeen bestuur als bedoeld in hoofdstuk 3 van deze regeling

    • i.

      het dagelijks bestuur: als bedoeld in hoofdstuk 4 van deze regeling

    • j.

      de voorzitter: als bedoeld in hoofdstuk 5 van deze regeling.

    • k.

      veiligheidsdirecties: de veiligheidsdirecties van regio IJsselland en regio Noord- en Oost Gelderland zoals bedoeld in de gemeenschappelijke regeling / samenwerkingsovereenkomst algemeen bestuur veiligheidsregio en regionaal college politie, alsmede de vergunninghouders ambulancezorg in IJssel-land en Noord- en Oost Gelderland.

Artikel 2 Openbaar lichaam

  • 1.

    Er is een openbaar lichaam Meldkamer Oost Nederland.

  • 2.

    Het openbaar lichaam is gevestigd te Zwolle.

Artikel 3 Bestuursorganen

De gemeenschappelijke meldkamer kent de volgende bestuursorganen: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

HOOFDSTUK 2 BELANGEN, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN

Artikel 4 Belang

De gemeenschappelijke meldkamer ondersteunt de veiligheidsregio’s, politie en vergunninghouders ambulancezorg in de uitvoering van hun meldkamertaken en voert deze voor de deelnemers uit.

Artikel 5 Taken en bevoegdheden

Ter behartiging van het in artikel 4 bedoelde belang

  • 1.

    faciliteert de gemeenschappelijke meldkamer de veiligheidsregio’s, politie en vergunninghouders ambulancevervoer in de uitvoering, het beheer en de ondersteunende processen van de afzonderlijke en gezamenlijke meldkamertaken;

  • 2.

    beschikt de gemeenschappelijke meldkamer over een gemeenschappelijke organisatie met in elk geval het volgende beheersdomein:

    • a.

      het beheer van de meldkamerruimten, -inrichting en –automatisering;

    • b.

      het beheer van de technische infrastructuur;

    • c.

      het financieel beheer en control;

    • d.

      het gezamenlijke meldkamerdomein, inclusief ondersteunende informatievoorziening/-systemen;

    • e.

      het algemeen beheer en kwaliteitsbewaking van gemeenschappelijke meldkamerprocessen, inclusief multidisciplinaire intake en opschaling;

    • f.

      het oefenen van multidisciplinaire procedures, het oefenen van het opschalingsproces, opleiden en actualisering wet- en regelgeving.

Artikel 6 Andere taken

  • 1.

    De gemeenschappelijke meldkamer kan andere meldkamertaken uitvoeren voor een of meer veiligheidsregio’s, politie en vergunninghouders ambulancezorg.

  • 2.

    De uitvoering van taken, opgedragen op grond van lid 1:

    • a.

      dient de behartiging van het belang, genoemd in artikel 4.

    • b.

      geschiedt, voor zover niet opgenomen in deze regeling, op verzoek van de betreffende veiligheidsregio, politie of vergunninghouder ambulancezorg.

    • c.

      wordt schriftelijk (nader) vastgelegd tussen de gemeenschappelijke meldkamer en de betreffende veiligheidsregio, politie of vergunninghouder ambulancezorg.

  • 3.

    De schriftelijke afspraken betreffen in ieder geval:

    • a.

      de diensten of prestaties van de gemeenschappelijke meldkamer;

    • b.

      de duur en de kosten van de taakuitvoering,

    • c.

      de toewijzing van specifieke bevoegdheden,

    • d.

      de opzegtermijn van de dienstverlening,

    • e.

      de verrekening van eventuele desintegratiekosten. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de partij die de dienstverlening voortijdig beëindigt, de kosten draagt die het rechtstreekse gevolg zijn van die beëindiging en dat de overige deelnemers geen financieel nadeel daarvan ondervinden.

Artikel 7 Afstemming (Veiligheidsdirecties)

  • 1.

    De veiligheidsdirecties van de veiligheidsregio’s overleggen periodiek gezamenlijk met de directeur van de gemeenschappelijke meldkamer. De veiligheidsdirecties brengen gezamenlijk advies uit over alle voorstellen en rapportages, die de directeur voorlegt aan het bestuur van de gemeenschappelijke meldkamer.

  • 2.

    De directeur rapporteert aan het algemeen bestuur na overleg met en instemming van de veiligheidsdirecties.

  • 3.

    De deelnemers, afzonderlijk en/of gezamenlijk, stemmen voorgenomen beleid wat betreft hun meldkamertaken in een zo vroeg mogelijk stadium af met directeur van de gemeenschappelijke meldkamer.

  • 4.

    De gemeenschappelijke meldkamer stemt zijn initiatieven tot nieuw beleid en/of wijziging van bestaand beleid wat betreft de uitvoering van zijn taken in een zo vroeg mogelijk stadium af met de deelnemers.

  • 5.

    De deelnemers en de gemeenschappelijke meldkamer werken samen bij de voorbereiding van beleidsmatige plannen en voorstellen, bedoeld in de leden 1 en 2. Deze plannen en voorstellen worden ter vaststelling voorgelegd aan de besturen van de deelnemers.

  • 6.

    De deelnemers, afzonderlijk en/of gezamenlijk, kunnen afspraken maken met de gemeenschappelijke meldkamer over: uitwerking van de opgedragen taken en besluiten, implementatie van wettelijke vereisten, de gewenste kwaliteit en prestaties van de gemeenschappelijke meldkamer, samenwerking binnen de gemeenschappelijke meldkamer en over samenwerking met de organisaties van de deelnemers op het gebied van informatievoorziening en meldkamerpreparatie. Deze afspraken worden schriftelijk vastgelegd.

  • 7.

    Na bestuurlijke instemming met de plannen, voorstellen en afspraken, bedoeld in de leden 3 en 4, legt het algemeen bestuur van de meldkamer de uitvoeringsmaatregelen jaarlijks vast, tegelijk met de begroting, in een beheer- en uitvoeringsprogramma voor het daarop volgende jaar.

  • 8.

    Het beheer- en uitvoeringsprogramma wordt gezamenlijk voorbereid met de veiligheidsdirecties dan wel directieleden van de deelnemers.

HOOFDSTUK 3 ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 8 Samenstelling

  • 1.

    Het algemeen bestuur bestaat uit 7 leden, als volgt aangewezen door en uit het midden van:

    • a.

      het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland: 1 lid

    • b.

      het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio IJsselland: 1 lid

    • c.

      de regionale eenheid Oost-Nederland van de Politie: 2 leden

    • d.

      de vergunninghouder ambulancezorg Noord- en Oost Gelderland: 2 leden

    • e.

      de vergunninghouder ambulancezorg IJsselland: 1 lid

  • 2.

    Het lidmaatschap van het algemeen bestuur, bedoeld in lid 1, onder e en f, is niet verenigbaar met het lidmaatschap van de veiligheidsdirectie in de veiligheidsregio’s.

  • 3.

    Het lidmaatschap van het algemeen bestuur geldt telkens voor een periode van 4 jaren.

  • 4.

    De voorzitter kan functionarissen uitnodigen om deel te nemen aan de vergaderingen van het algemeen bestuur, indien hun aanwezigheid van belang is in verband met de te behandelen onderwerpen.

Artikel 9 De werkwijze

  • 1.

    Het algemeen bestuur vergadert tenminste 2 keer per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordelen, dan wel indien ten- minste drie leden daarom verzoeken.

  • 2.

    Het reglement van orde dat door het algemeen bestuur wordt vastgesteld, alsmede de daarin aangebrachte wijzigingen, worden aan de deelnemers gezonden.

  • 3.

    De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar. De deuren worden gesloten wanneer een vijfde gedeelte van de aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

Artikel 10 De besluitvorming

  • 1.

    De vertegenwoordiger(s) namens de Politie, de Veiligheidsregio IJsselland, de Veiligheidsregio Noord- en Oost Gelderland en de vergunninghouder ambulancezorg IJsselland hebben in de vergadering van het algemeen bestuur twee stemmen.

  • 2.

    De vertegenwoordigers van de vergunninghouder ambulancezorg Noord- en Oost Gelderland hebben beide één stem.

  • 3.

    De besluiten worden genomen met gewone meerderheid van stemmen, tenzij een andere meerderheid is voorgeschreven.

  • 4.

    Indien de stemmen staken, wordt het betreffende agendapunt in de eerstvolgende vergadering opnieuw aan de orde gesteld. Staken de stemmen opnieuw dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

Artikel 11 Reglementen

Het algemeen bestuur is bevoegd reglementen vast te stellen, die nodig zijn ter regeling van personele, organisatorische en huishoudelijke zaken.

HOOFDSTUK 4 DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 12 Samenstelling

  • 1.

    Het algemeen bestuur bepaalt telkens voor een periode van 4 jaren het aantal te vervullen plaatsen in het dagelijks bestuur. Het wijst uit zijn midden de leden van het dagelijks bestuur aan om die plaatsen te vervullen.

  • 2.

    De leden van het dagelijks bestuur blijven hun functie waarnemen totdat in hun opvolging is voorzien.

  • 3.

    De voorzitter kan functionarissen uitnodigen om deel te nemen aan de vergaderingen van het dagelijks bestuur, indien hun aanwezigheid van belang is in ver band met de te behandelen onderwerpen.

Artikel 13 Taken en bevoegdheden

Naast de taken en bevoegdheden die deze regeling aan het dagelijks bestuur opdraagt, heeft het dagelijks bestuur de volgende taken en bevoegdheden:

  • 1.

    de vermogenswaarden van de meldkamer te beheren;

  • 2.

    de controle op het beheer van de vermogenswaarden en de boekhouding te verzorgen, voor zover deze niet aan anderen toekomt;

  • 3.

    toezicht te houden op de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden;

  • 4.

    voortdurend toezicht te houden op al wat de meldkamer aangaat.

Artikel 14 Werkwijze en vergaderorde

  • 1.

    Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter het nodig oordeelt dan wel indien tenminste twee leden daarom verzoeken. In het laatste geval wordt de vergadering binnen veertien dagen na een zodanig verzoek gehouden.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur stelt in zijn eerste vergadering na zijn verkiezing een portefeuilleverdeling vast. Het dagelijks bestuur deelt zijn besluit hierover mee aan het algemeen bestuur.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur kan voor de uitvoering van zijn taken een reglement van orde opstellen.

  • 4.

    De besluiten worden genomen met gewone meerderheid van stemmen, tenzij een andere meerderheid is voorgeschreven.

  • 5.

    Indien de stemmen staken, wordt het betreffende agendapunt in de eerstvolgende vergadering opnieuw aan de orde gesteld. Staken de stemmen opnieuw dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

HOOFDSTUK 5 DE VOORZITTER

Artikel 15 Aanwijzing en vervanging

Het algemeen bestuur wijst telkens voor een periode van 2 jaren één van de leden van het dagelijks bestuur aan als voorzitter.

Artikel 16 Taken en bevoegdheden

  • 1.

    Naast de taken en bevoegdheden die deze regeling overigens aan de voorzitter opdraagt, heeft de voorzitter de volgende taken en bevoegdheden

    • a.

      de vergaderingen van het dagelijks en algemeen bestuur te leiden;

    • b.

      ervoor te zorgen, dat de besluiten van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur naar behoren worden uitgevoerd;

    • c.

      de stukken, die van het algemeen en dagelijks bestuur uitgaan, te ondertekenen.

  • 2.

    De voorzitter vertegenwoordigt de meldkamer in en buiten rechte. Hij kan deze vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen persoon.

HOOFDSTUK 6 INLICHTINGEN, VERANTWOORDING EN ONTSLAG

Artikel 17 Dagelijks bestuur en voorzitter t.o.v. het algemeen bestuur

  • 1.

    Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden zijn aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd over het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur geeft het algemeen bestuur alle inlichtingen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur geeft aan het algemeen bestuur, wanneer dit bestuur of een of meer leden dat verzoekt, alle gevraagde inlichtingen.

  • 4.

    Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur uit zijn functie worden ontheven, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit.

  • 5.

    Het bepaalde in dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de voorzitter voor het door hem gevoerde bestuur.

Artikel 18 Algemeen en dagelijks bestuur t.o.v. de deelnemers

  • 1.

    Het algemeen en het dagelijks bestuur geven aan de besturen van de deelnemende veiligheidsregio’s, politie en vergunninghouders ambulancezorg ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is.

  • 2.

    Het algemeen en het dagelijks bestuur verstrekken aan de besturen van de deelnemende veiligheidsregio’s, politie en vergunninghouders ambulancezorg alle inlichtingen die door hen worden verlangd.

Artikel 19 Leden van het algemeen bestuur t.o.v. bestuur deelnemers

  • 1.

    Een lid van het algemeen bestuur verschaft het bestuur, dat hem afvaardigde – met inachtneming van de artikelen 18 en 19 van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen – alle inlichtingen die door dat bestuur of door één of meer leden daarvan worden verlangd en wel op de in het reglement van orde voor het betreffende orgaan aangegeven wijze.

  • 2.

    Een lid van het algemeen bestuur is het bestuur, dat hem afvaardigde verantwoording verschuldigd voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid en wel op de in het reglement van orde voor het betreffende orgaan aangegeven wijze.

  • 3.

    Het bestuur van de deelnemende veiligheidsregio’s, politie en vergunninghouders ambulancezorg kan het door hem aangewezen lid van het algemeen bestuur uit zijn functie ontheffen als deze het vertrouwen niet meer bezit.

HOOFDSTUK 7 ORGANISATIE

Artikel 20 Inrichting organisatie en rechtspositieregeling

Het algemeen bestuur regelt

  • 1.

    de inrichting van de interne organisatie van de gemeenschappelijke meldkamer;

  • 2.

    de rechtspositie van de medewerkers van de gemeenschappelijke meldkamer, die ambtenaar zijn, alsmede van het personeel, werkzaam op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.

Artikel 21 Directeur

  • 1.

    De gemeenschappelijke meldkamer staat onder leiding van een directeur, die wordt benoemd, geschorst en ontslagen door de veiligheidsregio’s gezamenlijk na overleg met de politie en de vergunninghouders ambulancezorg. De aldus benoemde directeur zal in dienst treden van of worden aangesteld bij de meldkamer.

  • 2.

    Het algemeen bestuur regelt de taken en bevoegdheden van de directeur en stelt voor deze functie een instructie vast. Dit op voorstel van de veiligheidsregio’s gezamenlijk na overleg met de politie, en de vergunninghouders ambulancezorg. In de instructie voor de directeur wordt in ieder geval opgenomen, dat deze functionaris periodiek overleg voert met de geza¬menlijke veiligheidsdirecties van de veiligheidsregio’s en hen tijdig advies vraagt bij de voorbereiding van onderwerpen die aan de orde komen in het dagelijks en algemeen bestuur.

  • 3.

    In de instructie van de directeur wordt in ieder geval opgenomen dat hij rapporteert aan het dagelijks en algemeen bestuur na overleg met en instemming van de beide veiligheidsdirecties

Artikel 22 Archief

  • 1.

    Het dagelijks bestuur is belast met de zorg voor de archiefbescheiden van de gemeenschappelijke meldkamer, overeenkomstig een door het algemeen bestuur vast te stellen regeling. Deze regeling wordt gedeputeerde staten medegedeeld.

  • 2.

    De directeur is belast met het beheer van de archiefbescheiden, bedoeld in het eerste lid, overeenkomstig de door het dagelijks bestuur vast te stellen nadere regeling.

  • 3.

    Voor de bewaring van de op grond van artikel 12 van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden wijst het dagelijks bestuur een archiefbewaarplaats aan.

  • 4.

    De beheerder van de in het vorige lid aan te wijzen archiefbewaarplaats oefent overeenkomstig de regeling als bedoeld in het eerste lid toezicht uit op het beheer van de archiefbescheiden van de gemeenschappelijke meldkamer, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.

HOOFDSTUK 8 FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 23 Administratie en controle

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt een regeling vast met uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede de regels voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. De regeling dient te waarborgen dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan. De regeling bevat in elk geval de onderwerpen, genoemd in artikel 212, lid 2, van de Gemeentewet voor zover van toepassing op de gemeenschappelijke meldkamer.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt een regeling vast voor de controle op het financiële beheer en op de inrichting van de financiële organisatie. Deze verordening waarborgt dat de rechtmatigheid van het financiële beheer en van de inrichting van de financiële organisatie wordt getoetst.

  • 3.

    Het algemeen bestuur wijst een of meer accountants aan als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, belast met de controle van de in artikel 197 van de Gemeentewet bedoelde jaarrekening en het daarbij verstrekken van een accountantsverklaring en het uitbrengen van een verslag van bevindingen. De accountantsverklaring en het verslag van bevindingen voldoen aan het bepaalde in artikel 213, lid 3 respectievelijk lid 4, van de Gemeentewet.

  • 4.

    De artikelen 214 en 215 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur stelt regels vast omtrent de verzekering van eigendommen en gelden van de gemeenschappelijke meldkamer tegen benadeling door haar personeel of door anderen.

Artikel 24 Begroting

  • 1.

    Met inachtneming van de artikelen 34 en 35 van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen en – voor zover van toepassing – het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten

    • a.

      zendt het dagelijks bestuur jaarlijks vóór 1 april de ontwerpbegroting, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de ontwerp-meerjarenraming van de gemeenschappelijke meldkamer voor het komende kalenderjaar, vergezeld van een behoorlijke toelichting, toe aan de besturen van de deelnemende veiligheidsregio’s, vergunninghouders ambulancezorg en de politie.

    • b.

      geeft het dagelijks bestuur aan de besturen van de deelnemende veiligheidsregio’s, vergunninghouders ambulancezorg en de politie acht weken na toezending gelegenheid om bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting en meerjarenraming naar voren te brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren, waarin deze zienswijzen zijn vervat, en eventueel een nota van wijzigingen, bij de ontwerpbegroting en de meerjarenraming, zoals deze aan het algemeen bestuur worden aangeboden.

    • c.

      stelt het algemeen bestuur de begroting en de meerjarenraming vast vóór 1 juli van het jaar, voorafgaande aan het jaar waarvoor de begroting moet dienen.

    • d.

      stuurt het algemeen bestuur de vastgestelde begroting en de meerjarenraming toe aan de besturen van de deelnemende veiligheidsregio’s, vergunninghouders ambulancezorg en de politie, die de in deze begroting voor hen als bijdrage in de kosten van de gemeenschappelijke meldkamer geraamde bedragen opnemen in de eigen begroting voor het betreffende jaar;

    • e.

      zendt het dagelijks bestuur de vastgestelde begroting en de meerjarenraming binnen twee weken na de vaststelling doch in ieder geval vóór 1 augustus aan gedeputeerde staten. In het geval de begroting niet in evenwicht is en het niet aannemelijk is dat in de eerstvolgende jaren een evenwicht wordt bereikt, verzoekt het dagelijks bestuur daarbij om goedkeuring van gedeputeerde staten. Van de goedkeuring doet het dagelijks bestuur mededeling aan het algemeen bestuur en de deelnemende partijen.

  • 2.

    Het bepaalde in dit artikel is van overeenkomstige toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting.

Artikel 25 Bijdragen van de deelnemende partijen

  • 1.

    In de begroting wordt aangegeven welke bijdrage elke deelnemende veiligheidsregio, vergunninghouder ambulancezorg en de politie verschuldigd is voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft.

  • 2.

    De berekening van de verschuldigde bijdragen voor de taken, genoemd in artikel 5, vindt plaats op basis van de volgende uitgangspunten:

    • a.

      het saldo van de begroting wordt verdeeld over de kolommen brandweer, politie en ambulancezorg volgens de volgende verdeelsleutel: politie 50%, brandweer 25% en ambulancezorg 25%.

    • b.

      het resultaat van punt a voor de kolommen brandweer respectievelijk politie wordt binnen elke kolom verdeeld over beide veiligheidsregio’s respectievelijk politie op basis van het inwonertal van de betrokken regio’s op 1 januari van het jaar, voorafgaand aan dat waarvoor de bijdrage verschuldigd is, vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek.

    • c.

      het resultaat van punt a voor de kolom ambulancezorg wordt binnen de kolom ambulancezorg verdeeld over de beide vergunninghouders ambulancezorg op basis van het aantal declarabele ritten over het voorgaande kalenderjaar en zoals vastgesteld door de Nederlandse Zorgautoriteit.

  • 3.

    De berekening van de verschuldigde bijdragen voor de andere taken, genoemd in artikel 6: de bedragen die de betrokken partij(en) en gemeenschappelijke meldkamer daarvoor hebben afgesproken dan wel het aantal verleende diensten maal het vastgestelde tarief per dienst.

  • 4.

    Elke veiligheidsregio en vergunninghouder ambulancezorg en de politie betaalt bij wijze van voorschot jaarlijks voor 16 januari en 16 juli telkens de helft van de verschuldigde bijdrage, genoemd in lid 1, op basis van facturen, die de gemeenschappelijke meldkamer hen daartoe zal toezenden. Bij niet tijdige betaling is de wettelijke interest verschuldigd.

  • 5.

    De deelnemende partijen dragen er zorg voor dat de gemeenschappelijke meldkamer te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen.

Artikel 26 Jaarstukken

  • 1.

    Het dagelijks bestuur legt aan het algemeen bestuur over elk begrotingsjaar verantwoording af over het door hem gevoerde bestuur, onder overlegging van de jaarrekening en het jaarverslag. Het dagelijks bestuur voegt daarbij de stukken, bedoeld in artikel 23, derde lid.

  • 2.

    De jaarstukken, genoemd in lid 1, voldoen aan het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, voor zover van toepassing.

  • 3.

    In de jaarrekening wordt het door elke deelnemende veiligheidsregio, vergunninghouder ambulancezorg en de politie over het desbetreffende jaar werkelijk verschuldigde bedrag opgenomen.

  • 4.

    De in het eerste lid bedoelde stukken liggen, zodra zij aan het algemeen bestuur zijn overgelegd, voor een ieder ter inzage en zijn algemeen verkrijgbaar. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling wordt openbaar kennisgegeven. Het algemeen bestuur beraadslaagt over de jaarrekening en het jaarverslag niet eer der dan twee weken na de openbare kennisgeving.

  • 5.

    Het algemeen bestuur stelt de jaarstukken vast voor 1 juli volgende op het jaar waarop deze betrekking hebben. Het dagelijks bestuur zendt de door het algemeen bestuur vastgestelde jaarstukken voor 15 juli aan gedeputeerde staten.

  • 6.

    Vaststelling van de jaarrekening strekt het dagelijks bestuur tot décharge, behoudens later in rechte gebleken valsheid in geschrifte of andere onregelmatigheden.

HOOFDSTUK 10 TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING

Artikel 27 Toetreding en uittreding

  • 1.

    Toetreding en uittreding van een veiligheidsregio, een politieregio of een vergunninghouder ambulancezorg is mogelijk wanneer ter vergadering van het al- gemeen bestuur blijkt dat de besturen van ten minste tweederde van de deelnemende partijen instemmen met een verzoek tot toetreding respectievelijk uittreding en met de regeling van de financiële en andere gevolgen daarvan voor de gemeenschappelijke meldkamer.

  • 2.

    Het algemeen bestuur regelt de procedure en alle gevolgen van de toetreding of de uittreding en kan voorwaarden verbinden aan de toetreding of uittreding. Bij uittreding geldt als uitgangspunt dat de uittredende partij de kosten draagt die het rechtstreekse gevolg zijn van de uittreding en dat de overige partijen geen financieel nadeel van de uittreding ondervinden.

  • 3.

    Het algemeen bestuur is gehouden de leden 1 en 2 toe te passen in het geval

    • a.

      de vergunning van de vergunninghouder ambulancezorg wordt ingetrokken en/of anderszins rechtens niet meer geldt voor de betrokken rechtspersoon;

    • b.

      de minister de vergunning voor ambulancezorg verleent aan een andere rechtspersoon;

    • c.

      de vergunninghouder ambulancezorg in staat van faillissement wordt verklaard.

  • 4.

    In de situaties, genoemd in lid 3, geldt niet het vereiste van instemming van tweederde van de deelnemende partijen.

Artikel 28 Wijziging

  • 1.

    Zowel het algemeen bestuur, op voorstel van het dagelijks bestuur, als de besturen van tenminste 2 van de deelnemende partijen kunnen met redenen omklede voorstellen aan alle partijen doen tot wijziging van de regeling.

  • 2.

    Een wijziging van de regeling is tot stand gekomen wanneer ter vergadering van het algemeen bestuur blijkt dat de besturen van ten minste tweederde van de deelnemende partijen tot de wijziging hebben besloten.

Artikel 29 Opheffing

  • 1.

    De regeling wordt opgeheven wanneer ter vergadering van het algemeen bestuur blijkt dat de besturen van ten minste tweederde van de deelnemende partijen tot opheffing hebben besloten.

  • 2.

    Ingeval van opheffing van de regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt daarvoor de nodige regelen in het liquidatieplan. Hierbij kan van de bepalingen van de regeling worden afgeweken.

  • 3.

    Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, de besturen van de deelnemende partijen gehoord, vastgesteld.

  • 4.

    Het liquidatieplan voorziet in ieder geval in:

    • a.

      de verplichting van de deelnemende partijen tot deelneming in de financiële gevolgen van de beëindiging van de regeling.

    • b.

      de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel.

    • c.

      de gevolgen voor de door de gemeenschappelijke meldkamer en haar organen gevormde archieven.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie.

  • 6.

    Zo nodig blijven het dagelijks bestuur, het algemeen bestuur, de voorzitter en de directeur van de gemeenschappelijke meldkamer in functie ook na het tijdstip van opheffing, totdat de liquidatie is voltooid.

HOOFDSTUK 11 GESCHILLEN EN OMBUDSFUNCTIE

Artikel 30 Geschillen

  • 1.

    Voordat over een geschil als bedoeld in artikel 28 van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen de beslissing van gedeputeerde staten wordt ingeroepen, legt het algemeen bestuur het geschil voor aan een daartoe door partijen in te stellen geschillencommissie.

  • 2.

    De geschillencommissie bestaat uit vertegenwoordigers, aangewezen door elk der bij het geschil betrokken partijen, alsmede een door deze vertegenwoordigers aangewezen onafhankelijke voorzitter.

  • 3.

    De geschillencommissie hoort de bij het geschil betrokken besturen.

  • 4.

    De geschillencommissie brengt aan het algemeen bestuur advies uit over de mogelijkheden partijen tot overeenstemming te brengen.

Artikel 31 Ombudsfunctie

De ombudsman of ombudscommissie van de Veiligheidsregio IJsselland is bevoegd tot de behandeling van de verzoekschriften als bedoeld in artikel 9:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

HOOFDSTUK 12 SLOTBEPALINGEN

Artikel 32 Duur van de regeling

De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 33 Inwerkingtreding

De regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2016.

Artikel 34 Titel

De regeling wordt aangehaald als ‘Gemeenschappelijke regeling Meldkamer Oost Nederland’.

TOELICHTING PER ARTIKEL

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Volgens de Wet veiligheidsregio’s en/of de Wet Ambulancezorg is

  • het bestuur van de veiligheidsregio verantwoordelijk voor het instellen en instandhouden van een gemeenschappelijke meldkamer voor brandweer, politie, geneeskundige hulpverlening en ambulancezorg, alsmede voor instandhouding van de meldkamer brandweer, als onderdeel van de gemeenschappelijke meldkamer (Wet veiligheidsregio’s artikel 35 lid 1)

  • de korpschef van de Politie verantwoordelijk voor de instandhouding van de meldkamer politie, als onderdeel van de gemeenschappelijke meldkamer (Wet veiligheidsregio’s artikel 35 lid 1

  • de vergunninghouder ambulancezorg verantwoordelijk voor de instandhouding meldkamer ambulancezorg als onderdeel van de gemeenschappelijke meldkamer (Tijdelijke Wet Ambulancezorg artikel 4-5). De Tijdelijke Wet ambulancezorg belast de vergunninghouder onder meer met de zorg voor instandhouding van de meldkamer ambulancezorg.

De Wet veiligheidsregio’s omschrijft de taak van de meldkamer als volgt: het ontvangen, registreren en beoordelen van alle acute hulpvragen ten behoeve van de brandweer, de geneeskundige hulpverlening, het ambulancezorg en de politie, het bieden van een adequaat hulpaanbod, en het begeleiden en coördineren van de hulpdiensten. Het besluit veiligheidsregio’s stelt kwaliteitseisen ten aanzien van grootschalige alarmering.

De veiligheidsregio’s zijn daarnaast verantwoordelijk voor het inrichten en in stand houden van de informatievoorziening binnen de diensten van de veiligheidsregio en tussen deze diensten en de andere diensten en organisaties. De meldkamer vervult hierin een belangrijke rol.

Ter ondersteuning van het gezamenlijke overleg en de besluitvorming is een veiligheidsdirectie ingericht. In de veiligheidsdirectie nemen de regionaal commandant / directeur Brandweer, de directeur publieke gezondheid, de door het hoofd van de regionale eenheid Oost-Nederland van de Politie aan te wijzen functionaris op leidinggevend niveau en de coördinerend gemeentesecretaris plaats.

Artikel 2 Openbaar lichaam

De keuze voor een gemeenschappelijke regeling met een openbaar lichaam beoogt alle disciplines uit beide regio’s voldoende en op dezelfde manier betrokkenheid, sturing, zeggenschap en verantwoordelijkheid te geven over de meldkamer. Daarnaast om een rechtspersoon te vormen, die aan het rechtsverkeer kan deelnemen (o.a. voor afhandeling meldingen, alarmering, huur gebouw, eigendomsrechten en contracten, aanbestedingen).

Artikel 3 Bestuursorganen

Een openbaar lichaam moet volgens de Wgr de volgende drie bestuursorganen hebben: een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter. Het algemeen bestuur staat aan het hoofd van het openbaar lichaam (artikel 12).

HOOFDSTUK 2 BELANGEN, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN

Artikel 4 Belang

Een gemeenschappelijke regeling moet het belang of de belangen vermelden waarvoor ze wordt aangegaan. Onder ‘belang’ wordt verstaan het beleidsterrein waarop wordt samengewerkt. Met het vastleggen van het belang of de belangen wordt het werkgebied van de gemeenschappelijke regeling afgebakend. De omschrijving van artikel 4 is ontleend aan het vastgestelde project initiatiedocument voor de MON.

Artikel 5 Taken en bevoegdheden

De deelnemers hebben geen eigen wettelijke bevoegdheden toegekend. Als openbaar lichaam heeft de MON alleen bevoegdheden om aan het rechtsverkeer deel te nemen.

De omschrijving van de taken is ontleend aan de Wet veiligheidsregio’s en aan het vastgestelde project initiatiedocument voor de MON.

Volgens het PID MON (paragraaf 7.4) zijn de kerntaken van de MON:

  • 1.

    Intake

  • 2.

    Regie

  • 3.

    Opschaling

  • 4.

    Ondersteuning

Een wijziging van de regeling is nodig ingeval de partijen gezamenlijk taken willen toevoegen. Het PID noemt als voorbeelden:

  • Het beheer ten aanzien van meldkamersystemen en – processen ter ondersteuning van politie, brandweer en ambulancezorg/GHOR;

  • Het werkgeverschap en management van meldkamermedewerkers.

De wettelijke verantwoordelijkheidsverdeling brengt mee, dat binnen de MON de meldkamers van politie, brandweer, geneeskundige hulpverlening en ambulancevervoer functioneren volgens de eigen processen en kwaliteitseisen. De gemeenschappelijke meldkamer functioneert volgens daarvoor geldende of vast te stellen kwaliteitseisen.

Het op een goede wijze verrichten van de taken van de MON berust op zowel het kwalitatief goed uitvoeren van de reguliere (dagelijkse) werkzaamheden als op het “als eenheid handelen en competent gedrag” ten tijde van de opschaling. Er is veel geïnvesteerd in techniek, multidisciplinaire samenwerking, verbeterprocessen, communicatienetwerken en ondersteunende processen. Alle vernieuwingen en veranderingen hebben implicaties voor de functie inhoud en noodzakelijke competenties van de centralist. Door competentiegericht op te leiden, te trainen en te oefenen zal de centralist meegroeien met de zwaarte van de functie (kwalitatief doorgroeien). Jaarlijks wordt een “Opleiding- en Oefenplan” voor de MON opgesteld, dat is afgestemd op de vastgestelde en vereiste competenties van medewerkers, de specifieke meldkamersystemen en de oefenplannen van de kolommen.

Artikel 6 Andere taken

Dit artikel regelt de toekenning van andere taken aan de gemeenschappelijke meldkamer door één of meer veiligheidsregio’s, de politie en vergunninghouders ambulancezorg. Daarover worden specifieke afspraken gemaakt met de betreffende partij(en).

De dienstverlening vindt plaats tegen betaling en op basis van een overeenkomst waarin wordt neergelegd welke prestaties de gemeenschappelijke meldkamer zal leveren en welke kosten bij de betrokken partij(en) in rekening zullen worden gebracht.

Artikel 7 Afstemming (Veiligheidsdirecties)

De afstemming tussen de deelnemers en de directeur vindt plaats in het gezamenlijk overleg van veiligheidsdirectie (beraad). De verdere werkwijze van dit overleg zal in de werkinstructies verder worden uitgewerkt.

Lid 1 Een belangrijk punt is dat periodiek overleg tussen de betrokken partijen in de veiligheidsdirecties gezamenlijk en de directeur van de gemeenschappelijke meldkamer nodig is om een goede afstemming te bereiken. De veiligheidsdirecties brengen gezamenlijk advies uit over alle voorstellen en rapportages, die de directeur voorlegt aan het bestuur van de meldkamer

Zowel de deelnemers aan de MON (via de veiligheidsdirecties) als het algemeen bestuur (via de directeur) kunnen initiatieven ontwikkelen tot voorbereiding van beleidsmatige plannen en voorstellen. De deelnemers wat betreft hun wettelijke meld-kamertaken; de directeur MON wat betreft zijn taakuitvoering.

Voorbeelden zijn: ontwikkeling naar een geïntegreerde meldkamer, samenwerking met andere meldkamers, invulling van regionaal maatwerk, doorvoering van veranderingen in de wettelijke meldkamertaken/-vereisten, werkgeverschap van de MON, voorbereiding van vernieuwingsinvesteringen. Een ander voorbeeld vormt de samenwerking tussen het politieservicecentrum en de frontoffice van de meldkamer. Daarover kunnen de veiligheidsregio’s afspraken opnemen in het convenant dat zij moeten sluiten met de politie.

Voor de veiligheidsregio’s komt daarbij dat zij ten minste eenmaal in de vier jaar een beleidsplan vaststellen, waarin het beleid is vastgelegd ten aanzien van de taken van de veiligheidsregio. De verantwoordelijkheid voor de meldkamer en de meldkamertaken is daar een onderdeel van.

Artikel 7 voorziet erin dat partijen (in eerste instantie door de betrokken veiligheidsdirecties) over en weer initiatieven tot nieuw beleid ten aanzien van de meldkamer in een zo vroeg mogelijk stadium afstemmen en dat ze samenwerken bij de verdere voorbereiding. Concrete plannen en voorstellen tot dergelijk nieuw beleid moeten eerst ter vaststelling voorgelegd aan de besturen van de deelnemers. Na hun instemming worden de benodigde maatregelen opgenomen in een beheer- en uitvoeringsprogramma en in de begroting van de MON.

De MON omvat een gemeenschappelijke organisatie voor uitvoering van beheer van de gemeenschappelijke meldkamer en de gemeenschappelijke processen. De deelnemende organisaties voeren met eigen medewerkers hun eigen (monodisc¬plinaire dan wel multidisciplinaire) meldkamertaken uit. De medewerkers staan onder leiding van eigen leidinggevenden.

Nieuw is dat

  • de beide politiemeldkamers hun backofficetaken samen uitvoeren; hetzelfde geldt voor de beide brandweermeldkamers en voor de beide meldkamers ambulancezorg;

  • de deelnemende organisaties de multidisciplinaire frontofficetaken in samenwerking uitvoeren;

  • de MON zorgt voor de gezamenlijke faciliteiten, zoals: organisatie samenwerking binnen MON, zorg voor huisvesting, inrichting, meldtafels, software en techniek, beheer van gezamenlijke faciliteiten, planning.

HOOFDSTUK 3 ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 8 Samenstelling

Het algemeen bestuur van een openbaar lichaam, ingesteld door de (algemene) besturen van veiligheidsregio’s, politie en vergunninghouders ambulancezorg, bestaat op basis van artikel 13 Wgr uit leden die per deelnemende partij door het bestuur uit zijn midden zijn aangewezen. De regeling bepaalt het aantal leden van het algemeen bestuur.

De samenstelling van het algemeen bestuur is gebaseerd op de volgende punten:

  • de deelnemers uit beide regio’s houden voldoende en op dezelfde manier betrokkenheid, sturing en zeggenschap over de gemeenschappelijke meldkamer,

  • de gemeenschappelijke meldkamer is belast met uitvoerende en beheersmatige taken; de publieke verantwoordelijkheden blijven bij de besturen van de deelnemers.

  • Er is gesproken over een algemeen bestuur MON bestaande uit het volledige algemene bestuur en (toen nog) regionaal college van beide regio’s met toegevoegd de vergunninghouders ambulancezorg. Dit was echter te omvangrijk en te ingewikkeld in verhouding tot de taken van de meldkamer. Deze optie voldoet niet aan de beide eerste punten.

  • Het algemeen bestuur MON kan beperkt zijn, maar moet ook voldoende omvang hebben voor de samenstelling van het dagelijks bestuur MON en de keuze van de voorzitter.

Lid 4: De voorzitter kan de directeur gemeenschappelijke meldkamer samen met de proceseigenaren meldkamer in de veiligheidsdirecties uitnodigen om deel te nemen aan de vergadering van het algemeen bestuur.

Artikel 9 De werkwijze

Volgens artikel 22 WGR moet het algemeen bestuur tenminste 2 keer per jaar vergaderen.

Artikel 10 De besluitvorming

Dit artikel bevat de regeling voor de besluitvorming door het algemeen bestuur. Uitgangspunt is dat elke deelnemende partij gelijke invloed heeft op de besluitvorming in het algemeen bestuur.

Artikel 11 Reglementen

Reglementen voor personele, organisatorische en huishoudelijke zaken spreken voor zich.

HOOFDSTUK 4 DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 12 Samenstelling

Het algemeen bestuur bepaalt de omvang en samenstelling van het dagelijks bestuur. De gewijzigde WGR bepaalt dat het aantal leden van het dagelijks bestuur nooit de meerderheid van het algemeen bestuur mag uitmaken.

Afhankelijk van de samenstelling van het algemeen bestuur kan voor de eerste periode worden gedacht aan 1 lid per deelnemende partij, dus 6 in totaal.

Lid 3: De voorzitter kan de directeur gemeenschappelijke meldkamer tezamen met de proceseigenaren meldkamer in de veiligheidsdirecties uitnodigen om deel te nemen aan de vergadering van het algemeen bestuur.

Artikel 13 Taken en bevoegdheden

Op grond van artikel 33b van de Wgr is het dagelijks bestuur in ieder geval bevoegd:

  • a.

    het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet of de regeling het algemeen bestuur hiermee is belast;

  • b.

    beslissingen van het algemeen bestuur voor te bereiden en uit te voeren;

  • c.

    regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam;

  • d.

    ambtenaren te benoemen, te schorsen en te ontslaan;

  • e.

    tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van het openbaar lichaam te besluiten, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 31a;

  • f.

    te besluiten namens het openbaar lichaam, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist.

  • g.

    alle conservatoire maatregelen te nemen en doet wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding,

Het dagelijks bestuur kan een of meer leden van het dagelijks bestuur machtigen tot uitoefening van een of meer van zijn bevoegdheden, tenzij de regeling waarop de bevoegdheid steunt zich daartegen verzet.

Artikel 14 Werkwijze en vergaderorde

Dit artikel spreekt voor zich.

HOOFDSTUK 5 DE VOORZITTER

Artikel 15 Aanwijzing en vervanging

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 16 Taken en bevoegdheden

Dit artikel spreekt voor zich.

HOOFDSTUK 6 INLICHTINGEN, VERANTWOORDING EN ONTSLAG

Artikelen 17 t/m 19

De artikelen 16 tot en met 19b van de Wgr schrijven voor dat een gemeenschappelijke regeling bepalingen bevat over het verstrekken van informatie en het afleggen van verantwoording. Daarbij gaat het zowel om de informatie- en verantwoordingsplicht binnen de gemeenschappelijke regeling (de relatie tussen het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur) als om de informatie- en verantwoordingsplicht van het bestuur/bestuursleden van de gemeenschappelijke regeling ten opzichte van de deelnemende partijen.

Ontslag van een lid van het dagelijks bestuur is geregeld in artikel 19a Wgr.

HOOFDSTUK 7 ORGANISATIE

Artikel 20 Inrichting organisatie en rechtspositieregeling

Uitgangspunt van de MON is, dat de gemeenschappelijke meldkamer vooralsnog geen personeel in dienst heeft en dat de medewerkers zijn aangesteld bij één van de deelnemende organisaties.

Lid 1 legt vast, dat het algemeen bestuur de inrichting van de interne organisatie regelt.

Lid 2 is bedoeld voor de situatie dat partijen besluiten om bepaalde medewerkers in dienst van de gemeenschappelijke meldkamer te laten treden. Het algemeen bestuur kan ook besluiten om de rechtspositie van een van de veiligheidsregio’s van toepassing te verklaren.

Artikel 21 Directeur

De Wet veiligheidsregio’s geeft aan dat de directeur

  • 1.

    wordt benoemd/ontslagen door de veiligheidsregio na overleg met de door de korpschef daartoe aangewezen ambtenaar van politie.

  • 2.

    is belast met de leiding van de gemeenschappelijke meldkamer. Volgens de memorie van toelichting draagt de directeur er zorg voor dat de gemeenschappelijke meldkamer operationeel is in zowel reguliere als in ramp- en crisissituaties.

  • 3.

    periodiek rapporteert aan het bestuur van de veiligheidsregio over de wijze waarop de meldkamer functioneert.

  • 4.

    instemmingsrecht heeft bij het aanstellen en aangesteld houden van personeel van de gemeenschappelijke meldkamer. Volgens de memorie van toelichting behoeft het aanstellen van personeel van één van de partijen voor het verrichten van werkzaamheden in de meldkamer, instemming van de directeur. Dit met het oog op de kwaliteitsbewaking en mogelijkheden voor samenwerking van het personeel. De directeur van de meldkamer kan immers zijn verantwoordelijkheid voor het algehele beheer en de kwaliteit van de processen niet waarmaken indien hij geen zeggenschap heeft over het personeel dat in de meldkamer te werk wordt gesteld.

De taken van de directeur hebben in hoofdzaak betrekking op het beheer van gezamenlijke voorzieningen, op samenwerking binnen de MON, op overleg en samenwerking met besturen en directies van de deelnemers, op een goede verhouding met het dagelijks en algemeen bestuur en op relaties met externe leveranciers en dienstverleners. Dit als gevolg van

  • 1.

    de positie, taken en inrichting van de MON;

  • 2.

    de komende Wet veiligheidsregio's;

  • 3.

    de kaders die de deelnemers vastleggen in de beoogde bestuurlijke en juridische structuur van de MON.

Lid 3 De veiligheidsdirecties hebben aangegeven nauw betrokken te willen zijn bij het management van de meldkamer. Dit betekent dat alle stukken die naar het bestuur worden gezonden via de beide veiligheidsdirecties gaan.

Artikel 22 Archief

Dit artikel geeft uitvoering aan artikel 40 van de Archiefwet, dat het bestuur van een gemeenschappelijke regeling opdraagt de zorg voor de archiefbescheiden te regelen. De inhoud van artikel 33 komt zoveel mogelijk overeen met de regels voor de gemeenten.

HOOFDSTUK 8 FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 23 Administratie en controle

De artikelen 186 tot en met 215 van de Gemeentewet zijn van toepassing verklaard op gemeenschappelijke regelingen. Deze artikelen hebben betrekking op de begroting, jaarrekening, administratie en de controle. Artikel 23 is ingericht op basis van deze artikelen.

Artikel 24 Begroting

Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) is van toepassing op gemeenschappelijke regelingen. Het besluit stelt vereisten aan de op te stellen begroting, meerjarenraming, jaarrekening en jaarverslag. Dit betekent onder andere dat deze documenten moeten worden opgezet op basis van een indeling in programma’s (programmabegroting). Het dagelijks bestuur stelt vervolgens op basis van de programmabegroting de productenraming vast.

Artikel 24 regelt daarnaast (volgens de artikelen 34 en 35 van de Wgr.) de procedure van de begroting en meerjarenraming in de verhouding tussen de deelnemende partijen en de gemeenschappelijk meldkamer. Nieuw is dat ook de algemene financiële en beleidsmatige kaders aan de raden worden gezonden, uiterlijk voor 15 april. Veiligheidsregio IJsselland hanteert 1 april als datum voor toezending, zodat de ontwerpbegroting naar de raden gaat de vereiste acht weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden (begin juni).

Die procedure is als volgt:

  • het dagelijks bestuur zendt jaarlijks voor 1 april de ontwerp-begroting, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de ontwerp-meerjarenraming aan de besturen van de deelnemende veiligheidsregio’s, politieregio’s en vergunninghouders ambulancezorg;

  • de betrokken besturen kunnen omtrent de ontwerp-begroting en de ontwerp-meerjarenraming hun zienswijze kenbaar maken aan het dagelijks bestuur;

  • het algemeen bestuur stelt de begroting vast voor 1 juli;

  • het dagelijks bestuur zendt de begroting voor 1 augustus aan gedeputeerde staten.

Artikel 25 Bijdragen van de deelnemende partijen

Lid 2 is gebaseerd op de uitgangspunten van het PID voor de verdeling van de exploitatiekosten:

Verdeelsleutel over de kolommen

De berekening op basis van het aantal meldtafels (per 01.01.2008) leidt tot de volgende percentages: politie 50%, brandweer 25% en ambulancezorg 25%.

Verdeelsleutel politie en brandweer op basis van inwoneraantal.

Bij de berekening op basis van het aantal inwoners (per 01.01.2008) is uitgegaan van:

  • IJsselland: 500.996 (38,31%)

  • NO-Gelderland: 806.680 (61,69%)

Verdeelsleutel RAV op basis van het aantal declarabele ritten. Bij de berekening op basis van het aantal declarabele ritten:

  • IJsselland: 30.000 ( 43.80%)

  • NO-Gelderland: 38.500 ( 56.20%)

De bijdragen worden bij wijze van voorschot halfjaarlijks vooruit betaald.

Artikel 26 Jaarstukken

Artikel 34b Wgr. bepaalt dat het dagelijks bestuur de voorlopige jaarrekening, inclusief accountantsrapport, vóór 15 april toezendt aan de raden van de deelnemende gemeenten. In deze regeling gaat het om de deelnemende partijen. Uit artikel 34 Wgr. vloeit voort dat de jaarrekening uiterlijk 1 juli van het jaar, volgend op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, wordt vastgesteld en vóór 15 juli wordt toegestuurd aan Gedeputeerde Staten.

Het is een goed gebruik dat de voorlopige cijfers van de jaarrekening van het voorgaande jaar opgenomen worden als vergelijkingsmateriaal in de begroting van het komende jaar. Tegen die achtergrond is volstaan met een eenvoudiger procedure in vergelijking tot die van de begroting.

Om de informatie en verplichtingen van de deelnemers in de gemeenschappelijke meldkamer goed te verwerken in de jaarstukken van de deelnemers zal een nadere planning worden opgesteld.

HOOFDSTUK 10 TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING

Artikel 27 Toetreding en uittreding

Een gemeenschappelijke regeling dient een regeling te bevatten omtrent de toetreding en uittreding (artikel 9 Wgr).

Artikel 28 Wijziging

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 29 Opheffing

Dit artikel spreekt voor zich. De mogelijkheid tot opheffing ontstaat alleen bij het vervallen van de wettelijke verplichting voor de colleges om een gemeenschappelijke regeling te treffen voor de meldkamer.

HOOFDSTUK 11 GESCHILLEN EN OMBUDSFUNCTIE

Artikel 30 Geschillen

De bedoeling van dit artikel is om geschillen eerst op interregionaal niveau te doen beslechten.

Mochten partijen er op dat niveau niet uitkomen, dan staat de weg naar gedeputeerde staten op grond van artikel 28 Wgr volledig open.

Artikel 31 Ombudsfunctie

De Wet Extern Klachtrecht geldt vanaf 1 januari 2006 en voegt het externe klacht-recht toe aan de Algemene wet bestuursrecht. De wet is ook van toepassing op gemeenschappelijke regelingen. Voor dergelijke organisaties is de keuze tot invulling van de ombudsfunctie beperkt tot 2 varianten:

  • a.

    nationale ombudsman;

  • b.

    een ombudsman of ombudscommissie van een van de deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling.

Artikel 31 houdt de keuze in voor variant b. Indien de ombudsfunctie niet in de gemeenschappelijke regeling zelf is opgenomen, dan is de nationale ombudsman als vangnet bevoegd.

HOOFDSTUK 12 SLOTBEPALINGEN

Artikel 32 Duur van de regeling

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 33 Inwerkingtreding

Artikel 26 Wgr: het bestuur van de gemeente van de plaats van vestiging, zendt de regeling aan gedeputeerde staten van de provincie of de provincies waarin de deelnemende gemeenten zijn gelegen.

Het bestuur van de gemeente van de plaats van vestiging maakt de regeling tijdig in alle deelnemende gemeenten bekend door kennisgeving van de inhoud daarvan in de Staatscourant. Artikel 140 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

De regeling treedt in werking op de in de regeling aangewezen dag. De regeling treedt niet in werking voordat zij is bekendgemaakt.

Artikel 34 Titel

Dit artikel spreekt voor zich.

Naar boven