Landelijk procesreglement civiele zaken rechtbanken en gerechtshoven KEI

Considerans

Bijgaand treft u aan het Landelijk procesreglement civiele zaken rechtbanken en de gerechtshoven.

Dit procesreglement is tot stand gekomen in verband met de wetgeving voor de vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht, die een ingrijpende herziening inhoudt van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en digitalisering van de civiele procedure beoogt, en het uit deze wet voortvloeiende Programma Kwaliteit en Innovatie in de civiele sectoren (KEI-civiel). De wetgeving voor de vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht treedt vanaf 2016 gefaseerd in werking.

Het procesreglement beoogt uniformiteit te bewerkstelligen in de wijze van procederen in civiele vorderings- en verzoekprocedures die aanhangig zijn gemaakt bij de rechtbanken en de gerechtshoven en beoogt daarnaast een verdere bijdrage te leveren aan verkorting van de doorlooptijden van de civielrechtelijke procedure.

In dit procesreglement worden samengevoegd de – voordien bestaande – procesreglementen voor de rechtbanken en de gerechtshoven op het gebied van:

  • de dagvaardingsprocedure: het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de rechtbanken, het Landelijk procesreglement dagvaardingsprocedures voor rolzaken kanton, en het Landelijke procesreglement voor civiele dagvaardingsprocedures bij de gerechtshoven;

  • de verzoekschriftprocedure: het Procesreglement verzoekschriftprocedures rechtbank handel en voorzieningenrechter, het Procesreglementen familie- en jeugdrecht rechtbanken en Procesreglementen rechtbanken, kantonzaken, het Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven, en het Procesreglement verzoekschriftprocedures gerechtshoven handels- en insolventiezaken, en

  • de kort geding procedure: het Procesreglement kort gedingen rechtbanken, handel/familie en het Procesreglement kort gedingen rechtbanken, kantonzaken.

In deze samenvoegingsoperatie zijn – vooralsnog – niet betrokken het Procesreglement verzoekschriftprocedures insolventiezaken rechtbanken en de bijbehorende Recofa-richtlijnen faillissementen en surseance van betaling en WSNP.

In het procesreglement is, behalve voor de digitale procedure, ook plaats ingeruimd voor de – in de wet gehandhaafde – mogelijkheid voor procespartijen voor wie geen verplichte procesvertegenwoordiging door middel van een advocaat geldt (ook wel genoemd: in persoon procederende partijen), om naast de digitale weg van procederen, ook op papier te kunnen procederen.

Gekozen is voor een gelaagde opbouw van het procesreglement. In deel A. Algemeen Deel zijn bepalingen opgenomen die voor alle procedures gelden en waarin per hoofdstuk min of meer het verloop van de procedure wordt gevolgd: 1. Algemene bepalingen, 2. Procesinleiding, 3. Verweer, 4. Mondelinge behandeling en andere zittingen, 5. Beëindiging van de procedure en 6. Overgangsbepalingen. Binnen ieder hoofdstuk zijn, voor zover nodig, afzonderlijke paragrafen opgenomen, die handelen over de procedure in eerste aanleg, over de kort geding-procedure en over het hoger beroep. In deel B. Bijzondere bepalingen zijn bepalingen opgenomen die specifiek gelden voor bepaalde (vorderings- of verzoek)procedures.

De tijdsplanning is – vooralsnog – de volgende.

  • Tegelijk met de publicatie in het Staatsblad van de Invoeringswet vereenvoudiging en digitalisering procesrecht (Aanpassing van wetten in verband met de invoering van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht en van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie) zal het procesreglement in werking treden voor de daarin opgenomen experimenteerbepaling die geldt voor de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland voor de in de Invoeringswet genoemde zaken in vorderingsprocedures in eerste aanleg, maar uitsluitend na afstemming met één van deze rechtbanken dat in de betreffende zaak langs de elektronische weg zal worden geprocedeerd.

  • Tegelijk met de inwerkingtreding bij Koninklijk Besluit van de verschillende artikelen van de Wet Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht, de Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie en de Invoeringswet vereenvoudiging en digitalisering procesrecht (Aanpassing van wetten in verband met de invoering van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht en van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie) treedt het procesreglement achtereenvolgens op diverse momenten in werking voor:

    • vorderingsprocedures in eerste aanleg met verplichte procesvertegenwoordiging, met uitzondering van de procedure in kort geding, tijdens de pilot bij de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland en later voor alle rechtbanken;

    • vorderingsprocedures in hoger beroep, inclusief kortgedingprocedures;

    • vorderingsprocedures waarvoor geen verplichte procesvertegenwoordiging geldt, te weten voor de kantonzaken, waarin een partij die zonder procesvertegenwoordiger procedeert, naar keuze, ofwel langs de elektronische weg ofwel op papier kan procederen;

    • de overige civiele zaken, te weten voor de verzoekschriften in handels- en familiezaken in eerste aanleg, inclusief verzoeken die door de kantonrechter worden behandeld, de verzoekschriften in hoger beroep in handels- en insolventiezaken en in familiezaken en de kortgedingprocedures eerste aanleg zowel in handels/familiezaken als in kantonzaken. Ook hiervoor geldt, dat partijen die zonder procesvertegenwoordiger procederen de mogelijkheid hebben ofwel langs de elektronische weg ofwel op papier te procederen.

De artikelen in het procesreglement die ingevolge voormelde tijdsplanning in werking treden, zijn in deze versie in zwarte letters afgedrukt. De artikelen die uitsluitend betrekking hebben op onderwerpen die nog niet in werking zijn getreden, zijn, hierin in cursieve letters en kleiner lettertype afgedrukt. Het gaat daarbij om een voorlopige tekst waarover nog geen definitieve besluitvorming heeft plaatsgevonden of het betreft hoofdstukken en paragrafen die nog nader moeten worden ingevuld.

De Landelijke overleggen van de rechtbanken (LOVCK en LOVF) en de gerechtshoven (LOVC-H en LOVF-H) hebben deze versie van het procesreglement in juni en juli 2016 goedgekeurd, waarna de besturen van alle rechtbanken en gerechtshoven deze versie hebben geaccordeerd en publicatie in de Staatscourant is gevolgd.

Behalve in de Staatscourant, is de meest recente versie van het procesreglement te vinden op de website https://www.rechtspraak.nl/Voor-advocaten-en-juristen/Reglementen-procedures-en-formulieren/Civiel/Handelsrecht/Paginas/default.aspx, onder het kopje Procesreglementen.

Eerste versie, augustus 2016.

A. ALGEMEEN DEEL

1 Algemene bepalingen

1.1 Toepasselijkheid

Dit reglement heeft betrekking op de procesvoering in alle civiele zaken waarop het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zoals gewijzigd door de wet Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht, de wet Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie en de wet Aanpassing van wetten in verband met de invoering van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht en van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie (Invoeringswet vereenvoudiging en digitalisering procesrecht) van toepassing is, die worden ingediend bij de rechtbanken of de gerechtshoven, met in achtneming van het bepaalde in Hoofdstuk 9.

Dit reglement is niet van toepassing op procedures in eerste aanleg die betrekking hebben op faillissement, op surseance van betaling of op toepassing van de schuldsaneringsregeling (Wsnp) en waarop het Procesreglement verzoekschriftprocedures insolventiezaken rechtbanken en de Recofa-richtlijn faillissementen en surseance van betaling of de Recofa-richtlijn voor schuldsaneringsregeling van toepassing zijn.

De bepalingen van Hoofdstuk 1 zijn van toepassing op de andere hoofdstukken van dit reglement, tenzij anders is bepaald.

Voor de technische eisen waaraan processtukken en proceshandelingen moeten voldoen indien langs de elektronische weg wordt geprocedeerd, wordt verwezen naar het Reglement inzake de toegang tot en het gebruik van het digitale systeem voor gegevensverwerking van de rechterlijke instanties.

1.2 Begripsbepalingen

In dit reglement worden de begrippen uit de wet gebruikt.

Ter verduidelijking hiervan of in aanvulling hierop is de betekenis van onderstaande begrippen in dit reglement (in alfabetische volgorde) de volgende:

a. aanvraag:

de aanvraag aan de voorzieningenrechter voor oproeping in kort geding als bedoeld in artikel 254 lid 2 Rv;

b. akte:

een processtuk dat een korte mededeling, zoals een enkele erkenning of ontkenning, of een bewijsaanbod bevat, of waarbij een bewijsstuk in de procedure wordt gebracht of waarin op een bewijsstuk van een andere partij wordt gereageerd of, met toestemming van de rechter, een uitlating van partijen over door de rechter aangeduide specifieke onderdelen van het geschil;

c. belanghebbende:

degene tegen wie een verzoek in eerste aanleg of hoger beroep is gericht of wiens rechten en verplichtingen rechtstreeks bij een verzoek zijn betrokken of die anderszins als belanghebbende moet worden aangemerkt;

d. berichtenverkeer:

indien langs de elektronische weg wordt geprocedeerd, mededelingen tussen het gerecht en partijen langs de elektronische weg via Mijn Rechtspraak, of, indien op papier wordt geprocedeerd, schriftelijke mededelingen tussen het gerecht en partijen;

e. bewijsstuk:

een stuk dat is bijgevoegd of is gedeponeerd overeenkomstig artikel 1.18 ter ondersteuning van de vordering, het verzoek of het verweer;

f. conclusie:

een processtuk dat meer omvat dan een akte als bedoeld onder b.;

g. dagen:

kalenderdagen met overeenkomstige toepassing van het bepaalde in de Algemene Termijnenwet;

h. digitaal dossier:

alle via Mijn Rechtspraak ingediende processtukken in een zaak en het berichtenverkeer in die zaak in Mijn Rechtspraak;

i. eiser:

de partij die een vordering indient of in een vorderingsprocedure hoger beroep instelt;

j. gemachtigde:

de natuurlijke persoon of rechtspersoon die in een zaak waarin procesvertegenwoordiging niet verplicht is aan een partij rechtsbijstand verleent of deze partij vertegenwoordigt;

k. gerecht:

de rechtbank of het gerechtshof;

l. indienen:

het elektronisch aanleveren van processtukken of bewijsstukken, indien langs de elektronische weg wordt geprocedeerd, of het feitelijk aanleveren van processtukken of bewijsstukken, indien op papier wordt geprocedeerd;

m. klemmende redenen:

omstandigheden waardoor het voor een partij redelijkerwijs niet mogelijk is de proceshandeling binnen de gestelde termijn te verrichten of op de zitting te verschijnen;

n. Mijn Rechtspraak:

de beveiligde digitale omgeving waarin de daartoe bevoegde partijen, advocaten, gemachtigden en andere daartoe gerechtigden via het webportaal en/of, indien beschikbaar, via het Aansluitpunt Rechtspraak toegang hebben tot het gezamenlijke digitale systeem voor gegevensverwerking van de rechtbanken en gerechtshoven, waarin zaaks- en persoonsgegevens worden geregistreerd, berichten worden geplaatst en verzonden, proceshandelingen kunnen worden verricht en processtukken ter beschikking worden gesteld;

o. oproepingsbericht:

een bericht waarmee een partij in de procedure wordt betrokken, bevattende de procesinleiding;

p. overmacht:

een omstandigheid waardoor het voor een partij redelijkerwijs niet mogelijk is tijdig wegens een klemmende reden om uitstel te verzoeken;

q. partij die in persoon procedeert:

een partij die zonder verplichte procesvertegenwoordiging procedeert;

r. partij die op papier procedeert:

een partij als bedoeld in artikel 30c lid 5 Rv die in persoon procedeert en die niet is verplicht tot en geen gebruik maakt van de mogelijkheid tot stukkenwisseling langs elektronische weg of ten aanzien van wie een dergelijke stukkenwisseling is uitgesloten;

s. proceshandeling:

hetgeen op grond van een wettelijk voorschrift, dit reglement of een beslissing van de rechter door een partij moet of kan worden verricht om het geding te kunnen voortzetten of het doen van uitspraak mogelijk te maken;

t. processtuk:

ieder stuk van een partij waarin het standpunt van die partij naar voren wordt gebracht of waarin die partij een mededeling doet;

u. regiebeslissing:

beslissing van de rechter over de (verdere) voortgang van de procedure;

v. schriftelijk bericht:

indien langs de elektronische weg wordt geprocedeerd, een bericht via Mijn Rechtspraak of, indien op papier wordt geprocedeerd, een bericht bij brief;

w. verschijnen in de procedure:

het bericht of de handeling van een partij op de door de wet voorgeschreven wijze, waaruit volgt dat die partij aan de procedure wil deelnemen;

x. verweerder:

de partij tegen wie een vordering is gericht of degene die in hoger beroep in een vorderingsprocedure verweer voert;

y. verzoeker:

de partij die een verzoek indient of in een verzoekprocedure hoger beroep instelt;

z. verzoekprocedure:

een procedure die betrekking heeft op een verzoek;

aa. vorderingsprocedure:

een procedure die betrekking heeft op een vordering;

bb. werkdagen:

maandag tot en met vrijdag, met overeenkomstige toepassing van het bepaalde in de Algemene Termijnenwet;

cc. zitting:

iedere behandeling van de zaak ten overstaan van de rechter.

1.3 Regiebeslissing

Zo spoedig mogelijk maar uiterlijk binnen vijf werkdagen na het verrichten van een proceshandeling neemt de rechter een regiebeslissing.

1.4 Vermelding nummer van de zaak

Indien op papier wordt geprocedeerd, wordt op alle processtukken en correspondentie met het gerecht het aan de zaak toegekende zaaknummer vermeld, tenzij dit nummer nog niet bekend is.

1.5 Indienen van stukken en berichtenverkeer

Partijen dienen processtukken en berichten bij het gerecht waar de zaak in behandeling komt of in behandeling is als volgt in:

  • a. indien langs de elektronische weg wordt geprocedeerd: via Mijn Rechtspraak.

  • b. indien op papier wordt geprocedeerd:

    • door toezending per post aan de griffie van dat gerecht;

    • door afgifte aan de Centrale Balie van dat gerecht;

    • door indiening ter zitting als bedoeld in artikel 3.1.2, laatste zin, indien het gaat om stukken ter toelichting van het mondeling verweer en met inachtneming van artikel 4.1.10, indien de stukken worden overgelegd met het oog op een andere zitting.

    Indien op papier wordt geprocedeerd, geeft het gerecht, indien de indiener hierom vraagt, schriftelijk bericht van de ontvangst van ingediende processtukken en berichten.

    Een wederpartij die elektronisch procedeert kan binnen twee werkdagen en een wederpartij die op papier procedeert kan binnen vijf werkdagen na de dag van de ontvangst van het bericht, op een schriftelijk bericht reageren.

1.6 Wijze van indiening van processtukken en bewijsstukken

Een partij dient zijn processtukken zodanig geordend in dat deze voor de rechter en de andere procespartijen voldoende toegankelijk zijn.

Indien bij een processtuk meer dan één bewijsstuk wordt gevoegd, worden de bewijsstukken doorlopend genummerd, waarbij de eiser of de verzoeker en de verweerder of iedere belanghebbende ieder een eigen nummering hanteren. Tevens vermeldt het processtuk waarbij de bewijsstukken worden gevoegd, telkens het nummer van het bewijsstuk en de relevantie daarvan voor de procedure, onder vermelding van de relevante passages.

Indien een bewijsstuk is bijgevoegd in een buitenlandse taal, wordt dit duidelijk vermeld en wordt vermeld of een vertaling is bijgevoegd.

Overgelegde bewijsstukken bevatten geen opmerkingen of toevoegingen die in het origineel niet voorkomen. Bewijsstukken die hieraan niet voldoen, kunnen worden geweigerd. De indiener wordt in de gelegenheid gesteld de geweigerde bewijsstukken binnen twee weken te vervangen door exemplaren waarin deze opmerkingen of toevoegingen niet voorkomen.

Daarnaast gelden voor het indienen van processtukken en bewijsstukken de volgende voorschriften.

  • Indien langs elektronische weg wordt geprocedeerd, wordt ieder processtuk en ieder bewijsstuk als een afzonderlijk digitaal bestand aangeleverd. Indien meer dan één bewijsstuk wordt ingediend, worden de bewijsstukken op zodanige wijze aangeleverd dat deze bewijsstukken in de juiste volgorde kunnen worden geraadpleegd.

  • Indien op papier wordt geprocedeerd en bij een processtuk meer dan één bewijsstuk wordt gevoegd, wordt daarbij een inhoudsopgave van de bijgevoegde bewijsstukken gevoegd en worden de afzonderlijke bewijsstukken voorzien van uitstekende tabs. Overgelegde bewijstukken worden niet in origineel overgelegd, tenzij in dit reglement anders is bepaald en behoudens de mogelijkheid van depot als bedoeld in artikel 1.18.

  • Indien een partij al eerder in de procedure in eerste aanleg of in hoger beroep bewijsstukken in het geding heeft gebracht, wordt bij de nummering van de bewijsstukken uit het vorige processtuk van diezelfde partij aangesloten.

1.7 Aantal in te dienen exemplaren

Een partij die op papier procedeert, dient de processtukken en bewijsstukken in enkelvoud in, tenzij de rechter anders bepaalt.

1.8 Overleggen uittreksel Basisregistratie Personen (BRP)/vermelding Burgerservicenummer

Indien in een verzoekprocedure bij de procesinleiding een uittreksel uit de Basisregistratie Personen (BRP) moet worden overgelegd, kan ook worden volstaan met vermelding in de procesinleiding van het Burgerservicenummer (BSN) of met het bijvoegen van kopieën of scans van identiteitsbewijzen van verzoeker(s) en belanghebbende(n) waarop het BSN staat vermeld.

1.9 Incidenten

Een partij die een incident instelt, vermeldt dit:

  • indien langs elektronische weg wordt geprocedeerd, op duidelijk kenbare wijze in het elektronisch in te dienen formulier en in de titel van het elektronisch in te dienen processtuk, en

  • indien op papier wordt geprocedeerd, in de kop van het processtuk.

De rechter geeft de wederpartij een termijn van twee weken voor het indienen van een antwoord in het incident. In spoedeisende gevallen kan de rechter hiervoor een kortere termijn bepalen.

Op een incident dat strekt tot toewijzing van een provisionele vordering of een provisioneel verzoek of tot (schorsing van de) uitvoerbaarverklaring bij voorraad als bedoeld in artikel 360 Rv, wordt bij voorrang beslist.

1.10 Meer dan één eiser of verzoeker en/of meer dan één verweerder of belanghebbende

Indien wordt geprocedeerd door meer dan één eiser of meer dan één verzoeker of wordt geprocedeerd tegen meer dan één verweerder of meer dan één belanghebbende, maakt elk van partijen duidelijk door welke partij(en) de vordering is ingesteld dan wel het verzoek is ingediend en tegen welke verweerder(s) de vordering of tegen welke belanghebbende(n) het verzoek is gericht.

1.11 Buitenlandse taal

Het overleggen van een vertaling van een overgelegd bewijsstuk is in beginsel niet noodzakelijk, indien het bewijsstuk is gesteld in de Engelse, Duitse of Franse taal. De rechter kan een vertaling verlangen, indien hij dat nodig of wenselijk acht voor de behandeling van de zaak, mede gelet op de belangen van de wederpartij.

Een vertaling is in beginsel wel noodzakelijk indien een bewijsstuk is gesteld in een andere buitenlandse taal dan in de Engelse, Duitse of Franse taal.

De rechter kan bepalen dat een vertaling wordt overgelegd die is opgemaakt en ondertekend door een beëdigd vertaler.

1.12 Toevoeging of inkomensverklaring

Indien voor de zaak een toevoeging of inkomensverklaring is verleend, wordt deze toevoeging, of de aanvraag van de toevoeging of de inkomensverklaring bij de procesinleiding, het verzoekschrift of het verweerschrift gevoegd.

De definitieve toevoeging, een wijziging in de toevoeging, een intrekking daarvan of de afgifte van een inkomensverklaring wordt, onder overlegging van de desbetreffende beslissing, zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval voordat einduitspraak wordt gedaan, bij schriftelijk bericht aan het gerecht bekend gemaakt.

In kortgedingprocedures in eerste aanleg en bij de spoedbehandeling in kort geding als bedoeld in artikel 2.3.2.6 wordt de definitieve toevoeging of inkomensverklaring zo spoedig mogelijk maar uiterlijk binnen vier weken na de uitspraak of doorhaling ingediend, tenzij na een daartoe strekkend verzoek aan het gerecht uitstel is verkregen voor het indienen van de toevoeging of inkomensverklaring.

1.13 Griffierecht: algemeen

Het oproepingsbericht vermeldt de wettelijk voorgeschreven informatie over de verschuldigdheid van griffierecht door de wederpartij.

Indien in hoger beroep bij het indienen van de zaak de hoogte van het verschuldigde griffierecht niet kan worden vastgesteld, heft de griffier het maximum griffierecht totdat bij hem, uiterlijk voorafgaande aan het wijzen van de einduitspraak in de zaak, een verzoek om herziening van het griffierecht is ingediend.

1.14 Griffierecht: procedure hardheidsclausule

Het verschuldigde griffierecht dient te zijn betaald:

  • door de eiser respectievelijk door de verzoeker binnen vier weken te rekenen vanaf de datum waarop de procesinleiding is ingediend, en

  • door de verweerder in een vorderingsprocedure binnen vier weken vanaf zijn verschijning in het geding en door de belanghebbende(n) in de verzoekprocedure binnen vier weken vanaf de indiening van het verweerschrift, met dien verstande dat de verweerder of de belanghebbende in een kantonprocedure geen griffierecht is verschuldigd.

    De zaak wordt aangehouden zolang de betaling niet is verricht en de betalingstermijn van vier weken nog loopt, met dien verstande dat de termijn voor het indienen van het desbetreffende processtuk doorloopt.

  • Indien in eerste aanleg wordt geprocedeerd en blijkt dat de eiser dan wel de verzoeker het griffierecht niet tijdig heeft voldaan, wordt de zaak verwezen naar een dag op een termijn van twee weken later voor uitlating door de eiser dan wel door de verzoeker als bedoeld in artikel 127a lid 2 Rv.

    Indien in hoger beroep wordt geprocedeerd en blijkt dat de eiser dan wel de verzoeker het griffierecht niet tijdig heeft voldaan, wordt de zaak naar een dag op een termijn van twee weken later verwezen voor het alsnog betalen van het griffierecht. Indien eiser dan wel verzoeker het griffierecht binnen die termijn alsnog heeft voldaan, wordt geen ontslag van instantie verleend. Indien eiser dan wel verzoeker het griffierecht niet binnen die termijn alsnog heeft voldaan, wordt de zaak naar een dag op een termijn van twee weken later verwezen voor uitlating door de eiser of de verzoeker als bedoeld in artikel 127a lid 2 Rv en uitlating verweerder over voornemen van incidenteel hoger beroep. Daarna wordt beslist of ontslag van instantie wordt verleend. Bij toepassing van de hardheidsclausule krijgt appellant, indien de grieven niet in de dagvaarding zijn opgenomen, alsnog twee weken voor het nemen van de memorie van grieven.

  • Indien in een vorderingsprocedure de termijn van de verweerder om een verweerschrift in te dienen verstrijkt voordat duidelijk is of de eiser tijdig heeft betaald, dan wel de termijn voor de eiser om zich uit te laten als bedoeld in artikel 127a lid 2 Rv nog loopt, krijgt de verweerder alsnog een termijn om zijn verweerschrift in te dienen.

  • Indien in een vorderingsprocedure de verweerder griffierecht is verschuldigd en dit niet tijdig heeft voldaan, wordt de verweerder in de gelegenheid gesteld zich binnen een termijn van twee weken uit te laten als bedoeld in artikel 128 lid 4 Rv.

    • Ingeval van toepassing van de hardheidsclausule krijgt de verweerder alsnog een termijn van twee weken voor het indienen van zijn verweerschrift.

    • Indien de hardheidsclausule niet wordt toegepast, zal de rechter tegen de verweerder verstek verlenen. Voldoet de verweerder hierna alsnog het griffierecht, dan stelt hij de rechter hiervan bij schriftelijk bericht op de hoogte, onder overlegging van een betalingsbewijs. Na de vervolgens verkregen zuivering van het verstek, krijgt de verweerder een termijn van twee weken voor het indienen van zijn verweerschrift.

  • Indien in een verzoekprocedure in hoger beroep de hardheidsclausule ten gunste van de verzoeker wordt toegepast, krijgt de belanghebbende alsnog twee weken voor het indienen van het verweerschrift.

1.15 Griffierecht: buiten toepassing laten van artikel 127a lid 2 Rv

Met toepassing van de hardheidsclausule als bedoeld in artikel 127a lid 3 Rv en gelet op artikel (353 lid 1 in verbinding met artikel) 254 Rv, is in de volgende zaken wel griffierecht verschuldigd, maar wordt de zaak niet aangehouden in afwachting van de betaling van het verschuldigde griffierecht:

  • procedures in kort geding;

  • incidenten die strekken tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad van een vonnis of tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis;

  • incidenten betreffende een voorlopige voorziening binnen het kader van een bodemprocedure;

  • overige zaken waarvan het spoedeisende karakter zich tegen aanhouding verzet.

1.16 Onttrekking advocaat

De advocaat van een partij die zich in een zaak met verplichte procesvertegenwoordiging aan de zaak wil onttrekken, geeft het gerecht daarvan schriftelijk bericht. De advocaat heeft zijn opdrachtgever over de gevolgen daarvan geïnformeerd. Bij zijn bericht aan het gerecht bevestigt de advocaat dat hij deze verplichting is nagekomen.

Na de onttrekking wordt een termijn van twee weken gegeven voor het stellen van een nieuwe advocaat.

  • Indien zich binnen deze termijn voor deze partij een andere advocaat stelt, wordt de proceshandeling waarvoor die partij staat, uiterlijk binnen deze termijn van twee weken verricht dan wel, indien dit later is, uiterlijk op de dag waarop deze proceshandeling oorspronkelijk moest worden verricht, onverminderd artikel 1.21.

  • Indien zich binnen deze termijn geen andere advocaat stelt vervalt in een vorderingsprocedure het recht van de partij om de proceshandeling waarvoor deze staat te verrichten en kan de wederpartij verzoeken uitspraak te doen.

  • Indien de wederpartij niet verzoekt in de zaak uitspraak te doen of de proceshandeling die zij binnen deze termijn moet verrichten niet plaatsvindt, wordt:

    • in een vorderingsprocedure de zaak ambtshalve doorgehaald, en

    • in een verzoekprocedure de mondelinge behandeling bepaald, indien deze nog niet heeft plaatsgevonden, en indien deze wel heeft plaatsgevonden, op de zaak beslist.

1.17 Terugtrekking gemachtigde

Indien de gemachtigde van een partij de belangen van deze partij in een zaak waarin procesvertegenwoordiging niet verplicht is niet langer behartigt, geeft deze gemachtigde of die partij het gerecht daarvan schriftelijk bericht.

Na de terugtrekking wordt een termijn van twee weken gegeven om de partij de gelegenheid te geven het gerecht mee te delen over de wijze van voortprocederen en de wijze waarop de partij kan worden bereikt.

  • Indien binnen deze termijn de in de vorige zin genoemde mededeling wordt gedaan, wordt de proceshandeling waarvoor die partij staat, uiterlijk binnen deze termijn van twee weken verricht dan wel uiterlijk op de dag waarop deze proceshandeling oorspronkelijk moest worden verricht.

  • Indien binnen deze termijn de hiervoor genoemde mededeling niet wordt gedaan, vervalt het recht van de partij om de proceshandeling waarvoor deze staat te verrichten.

1.18 Depot

Originele stukken of voorwerpen die niet geschikt zijn om langs elektronische weg over te leggen, kunnen ter griffie van het gerecht worden gedeponeerd. Van het depot maakt de griffier een akte op, die aan het digitale dossier aan Mijn Rechtspraak wordt toegevoegd.

De partij die op papier procedeert, ontvangt een kopie van de akte.

Indien vanwege de aard van het in depot te geven stuk of voorwerp depot ter griffie niet in aanmerking komt, kan het voorwerp op een andere plaats worden gedeponeerd. In de akte wordt die plaats vermeld.

In eerste aanleg gedeponeerde stukken of voorwerpen behoren niet van rechtswege tot de processtukken in hoger beroep.

1.19 Insolventie van een van partijen

Indien een partij het gerecht meedeelt dat één van de partijen in staat van faillissement is verklaard of tot de wettelijke schuldsanering is toegelaten, deelt deze partij tevens mee op welke datum de faillietverklaring heeft plaatsgevonden dan wel de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing is verklaard.

  • Toepassing artikel 29 Faillissementswet

    Indien in eerste aanleg de gehele zaak vanwege het faillissement van de verweerder of vanwege de toepassing op de verweerder van de wettelijke schuldsaneringsregeling met toepassing van artikel 29 Faillissementswet van rechtswege is geschorst, wordt de zaak ambtshalve doorgehaald.

    Indien in hoger beroep de gehele zaak vanwege het faillissement van de verweerder in eerste aanleg of vanwege de toepassing op de verweerder in eerste aanleg van de wettelijke schuldsaneringsregeling met toepassing van artikel 29 Faillissementswet van rechtswege is geschorst, wordt de zaak ambtshalve doorgehaald.

  • Toepassing artikelen 27 en 28 Faillissementswet

    Indien in eerste aanleg vanwege het faillissement van de eiser of vanwege de toepassing op de eiser van de wettelijke schuldsaneringsregeling de artikelen 27 of 28 Faillissementswet van toepassing zijn, wordt op verzoek van de wederpartij een termijn van vier weken verleend voor oproeping van de curator dan wel de bewindvoerder, tenzij die zich al over overneming van het geding heeft uitgelaten.

    Indien in hoger beroep vanwege het faillissement van de eiser in eerste aanleg of vanwege de toepassing op de eiser in eerste aanleg van de wettelijke schuldsaneringsregeling de artikelen 27 of 28 Faillissementswet van toepassing zijn, wordt op verzoek van de wederpartij een termijn van vier weken verleend voor oproeping van de curator dan wel de bewindvoerder, tenzij die zich al over overneming van het geding heeft uitgelaten.

    Zowel in eerste aanleg als in hoger beroep geldt dat, indien voortprocederen achterwege blijft, de zaak ambtshalve wordt doorgehaald. Indien wel wordt voortgeprocedeerd, wordt de procedure voortgezet in de staat waarin deze zich bevindt.

1.20 Ambtshalve handhaving termijnen/verval van recht

De termijnen worden ambtshalve gehandhaafd, tenzij uit dit reglement anders voortvloeit.

Indien een proceshandeling niet is verricht binnen de daarvoor gestelde termijn en de rechter van die termijn geen uitstel heeft verleend, vervalt het recht de proceshandeling te verrichten.

1.21 Gronden van uitstel van proceshandelingen

Behoudens in de elders in dit reglement genoemde gevallen, wordt uitstel alleen verleend op verzoek van een of meer partijen op grond van klemmende redenen.

Daarnaast kunnen partijen bij eenstemmig gemotiveerd verzoek om uitstel vragen. De rechter beslist zo spoedig mogelijk op dit verzoek.

De termijn van uitstel is niet langer dan de laatst verleende termijn voor het verrichten van de proceshandeling waarvan uitstel wordt verzocht.

1.22 Wijze van vragen van uitstel voor het verrichten van proceshandelingen

Een gemotiveerd verzoek van een partij om uitstel wordt zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk vier werkdagen voor de afloop van de voor de proceshandeling geldende termijn of voor de zitting bij schriftelijk bericht ingediend. De wederpartij reageert bij schriftelijk bericht binnen twee werkdagen na indiening van het verzoek. Een eenstemmig verzoek wordt uiterlijk twee dagen voor de afloop van de voor de proceshandeling geldende termijn gemotiveerd gedaan.

De rechter beslist op het verzoek zo spoedig mogelijk na het verstrijken van een termijn van twee werkdagen na indiening van het verzoek of, indien voor die tijd een reactie van de wederpartij is ontvangen, zo spoedig mogelijk na ontvangst van deze reactie.

Indien een partij door overmacht niet in staat is een verzoek om uitstel op grond van klemmende redenen in te dienen binnen de in de eerste zin van deze bepaling genoemde termijn van vier werkdagen, geeft zij het gerecht daarvan bij eerste gelegenheid bericht. De wederpartij kan onverwijld bij schriftelijk bericht reageren. De rechter beslist zo spoedig mogelijk.

Indien een wederpartij op papier procedeert, worden voormelde termijnen verlengd met drie werkdagen.

1.23 Beslissing op bericht

Bij zijn beslissing op een schriftelijk bericht van een partij bepaalt de rechter, zo nodig, ook door welke partij en op welke termijn enige proceshandeling zal worden verricht.

1.24 Overlegging volmacht gemachtigde

Indien een partij procedeert met bijstand van een gemachtigde, kan de rechter de gemachtigde zo dikwijls als hem dit wenselijk voorkomt om overlegging van een schriftelijke volmacht vragen. Overlegging van een volmacht wordt in beginsel niet verlangd van advocaten en gerechtsdeurwaarders.

1.25 Inzage digitaal dossier

Indien een partij die op papier procedeert kennis wenst te nemen van het digitale dossier in zijn zaak, stelt het gerecht hem hiertoe in de gelegenheid.

1.26 Wissel van procederen op papier naar procederen langs de elektronische weg en omgekeerd

Een partij die op papier procedeert en voortaan langs de elektronische weg wil procederen, laat dit het gerecht weten via Mijn Rechtspraak.

Een partij die langs de elektronische weg procedeert, maar ook op papier mag procederen en dit voortaan wil doen, laat dit het gerecht weten bij schriftelijk bericht.

Een wissel vindt in een procedure in beginsel maar één keer plaats.

1.27 Toepasselijkheid in kort geding procedures

Bepalingen van hoofdstuk 1 zijn ook van toepassing op de kortgedingprocedure, tenzij de aard van het kort geding zich daartegen verzet.

In de gevallen van de artikelen 1.6, 1.16 en 1.17 geldt in kort geding in plaats van de in deze artikelen genoemde termijn van twee weken de door de rechter bepaalde termijn.

1.28 Gevallen waarin dit reglement niet voorziet

In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist de rechter. Bij de beslissing worden zoveel mogelijk de bepalingen van dit reglement in acht genomen.

1.29 Procesvoering, afwijkende procesvoering

Partijen zijn gebonden aan de wijze en termijnen van procesvoering als in dit reglement voorzien, tenzij de rechter op gemotiveerd verzoek van een partij of ambtshalve op de voet van artikel 30o Rv, een daarvan afwijkende procesvoering toestaat.

De rechter kan op verzoek van een partij of ambtshalve partijen de gelegenheid geven schriftelijk te reageren op elkaars standpunten als bedoeld in artikel 30o lid 1, aanhef en onder b, Rv en daarbij bepalen of zij dit bij conclusie of akte moeten doen.

1.30 Gevolgen niet-naleving reglement

De rechter zal aan de niet-naleving van een in dit reglement gegeven voorschrift of van een daarvan door de rechter gegeven afwijkend voorschrift als bedoeld in artikel 1.29, het gevolg verbinden dat hij met het oog op de aard van het voorschrift en de ernst van het verzuim passend acht.

1.31 Bijzondere omstandigheden

Indien de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven, kan de rechter van de bepalingen van dit reglement afwijken.

2 PROCESINLEIDING

2.1 Procedure in eerste aanleg
2.1.1 Start van de procedure

Een procedure kan betrekking hebben op het instellen van een vordering of op het indienen van een verzoek, of op beide mits is voldaan aan de voorwaarden van artikel 30b lid 1 Rv.

In alle gevallen wordt de procedure gestart door het indienen van een procesinleiding.

2.1.2 Wijze van indiening van procesinleiding

Een eiser of een verzoeker die langs elektronische weg procedeert, maakt voor het indienen van de procesinleiding gebruik van het daartoe bestemde elektronische formulier dat beschikbaar is via Mijn Rechtspraak.

Een eiser of verzoeker die op papier procedeert, maakt voor het indienen van de procesinleiding gebruik van het daartoe bestemde, volledig ingevulde formulier dat beschikbaar is via www.rechtspraak.nl, kan worden opgehaald bij de Centrale Balie van het gerecht , of op verzoek kan worden toegestuurd.

2.1.3 Inhoud procesinleiding

De eiser of de verzoeker vermeldt in de procesinleiding, naast de in artikel 30a lid 3 en 4 Rv en, indien toepasselijk, artikel 115 Rv vereiste gegevens, bovendien de e-mailadressen van de advocaten of van de gemachtigden van alle partijen en, indien een verweerder of een belanghebbende in persoon procedeert, diens e-mailadres, indien deze hierover beschikt.

2.1.4 Bijvoeging van bewijsstukken

Bij de procesinleiding voegt de eiser of de verzoeker alle beschikbare bewijsstukken ter onderbouwing van zijn vordering of zijn verzoek, met inachtneming van het bepaalde in artikel 1.6.

Indien aanspraak wordt gemaakt op vergoeding van beslagkosten, wordt zo spoedig mogelijk een kopie of een scan van de beslagstukken bijgevoegd.

Indien de procesinleiding (ook) betrekking heeft op een verzoek, worden bij de procesinleiding, afhankelijk van de aard van het verzoek, bovendien de in hoofdstuk XX van dit reglement vermelde stukken gevoegd.

2.1.5 Herstel verzuim

Indien de eiser niet heeft voldaan aan enig vereiste zoals vermeld in artikel 30a lid 3 en 4 Rv of zoals vermeld in de beide vorige artikelen en het verzuim nog kan worden hersteld, verleent het gerecht hem een termijn van twee weken voor herstel verzuim.

2.1.6 Oproeping in de vorderingsprocedure

Indien langs de elektronische weg wordt geprocedeerd, stelt het gerecht na ontvangst van de procesinleiding ten behoeve van de eiser in een vorderingsprocedure een oproepingsbericht als bedoeld in artikel 112 Rv beschikbaar in Mijn Rechtspraak.

Indien op papier wordt geprocedeerd, stuurt het gerecht aan de eiser een oproepingsbericht bij brief.

Het oproepingsbericht bevat in alle gevallen de procesinleiding en de overige voor de verweerder benodigde, deels in artikel 111 lid 2 Rv voorgeschreven informatie, waaronder de wijze waarop de verweerder kan verschijnen in de procedure en de termijn waarbinnen hij uiterlijk verweer kan voeren.

In zaken waarin in persoon kan worden geprocedeerd, bevat het oproepingsbericht daarnaast de mededeling dat dit verweer op de in het oproepingsbericht vermelde data en tijden mondeling kan worden gevoerd.

Na ontvangst van het oproepingsbericht handelt de eiser hiermee als volgt.

  • De eiser kan het oproepingsbericht, met inachtneming van artikel 112 lid 1 Rv, bij deurwaardersexploot aan de verweerder laten betekenen. In dat geval dient hij het betekeningsexploot in uiterlijk op de dag voorafgaande aan de dag waarop de verweerder uiterlijk kan verschijnen, tenzij de verweerder eerder is verschenen.

  • De eiser kan het oproepingsbericht op een andere (informele) wijze bij de verweerder (laten) bezorgen, in welk geval de regels en termijnen van artikel 112 lid 2 Rv van toepassing zijn.

De eiser kan in eerste aanleg in plaats hiervan, alvorens de procesinleiding bij het gerecht in te dienen, met inachtneming van artikel 113 Rv, een oproepingsbericht bij deurwaardersexploot aan de verweerder laten betekenen. Binnen vijf werkdagen na deze betekening dient de eiser het betekeningsexploot en het oproepingsbericht met de procesinleiding in.

2.1.7 Oproeping in de verzoekprocedure

Het gerecht roept partijen bij schriftelijk bericht op voor de mondelinge behandeling met inachtneming van artikel 4.1.1 en zorgt voor doorzending van de procesinleiding aan belanghebbende(n).

2.1.8 Oproeping in procedures die een vordering en een verzoek betreffen

Indien in een procedure zowel een vordering wordt ingesteld als een verzoek wordt gedaan, gelden de vereisten van artikel 2.1.5.

2.1.9 Verandering of vermeerdering vordering of verzoek

Een partij die zijn eis dan wel zijn verzoek vermeerdert of verandert, of de grondslag daarvan verandert of vermeerdert, vermeldt dit:

  • indien langs elektronische weg wordt geprocedeerd: op duidelijk kenbare wijze in de titel van het elektronisch in te dienen processtuk, en

  • indien op papier wordt geprocedeerd: in de kop van het processtuk.

Een wederpartij die bezwaar wenst te maken tegen een verandering of vermeerdering van de vordering of het verzoek of van de grondslag daarvan en op dit bezwaar een beslissing wil verkrijgen alvorens verder te procederen, maakt dit bezwaar kenbaar door middel van een schriftelijk bericht binnen twee weken na de datum waarop de verandering of vermeerdering van de vordering of het verzoek of van de grondslag daarvan is gedaan.

2.2 Kort geding in eerste aanleg
2.2.1 Algemeen

Op het kort geding zijn de bepalingen in paragraaf 2.1 van overeenkomstige toepassing, behoudens indien en voor zover daarvan in deze paragraaf wordt afgeweken of de aard van het kort geding zich tegen toepasselijkheid verzet.

2.2.2 De aanvraag

De aanvraag voor een kort geding wordt op de volgende wijze ingediend:

  • indien langs de elektronische weg wordt geprocedeerd, wordt de aanvraag ingediend door verzending van een volledig ingevuld daartoe bestemd elektronisch formulier dat beschikbaar is via Mijn rechtspraak.

  • indien op papier wordt geprocedeerd, wordt de aanvraag ingediend door verzending van een volledig ingevuld daartoe bestemd formulier, dat beschikbaar is via www.rechtspraak.nl of dat kan worden opgehaald bij de Centrale Balie van het gerecht of op verzoek kan worden toegestuurd.

De indiening wordt gedaan door een advocaat, tenzij de zaak bij de kantonrechter dient.

Indien de zaak zodanig spoedeisend is dat voor een reactie van het gerecht op de aanvraag niet tot de openingstijden van het gerecht kan worden gewacht, geldt de piketregeling als vermeld op {hyperlink naar rechtbanksite of www.rechtspraak.nl

2.2.3 Inhoud van de aanvraag

Tegelijk met de aanvraag wordt de concept-procesinleiding ingediend, die voldoet aan het bepaalde in artikel 30a lid 3 sub a, b, d, e en f en h Rv en, indien van toepassing, artikel 115 Rv. In aanvulling daarop vermeldt de aanvraag de volgende informatie:

  • de verhinderdata van (de advocaat of gemachtigde van) partijen over een periode van zes weken na indiening van de aanvraag;

  • een eventueel verzoek tot verkorting van de termijn voor verschijning als bedoeld in artikel 117 Rv;

  • een eventueel gemotiveerd verzoek tot verlenging van de zittingsduur.

2.2.4 Dagbepaling

De rechter bepaalt zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag dag en tijdstip van de zitting, waarbij hij – behoudens bijzonder spoedeisende gevallen – zoveel mogelijk rekening houdt met opgegeven verhinderdata, tenzij artikel 254 lid 3 Rv van toepassing is. Indien geen verhinderdata zijn opgegeven, is de rechter in de dagbepaling vrij.

De rechter kan aan de dagbepaling voorwaarden verbinden, zoals de voorwaarde dat het oproepingsbericht met de procesinleiding uiterlijk op een bepaalde dag en een bepaald tijdstip aan de verweerder moet worden betekend of bezorgd.

2.2.5 Oproepingsbericht

Het gerecht stuurt de eiser zo spoedig mogelijk na de dagbepaling een oproepingsbericht met de procesinleiding, met daarin vermeld:

  • de plaats, de dag en het uur van de mondelinge behandeling;

  • het aanvraagnummer/zaaknummer;

  • de wijze waarop de verweerder kan verschijnen;

  • de eventueel door de rechter aan de dagbepaling verbonden voorwaarden.

De eiser stuurt het oproepingsbericht met de definitieve procesinleiding zo spoedig mogelijk maar uiterlijk binnen twee dagen naar (de advocaat of gemachtigde van) de verweerder.

2.2.6 Oproeping op verkorte termijn

Indien de zitting is bepaald op een dag die zodanig kort na verzending van het oproepingsbericht aan de eiser is gelegen dat de wettelijke termijn voor het betekenen of bezorgen van het oproepingsbericht en de termijn als bedoeld in artikel 117 Rv niet in acht kan worden genomen, geldt het oproepingsbericht houdende de dagbepaling tevens als beslissing tot verkorting van de termijn voor verschijning als bedoeld in artikel 117 Rv. De rechter bepaalt daarbij de dag en zo nodig het tijdstip waarop het oproepingsbericht met de procesinleiding uiterlijk wordt betekend of bezorgd.

2.2.7 Indiening procesinleiding

De eiser zorgt ervoor dat het betekende of bezorgde oproepingsbericht met de procesinleiding, met de bewijstukken als bedoeld in artikel 2.1.4, en het eventuele betekeningsexploot, zo spoedig mogelijk wordt ingediend.

2.2.8 Griffierecht

Bij de aanvraag van het kort geding is de eiser griffierecht verschuldigd.

2.2.9 Indiening nadere bewijsstukken

Nadere bewijsstukken worden zo spoedig mogelijk en met inachtneming van het bepaalde in artikel 1.6 bij het gerecht ingediend. Nadere bewijsstukken die binnen uiterlijk 24 uur (één werkdag) vóór de zitting worden ingediend, worden buiten beschouwing gelaten, tenzij de rechter anders bepaalt.

Een eiser die op papier procedeert, verstuurt de bewijsstukken gelijktijdig aan het gerecht en aan de overige procespartijen.

2.3 Hoger beroep
2.3.1 Bodemprocedure en kort geding zonder spoedbehandeling
2.3.1.1 Algemeen

Op de procedure in hoger beroep zijn de bepalingen in paragraaf 2.1 van overeenkomstige toepassing, behoudens indien en voor zover daarvan in deze paragraaf wordt afgeweken.

2.3.1.2 Uitsluiting van toepasselijkheid

In vorderingsprocedures is artikel 2.1.5, laatste alinea niet van toepassing, behoudens indien de verweerder die in hoger beroep bij verstek is veroordeeld, verzet instelt.

2.3.1.3 Ontvankelijkheids- en bevoegdheidsvragen in vorderingsprocedures

Het hof kan onmiddellijk na indiening van de procesinleiding de eiser en de verweerder, indien deze is verschenen, in de gelegenheid stellen zich bij akte uit te laten over de ontvankelijkheid van de eiser en de bevoegdheid van het hof.

Voor het nemen van deze akten wordt eenmaal een termijn van twee weken verleend. Het hof beslist vervolgens binnen vier weken.

De behandeling van de in de eerste zin bedoelde vragen ontslaat de eiser en de verschenen verweerder niet van hun verplichting het griffierecht tijdig te betalen. Indien al een termijn voor het indienen van de gronden van het hoger beroep is gegeven als bedoeld in artikel 2.3.1.4, loopt deze termijn door.

2.3.1.4 Indiening van gronden in vorderingsprocedures

Indien de procesinleiding niet de gronden van het hoger beroep bevat, bepaalt de rechter dat de gronden worden ingediend binnen een termijn van tien weken, en in kort geding van vier weken.

De termijn vangt aan op de dag volgend op de uiterste dag waartegen de verweerder is opgeroepen te verschijnen of, indien de verweerder eerder is verschenen, op de eerstvolgende dag nadat hij is verschenen, tenzij de rechter aanstonds bepaalt dat een zitting zal worden gehouden. In dat geval vangt de termijn aan op een later door de rechter te bepalen dag.

2.3.1.5 Prorogatie

Indien partijen hun geschil bij wijze van prorogatie aan het hof voorleggen, voegt de eiser of de verzoeker bij de procesinleiding de akte van prorogatie, indien opgemaakt.

De procedure wordt gevoerd volgens de regels die dit reglement geeft voor de procedure in eerste aanleg, behoudens indien en voor zover de aard van de procedure zich daartegen verzet.

2.3.2 Spoedbehandeling in kort geding
2.3.2.1 Algemene bepaling

Op de spoedbehandeling in kort geding zijn de bepalingen in paragraaf 2.3.1 van overeenkomstige toepassing, behoudens indien en voor zover daarvan in deze paragraaf wordt afgeweken of indien de aard van het geding zich daartegen verzet.

2.3.2.2 Gronden van het hoger beroep in de procesinleiding/vermelding spoedbehandeling

De eiser die wenst dat het hoger beroep van een kortgedingvonnis met spoed wordt behandeld, neemt de gronden van het hoger beroep en de toelichting hierop in de procesinleiding op of doet de gronden van het hoger beroep en de toelichting tegelijk met de procesinleiding betekenen of bezorgen. In de procesinleiding en bij het indienen van de procesinleiding wordt gemotiveerd vermeld dat een spoedbehandeling wordt verzocht. De rechter beslist hierop zo spoedig mogelijk. De verweerder dient rekening te houden met de mogelijkheid dat het hof de zaak voldoende spoedeisend zal achten.

2.3.2.3 Termijn voor conclusies ingeval van spoedbehandeling op verzoek van de eiser

Indien het hof de zaak voldoende spoedeisend acht, wordt de zaak verder met spoed behandeld.

Indien het hof de zaak niet voldoende spoedeisend acht, wordt de zaak op de gewone voor kort geding geldende termijn verwezen voor verweerschrift in hoger beroep.

2.3.2.4 Termijn indiening van de gronden van het hoger beroep indien spoedbehandeling op verzoek van de verweerder

Indien de verweerder heeft verzocht om een spoedbehandeling dient eiser rekening te houden met de mogelijkheid dat het hof de zaak voldoende spoedeisend zal achten. Indien het hof de zaak voldoende spoedeisend acht, wordt de eiser een termijn verleend van twee weken vanaf de beslissing van het hof voor het indienen van de gronden van het hoger beroep.

Indien het hof de zaak niet voldoende spoedeisend acht, wordt de zaak behandeld met inachtneming van de gewone voor kort geding geldende termijnen.

2.3.2.5 Uitstel

Indien het hof op eenstemmig verzoek van partijen uitstel van proceshandelingen verleent, wordt de zaak in beginsel niet langer met spoed behandeld.

2.3.2.6 Uiterste spoed

In geval van uiterste spoed kan van bovenstaande regeling worden afgeweken en kunnen termijnen worden verkort. Een hiertoe strekkend verzoek wordt zo spoedig mogelijk na het indienen van de procesinleiding bij gemotiveerd schriftelijk bericht gedaan. De rechter beslist hierop zo spoedig mogelijk.

3 VERWEER

3.1 Procedure in eerste aanleg
3.1.1 Indiening verweerschrift in vorderingsprocedures

Een verweerder dient zijn verweerschrift uiterlijk in op de laatste dag van de termijn die in het oproepingsbericht staat vermeld.

In zaken waarin de verweerder in persoon procedeert, kan de verweerder het verweerschrift ook op een daartoe bestemde zitting indienen, dan wel bij de griffie uiterlijk op de dag voor deze zitting of op een andere door de rechter daarvoor bepaalde datum. Ook kan deze verweerder ter zitting of op een andere door de rechter daarvoor bepaalde datum mondeling verweer voeren.

3.1.2 Verweer in verzoekprocedures

Iedere belanghebbende kan tot tien dagen voor de aanvang van de mondelinge behandeling van het verzoek een verweerschrift indienen, tenzij de rechter indiening op een later tijdstip toestaat.

Een verweerschrift wordt ingediend door een advocaat, tenzij de wet een andere mogelijkheid biedt. Een belanghebbende kan ook tijdens de mondelinge behandeling mondeling verweer voeren. Indien hij uitsluitend mondeling verweer voert, hoeft hij geen advocaat te stellen.

In een zaak waarvoor verplichte procesvertegenwoordiging geldt, kan een belanghebbende die geen advocaat heeft gesteld, uitsluitend in persoon, en niet bij gemachtigde, op de mondelinge behandeling verschijnen.

Bij het mondeling verweer kunnen bewijsstukken worden overgelegd ter ondersteuning van het verweer, met inachtneming van artikel 4.1.10. De rechter beslist of deze bewijsstukken zullen worden toegelaten.

3.1.3 Zaakgegevens

Het verweerschrift bevat in ieder geval de volgende gegevens:

  • ten aanzien van de verweerder of van de belanghebbende die verweer voert:

    • indien het een natuurlijk persoon betreft: de voornamen, de achternaam, het woonadres of het feitelijk verblijfadres in Nederland of daarbuiten, als dit er niet is, het werkelijk verblijf van de verweerder of de belanghebbende of de door de verweerder gekozen woonplaats in Nederland, en, indien hij dit heeft, zijn e-mailadres;

    • indien het een rechtspersoon betreft: de statutaire naam, de statutaire woonplaats en het vestigingsadres of kantooradres en, indien dit er is, het e-mailadres;

  • indien de verweerder of de belanghebbende(n) bij gemachtigde of advocaat procedeert: de naam, het (kantoor)adres, het telefoonnummer en het e-mailadres van de gemachtigde of advocaat;

  • het zaaknummer;

  • indien het verweerschrift op papier wordt ingediend: de handtekening van de verweerder of de belanghebbende(n)of van de gemachtigde van de verweerder of de belanghebbende(n).

3.1.4 Bijvoeging van bewijsstukken

Bij het verweerschrift voegt de verweerder of de belanghebbende alle beschikbare bewijsstukken ter onderbouwing van zijn verweer.

3.1.5 Tegenvordering of tegenverzoek

Een verweerder of belanghebbende die een tegenvordering wenst in te stellen of een tegenverzoek wenst te doen, doet dit uiterlijk in zijn verweerschrift met inachtneming van artikel 30a lid 3 aanhef en onder f en g Rv.

Een partij die een tegenvordering of een tegenverzoek indient, vermeldt dit:

  • indien langs elektronische weg wordt geprocedeerd: op duidelijk kenbare wijze in het elektronisch in te dienen formulier en in de titel van het elektronisch in te dienen processtuk, en

  • indien op papier wordt geprocedeerd: in de kop van het processtuk.

De eiser of de verzoeker tegen wie de tegenvordering of het tegenverzoek is gericht, kan met inachtneming van een termijn van vier weken in kantonzaken en van zes weken in andere zaken verweer tegen de tegenvordering of het tegenverzoek indienen, tenzij de rechter anders bepaalt. In verzoekprocedures kan ook nog uiterlijk op de mondelinge behandeling mondeling verweer worden gevoerd.

3.2 Kort geding in eerste aanleg
3.2.1 Algemeen

Op het kort geding zijn de bepalingen in paragraaf 3.1 van overeenkomstige toepassing, behoudens indien en voor zover daarvan in deze paragraaf wordt afgeweken of de aard van het kort geding zich tegen toepasselijkheid verzet.

3.2.2 Griffierecht

Een verweerder is, behalve in kantonzaken, griffierecht verschuldigd zodra hij verschijnt ter mondelinge behandeling.

3.2.3 Indiening verweerschrift

Indien een verweerder voorafgaand aan de zitting een verweerschrift wenst in te dienen, doet hij dit zo spoedig mogelijk na ontvangst van het oproepingsbericht met de procesinleiding.

Indien de verweerder op papier procedeert, verstuurt hij het verweerschrift gelijktijdig aan het gerecht en aan de eiser.

3.2.4 Indiening bewijsstukken

Bewijstukken worden zo spoedig mogelijk en met inachtneming van het bepaalde in artikel 1.6 ingediend. Bewijsstukken die binnen 24 uur (één werkdag) vóór de zitting worden ingediend, worden buiten beschouwing gelaten, tenzij de rechter anders bepaalt.

Een verweerder die op papier procedeert, verstuurt de bewijsstukken gelijktijdig aan het gerecht en aan de overige procespartijen.

3.2.5 Verstekverlening tegen de verweerder

Tegen de verweerder die niet op de mondelinge behandeling verschijnt, wordt verstek verleend. Op een eventueel door hem ingediend verweerschrift en op andere door hem ingediende stukken wordt geen acht geslagen.

3.2.6 Tegenvordering en incidenten

Een tegenvordering of een incident wordt, behalve in kantonzaken, ingediend door een advocaat. Een partij die een tegenvordering of een incidentele vordering wenst in te stellen, vermeldt dit, onder vermelding van de gronden daarvan, zo spoedig mogelijk maar uiterlijk 24 uur vóór de mondelinge behandeling:

  • indien langs de elektronische weg wordt geprocedeerd: op duidelijk kenbare wijze in het elektronisch in te dienen formulier en in de titel van het elektronisch in te dienen processtuk, en

  • indien op papier wordt geprocedeerd: schriftelijk aan de wederpartij, aan eventuele overige partijen en aan de rechter. Deze partij dient de tegenvordering of de incidentele vordering in tweevoud in.

Tegenvorderingen of incidenten die binnen 24 uur (één werkdag) vóór de zitting worden ingediend, worden niet toegelaten, tenzij de rechter anders bepaalt.

Indien de tegenvordering of de incidentele vordering een bijlage of bijlagen bevat, wordt daarnaar uitdrukkelijk verwezen.

De rechter beslist ter mondelinge behandeling over de toelaatbaarheid van de tegenvordering of de incidentele vordering, met inachtneming van de eisen van een goede procesorde en het beginsel van hoor en wederhoor.

3.3 Hoger beroep
3.3.1 Bodemprocedure en kort geding zonder spoedbehandeling
3.3.1.1 Algemeen

Op het hoger beroep zijn de bepalingen in paragraaf 3.1 van overeenkomstige toepassing, behoudens indien en voor zover daarvan in deze paragraaf wordt afgeweken.

3.3.1.2 Vorderingsprocedures: verweerschrift

De termijn voor het indienen van een verweerschrift bedraagt ten hoogste tien weken, en in kort geding ten hoogste vier weken. De termijn vangt aan op de dag na de indiening van de gronden door de eiser, tenzij de rechter aanstonds na het verschijnen van de verweerder bepaalt dat een zitting zal worden gehouden. In dat geval vangt de termijn aan op een later door de rechter te bepalen dag.

3.3.1.3 Vorderingsprocedures: verweerschrift in incidenteel hoger beroep

Indien de verweerder bij zijn verweerschrift incidenteel hoger beroep heeft ingesteld, krijgt de eiser een termijn van tien weken, in kort geding vier weken, voor het indienen van schriftelijk verweer.

3.3.1.4 Vorderingsprocedures: incidenteel hoger beroep na verval van recht aanvullen gronden in principaal hoger beroep

Indien de eiser geen gronden van hoger beroep heeft aangevoerd en zijn recht daartoe vervallen is verklaard, bepaalt de rechter de datum voor uitspraak, tenzij de verweerder binnen twee weken nadat het recht vervallen is verklaard, schriftelijk bericht incidenteel hoger beroep te willen instellen.

3.3.1.5 Verzoekprocedures: verweerschrift

Iedere belanghebbende kan door tussenkomst van een advocaat een verweerschrift indienen. Tenzij de rechter indiening op een later tijdstip toestaat, wordt daarbij de navolgende termijn in acht genomen.

  • Een belanghebbende die is opgeroepen binnen vier weken na toezending aan hem van een afschrift van de procesinleiding.

  • Een belanghebbende die niet is opgeroepen tot tien dagen voor de mondelinge behandeling.

3.3.1.6 Verzoekprocedures: verweerschrift incidenteel hoger beroep

Indien een belanghebbende incidenteel hoger beroep heeft ingesteld, kunnen de verzoeker en de opgeroepen belanghebbenden binnen vier weken na de indiening van het verweerschrift waarbij dit incidentele hoger beroep is ingesteld, daartegen een verweerschrift indienen.

Indien de mondelinge behandeling binnen die termijn van vier weken plaatsvindt, kan het verweerschrift nog uiterlijk ter mondelinge behandeling worden ingediend.

3.3.2 Spoedbehandeling in kort geding
3.3.2.1 Algemene bepaling

Op de spoedbehandeling in kort geding zijn de bepalingen in paragraaf 3.3.1 van overeenkomstige toepassing, behoudens indien en voor zover daarvan in deze paragraaf wordt afgeweken of indien de aard van het geding zich daartegen verzet.

3.3.2.2 Termijn voor verweerschrift ingeval van spoedbehandeling op verzoek van de eiser

Indien de zaak met spoed wordt behandeld, wordt aan de verschenen verweerder een termijn van twee weken voor verweerschrift verleend.

3.3.2.3 Verzoek om spoedbehandeling op verzoek van de verweerder

Indien de eiser niet om een spoedbehandeling heeft verzocht, kan de verweerder op de dag waarop hij verschijnt bij gemotiveerd schriftelijk bericht meedelen dat hij een spoedbehandeling wenst.

3.3.2.4 Incidenteel hoger beroep

Indien de verweerder bij zijn verweerschrift tevens in incidenteel hoger beroep komt, kan de eiser op zijn beurt verweer voeren, bij voorkeur op de mondelinge behandeling indien deze is bepaald. Desgewenst kan hij eerst schriftelijk reageren. In het laatste geval wordt aan de eiser hiertoe een termijn van ten hoogste twee weken verleend. Deze termijn kan tot één week worden verkort.

3.3.2.5 Uitstel

Indien het hof op eenparig verzoek van partijen uitstel van proceshandelingen verleent, wordt de zaak in beginsel niet langer met spoed behandeld.

3.3.2.6 Uiterste spoed

In geval van uiterste spoed kan van bovenstaande regeling worden afgeweken en kunnen termijnen worden verkort. Een hiertoe strekkend verzoek wordt zo spoedig mogelijk na het indienen van de procesinleiding bij gemotiveerd schriftelijk bericht gedaan.

4 Mondelinge behandeling en andere zittingen

4.1 Procedure in eerste aanleg
4.1.1 Dagbepaling mondelinge behandeling

In vorderingsprocedures bepaalt de rechter de dag en het uur van de mondelinge behandeling zo spoedig mogelijk nadat de verweerder is verschenen, tenzij de rechter ambtshalve of op verzoek van een of meer partijen anders bepaalt.

In verzoekprocedures bepaalt de rechter de dag en het uur van de mondelinge behandeling zo spoedig mogelijk na ontvangst van de procesinleiding, tenzij de rechter ambtshalve of op verzoek van een of meer partijen anders bepaalt.

4.1.2 Dagbepaling met/zonder verhinderdata

De rechter kan de dag en het uur van de mondelinge behandeling met of zonder inachtneming van door partijen opgegeven verhinderdata bepalen.

Bij bepaling aan de hand van door partijen op te geven verhinderdata stelt de rechter partijen in de gelegenheid binnen een termijn van twee weken opgave te doen van hun verhinderdata over een door de rechter te bepalen periode. Indien partijen hun opgave niet binnen deze termijn aan het gerecht hebben doen toekomen, wordt ervan uitgegaan dat zij geen verhinderdata hebben.

4.1.3 Beslissing zonder mondelinge behandeling

De rechter kan met instemming of op verlangen van partijen op een vordering of een verzoek zonder mondelinge behandeling beslissen.

Verzoeken aan de rechter om zonder mondelinge behandeling te beslissen, worden bij schriftelijk bericht en gemotiveerd gedaan. De rechter beslist niet dan na de andere partij(en) en belanghebbende(n) in de gelegenheid te hebben gesteld om binnen de door hem gestelde termijn op het verzoek te reageren.

In kantonzaken kan de rechter bovendien zonder mondelinge behandeling op de vordering of het verzoek beslissen, indien partijen zijn gewezen op hun recht te worden gehoord en niet ten minste een van partijen niet binnen de door de rechter gestelde termijn kenbaar heeft gemaakt van dit recht gebruik te willen maken.

Indien de rechter op de vordering of het verzoek zonder mondelinge behandeling beslist, deelt hij dit met inachtneming van de termijn als bedoeld in artikel 1.3 aan partijen mee, onder vermelding van de dag waarop hij uiterlijk uitspraak zal doen of de termijn waarbinnen eventuele verdere proceshandelingen kunnen worden verricht.

4.1.4 Uitnodiging voor de mondelinge behandeling

De uitnodiging voor de mondelinge behandeling vermeldt in ieder geval:

  • de dag en het uur van de mondelinge behandeling;

  • de tijd die voor de mondelinge behandeling is uitgetrokken;

  • de naam of de namen van de behandelend rechter(s);

  • de mogelijkheid om stukken voor de mondelinge behandeling in te dienen, met vermelding van de daarvoor geldende termijn als bedoeld in artikel 4.1.10 en, indien van toepassing, met inachtneming van artikel 3.1.2, laatste zin;

  • de spreektijd die aan partijen en belanghebbenden wordt toegekend om hun standpunten toe te lichten en of daarbij spreekaantekeningen mogen worden overgelegd.

4.1.5 Agenda voor de mondelinge behandeling

Voorafgaand aan de mondelinge behandeling wordt, voor zover mogelijk, het doel van de mondelinge behandeling aan partijen medegedeeld en kunnen nadere aanwijzingen of bevelen worden gegeven over:

  • de vraagpunten of onderwerpen die de rechter tijdens de mondeling behandeling wil bespreken;

  • door partijen of belanghebbenden nader over te leggen stukken, waaronder eventuele vertalingen van bewijsstukken als bedoeld in artikel 1.11;

  • door partijen mee te brengen getuigen of partijdeskundigen.

  • de beslissing van de rechter op een eventueel verzoek van (een van) partijen om tijdens de mondelinge behandeling getuigen en partijdeskundigen mee te nemen en te doen horen.

4.1.6 Duur mondelinge behandeling

Indien een partij voorziet dat de voor de mondelinge behandeling gereserveerde tijd onvoldoende is voor een behoorlijke behandeling van de zaak, kan deze partij zo spoedig mogelijk maar uiterlijk binnen een week nadat de dag en het uur van de mondelinge behandeling zijn bepaald, de rechter gemotiveerd verzoeken hiervoor meer tijd te reserveren onder opgave van de verhinderdata van alle partijen. Indien deze opgave ontbreekt, wordt aan partijen medegedeeld dat de eerdere dagbepaling van kracht blijft en dat de oorspronkelijk voor de mondelinge behandeling gereserveerde tijd blijft gehandhaafd.

4.1.7 Persoonlijke verschijning van partijen/vertegenwoordiging rechtspersoon

Partijen verschijnen tijdens de mondelinge behandeling in persoon, tenzij de rechter na schriftelijk gemotiveerd verzoek van een partij bij schriftelijk bericht anders bepaalt.

Tenzij de wet anders bepaalt, wordt een rechtspersoon vertegenwoordigd door het bestuur of door een andere hiertoe in de statuten of bij een daartoe strekkende volmacht aangewezen persoon. Namens de rechtspersoon verschijnt in ieder geval iemand die van de zaak op de hoogte is en namens de rechtspersoon bevoegd is om bindende afspraken te maken.

Het gerecht kan bepalen dat uiterlijk op de mondelinge behandeling een uittreksel uit het handelsregister wordt overgelegd, dat niet ouder is dan een maand. Indien de rechtspersoon wordt vertegenwoordigd door een andere daartoe in de statuten of bij daartoe strekkende volmacht aangewezen persoon dan de bestuurder(s), kan het gerecht bepalen dat tijdens de mondelinge behandeling tevens een afschrift van de statuten of de volmacht wordt overgelegd.

4.1.8 Aanwezigheid gedetineerde partij

Een gedetineerde partij deelt de rechter tijdig bij schriftelijk bericht mee of hij nog zal zijn gedetineerd op de dag en tijdstip van de mondelinge behandeling.

Indien een gedetineerde partij de mondelinge behandeling in persoon wil bijwonen, verzoekt hij zo spoedig mogelijk en schriftelijk de rechter zijn aanwezigheid te bevorderen. Zijn verzoek bevat in ieder geval de volgende gegevens:

  • zijn voor- en achternamen (voluit);

  • zijn geboortedatum- en plaats;

  • zijn huidige verblijfplaats.

4.1.9 Aanwezigheid tolk

Een partij die de Nederlandse taal niet (voldoende) beheerst, draagt zorg voor een tolk. De kosten van de tolk komen voor eigen rekening van de partij.

4.1.10 Proceshandelingen en bewijsstukken bij gelegenheid van de mondelinge behandeling

Een partij die tijdens de mondelinge behandeling nog een proceshandeling wenst te verrichten of bewijsstukken in het geding wenst te brengen, zorgt ervoor dat het gerecht en iedere andere partij uiterlijk tien dagen voor de dag van de mondelinge behandeling een afschrift van het te nemen processtuk of de in het geding te brengen bewijsstukken hebben ontvangen. Dit wordt gedaan overeenkomstig het bepaalde in artikel 1.6 voor het indienen van processtukken en bewijsstukken.

4.1.11 Aanwezigheid parketpolitie/andere bijzonderheden met betrekking tot de zitting

Indien een partij de aanwezigheid van parketpolitie ter mondelinge behandeling wenselijk acht, verzoekt deze partij dit zo spoedig mogelijk en gemotiveerd bij de griffie van het gerecht.

Bijzonderheden met betrekking tot de zitting van praktische aard, zoals de grootte van de zittingsruimte of de noodzaak van beschikbaarheid van bijzondere apparatuur, worden zo spoedig mogelijk schriftelijk en gemotiveerd aan het gerecht medegedeeld.

4.1.12 Verzoeken om meegebrachte getuigen en partijdeskundigen te horen

Een partij die getuigen of partijdeskundigen wenst te doen horen, vraagt dit bij gemotiveerd schriftelijk bericht. Hij doet dit zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken nadat de dag en het uur van de mondelinge behandeling is bepaald, onder opgave van de gegevens van de te horen getuigen of partijdeskundige.

De rechter beslist zo spoedig mogelijk na ontvangst van de reactie van de wederpartij of het ongebruikt verstrijken van deze termijn.

4.1.13 Uitstel van de mondelinge behandeling na ambtshalve dagbepaling

Indien datum en uur van de zitting zonder verhinderdata zijn bepaald, kunnen partijen zo spoedig mogelijk maar uiterlijk binnen twee weken na de datum waarop de dag en het uur van de mondelinge behandeling is bepaald, bij schriftelijk bericht een andere dag voor de mondelinge behandeling verzoeken. Bij het verzoek wordt een opgave van de verhinderdata van alle betrokkenen voor de door het gerecht bepaalde periode gevoegd. Indien deze opgave ontbreekt, wordt aan partijen medegedeeld dat de eerdere dagbepaling van kracht blijft.

Behoudens in geval van klemmende redenen wordt na het verstrijken van de termijn van twee weken geen uitstel van de desbetreffende zitting meer verleend.

4.1.14 Uitstel van de mondelinge behandeling na dagbepaling na opgave verhinderdata

Indien bij het bepalen van de dag en het uur van de mondelinge behandeling rekening is gehouden met de opgegeven verhinderdata van partijen, wordt alleen nog uitstel verleend in een van de volgende gevallen:

  • a. indien tussen het tijdstip waarop verhinderdata uiterlijk moesten zijn opgegeven en de datum waarop de dagbepaling heeft plaatsgevonden, meer dan twee weken is verstreken, of

  • b. indien sprake is van klemmende redenen.

Uitstelverzoeken zoals hiervoor onder a. bedoeld worden gedaan binnen twee weken na de datum waarop de dagbepaling heeft plaatsgevonden onder opgave van nieuwe verhinderdagen. Uitstelverzoeken zoals hiervoor onder b. bedoeld, worden zo spoedig mogelijk gedaan.

De rechter beslist zo spoedig mogelijk op een verzoek om uitstel. Indien uitstel wordt verleend, geven partijen en belanghebbenden binnen twee weken na de beslissing op het verzoek aanvullende verhinderdata op over een door de rechter in zijn beslissing te bepalen periode. Indien partijen en belanghebbenden niet tijdig hun verhinderdata doorgeven, wordt ervan uitgegaan dat zij geen verhinderdata hebben.

4.1.15 Aanhouding en voortzetting

De behandeling van een zaak kan tijdens de mondelinge behandeling op verzoek van een partij of ambtshalve worden aangehouden tot een bepaalde dag en tijdstip.

Een verzoek tot eerdere voortzetting van de mondelinge behandeling wordt gedaan bij gemotiveerd schriftelijk bericht, onder vermelding van de verhinderdata van (de advocaten of gemachtigden van) alle verschenen partijen.

4.1.16 Mondelinge behandeling zaken betreffende personen- en familierecht

De behandeling van zaken betreffende het personen- en familierecht als bedoeld in boek I van het Burgerlijk Wetboek vindt in beginsel niet in het openbaar plaats.

4.1.17 Andere zittingen dan de mondelinge behandeling

De artikelen 4.1.2, 4.1.4 en 4.1.6 tot en met 4.1.16 zijn van overeenkomstige toepassing op andere zittingen dan de mondelinge behandeling, waaronder begrepen het (voorlopige) getuigenverhoor, het horen van een (partij)deskundige ter zitting, de (voorlopige) gerechtelijke plaatsopneming of bezichtiging.

4.2 Kort geding in eerste aanleg
4.2.1 Algemeen

Op het kort geding zijn de bepalingen in paragraaf 4.1 van overeenkomstige toepassing, behoudens indien en voor zover daarvan in deze paragraaf wordt afgeweken of de aard van het kort geding zich tegen toepasselijkheid verzet.

De artikelen 4.1.1 en 4.1.3 zijn niet van toepassing.

4.2.2 Verandering of vermeerdering van de vordering

In afwijking van artikel 2.1.9 geldt bij eisverandering of eisvermeerdering het volgende.

Een partij die een eis wenst te veranderen of vermeerderen, deelt de inhoud van deze verandering of vermeerdering zo spoedig mogelijk, en bij voorkeur vóór de mondelinge behandeling, bij schriftelijk bericht aan de wederpartij, aan de eventuele overige partijen en aan de rechter mee.

De eisverandering of eisvermeerdering kan tijdens de mondelinge behandeling nog op schrift worden gesteld en worden ingediend.

4.2.3 Verschijning van verweerder

Behoudens in kort gedingen zoals hierna vermeld, kan de verweerder tijdens de mondelinge behandeling in persoon, bij advocaat of bij gemachtigde verschijnen. De namens een verweerder aanwezige gemachtigde is zoveel mogelijk iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is een regeling te treffen. Deze bevoegdheid moet blijken uit een tijdens de mondelinge behandeling over te leggen volmacht.

In kort gedingen betreffende het personen- en familierecht of in kort gedingen die niet ten overstaan van de kantonrechter worden gevoerd kan de verweerder tijdens de mondelinge behandeling uitsluitend bij advocaat of in persoon verschijnen. Indien de verweerder in persoon verschijnt en zich tijdens de mondelinge behandeling wil doen bijstaan door een persoon die geen advocaat is, kan de rechter dit weigeren op gronden van een goede procesorde.

4.2.4 Spreekaantekeningen

Partijen kunnen tijdens de mondelinge behandeling spreekaantekeningen voordragen en overleggen.

4.2.5 Aanhoudingsverzoek

Een verzoek om aanhouding van de mondelinge behandeling wordt bij schriftelijk bericht gedaan, onder vermelding van de verhinderdata van alle partijen en hun eventuele advocaten of gemachtigden over een periode van zes weken na het aanhoudingsverzoek. Een aanhoudingsverzoek kan in beginsel maar eenmaal worden gedaan. Het verzoek kan tot uiterlijk 24 uur vóór de mondelinge behandeling worden gedaan.

4.2.6 Gronden voor aanhouding

Aanhouding kan alleen worden toegestaan:

  • op eenstemmig verzoek van alle partijen;

  • op gemotiveerd verzoek van een partij op grond van een klemmende reden als bedoeld in artikel 1.2, aanhef en onder m;

  • op verzoek van de verweerder, indien de eiser de verhinderdata van de verweerder of van de advocaat of de gemachtigde van de verweerder niet heeft opgegeven.

4.2.7 Mededeling beslissing aanhouding

De beslissing op het aanhoudingsverzoek wordt vermeld in Mijn Rechtspraak en, indien een partij op papier procedeert, bovendien schriftelijk medegedeeld aan de partij die op papier procedeert.

Indien de naam van de advocaat of de gemachtigde van een partij niet is vermeld op het aanvraagformulier, maar wel bekend is bij de partij die verzoekt om aanhouding, geeft deze partij die advocaat of gemachtigde zo spoedig mogelijk schriftelijk bericht over de beslissing. Indien van een partij geen advocaat of gemachtigde bekend is, stuurt de partij die om aanhouding verzoekt, het schriftelijk bericht rechtstreeks aan die partij.

4.2.8 Oproeping na aanhouding

Indien een aanhoudingsverzoek van de eiser wordt ingewilligd en de verweerder op de nader bepaalde mondelinge behandeling niet verschijnt, legt de eiser een exploot van oproeping van de verweerder voor deze mondelinge behandeling over.

4.3 Hoger beroep
4.3.1 Bodemprocedure en kort geding zonder spoedbehandeling
4.3.1.1 Algemeen

Op het hoger beroep zijn de bepalingen in paragraaf 4.1 van overeenkomstige toepassing, behoudens indien en voor zover daarvan in deze paragraaf wordt afgeweken.

4.3.1.2 Uitsluiting van toepasselijkheid

Op de procedure in hoger beroep is het bepaalde in de artikelen 4.1.1 en 4.1.3 niet van toepassing.

4.3.1.3 Mondelinge behandeling

In zaken kan zonder mondelinge behandeling worden beslist, indien partijen bij schriftelijk bericht zijn gewezen op hun recht te worden gehoord en niet ten minste een van hen binnen de door de rechter gestelde termijn kenbaar heeft gemaakt van dit recht gebruik te willen maken.

Indien in een zaak een mondelinge behandeling wordt gehouden, bepaalt de rechter:

  • in vorderingsprocedures de dag en het uur van de mondelinge behandeling zo spoedig mogelijk nadat de verweerder is verschenen en een verweerschrift is ontvangen, tenzij de rechter ambtshalve of op verzoek van een of meer partijen die beslissing op een ander moment neemt;

  • in verzoekprocedures de dag en het uur van de mondelinge behandeling zo spoedig mogelijk na ontvangst van de procesinleiding.

4.3.2 Spoedbehandeling in kort geding
4.3.2.1 Algemene bepaling

Op de spoedbehandeling in kort geding zijn de bepalingen in paragraaf 4.3.1 van overeenkomstige toepassing, behoudens indien en voor zover daarvan in deze paragraaf wordt afgeweken of indien de aard van het geding zich daartegen verzet.

4.3.2.2 Mondelinge behandeling

Een partij die een mondelinge behandeling wenst, bericht dit zo spoedig mogelijk schriftelijk aan het hof, onder opgave van de eigen verhinderdata en die van de wederpartij over een door het hof te bepalen periode zoals vermeld in Bijlage ** {hyperlink periode verhinderdata pleidooi}. Indien geen verhinderdata zijn opgegeven, is het hof in de dagbepaling vrij.

4.3.2.3 Uitstel

Indien het hof op eenparig verzoek van partijen uitstel van de mondelinge behandeling verleent, wordt de zaak in beginsel niet langer met spoed behandeld.

5 Beëindiging van de procedure

5.1 Uitspraak
5.1.1 Dagbepaling uitspraak

De rechter bepaalt de termijn waarbinnen uitspraak zal worden gedaan met inachtneming van artikel 30q Rv.

In kort geding wordt zo spoedig mogelijk uitspraak gedaan.

In kantonzaken bedraagt de termijn voor uitspraak ten hoogste twee weken, indien de verweerder niet is verschenen, of hij niet tijdig uitstel van behandeling heeft gevraagd of geen verweer heeft gevoerd, of hij zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechter.

Voor het overige bedraagt de termijn voor het doen van een uitspraak in eerste aanleg:

  • bij verstek: vier weken na de verstekverlening;

  • in een incident: vier weken nadat op het incident is of had kunnen worden geantwoord.

De uitspraak in een verstekzaak kan niet bij vervroeging worden gedaan.

5.1.2 Berichten nadat in de zaak een datum voor uitspraak is bepaald

De rechter neemt geen kennis van een schriftelijk bericht van een partij, dat hem bereikt nadat de datum voor het doen van de uitspraak is bepaald, tenzij:

  • de verweerder daarbij het tegen hem verleende verstek zuivert;

  • blijkt dat de wederpartij ermee heeft ingestemd dat het bericht ter kennis van de rechter wordt gebracht;

  • de rechter om het bericht heeft verzocht of dit bericht heeft toegestaan;

  • het gaat om opmerkingen naar aanleiding van een proces-verbaal dat buiten aanwezigheid van partijen is opgemaakt, of

  • daarin van toewijzing van de vordering of het verzoek wordt afgezien.

5.1.3 Verstrekking uitspraak

De uitspraak wordt bekendgemaakt door plaatsing in het digitaal dossier in Mijn Rechtspraak en, indien op papier wordt geprocedeerd, door toezending daarvan aan de partij die op papier procedeert.

Van de uitspraak wordt aan de partij die daarbij belang heeft, een voor tenuitvoerlegging bestemd afschrift (grosse) verstrekt.

In bijzonder spoedeisende gevallen kan een afschrift van een verkorte uitspraak worden afgegeven, dat zo spoedig mogelijk wordt gevolgd door afgifte van een afschrift van de uitgewerkte versie daarvan. In dit geval zal de uitgewerkte versie van de verkorte uitspraak zo spoedig mogelijk in Mijn Rechtspraak worden opgenomen. Indien op papier wordt geprocedeerd, wordt daarnaast een afschrift van de uitgewerkte uitspraak (grosse) aan de desbetreffende partij toegezonden.

Indien mondeling uitspraak is gedaan, wordt binnen twee weken daarna een proces-verbaal verstrekt van de zitting waarop de uitspraak is gedaan. De partij die tot tenuitvoerlegging kan overgaan ontvangt het proces-verbaal in executoriale vorm.

5.2 Doorhaling, hervatting en intrekking
5.2.1 Doorhaling op eenstemmig verzoek in een vorderingsprocedure

In een vorderingsprocedure wordt een zaak ter griffie doorgehaald indien partijen eenstemmig hierom vragen.

5.2.2 Ambtshalve doorhaling in een vorderingsprocedure

De rechter haalt de zaak door indien geen van partijen, nadat zij in de gelegenheid zijn gesteld zich daarover uit te laten, ervan blijk heeft gegeven de procedure te willen voortzetten.

5.2.3 Hervatting van de zaak in een vorderingsprocedure

Een doorgehaalde zaak kan worden hervat, indien een partij schriftelijk hierom vraagt. De partij die vraagt om hervatting vermeldt het verloop van de procedure voorafgaande aan de doorhaling en het zaaknummer. De rechter bepaalt vervolgens of de overige partijen tot hervatting van de procedure moeten worden opgeroepen en op welke wijze de procedure wordt hervat en welke stukken moeten worden ingediend.

Deze bepaling is niet van toepassing op de procedure in kort geding.

5.2.4 Intrekking van het verzoek

Zolang nog niet op het verzoek in eerste aanleg is beslist, kan de verzoeker het verzoek intrekken, tenzij een belanghebbende een tegenverzoek of een tegenvordering heeft ingesteld. De verzoeker in hoger beroep die het verzoek intrekt, wordt niet-ontvankelijk verklaard.

Indien bij het verweer om een kostenveroordeling is gevraagd, zal de rechter daarop beslissen, tenzij de verweerder de rechter schriftelijk heeft bericht van een kostenveroordeling af te zien.

5.2.5 Intrekking van de procedure in kort geding in eerste aanleg

De eiser kan in eerste aanleg de procedure in kort geding tot aan de mondelinge behandeling intrekken.

De intrekking wordt gedaan bij schriftelijk bericht aan het gerecht, tenzij de spoedeisendheid zich daartegen verzet. Indien de intrekking mondeling is gedaan, wordt deze zo spoedig mogelijk nadien schriftelijk bevestigd. Indien de eiser de verweerder en eventuele overige partijen reeds op de hoogte heeft gesteld van de datum en het tijdstip van de mondelinge behandeling, deelt hij de intrekking gelijktijdig aan deze partijen mee.

Indien de eiser de zaak intrekt, kan de verweerder aan de eiser en de rechter meedelen dat mondelinge behandeling desondanks doorgang dient te vinden, omdat hij een beslissing van de voorzieningenrechter omtrent de proceskosten verlangt. Indien de verweerder niet al voor de aangezegde datum van de mondelinge behandeling een dergelijke mededeling tot de eiser en de voorzieningenrechter richt, kan hij dit alsnog doen binnen een termijn van veertien dagen na de datum waartegen hij was opgeroepen en kan hij binnen deze termijn de rechter om een nieuwe datum verzoeken waarop zijn vordering tot vergoeding van de proceskosten wordt behandeld. De verweerder doet vervolgens tijdig mededeling aan de eiser van de door de rechter bepaalde (nieuwe) datum van de mondelinge behandeling.

Een eenmaal ingetrokken procedure kan niet worden voortgezet.

B. Bijzonder DEEL

6 rechtbanken: Bijzondere Verzoekprocedures

6.1 Familiezaken
6.1.1

Adoptie

6.1.2

Alimentatie en bijstandsverhaal

6.1.3

Civiel jeugdrecht

6.1.4

Gezag en omgang

6.1.5

Scheiding

6.1.6

Overige zaken op grond van Boek 1 BW

6.2 Handelszaken

(Invoegen: huidige Procesreglement verzoekschriftprocedures rechtbank sector civiel handel/voorzieningenrechter, Hoofdstuk 2 Bijzonder deel: bijzondere regels per verzoek)

6.3 Kantonzaken

(Invoegen: huidige Procesreglement verzoekschriftprocedures rechtbanken kantonzaken, Hoofdstuk 2 Bijzonder deel: bijzondere regels per verzoek)

7 gerechtshoven: Bijzondere vorderings-procedures
7.1 Vorderingsprocedures Ondernemingskamer

(uitsluitend gerechtshof Amsterdam)

7.1.1 Algemeen

Op vorderingsprocedures waarover de Ondernemingskamer oordeelt, zijn de bepalingen in de hoofdstukken 1 tot en met 5 van overeenkomstige toepassing, behoudens indien en voor zover daarvan in deze paragraaf wordt afgeweken of de aard van de procedure zich daartegen verzet.

7.1.2 Aanbrengen Zaken voor de Ondernemingskamer

Zaken voor de Ondernemingskamer worden aangebracht bij de eerste enkelvoudige civiele kamer.

7.2 Vorderingsprocedures pachtzaken

(uitsluitend gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem)

7.2.1 Algemene bepaling

Op pachtzaken zijn de bepalingen in de hoofdstukken 1 tot en met 5 van overeenkomstige toepassing, behoudens indien en voor zover daarvan in deze paragraaf wordt afgeweken {hyperlink pachtkamer}.

7.2.2 Beëindigingsvordering

Betreft het hoger beroep een beëindigingsvordering in de zin van artikel 7:369 lid 2 BW, dan legt eiser bij zijn procesinleiding en verweerder bij zijn verweerschrift een ingevuld Vragenformulier beëindigingsvordering {hyperlink vragenformulier} over, tezamen met de in dat formulier bedoelde bijlagen.

7.2.3 Prorogatie

In geval van prorogatie in een pachtzaak gelden, in aanvulling op artikel 2.3.1.5, de volgende uitgangspunten.

  • Na ontvangst van het verweerschrift bepaalt het hof een mondelinge behandeling ten overstaan van de pachtkamer van het hof.

  • Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling bespreekt het hof de vordering en het verweer met partijen en kan het daarbij op verzoek van partijen voorlopige oordelen geven. Indien van belang bespreekt het hof ook de bewijslastverdeling met partijen.

  • Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling zijn pleitnotities niet toegestaan.

  • Na de mondelinge behandeling bestaat de gelegenheid tot het nemen van een nadere conclusie of akte door ieder van partijen.

  • Eiswijziging bij nadere conclusie of akte (van de vordering of van de tegenvordering) is toegestaan, behoudens ingeval van misbruik van procesrecht. Indien dat met het oog op het beginsel van hoor en wederhoor of een goede instructie van de zaak noodzakelijk is, staat het hof het nemen van nadere conclusies of aktes toe.

  • Indien na de mondelinge behandeling een of meer conclusies of aktes zijn genomen, kan het hof de mondelinge behandeling van de zaak heropenen.

  • Betreft de zaak een beëindigingsvordering in de zin van artikel 7:369 lid 2 BW, dan hecht eiser het in artikel 7.2.2 bedoelde ingevulde formulier en de in dat formulier bedoelde bijlagen aan zijn procesinleiding, dan wel legt hij dit formulier bij gelegenheid van het aanbrengen van de zaak bij akte over. Verweerder legt het in artikel 7.2.2 bedoelde ingevulde formulier en de in dat formulier bedoelde bijlagen bij verweerschrift over.

7.3 Vorderingsprocedures inzake octrooien

(uitsluitend rechtbank Den Haag en gerechtshof Den Haag)

7.3.1 Algemene bepaling

Op vorderingsprocedures waarover de Octrooikamer oordeelt zijn de bepalingen in de hoofdstukken 1 tot en met 5 van overeenkomstige toepassing, behoudens indien en voor zover daarvan in deze paragraaf wordt afgeweken of de aard van de procedure zich daartegen verzet.

7.3.2 Proceskostenvergoeding

Indien een partij een proceskostenvergoeding heeft gevorderd op de voet van artikel 1019h Rv, dient zij een proceskostenopgave voorafgaan aan de mondelinge behandeling in te dienen binnen de termijn en op de wijze als bepaald in artikel 4.1.10. Tot uiterlijk 24 uur voor de mondelinge behandeling kan deze proceskostenopgave worden aangevuld met een gedetailleerd overzicht van de sindsdien gemaakte kosten.

Zie hiervoor de indicatietarieven op rechtspraak.nl.

7.4 Vorderingsprocedure strekkende tot abstracte toetsing van algemene voorwaarden (artikel 6:240-242 BW)

(uitsluitend gerechtshof Den Haag)

7.4.1 Algemene bepaling

Vorderingsprocedures ingevolge artikel 6:240-242 BW worden gevoerd volgens de regels die dit reglement geeft voor de procedure in eerste aanleg. De bepalingen in de hoofdstukken 1 tot en met 5 zijn van overeenkomstige toepassing, behoudens indien en voor zover daarvan in deze paragraaf wordt afgeweken of de aard van de procedure zich daartegen verzet.

7.5 Vorderingsprocedures strekkende tot vernietiging arbitraal vonnis (artikel 1064a Rv)
7.5.1 Algemeen

Procedures strekkende tot vernietiging van een arbitraal vonnis als bedoeld in artikel 1064a Rv worden gevoerd volgens de regels die dit reglement geeft voor de procedure in eerste aanleg.

De bepalingen in de hoofdstukken 1 tot en met 5 zijn van overeenkomstige toepassing, behoudens indien en voor zover daarvan in deze paragraaf wordt afgeweken of de aard van de procedure zich daartegen verzet.

7.5.2 Behandeling

De zaak wordt behandeld door de meervoudige kamer van het hof.

8 gerechtshoven: Bijzondere verzoekprocedures

8.1 Verzoekprocedures in familiezaken
8.1.1

Alimentatie

8.1.2

Bijstandsverhaal

8.1.3

Internationale ontvoering van kinderen

8.1.4

Jeugdzaken

8.1.5

Verdeling huwelijksgoederengemeenschap en afwikkeling huwelijkse voorwaarden

8.1.6

Diversen

8.2 Verzoekprocedures in handelszaken in hoger beroep
8.2.1 Verzoekprocedures Notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer

(uitsluitend gerechtshof Amsterdam)

8.2.2 Verzoekprocedures Ondernemingskamer in hoger beroep

(uitsluitend gerechtshof Amsterdam)

8.2.2.1 Algemeen

Op verzoekprocedures waarover de Ondernemingskamer in hoger beroep oordeelt zijn de bepalingen in de hoofdstukken 1 tot en met 5 van overeenkomstige toepassing, behoudens indien en voor zover daarvan in deze paragraaf wordt afgeweken of de aard van de procedure zich daartegen verzet.

8.2.2.2 Aanbrengen Zaken voor de Ondernemingskamer

Zaken voor de Ondernemingskamer worden aangebracht bij de eerste enkelvoudige civiele kamer.

8.2.3

Zaken op grond van boek 7 Titel 10 Afdeling 9 BW/Wwz

8.3 Verzoekprocedures in handelszaken in eerste aanleg
8.3.1 Verzoekprocedures Ondernemingskamer in eerste aanleg

(uitsluitend gerechtshof Amsterdam)

8.3.1.1 Algemeen

Op verzoekprocedures waarover de Ondernemingskamer in eerste aanleg oordeelt zijn de bepalingen in de hoofdstukken 1 tot en met 5 van overeenkomstige toepassing, behoudens indien en voor zover daarvan in deze paragraaf wordt afgeweken of de aard van de procedure zich daartegen verzet.

8.3.1.2 Aanbrengen Zaken voor de Ondernemingskamer

Zaken voor de Ondernemingskamer worden aangebracht bij de eerste enkelvoudige civiele kamer.

8.3.2 Verzoekprocedures tot verbindendverklaring van overeenkomsten strekkende tot collectieve schadeafwikkeling: artikel 1013 lid 1 Rv

(uitsluitend gerechtshof Amsterdam)

8.4

Zaken op grond van de Faillissementswet

9 Overgangsbepalingen

9.1 Vaststelling en inwerkingtreding

Deze versie van het Landelijk procesreglement civiele zaken rechtbanken en gerechtshoven (hierna: dit reglement) is in de vergaderingen van de civiele Landelijke Overleggen van 13 juni 2016 (LOVCK) en 5 juli 2016 (LOVC-hoven) vastgesteld.

Gelet op de in de Invoeringswet vereenvoudiging en digitalisering procesrecht (Aanpassing van wetten in verband met de invoering van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht en van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie) opgenomen experimenteerbepaling zal dit reglement inwerking treden vanaf de publicatie van deze Invoeringswet in het Staatsblad voor de daar bedoelde zaken bij de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland (hierna: de prepilot). Tijdens de prepilot kunnen bij de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland vorderingsprocedures in eerste aanleg waarvoor verplichte procesvertegenwoordiging geldt, met uitzondering van de procedure in kort geding, worden ingediend nadat in de betreffende zaak afstemming heeft plaatsgevonden met een van deze rechtbanken dat langs elektronisch weg zal worden geprocedeerd.

Vanaf de inwerkingtreding bij Koninklijk Besluit van de Wet Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht en de Invoeringswet vereenvoudiging en digitalisering procesrecht (Aanpassing van wetten in verband met de invoering van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht en van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie) voor rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland geldt dit reglement voor de pilot bij rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland voor alle zaken in eerste aanleg met verplichte procesvertegenwoordiging, met uitzondering van de procedure in kort geding,

Vanaf de inwerkingtreding bij Koninklijk Besluit van voornoemde wetten voor alle rechtbanken, treedt dit reglement bij alle rechtbanken in werking voor voormelde zaken.

9.2 Toepasselijkheid

Dit reglement is van toepassing vanaf het tijdstip van zijn in werking treden.

9.3 Invoering

Dit reglement geldt voor vorderingsprocedures in eerste aanleg waarvoor verplichte procesvertegenwoordiging geldt, met uitzondering van de procedure in kort geding, waarin de procesinleiding in eerste aanleg, met inachtneming van artikel 9.1, wordt ingediend vanaf de datum van de inwerkingtreding van de wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht en vervangt voor die zaken de voordien geldende versie van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de rechtbanken.

Naar boven