Gemeenschappelijke regeling Brabants Historisch Informatie Centrum, nr. 969921, van 15 juni 2016

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Bernheze, Boekel, Boxmeer, Cuijk, Grave, Haaren, Landerd, Mill en Sint Hubert, Oss, Schijndel, Sint Anthonis, Sint-Michielgestel, Sint Oedenrode, Uden, Veghel en Vught en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen Aa en Maas en De Dommel,

Gelet op hoofdstuk V en VIII van de Wet gemeenschappelijke regelingen,

Besluiten:

tot het treffen van de navolgende gemeenschappelijke regeling tot de instelling van een openbaar lichaam met rechtspersoonlijkheid dat de archiefbescheiden en collecties beheert die berusten in de rijksarchiefbewaarplaats in de provincie Noord-Brabant, de archiefbewaarplaatsen van de gemeenten Bernheze, Boekel, Boxmeer, Cuijk, Grave, Haaren, Landerd, Maasdonk, Mill en Sint Hubert, Oss, Schijndel, Sint Anthonis, Sint-Michielsgestel, Sint-Oedenrode, Uden, Veghel en Vught, en de waterschappen Aa en Maas en De Dommel;

Artikel 1

In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

a. de Minister:

de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

b. de gemeenten:

de gemeenten Bernheze, Boekel, Boxmeer, Cuijk, Grave, Haaren, Landerd, Mill en Sint Hubert, Oss, Schijndel, Sint Anthonis, Sint-Michielsgestel, Sint-Oedenrode, Uden, Veghel en Vught,

c. de waterschappen:

de waterschappen Aa en Maas en De Dommel;

d. archiefbescheiden:

archiefbescheiden als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Archiefwet 1995;

e. collecties:

de verzameling historische voorwerpen, boeken en overige schriftelijke en elektronische bescheiden in de meest ruime zin des woords, niet zijnde archiefbescheiden, in eigendom van of beheer bij de Minister en de gemeenten voor zover het betreft voorwerpen of bescheiden bij de rijksarchiefbewaarplaats in de provincie en de archiefbewaarplaats van de gemeente;

f. de colleges:

de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten, en

g. de algemene en dagelijkse besturen:

de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen Aa en Maas en De Dommel;

h. De provincie:

de provincie Noord-Brabant

Artikel 2

  • 1. De regeling wordt getroffen met het doel de belangen van de Minister, de colleges en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen bij alle aangelegenheden betreffende de archiefbescheiden, collecties, individuele documenten en dergelijke die berusten in de rijksarchiefbewaarplaats in de Provincie Noord-Brabant en de archiefbewaarplaatsen van de gemeenten en de waterschappen in gezamenlijkheid te behartigen.

  • 2. Het openbaar lichaam ‘Brabants Historisch Informatie Centrum’ voert bij de behartiging van de belangen, bedoeld in het eerste lid, het archiefbeleid van de Minister, de gemeenten en de waterschappen mede uit.

  • 3. De Minister, de gemeenten en de waterschappen kunnen met het Brabants Historisch Informatie Centrum afspraken maken over de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de in artikel 2b genoemde taken en bevoegdheden.

  • 4. De Minister, de waterschappen en de gemeenten kunnen gezamenlijk algemene aanwijzingen geven omtrent de wijze waarop het Brabants Historisch Informatie Centrum de belangen, bedoeld in het eerste lid, behartigt.

Artikel 2a

  • 1. Er is een openbaar lichaam genaamd ‘Brabants Historisch Informatie Centrum’.

  • 2. Het Brabants Historisch Informatie Centrum is gevestigd te ‘s-Hertogenbosch.

Artikel 2b

Aan het bestuur van het Brabants Historisch Informatie Centrum zijn de navolgende werkzaamheden, taken en bevoegdheden van de colleges, de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen en de Minister overgedragen:

  • a. de beheerstaken, te onderscheiden in het behouden, bewerken en benutten van de archiefbescheiden die berusten in de in artikel 2, eerste lid, genoemde archiefbewaarplaatsen;

  • b. de taken en bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 15, derde lid, 16, tweede lid, 17, 18, 19, 20, 31 en 32, eerste en derde lid, van de Archiefwet 1995;

  • c. de bevoegdheid van de Minister om op grond van de artikelen 25 en 26, tweede lid, van de Archiefwet 1995 de rijksarchivaris in de provincie te benoemen, te schorsen en te ontslaan;

  • d. het adviseren en het doen van voorstellen aan de Minister, de colleges en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen over de taken en bevoegdheden, die door de Minister, de colleges of de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen worden uitgevoerd ingevolge de artikelen 5, 6, 7, 8, 12, 13, 15, eerste en tweede lid, 30 en 32, tweede lid, van de Archiefwet 1995, en

  • e. het verrichten van door de Minister, de colleges of de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen opgedragen andere taken die verband houden met de behartiging van de belangen, bedoeld in artikel 2.

Artikel 3

Het algemeen bestuur stelt de regels omtrent de kosten, bedoeld in artikel 19 Archiefwet 1995, vast en volgt daarbij zoveel mogelijk de regels die de Minister op grond van artikel 19 Archiefwet 1995 heeft vastgesteld voor het Nationaal Archief.

Artikel 4

  • 1. Het algemeen bestuur bestaat uit acht leden.

  • 2. De Minister wijst vier leden aan.

  • 3. De colleges van de gemeenten en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen wijzen uit hun midden gezamenlijk vier leden aan.

  • 4. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt van rechtswege op het tijdstip waarop de zittingsperiode van de colleges van de gemeenten of van de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen afloopt.

  • 5. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt tevens bij beëindiging van het lidmaatschap van die leden bij de colleges van de gemeenten of van de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen.

  • 6. Een persoon waarvan het lidmaatschap ingevolge het vijfde lid is geëindigd, kan opnieuw worden aangewezen.

  • 7. De colleges van de gemeenten beslissen uiterlijk in de tweede vergadering van elke zittingsperiode van de colleges over de aanwijzing, bedoeld in het derde lid.

  • 8. Indien tussentijds een zetel van een lid van het algemeen bestuur vacant komt, wijzen de Minister, de colleges of de algemeen en dagelijkse besturen van de waterschappen zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan.

  • 9. Een lid van het algemeen bestuur dat zijn lidmaatschap ter beschikking heeft gesteld, blijft in functie totdat een nieuw lid is aangewezen.

Artikel 5

  • 1. Ieder lid van het algemeen bestuur heeft één stem.

  • 2. Een lid van het algemeen bestuur neemt niet deel aan de stemming over een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger in een andere hoedanigheid eveneens betrokken is en waarbij belangenspanning speelt of de integriteitsvraag aan de orde zou kunnen zijn.

  • 3. Een benoeming gaat iemand persoonlijk aan, wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.

  • 4. Een stemming is alleen geldig, indien meer dan de helft van het aantal leden dat zitting heeft en zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, daaraan heeft deelgenomen.

  • 5. Het vierde lid is niet van toepassing:

    • a. ingeval opnieuw wordt gestemd over een voorstel of over een benoeming, voordracht of aanbeveling van een of meer personen ten aanzien van wie in een vorige vergadering een stemming op grond van dat lid niet geldig was;

    • b. voor zover het betreft onderwerpen die in een daaraan voorafgaande niet geopende vergadering aan de orde waren gesteld.

  • 6. Voor het tot stand komen van een beslissing bij stemming wordt een twee derde meerderheid vereist van hen die een stem hebben uitgebracht.

  • 7. Bij een schriftelijke stemming wordt onder het uitbrengen van een stem verstaan het inleveren van een behoorlijk ingevuld stembriefje.

Artikel 6

  • 1. Aan het algemeen bestuur behoren ter uitvoering van de aan het Brabants Historisch Informatie Centrum toegekende taak alle bevoegdheden toe die niet aan een ander orgaan zijn opgedragen.

  • 2. Het algemeen bestuur kan de directeur, bedoeld in artikel 29, tot rijksarchivaris in de provincie, tot gemeentearchivaris van de gemeenten en tot waterschap archivaris van de waterschappen benoemen.

  • 3. Aan de bevoegdheden van het algemeen bestuur worden geen beperkingen opgelegd ingevolge artikel 31 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, mits het totaal van de aangegane verplichtingen binnen de vastgestelde begroting valt. Voor het aangaan van verplichtingen door het algemeen bestuur buiten de goedgekeurde begroting geldt de procedure van artikel 18, 19 en 20.

  • 4. Het algemeen bestuur besluit slechts tot oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen belang. Het besluit wordt niet genomen dan nadat de raden van de gemeenten en de Minister in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen.

Artikel 7

Het algemeen bestuur verstrekt zo spoedig mogelijk schriftelijk aan de Minister, de raden en colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen de door hen, of een of meerdere van hun leden, gevraagde inlichtingen.

Artikel 8

  • 1. Een lid van het algemeen bestuur dat is aangewezen door de Minister verstrekt aan de Minister zo spoedig mogelijk doch in ieder geval binnen 45 dagen de door de Minister gevraagde inlichtingen.

  • 2. Een lid van het algemeen bestuur verstrekt aan de colleges van de gemeenten en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen zo spoedig mogelijk doch in ieder geval binnen 45 dagen de door een of meer leden van die organen gevraagde inlichtingen.

  • 3. De colleges, de algemene en de dagelijkse besturen van de waterschappen en de Minister kunnen een lid van het algemeen bestuur dat zij hebben aangewezen, nadat de inlichtingen in een vergadering of schriftelijk zijn verstrekt of dienden te zijn verstrekt, ter verantwoording roepen voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

Artikel 9

De Minister, de colleges van de gemeenten en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen kunnen een door hen aangewezen lid van het algemeen bestuur, dat hun vertrouwen niet meer geniet, ontslag verlenen.

Artikel 10

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en drie andere door het algemeen bestuur aan te wijzen leden.

  • 2. Het algemeen bestuur wijst in het dagelijks bestuur twee leden aan die in het algemeen bestuur zijn aangewezen door de colleges onderscheidenlijk de algemene besturen van de waterschap, en twee leden die in het algemeen bestuur zijn aangewezen door de Minister.

  • 3. Het lidmaatschap van het dagelijks bestuur eindigt van rechtswege, zodra men ophoudt lid te zijn van het algemeen bestuur of de termijn van aanwijzing van het lid van buiten de kring van het algemeen bestuur eindigt.

  • 4. Artikel 4, achtste lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Elk lid van het dagelijks bestuur heeft één stem. Besluitvorming vindt plaats bij volstrekte meerderheid van stemmen, voor zover niet anders bepaald in de regeling.

  • 6. In de vergadering van het dagelijks bestuur kan slechts worden beraadslaagd of besloten, indien ten minste de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

  • 7. Indien het vereiste aantal leden niet tegenwoordig is, belegt de voorzitter, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering.

Artikel 11

Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als één of meer leden van het dagelijks bestuur dit nodig oordelen.

Artikel 12

Het dagelijks bestuur stelt regels voor zijn vergaderingen vast.

Artikel 13

Het dagelijks bestuur is in ieder geval belast met:

  • a. het voeren van het dagelijks bestuur van Het Brabants Historisch Informatie Centrum;

  • b. beslissingen van het algemeen bestuur voorbereiden en uitvoeren;

  • c. regels vaststellen over de ambtelijke organisatie van het Brabants Historisch Informatie Centrum;

  • d. ambtenaren benoemen, schorsen en ontslaan;

  • e. besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van het Brabants Historisch Informatie Centrum, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 6, vierde lid;

  • f. besluiten namens het Brabants Historisch Informatie Centrum, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist;

  • g. het nemen van alle conservatoire maatregelen zowel in als buiten rechte en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring van recht of bezit;

  • h. het beheer van de activa en passiva van het Brabants Historisch Informatie Centrum, en de zorg, voor zover deze van het dagelijks bestuur afhangt, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding van het Brabants Historisch Informatie Centrum.

Artikel 14

  • 1. De voorzitter wordt door en uit het algemeen bestuur aangewezen.

  • 2. Uit de overige leden van het dagelijks bestuur, bedoeld in artikel 10, eerste lid, worden een of meerdere plaatsvervangend voorzitters aangewezen.

  • 3. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.

  • 4. De voorzitter tekent de stukken die van het algemeen bestuur of het dagelijks bestuur uitgaan, tenzij hij aan de directeur het tekenen van bepaalde stukken heeft opgedragen.

  • 5. De voorzitter vertegenwoordigt het Brabants Historisch Informatie Centrum in en buiten rechte. De vertegenwoordiging kan hij opdragen aan een door hem aan te wijzen gevolmachtigde.

Artikel 15

  • 1. Het algemeen bestuur kan besluiten dat de leden van het algemeen of dagelijks bestuur, voor zover zij niet de functie vervullen van burgemeester of wethouder, lid van het algemeen of dagelijks bestuur van het waterschap, of als ambtenaar in rijks-, gemeente- of waterschapsdienst werkzaam zijn, een vergoeding ontvangen voor hun werkzaamheden ten behoeve van het Brabants Historisch Informatie Centrum.

  • 2. De leden van het algemeen en dagelijks bestuur, bedoeld in het eerste lid, ontvangen een tegemoetkoming in de kosten, waartoe worden gerekend reis- en verblijfkosten ten behoeve van het bijwonen van de vergaderingen van het algemeen en dagelijks bestuur.

  • 3. De in de voorgaande leden bedoelde vergoeding en tegemoetkoming worden door het algemeen bestuur vastgesteld en als afzonderlijke post opgenomen in de jaarlijkse begroting.

Artikel 16

  • 1. De voor de uitvoering van deze regeling ter beschikking te stellen middelen worden verschaft door de Minister, de gemeenten en de waterschappen, door het verstrekken van jaarlijkse bijdragen, op basis van de begroting.

  • 2. De bijdrage van de Minister kan jaarlijks worden aangepast in verband met de ontwikkeling van lonen of prijzen met een percentage, zoals dit in voorkomend geval door de Minister in de loop van het begrotingsjaar voor het geheel van zijn bijdrage wordt vastgesteld. De bijdragen van de gemeenten en waterschappen worden jaarlijks aangepast in verband met de ontwikkeling van lonen of prijzen met een percentage dat voor dit doel is vastgesteld.

  • 3. Het algemeen bestuur kan bij de vaststelling van de begroting een percentage opnemen als voorlopige raming van het door de Minister, de gemeenten en de waterschappen vast te stellen percentage als bedoeld in het tweede lid.

  • 4. Bij de start van het Brabants Historisch Informatie Centrum en voor de uitvoering van deze regeling kunnen door de verschillende partners vermogensbestanddelen worden ingebracht waarover nadere afspraken gemaakt worden.

  • 5. De Minister, de colleges en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen dragen er zorg voor dat het openbaar lichaam te allen tijde beschikt over voldoende middelen om zijn verplichtingen te voldoen. Dit met inachtneming van het achtste lid.

  • 6. Indien het toetreden tot deze regeling van andere bestuursorganen of het sluiten van samenwerkingsovereenkomsten met derden, er toe leidt dat een deel van de lasten voortvloeiende uit de investeringen als bedoeld in de in het tweede lid aangegeven investerings- en exploitatiebegroting, door deze bestuursorganen en/of derden worden gedragen, worden de financiële voordelen die daardoor ontstaan op de door de Minister, de waterschappen en de gemeenten verschuldigde jaarlijkse bijdrage naar rato in mindering gebracht.

  • 7. Indien de Minister, de gemeenten of de waterschappen een bijzondere taak opdragen als bedoeld in artikel 2, derde lid onder e, waarvan de kosten niet zijn op te vangen in de begroting, wordt daarvoor door de Minister, de gemeenten of de waterschappen in aanvulling op de jaarlijkse bijdrage een tevoren overeengekomen vergoeding betaald.

Artikel 17

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt eenmaal per vier jaar een vierjarig beleidsplan en een meerjarenbegroting op.

  • 2. Een periode van vier jaren als bedoeld in het eerste lid valt samen met de periode van een cultuurnota als bedoeld in artikel 3 van de Wet op het specifiek cultuurbeleid.

  • 3. Het dagelijks bestuur zendt het ontwerpbeleidsplan en de ontwerpmeerjarenbegroting aan het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur stelt ze vast. Dertien maanden voorafgaand aan de periode waarop het beleidsplan en de meerjarenbegroting betrekking hebben, worden deze toegezonden aan de Minister, de raden van de gemeenten en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen.

  • 4. De Minister, de colleges van de gemeenten en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen maken, binnen twee maanden na ontvangst van de in het derde lid genoemde stukken, gezamenlijk afspraken met het Brabants Historisch Informatie Centrum over te behalen resultaten voor de komende vier jaren.

Artikel 18

  • 1. Het dagelijks bestuur zendt uiterlijk 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders aan de raden van de gemeenten, de Minister en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen.

  • 2. Het dagelijks bestuur biedt jaarlijks, ten minste acht weken voor de in artikel 19, eerste lid, bedoelde vaststelling, de raden van de gemeenten, de Minister en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen een ontwerp aan voor de begroting met toelichting van het Historisch Informatie Centrum Brabant en een meerjarenraming met toelichting voor ten minste drie op het begrotingsjaar volgende jaren.

  • 3. Bij het opstellen van het ontwerp voor de begroting, bedoeld in het eerste lid, neemt het algemeen bestuur het archiefbeleid, bedoeld in artikel 2, tweede lid, de algemene aanwijzingen, bedoeld in artikel 2, derde lid in acht en daarnaast de afspraken, bedoeld in artikel 17, vierde lid.

  • 4. In de toelichting op de ontwerpbegroting worden de aard en de omvang van de voorgenomen activiteiten beschreven. Daarbij wordt aangegeven welke belangen en resultaten het Brabants Historisch Informatie Centrum met de activiteiten nastreeft, op welke wijze de activiteiten zullen worden uitgevoerd en voor welke doelgroepen zij zijn bestemd.

  • 5. De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de colleges, de Minister en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen voor een ieder ter inzage gelegd en tegen betaling van kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling geschiedt openbare kennisgeving.

  • 6. De raden van de gemeenten, de Minister en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen kunnen bij het algemeen bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

Artikel 18a

  • 1. Het algemeen bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

  • 2. Nadat deze is vastgesteld, zendt het algemeen bestuur, zo nodig, de begroting aan de raden van de gemeenten, de Minister en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen.

Artikel 19

  • 1. Besluiten tot wijziging van de begroting kunnen tot uiterlijk het eind van het desbetreffende begrotingsjaar worden genomen.

  • 2. De artikelen 18 en 19, eerste en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing. Het dagelijks bestuur zendt de begrotingswijziging binnen vier weken na de vaststelling aan de raden van de gemeenten, de Minister en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen.

Artikel 20

De Minister, de gemeenten en de waterschappen voldoen de bijdragen bij wijze van voorschot in door hen nader te bepalen termijnen.

Artikel 21

  • 1. Het dagelijks bestuur zendt voor 15 april van het jaar na het jaar waarvoor de jaarrekening dient, een voorlopige jaarrekening aan de Minister, de raden van de gemeenten en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen. De voorlopige jaarrekening gaat vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid en de rechtmatigheid, afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 2. Het algemeen bestuur draagt er zorg voor dat medewerking wordt verleend aan door of namens de accountant(s) van de Minister, de gemeenten en de waterschappen in te stellen onderzoeken naar de door de accountant, bedoeld in het eerste lid, verrichte (controle)werkzaamheden.

  • 3. Het algemeen bestuur brengt jaarlijks aan de Minister, de raden van de gemeenten en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen voor 15 april een inhoudelijk verslag uit van de werkzaamheden, het gevoerde beleid in het algemeen en de doelmatigheid en doeltreffendheid van zijn werkzaamheden en werkwijze in het bijzonder in het afgelopen kalenderjaar.

  • 4. Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan de raden van de gemeenten, de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen en de Minister.

  • 5. Het algemeen bestuur stelt de in het eerste en derde lid bedoelde stukken algemeen verkrijgbaar.

Artikel 22

  • 1. Een batig saldo kan worden bestemd voor vorming van of toevoeging aan de reserve, of kan worden uitbetaald. De hoogte van deze reserve wordt bepaald door het algemeen bestuur, gehoord de Minister, de raden van de gemeenten en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen. Voor zover een batig saldo niet wordt aangewend voor de reserve wordt het saldo naar rato van de jaarlijkse bijdrage uitgekeerd aan de Minister, de gemeenten en de waterschappen.

  • 2. De reserve in enig jaar bedraagt niet meer dan tien procent van de gezamenlijke bijdragen van de Minister, de gemeenten en de waterschappen van dat jaar.

Artikel 23

Bij het jaarverslag stelt het algemeen bestuur de definitieve bijdragen van de Minister, de gemeenten en de waterschappen vast.

Artikel 24

  • 1. Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie en van het kasbeheer en de boekhouding van het Brabants Historisch Informatie Centrum. Bij deze regels wordt bepaald welke ambtenaren van het Brabants Historisch Informatie Centrum met het doen van ontvangsten en betalingen worden belast.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot de controle op de financiële administratie en het kasbeheer.

Artikel 25

De Minister, de gemeenten en de waterschappen kunnen gezamenlijk nadere regels stellen over het financieel en materieel beheer, over de inrichting van de begroting, het financieel verslag, jaarverslag en aandachtspunten voor de accountantscontrole.

Artikel 26

  • 1. Overeenkomstig door het algemeen bestuur vast te stellen regels, die aan gedeputeerde staten van de provincie worden medegedeeld, draagt het dagelijks bestuur zorg voor de archiefbescheiden van het Brabants Historisch Informatie Centrum.

  • 2. De archiefbescheiden van het Brabants Historisch Informatie Centrum die op grond van de Archiefwet 1995 moeten worden overgebracht, komen te berusten in de rijksarchiefbewaarplaats in de provincie.

  • 3. De directeur is belast met het beheer van de archiefbescheiden, bedoeld in het eerste lid.

  • 4. De Minister, de colleges van de gemeenten en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen kunnen de staat waarin de onder hun verantwoordelijkheid bij het Brabants Historisch Informatie Centrum berustende archieven zich bevinden onderzoeken.

Artikel 27

  • 1. De colleges, de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen, de Minister en het Brabants Historisch Informatie Centrum verstrekken elkaar desgevraagd inlichtingen en gegevens welke zij nodig achten voor de uitoefening van hun taak.

  • 2. De Minister, de colleges en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen kunnen inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden van het Brabants Historisch Informatie Centrum, voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs nodig is.

  • 3. Het Brabants Historisch Informatie Centrum stelt de Minister, de colleges en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen te allen tijde in de gelegenheid toezicht te houden op het bepaalde bij of krachtens de Archiefwet 1995 ten aanzien van de archiefbescheiden die berusten in de rijksarchiefbewaarplaats in de provincie en de archiefbewaarplaatsen van de gemeenten.

Artikel 28

  • 1. De colleges, de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen en de Minister doen het dagelijks bestuur mededeling van de bij hen in voorbereiding zijnde maatregelen en plannen die voor de behartiging van de belangen, bedoeld in artikel 2, voor het Brabants Historisch Informatie Centrum van belang zijn.

  • 2. De colleges, de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen en de Minister kunnen, bij de in het eerste lid bedoelde mededeling, het gevoelen vragen van het dagelijks bestuur. Ook ongevraagd kan het dagelijks bestuur zijn zienswijze daaromtrent aan de gemeentes, de waterschappen of Minister kenbaar maken.

Artikel 29

Het dagelijks bestuur beslist omtrent benoeming, schorsing en ontslag van de directeur van het Brabants Historisch Informatie Centrum.

Artikel 30

  • 1. De directeur is belast met de uitvoering van de werkzaamheden, taken en bevoegdheden van het Brabants Historisch Informatie Centrum die voortvloeien uit de behartiging van de belangen, bedoeld in artikel 2 voor zover die uitvoering niet is opgedragen aan het algemeen bestuur, dagelijks bestuur of de voorzitter.

  • 2. Het dagelijks bestuur stelt voor de directeur een instructie vast.

  • 3. Het dagelijks bestuur regelt de vervanging van de directeur.

Artikel 31

  • 1. De directeur staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter bij de uitoefening van hun taak terzijde. Hij is in de vergaderingen van het algemeen en dagelijks bestuur aanwezig en heeft daarin een adviserende stem.

  • 2. Met inachtneming van artikel 14, vijfde lid, worden alle stukken, die van het algemeen of het dagelijks bestuur uitgaan door de directeur mede ondertekend.

Artikel 32

Het overige personeel wordt in dienst genomen, geschorst of ontslagen door het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur is bevoegd deze bevoegdheden aan de directeur te mandateren.

Artikel 33

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt de rechtspositie- en arbeidsvoorwaardenregeling vast.

  • 2. Het dagelijks bestuur volgt bij de vaststelling van de regelingen, bedoeld in het eerste lid, zoveel mogelijk de rechtspositieregeling van de provincie Noord-Brabant, zoals deze thans luidt en in de toekomst na wijziging zal luiden.

  • 3. Een regeling die afwijkt van de in het tweede lid bedoelde rechtspositieregeling, behoeft de instemming van de regionale vakbondsbestuurders.

Artikel 34

Toetreding tot de regeling kan geschieden bij daartoe strekkende besluiten van de Minister, de colleges en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen, na verkregen toestemming van de raden van de gemeenten, alsmede de toe te treden bestuursorganen of rechtspersonen.

Artikel 35

  • 1. Uittreding uit de regeling kan geschieden door toezending van een daartoe strekkende besluiten van de Minister, de colleges en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen. De colleges overleggen daarbij ook het besluit tot toestemming van de raden van de gemeenten.

  • 2. Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de uittreding. De uittreding gaat in op de eerste dag van het jaar volgend op dat waarin door de zorg van het dagelijks bestuur de bekendmaking van de uittreding in de Nederlandse Staatscourant is geschied.

  • 3. De kosten van uittreding komen voor rekening van het uittredend college van burgemeester van wethouders van een gemeente, het uittredend algemeen of dagelijks bestuur van een waterschap of, in geval van uittreding van de Minister, voor rekening van de Minister.

Artikel 36

  • 1. Deze regeling kan worden gewijzigd bij gezamenlijk besluit van de Minister, de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen en van de colleges.

  • 2. De colleges hebben voor het besluit tot wijziging van de regeling de toestemming van de raden van hun gemeenten nodig.

Artikel 37

Deze regeling kan worden opgeheven bij besluit van de Minister, de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen en de colleges. Het algemeen bestuur stelt een liquidatieplan op dat voorziet in de verplichting van de Minister en van de waterschappen en de gemeenten om alle rechten en plichten van het openbaar lichaam over de Minister, de waterschappen en de gemeenten te verdelen op een in het plan te bepalen wijze.

Artikel 38

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag van de kalendermaand, volgend op de bekendmaking in de Staatscourant door de Minister.

  • 2. De colleges zenden de regeling aan gedeputeerde staten van de provincie.

Artikel 39

Deze regeling kan worden aangehaald als: Gemeenschappelijke Regeling Brabants Historisch Informatie centrum.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, ......................................................

Het Algemene Bestuur van waterschap Aa en Maas, De dijkgraaf, ......................................................

de secretaris, ......................................................

Het Dagelijks Bestuur van waterschap Aa en Maas, De dijkgraaf, ......................................................

de secretaris, ......................................................

Het Algemeen Bestuur van waterschap De Dommel, De watergraaf, ......................................................

de secretaris, ......................................................

Het Dagelijks Bestuur van waterschap De Dommel, De watergraaf, ......................................................

de secretaris, ......................................................

Burgemeester en wethouders van de gemeente Bernheze, De burgemeester, ......................................................

de secretaris, ......................................................

Burgemeester en wethouders van de gemeente Boekel, De burgemeester, ......................................................

de secretaris, ......................................................

Burgemeester en wethouders van de gemeente Boxmeer, De burgemeester, ......................................................

de secretaris, ......................................................

Burgemeester en wethouders van de gemeente Cuijk, De burgemeester, ......................................................

de secretaris, ......................................................

Burgemeester en wethouders van de gemeente Grave, De burgemeester, ......................................................

de secretaris, ......................................................

Burgemeester en wethouders van de gemeente Haaren, De burgemeester, ......................................................

de secretaris, ......................................................

Burgemeester en wethouders van de gemeente Landerd, De burgemeester, ......................................................

de secretaris, ......................................................

Burgemeester en wethouders van de gemeente Mill en Sint Hubert, De burgemeester, ......................................................

de secretaris, ......................................................

Burgemeester en wethouders van de gemeente Oss, De burgemeester, ......................................................

de secretaris, ......................................................

Burgemeester en wethouders van de gemeente Schijndel, De burgemeester, ......................................................

de secretaris, ......................................................

Burgemeester en wethouders van de gemeente Sint Anthonis, De burgemeester, ......................................................

de secretaris, ......................................................

Burgemeester en wethouders van de gemeente Sint-Michielsgestel, De burgemeester, ......................................................

de secretaris, ......................................................

Burgemeester en wethouders van de gemeente Sint Oedenrode, De burgemeester, ......................................................

de secretaris, ......................................................

Burgemeester en wethouders van de gemeente Uden, De burgemeester, ......................................................

de secretaris, ......................................................

Burgemeester en wethouders van de gemeente Veghel, De burgemeester, ......................................................

de secretaris, ......................................................

Burgemeester en wethouders van de gemeente Vught, De burgemeester, ......................................................

de secretaris, ......................................................

Financiële bijlage

Algemeen

In deze bijlage zijn de afspraken rond de structurele en incidentele bijdragen van partners aan het Brabants Historisch Centrum nader gespecificeerd (art. 16, lid 1):

Er is afgesproken dat de beschikbare exploitatiebudgetten van de afzonderlijke instellingen waaruit het Brabants Historisch Centrum ontstaat, zullen worden samengevoegd. Uit deze exploitatiebudgetten zullen de exploitatiekosten worden bestreden van het Brabants Historisch Centrum, waarbij de behaalde efficiencyvoordelen zullen worden aangewend voor nieuw beleid ten behoeve van de publieksfunctie.

Structurele bijdragen

De jaarlijkse structurele bijdragen van de partners zijn, inclusief huurlasten als volgt:

Het Rijk (RAD)

€ 2.227.000

 

(prijspeil 2002) 1

Streekarchief Brabant Noord-Oost (SABNO)

   

Inwoneraantal x tarief 2

- gemeente Bernheze

€ 101.790

 

28.857 × 3,53

- gemeente Boekel

€ 33.080

 

9.364 × 3,53

- gemeente Boxmeer

€ 103.620

 

29.358 × 3,53

- gemeente Cuijk

€ 85.840

 

24.331 × 3,53

- gemeente Grave

€ 44.900

 

12.723 × 3.53

- gemeente Landerd

€ 51.960

 

14.706 × 3,53

- gemeente Lith

€ 23.910

 

6.751 × 3,53

- gemeente Maasdonk

€ 40.390

 

11.409 × 3,53

- gemeente Mill

€ 39.350

 

11.111 × 3,53

- gemeente Oss

€ 267.380

 

75.858 × 3,53

- gemeente Sint Anthonis

€ 41.600

 

11.798 × 3,53

- gemeente Sint-Oedenrode

€ 60.380

 

17.034 × 3,53

- gemeente Uden

€ 141.310

 

40.108 × 3,53

- gemeente Veghel

€ 128.560

 

36.466 × 3,53

- Waterschap de Maaskant3

€ 57.240

 

16.000 × 3,53

Subtotaal

€ 1.221.310

€ 1.221.310 (prijspeil 2004)

X Noot
1

De bijdrage van het Rijk (RAD) wordt in 2003 nog verhoogd, conform de methodiek beschreven in art. 16, lid 2.

X Noot
2

Dit tarief betreft het basispakket en het pluspakket.

X Noot
3

Per 1 januari 2004 zijn de waterschappen De Maaskant en De Aa gefuseerd tot Waterschap Aa en Maas, ten laste waarvan de hier genoemde bijdrage zal komen.

Streekarchief Langs Aa en Dommel (LAED)

   

Inwoneraantal × tarief

- gemeente Haaren

€ 40.986

 

14.048 × 2,92

- gemeente Schijndel

€ 54.943

 

23.401 × 2,35

- gemeente Sint-Michielsgestel

€ 61.409

 

27.969 × 2,19

- gemeente Vught

€ 57.708

 

25.287 × 2,28

- Waterschap de Aa1

€ 41.501

 

16.760 × 2,47

- Waterschap de Dommel

€ 57.012

 

30.700 × 1,86

Subtotaal

€ 313.559

€ 313.559 (prijspeil 2004)

       

Totaal

 

€ 3.761.869

X Noot
1

Per 1 januari 2004 zijn de waterschappen De Maaskant en De Aa gefuseerd tot Waterschap Aa en Maas, ten laste waarvan de hier genoemde bijdrage zal komen.

De gemeentelijke bijdragen zijn voor SABNO het product van het aantal inwoners per gemeente per 1 januari van het voorafgaande jaar (bron centraal bureau voor de statistiek) × € 3,53. De bijdragen van de gemeenten en waterschappen van LAED zijn niet gebaseerd op een vast bedrag per inwoner, dat voor alle deelnemers hetzelfde is, maar op een kostenverdeelsleutel die rekening houdt met de vaste kosten per werkdag, die voor alle deelnemers hetzelfde zijn, de kosten per meter beheerd archief en het relatieve aandeel in de algemene kosten, gebaseerd op het inwonertal. Het hier berekende bedrag per inwoner van de bijdragen dient in het vervolg als uitgangspunt voor de vaststelling van de jaarlijkse bijdrage.

Huisvesting

  • Het Rijk bepaalt met betrekking tot de bovengenoemde bijdrage dat de huurcomponent in de bijdrage van het Rijk (RAD) is bepaald op € 1.036.000 (prijspeil 2002). Met betrekking tot deze component geldt de voorwaarde dat deze specifiek moet worden aangewend voor het voldoen aan de verplichtingen voortvloeiende uit de gebruikersovereenkomst die is afgesloten met de RGD.

  • Bij de financiële berekeningen is er van uitgegaan dat de nieuwbouw in Grave per 1 januari 2006 wordt opgeleverd. In de begroting van het BHC is een huurbedrag van maximaal € 168.900 (prijspeil 2006) bepaald. Dit bedrag is vastgesteld op basis van eerder overleg tussen SABNO en de stichting woonmaatschappij Maasland.

  • De definitieve huurovereenkomst zal zijn gebaseerd op een door de fusiepartners vast te stellen Definitief Ontwerp en dit maximale huurbedrag van € 168.900. De overeenkomst zal worden aangegaan door het bestuur van SABNO na instemming van de beide fusiepartners.

  • Mocht de huurovereenkomst onverhoopt pas gesloten kunnen worden na de totstandkoming van het BHC, dan wordt de huurovereenkomst gesloten door het dagelijks bestuur van het BHC op basis van een tussen het bestuur van SABNO en de stichting woonmaatschappij Maasland gesloten beginselovereenkomst waarin de eerder genoemde randvoorwaarden (goedgekeurd Definitief Ontwerp en maximale huurprijs van € 168.900) zijn vastgelegd.

  • De vestigingen in Oss en Veghel worden per 1 januari 2006 gesloten waardoor jaarlijks € 113.000 wordt bespaard. Daarnaast zijn er echter financiële gevolgen van het huurcontract van de vestiging in Oss, aangezien het contract blijft doorlopen tot en met augustus 2008. Zonder afkoop van het contract of doorverhuur van de ruimten aan derden ontstaat in de periode 2006 t/m augustus 2008 een totale verplichting van circa € 220.000. Dit risico wordt gedragen door het Brabants Historisch Centrum, mogelijk met het op te bouwen eigen vermogen.

Aanvang van de bijdragen

De bijdragen van de partners vangen aan op het moment dat de Regeling Brabants Historisch Centrum in werking treedt. Aangezien te verwachten valt dat dit niet samenvalt met het begin van een kalenderjaar zal de bijdrage naar evenredigheid worden toegerekend met ingang van de eerste dag van de maand, waarin de regeling in werking treedt. De partners zullen er voor zorgdragen dat de bovengenoemde bijdragen in hun respectievelijke begrotingen worden opgenomen.

Incidentele bijdragen

Programma- en behoudsgelden

Het Rijk (RAD) stelt voor de uitvoer van een behoudsplan behoudsgelden beschikbaar. Deze middelen ad € 59.000 zijn beschikbaar tot en met 31 december 2004. Voor de periode daarna worden in het voorjaar 2004 nieuwe afspraken gemaakt.

Inbreng van vermogensbestanddelen

De partijen brengen in totaal € 184.079 aan vermogensbestanddelen in. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:

– Het Rijk:

€ 52.217 (inbreng eenmalige middelen)

– SABNO:

€ 11.059

– Risicoreserve pluspakket:

€ 65.442

– Egalisatie ziektevervanging:

€ 13.159

– LAED:

€ 42.202

BTW aspecten

Het Brabants Historisch Centrum neemt contact op met de belastinginspecteur ter verkrijging van een nieuwe BTW beschikking voor het hele instituut. Over de inhoud van die beschikking en de mogelijke consequenties voor de begroting is nog geen 100% zekerheid.

TOELICHTING

Algemeen

Op 1 januari 2015 is een aangepaste Wet gemeenschappelijke regelingen (verder: Wgr) in werking getreden. Uit deze wijziging volgen voor alle samenwerkingsverbanden op basis van de Wgr verplichte wijzigingen, waarvoor elk samenwerkingsverband een jaar de tijd heeft om haar regelingen daarop aan te passen. Op 1 januari 2016 dienen alle RHC’s zodoende hun gemeenschappelijke regelingen te hebben aangepast. De wijzigingen die volgen uit de aangepaste Wgr zijn vooral technisch van aard. Het betreft onder meer de termijnen die gelden voor de zienswijzeprocedure bij begroting en jaarrekening, het verplicht stellen van een kadernota en concept jaarrekening die aan de deelnemers worden gezonden en het expliciet mogelijk maken van het oprichten van een privaatrechtelijke rechtspersoon door het RHC na zienswijzeprocedure bij de deelnemers en aanpassingen rondom bekendmaking.

Ten slotte is er een technische aanpassing die wel degelijk grondstoffelijker gevolgen heeft. Dit betreffen de aangepaste bepalingen rondom de vraag welke bestuursorganen deelnemen en in relatie daarmee de bestuurssamenstelling. De voorgaande versie van de gemeenschappelijke regeling is getroffen door (thans) de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en door de raden en colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Bernheze, Boekel, Boxmeer, Cuijk, Grave, Haaren, Landerd, Mill en Sint Hubert, Oss, Schijndel, Sint Anthonis, Sint-Michielgestel, Sint Oedenrode, Uden, Veghel en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen Aa en Maas en De Dommel. Het is daarmee een regeling waarop hoofdstuk V en VIII van de Wet gemeenschappelijke regelingen (hierna ook: Wgr) van toepassing zijn vanwege de deelname van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap tezamen met gemeenten en waterschappen. Krachtens artikel 93 en 94 Wgr is hoofdstuk I van de Wgr (gemeentelijke samenwerking) van overeenkomstige toepassing nu gemeentebesturen de gemeenschappelijke regeling (mede) aangaan.

De gemeenschappelijke regeling was een zogenoemde gemengde regeling, dit omdat (vanuit de gemeentebesturen) zowel de raad als het college van burgemeester en wethouders deelnemen. Een collegeregeling is een gemeenschappelijke regeling waaraan uitsluitend colleges van burgemeester en wethouders, gedeputeerde staten of het dagelijks bestuur van een waterschap deelnemen (evt. aangevuld met een Minister namens de Staat of met andere openbare lichamen of rechtspersonen). Op grond van artikel 1 lid 1 Wgr kunnen de raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester een gemeenschappelijke regeling treffen ieder voor zover zij voor de eigen gemeente bevoegd zijn. Welk orgaan bevoegd is tot deelneming is afhankelijk van de over te dragen bevoegdheden. Slechts deelnemende bestuursorganen mogen immers hun bevoegdheden overdragen (art. 30 lid 1 Wgr). De gemeenteraad moet op grond van artikel 30 lid 1 Archiefwet 1995 een archiefverordening vaststellen, op grond waarvan het college van burgemeester en wethouders de zorg draagt voor de archiefbescheiden van alle gemeentelijke bestuursorganen. De bevoegdheid de archiefverordening vast te stellen is niet overgedragen aan het RHC-bestuur. Slechts uitvoerende bevoegdheden zijn overgedragen. Dat betekent dat gelet op de systematiek van de Wet gemeenschappelijke regelingen de gemeenteraad geen deelnemer hoorde te zijn in de gemeenschappelijke regeling. Dit is nu aangepast. De raad is uitgetreden en het is daarmee een collegeregeling geworden. Eventuele bevoegdheden die voor inwerkingtreding van de Wet dualisering medebewindsbevoegdheden aan de raad toebehoorden en maakten dat deelname van raden was gerechtvaardigd zijn na inwerkingtreding van die wet bij het college komen te liggen.

Ten slotte zijn bepalingen aangepast rondom de bestuurssamenstelling. Het RHC-bestuur bestaat uit het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter, overeenkomstig artikel 12 lid 1 Wgr. In de vorige gemeenschappelijke regeling zat een technische omissie waar het de benoeming van de voorzitter betreft. De voorzitter is een bestuursorgaan, net als de commissaris van de Koning of de burgemeester. De voorzitter moet, als bestuursorgaan, worden aangewezen door en uit het algemeen bestuur (art. 13 lid 9 Wgr). Vervolgens is de voorzitter tevens voorzitter van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur (art. 12 lid 3 Wgr) en lid van het dagelijks bestuur (art. 14 lid 1 Wgr). De benoeming van de voorzitter geschiedde in de regeling als ‘voorzitter van het algemeen bestuur’ en dat is incorrect. Dit is aangepast. Het dagelijks bestuur bestond uit de voorzitter én de overige leden van het algemeen bestuur (art. 10 lid 1 GR). Er geldt dus een personele unie tussen algemeen bestuur en dagelijks bestuur. Dat is in strijd met artikel 14 lid 3 Wgr sinds 1 januari 2015, en dat moet voor 1 januari 2016 gerepareerd zijn. Het dagelijks bestuur mag conform voornoemd artikel nooit de meerderheid van het algemeen bestuur uitmaken (zowel niet in aantal als in stemverhouding). Daarnaast geldt conform de Wgr dat het dagelijks bestuur uit ten minste drie personen dient te bestaan. Het algemeen bestuur bestond in de voorgaande uit zes leden en in de huidige versie uit acht leden (art. 4 lid 1 GR). De Minister wijst vier leden aan en de colleges en de algemene en dagelijkse besturen van de Waterschappen wijzen uit hun midden gezamenlijk ook vier leden aan. Nu de gemeenschappelijke regeling is omgezet tot een collegeregeling moeten de colleges de leden van het algemeen bestuur uit hun midden aanwijzen (art. 13 lid 6 Wgr). Er is dan dus geen plek meer voor raadsleden. Dat zou onder de huidige omstandigheden betekenen dat wethouders (of evt. de burgemeester) worden aangewezen in het algemeen bestuur. Voor het dagelijks bestuur betekent dit dat zij gelet op de omvang van het algemeen bestuur van acht zal bestaan uit vier leden die door het algemeen bestuur uit zijn midden worden aangewezen.

Artikelsgewijs

Aanhef

Zoals in alle regelgeving, is het de Minister die een regeling treft. Dat dit door de portefeuilleverdeling in enig jaar de Staatssecretaris is, laat onverlet dat de regeling moet spreken van de Minister. De vraag is of de gemeenteraad deelnemer moet zijn. Op grond van artikel 1 lid 1 Wgr kunnen de raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester een gemeenschappelijke regeling treffen ieder voor zover zij voor de eigen gemeente bevoegd zijn. Welk orgaan bevoegd is tot deelneming is afhankelijk van de over te dragen bevoegdheden. Slechts deelnemende bestuursorganen mogen immers hun bevoegdheden overdragen (art. 30 lid 1 Wgr). De gemeenteraad moet op grond van artikel 30 lid 1 Archiefwet 1995 een archiefverordening vaststellen, op grond waarvan het college van burgemeester en wethouders de zorg draagt voor de archiefbescheiden van alle gemeentelijke bestuursorganen. De bevoegdheid de archiefverordening vast te stellen is niet overgedragen aan het RHC-bestuur. Slechts uitvoerende bevoegdheden zijn overgedragen (art. 2 lid 3 GR-oud). Dat betekent dat gelet op de systematiek van de Wet gemeenschappelijke regelingen de gemeenteraden geen deelnemer meer zijn in de regeling.

Voor deelnemende waterschappen geldt een andere situatie. De bevoegdheden die in de regeling worden overgedragen betreffen zowel bevoegdheden van de algemene besturen als van de dagelijkse besturen. De archiefwet spreekt in de overgedragen bevoegdheden van bevoegdheden van het dagelijks bestuur en de bevoegdheden van het bestuur. Deze laatste categorie zijn bevoegdheden van het algemeen bestuur conform artikel 77 Waterschapswet. Dit zou alleen niet gelden voor zover het algemeen bestuur deze bevoegdheden heeft overgedragen aan het dagelijks bestuur. Als dit zo is ontstaat vanzelfsprekend een andere situatie. Dit betekent in ieder geval voor de waterschappen dat zowel algemene besturen als dagelijkse besturen deelnemer dienen te zijn. De regeling kent nu een bevoegdheidsgebrek aangezien alleen de algemene besturen deelnemers zijn en zij geen bevoegdheden van het dagelijkse bestuur over kunnen dragen. De dagelijkse besturen dienen zodoende toe te treden.

De verwijzing naar de Wet gemeenschappelijke regelingen is gecorrigeerd; Niet artikel 96 en 97 zijn van toepassing, maar artikel 93 en 94. Dit omdat meer dan één gemeentebestuur deelneemt.

Van toepassing zijn verder hoofdstuk VIII (het deelnemen aan een regeling door andere openbare lichamen en rechtspersonen) en hoofdstuk V (samenwerking tussen gemeenten en waterschappen).

Tot slot wordt nog opgemerkt dat gemeente Maasdonk is opgesplitst in gemeente Oss en gemeente ‘s-Hertogenbosch. Vandaar dat gemeente Maasdonk in de nieuwe regeling is geschrapt.

Artikel 2

Het oude artikel 2 is gesplitst in een artikel over het belang (art. 2), over de rechtsvorm (art. 2a) en over de taken en bevoegdheden (art. 2b).

Artikel 3

Artikel 19 van de Archiefwet 1995 is overgedragen aan het algemeen bestuur. Dientengevolge stelt het algemeen bestuur de regels vast. Om te zorgen voor uniformiteit binnen alle RHC’s worden de regels die de Minister voor het Nationaal Archief vaststelt gevolgd.

Artikel 4

Omdat de regeling thans een collegeregeling is, is het niet langer de raad, maar het college dat de gemeentelijke leden aanwijst (art. 13 lid 6 Wgr). De regeling is daarop aangepast. Het oude tiende lid is niet in overeenstemming met artikel 22 lid 1 Wgr jo. de Gemeentewet. Indien er niet voldoende leden aanwezig zijn, is er geen quorum en kan er dus niet besloten worden. Het tiende lid is daarom vervallen. De artikelen 16, 17, 19, 20, 22, 26 en 28 tot en met 33 van de Gemeentewet zijn van toepassing op het houden en de orde van de vergaderingen van het algemeen bestuur. Zo wordt een vergadering van het algemeen bestuur niet geopend indien niet meer dan de helft van de leden tegenwoordig is (artikel 20 Gemeentewet) en vindt een benoeming plaats bij geheime stemming (artikel 31).

Artikel 5

Duidelijk wordt gemaakt hoeveel stemmen ieder lid heeft. Er is niet geopteerd voor onderscheid in stemmen tussen de deelnemers. Voor de volledigheid is ook het regime over belangenverstrengeling opgenomen zoals dat krachtens artikel 22 lid 1 Wgr jo. art. 28 Gemeentewet geldt, net als hoe besluitvorming tot stand komt (art. 22 lid 1 Wgr).

De bepaling over de vervulling van het voorzitterschap (oud artikel 5) is opgenomen in artikel 14.

Artikel 6

Het oude tweede lid en derde lid zijn geschrapt, nu uit artikel 33 Wgr volgt dat alle overgedragen bevoegdheden aan het algemeen bestuur toekomen. Deze bevoegdheid volgt dan dus reeds uit artikel 2b.

Artikel 31a Wgr schrijft voor dat het openbaar lichaam kan beslissen tot oprichting van of deelneming in privaatrechtelijke rechtspersonen indien de gemeenschappelijke regeling in die mogelijkheid voorziet. Tot 1 januari 2015 was dit altijd mogelijk, tenzij de gemeenschappelijke regeling het beperkte (art. 31 Wgr). In artikel 6 lid 4 GR was altijd aangegeven dat er geen beperkingen zijn. Om daarin geen verandering te brengen wordt de mogelijkheid om rechtspersonen op te richten expliciet opgenomen (lid 4 nieuw).

Artikel 7

Aangepast i.v.m. definitiebepalingen.

Artikel 8 & 9

Aangepast i.v.m. omzetting tot collegeregeling. Tevens is voor de volledigheid het derde lid toegevoegd over de verantwoording, zoals dit volgt uit de Wgr.

Artikel 10

Expliciet is gemaakt uit hoeveel leden het dagelijks bestuur bestaat. Het algemeen bestuur mag geen meerderheid hebben in het dagelijks bestuur (art. 14 lid 3 Wgr). Voor de volledigheid zijn bepalingen opgenomen over de besluitvorming in het dagelijks bestuur, zoals deze volgen uit de Gemeentewet.

Artikel 13

Dit artikel is aangepast aan artikel 33b Wgr.

Artikel 14

Dit artikel regelt de benoeming en de taken van de voorzitter (van het openbaar lichaam). Het oude lid 2 is vervallen nu het dagelijks bestuur zelf een uitvoerend orgaan is, dat zijn eigen besluiten laat uitvoeren. Dat is geen bevoegdheid van de voorzitter.

Artikel 16

Aangepast i.v.m. omzetting tot collegeregeling. Het oude vijfde lid is komen te vervallen omdat de vaststelling van bijdragen een bevoegdheid van het algemeen bestuur is, niet van de Minister, de waterschappen en de colleges.

Artikel 17

Aangepast i.v.m. omzetting tot collegeregeling

Artikel 18

Dit artikel is aangepast aan de nieuwe financiële bepalingen in artikel 34, 34b en 35 Wgr. Zo is er een kadernota geïntroduceerd (lid 1) en is de termijn voor zienswijzen opgerekt naar acht weken (lid 2).

In het oude lid 8 wordt bepaald dat de begroting ter goedkeuring aan de raden, de algemene besturen van de waterschappen en de Minister wordt aangeboden. Dat is in strijd met artikel 10:26 Awb. Het algemeen bestuur stelt de begroting vast, en deze is daarmee een verplichte uitgave voor de gemeente (art. 34 jo. art. 10a Wgr jo. art. 193 en 194 Gemeentewet). Goedkeuring is dus ook met het systeem van de Wgr in strijd. Voorts moet de begroting aangeboden worden aan gedeputeerde staten als financieel toezichthouder (art. 34 lid 2 Wgr).

Artikel 18a

Voor de leesbaarheid is artikel 18-oud opgesplitst, waarbij de systematiek van de artikelen 34 en 35 Wgr is gevolgd.

Artikel 19

Dit artikel was te onbepaald door ‘zo veel mogelijk’. Er moet expliciet bepaald worden wanneer artikel 18 wel en wanneer niet van overeenkomstige toepassing is. Dat is thans aangepast.

Artikel 21

Dit artikel is aangepast aan de nieuwe financiële bepalingen in artikel 34, 34b en 35 Wgr. Zo is er een voorlopig jaarverslag geïntroduceerd (lid 1).

Artikel 22

Lid 2 schrijft voor dat het percentage reservering maximaal 10% is. Slechts voor het wijzigen van overgedragen bevoegdheden is verandering buiten de officiële wijzigingsprocedure mogelijk (zie art. 10 lid 2 Wgr). Het veranderen van het percentage kan dus niet aan de Minister, de gemeenten en de waterschappen worden overgelaten. Zodoende is deze zinsnede verwijderd.

Artikel 23

De vaststelling van de definitieve bijdragen is een bevoegdheid van het algemeen bestuur. Deze bijdrage wordt vastgesteld in de begroting. Conform artikel 34, eerste lid, van de Wgr is dit een bevoegdheid van het algemeen bestuur. De in de begroting opgenomen bedragen vormen een verplichte uitgave voor de deelnemers.

Artikel 24

In het oude eerste en tweede lid wordt bepaald dat goedkeuring van de gemeenten, de Minister en de waterschappen vereist is. Dat is in strijd met artikel 10:26 Awb. Het algemeen bestuur stelt de verordeningen vast (art. 35 lid 6 jo. art. 212 en 213 Gemeentewet).

Artikel 26

Aanpassingen i.v.m. de definitiebepalingen.

Artikel 27

Aanpassingen i.v.m. duidelijk maken wie (van de gemeente) inzage kan verlangen.

Artikel 28

Dit artikel is aangepast aan het feit dat dit een collegeregeling is. Zodoende kunnen geen verplichtingen aan de raad worden opgelegd.

Artikel 29

De benoeming, schorsing en ontslag is sinds 1 januari 2015 een bevoegdheid van het dagelijks bestuur (art. 33b lid 1 onder d Wgr).

Artikel 30

Nu benoeming van de directeur door het dagelijks bestuur moet geschieden (zie hierboven), ligt het voor de hand ook de vervanging en instructie door het dagelijks bestuur te laten regelen. Het oude eerste lid is vervallen, nu de uitvoering van de overgedragen bevoegdheden een taak van het algemeen bestuur resp. het dagelijks bestuur is (behoudens waar de directeur als archivaris eigen taken heeft). De directeur is verder geen bestuursorgaan, en kan geen eigen bevoegdheden krijgen.

Artikel 31

Verwijzing in het tweede lid is aangepast.

Artikel 33

De bepaling is verhelderd omtrent welke regeling van toepassing is, en dat het een bevoegdheid van het dagelijks bestuur is om de regels vast te stellen.

Artikel 34 tot en met 37

Aangepast i.v.m. omzetting tot collegeregeling

Artikel 38

Aangepast aan het nieuwe artikel 26 Wgr.

Artikel 39

Tweede zin is komen te vervallen, omdat de inhoud daarvan al in artikel 38 staat.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, ......................................................

Het Algemene Bestuur van waterschap Aa en Maas, De dijkgraaf, ......................................................

de secretaris, ......................................................

Het Dagelijks Bestuur van waterschap Aa en Maas, De dijkgraaf, ......................................................

de secretaris, ......................................................

Het Algemeen Bestuur van waterschap De Dommel, De watergraaf, ......................................................

de secretaris, ......................................................

Het Dagelijks Bestuur van waterschap De Dommel, De watergraaf, ......................................................

de secretaris, ......................................................

Burgemeester en wethouders van de gemeente Bernheze, De burgemeester, ......................................................

de secretaris, ......................................................

Burgemeester en wethouders van de gemeente Boekel, De burgemeester, ......................................................

de secretaris, ......................................................

Burgemeester en wethouders van de gemeente Boxmeer, De burgemeester, ......................................................

de secretaris, ......................................................

Burgemeester en wethouders van de gemeente Cuijk, De burgemeester, ......................................................

de secretaris, ......................................................

Burgemeester en wethouders van de gemeente Grave, De burgemeester, ......................................................

de secretaris, ......................................................

Burgemeester en wethouders van de gemeente Haaren, De burgemeester, ......................................................

de secretaris, ......................................................

Burgemeester en wethouders van de gemeente Landerd, De burgemeester, ......................................................

de secretaris, ......................................................

Burgemeester en wethouders van de gemeente Mill en Sint Hubert, De burgemeester, ......................................................

de secretaris, ......................................................

Burgemeester en wethouders van de gemeente Oss, De burgemeester, ......................................................

de secretaris, ......................................................

Burgemeester en wethouders van de gemeente Schijndel, De burgemeester, ......................................................

de secretaris, ......................................................

Burgemeester en wethouders van de gemeente Sint Anthonis, De burgemeester, ......................................................

de secretaris, ......................................................

Burgemeester en wethouders van de gemeente Sint-Michielsgestel, De burgemeester, ......................................................

de secretaris, ......................................................

Burgemeester en wethouders van de gemeente Sint Oedenrode, De burgemeester, ......................................................

de secretaris, ......................................................

Burgemeester en wethouders van de gemeente Uden, De burgemeester, ......................................................

de secretaris, ......................................................

Burgemeester en wethouders van de gemeente Veghel, De burgemeester, ......................................................

de secretaris, ......................................................

Burgemeester en wethouders van de gemeente Vught, De burgemeester, ......................................................

de secretaris, ......................................................

Naar boven