TOELICHTING
Algemeen
Op grond van deze regeling kunnen subsidies worden verstrekt voor het verlenen van
orthocommunicatieve behandeling van autisme. Orthocommunicatieve behandeling van autisme
betreft zorg die zowel ambulant als met verblijf wordt ingezet vanuit de zintuiglijk
gehandicaptensector aan kinderen en jongeren met autisme. Zorg aan cliënten met een
auditieve beperking en/of een taalontwikkelingsstoornis, wordt hierbij ook verleend
aan kinderen en jongeren met autisme, voor wat betreft hun problemen op het gebied
van communicatie.
Achtergrond
Met de Wet van 8 juni 2016 houdende wijziging van de Wet langdurige zorg, de Wet maatschappelijke
ondersteuning 2015, de Jeugdwet en de Zorgverzekeringswet is met terugwerkende kracht
tot 1 januari 2015 een tijdelijke grondslag in de wet opgenomen om het Zorginstituut
Nederland (Zorginstituut) onder voorwaarden subsidie te laten verlenen voor orthocommunicatieve
behandeling van autisme.
Vanuit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) hebben per 1 januari 2015 transities
plaatsgevonden naar de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) en Zorgverzekeringswet
(Zvw). Als onderdeel van de hervorming van de langdurige zorg is de extramurale behandeling
voor mensen met een zintuiglijke beperking per 1 januari 2015 onder de werking van
de Zvw gebracht door middel van een aparte prestatie in het Besluit zorgverzekering.
Orthocommunicatieve behandeling van autisme maakte van deze transities per 1 januari
2015 geen onderdeel uit. Belangrijkste aanleiding voor het tijdelijk subsidiëren van
deze zorg is dat de positionering van deze zorg niet was afgerond na de start van
de hervorming van de langdurige zorg op 1 januari 2015. Deze zorg wordt geboden vanuit
de zintuiglijk gehandicaptenzorg, maar is geen onderdeel van de aanspraak zintuiglijk
gehandicaptenzorg onder het verzekerde pakket van de Zvw, omdat deze zorg niet bewezen
effectief is.
In het najaar van 2014 heeft het Zorginstituut een aanvraag ontvangen voor voorwaardelijke
toelating van deze zorg tot de Zvw. Onderdeel van de procedure van voorwaardelijke
toelating is wetenschappelijk onderzoek, zodat aan het einde van de periode van voorwaardelijke
toelating voldoende bekend is over de effectiviteit, zodat er door de minister van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) een beslissing kan worden genomen over het
al dan niet opnemen in het basispakket van de Zvw. Doel van de tijdelijke subsidieregeling
is om te voorkomen dat er een tijdelijke periode zou ontstaan waarin de betreffende
behandeling, die tot 1 januari werd gefinancierd uit de AWBZ, niet meer zou worden
gefinancierd. Indien de behandeling voorwaardelijk zou worden toegelaten tot het pakket
van de Zvw zou deze vanaf dat moment weer worden gefinancierd uit de Zvw.
De reden dat de subsidieregeling een tijdelijk karakter heeft is dat het gaat om het
collectief financieren van nog niet bewezen effectieve zorg. In deze tijdelijke subsidieregeling
is dan ook aandacht besteed aan de looptijd en beëindiging van de tijdelijke subsidieregeling.
In de memorie van toelichting van de Wet van 8 juni houdende wijziging van de Wet
langdurige zorg, Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, Jeugdwet en de Zorgverzekeringswet1 is als voorwaarde voor de subsidieregeling opgenomen dat de aanvraag voor voorwaardelijke
toelating uiterlijk op 31 december 2015 van voldoende kwaliteit moet zijn voor het
Zorginstituut om hierover een advies aan de minister van VWS te geven. De memorie
van toelichting schrijft ook voor dat indien er uiterlijk op 31 december 2015 geen
deugdelijk voorstel ligt dan nieuwe cliënten deze behandeling niet meer kunnen ontvangen
en de behandeling aan bestaande cliënten wordt afgebouwd.
Er is niet voldaan aan de voorwaarde dat er voor 31 december 2015 een onderzoeksvoorstel
van voldoende kwaliteit is ingediend. Zoals reeds opgemerkt is er in september 2014
een aanvraag, inclusief een onderzoeksvoorstel, ingediend voor voorwaardelijke toelating.
In de periode 2014–2015 is er regelmatig overleg geweest tussen het Zorginstituut
en Kentalis, de organisatie die de aanvraag heeft ingediend, en zijn er meerdere nieuwe
onderzoeksvoorstellen ingediend. Uiteindelijk heeft het Zorginstituut Kentalis op
29 september 2015 per brief geïnformeerd dat de aanvraag niet in aanmerking komt voor
voorwaardelijke toelating. De berichtgeving van het Zorginstituut betekent tevens
dat de subsidie wordt afgebouwd. Kentalis heeft de strategische beslissing genomen
te gaan stoppen en heeft over haar besluit gecommuniceerd en aangegeven vanaf 26 oktober
2015 geen nieuwe cliënten in zorg te nemen. Uiterlijk per eind 2016 is het ambulante
aanbod (dagbehandeling) en de verblijfszorg voor bestaande cliënten volledig afgebouwd
bij Kentalis. De subsidieregeling en daarmee de vergoeding van deze niet bewezen effectieve
zorg wordt per 31 december 2016 beëindigd.
Subsidiesystematiek
De wettelijke basis voor de subsidieregeling is neergelegd in artikel 11.5.1 van de
Wet langdurige zorg. Op grond van die bepaling is het Zorginstituut bevoegd om onder
voorwaarden subsidie te verlenen voor orthocommunicatieve behandeling van autisme.
Bij deze regeling worden hierover voorschriften gesteld. De subsidie wordt door het
Zorginstituut versterkt aan organisaties die onmiddellijk voorafgaand aan de intrekking
van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten een behandeling verleenden voor deze zorg
en voor deze zorg werden bekostigd krachtens die wet.
De subsidies worden verleend, bevoorschot en ten slotte vastgesteld. De vaststelling
geschiedt op basis van de zorg die de subsidieontvanger heeft verleend. Deze zorg
wordt verleend aan verzekerden die daar naar het oordeel van de medisch adviseur van
de subsidieontvanger voor in aanmerking komen. Het subsidieplafond voor deze subsidieregeling
bedraagt zowel in 2015 en 2016 € 7,8 miljoen. Dit bedrag was aanvankelijk voor 2015
in het budget van Wlz opgenomen.
Fraudetoets
Deze regeling is in overleg met het Zorginstituut getoetst op fraudegevoeligheid.
De kans op fraude wordt laag ingeschat. De subsidie wordt vastgesteld op basis van
het aantal prestaties dat de subsidieontvanger in het jaar waarvoor de subsidie is
verstrekt heeft verleend.
De subsidieregeling is daarmee in hoge mate afhankelijk van de betrouwbaarheid van
de registratie van de subsidieontvanger. Dit wordt gecontroleerd door een externe
accountant. Of cliënten in aanmerking komen voor ADL-assistentie is vastgelegd in
een besluit van het CIZ. Indien nodig, beschikt het Zorginstituut over afdoende controle-
en handhavingsmogelijkheden voor de uitvoering van deze subsidieregeling.
Administratieve lasten
Deze regeling is in overleg met het Zorginstituut getoetst op administratieve lasten.
De subsidieregeling orthocommunicatieve behandeling leidt tot een tijdelijke en beperkte
toename van administratieve lasten voor de subsidieontvanger in 2015 en 2016. De onder
de subsidieregeling vallende zorg dient immers apart geregistreerd, gedeclareerd en
verantwoord te worden. De administratieve lasten worden anderzijds beperkt door de
wijze van uitvoering: er wordt aangesloten bij bestaande tarieven en prestaties waarover
niet onderhandeld hoeft te worden.
Artikelsgewijs
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1.1
In artikel 1.1 zijn begripsbepalingen opgenomen, waarvan de meeste voor zich spreken.
Artikel 1.2
Voor subsidie komt in aanmerking het in 2015 en 2016 orthocommunicatief behandelen
van verzekerden met een stoornis in het autistische spectrum, al dan niet gepaard
gaand met verblijf of vervoer. Het betreft zorg die zowel ambulant (al dan niet met
vervoer) als met verblijfszorg wordt ingezet vanuit de zintuiglijk gehandicaptensector
aan kinderen en jongeren met autisme.
Artikel 1.4
Het subsidieplafond van subsidieregeling bedraagt zowel in 2015 en 2016 € 7,8 miljoen.
Dit is de omvang van de zorg die vóór het jaar 2015 in de contracteerruimte van de
AWBZ was opgenomen. Aanvankelijk was dit bedrag voor het jaar 2015 in de contracteerruimte
van de Wlz opgenomen.
Artikel 1.5
De subsidie wordt verleend aan de zorgaanbieder die deze zorg in het jaar 2014 ook
verleend heeft gekregen. Het betreft hier een tijdelijke oplossing voor het collectief
financieren van nog niet bewezen effectieve zorg omdat de positionering van deze zorg
op 1 januari 2015 nog niet was afgerond.
Artikel 1.6
De subsidie wordt verleend onder enkele voorwaarden waarvan de eerste drie betrekking
hebben op indicatiestelling van de regeling. De vierde voorwaarde betreft de voorwaarde
dat geen kosten ten laste van de subsidieregeling kunnen worden gebracht voor behandeltrajecten
die zijn aangevangen na 25 oktober 2015. Vanaf 26 oktober 2015 zijn geen nieuwe cliënten
in zorg genomen en is er alleen nog sprake van zorgvuldige afbouw van ambulante behandeling
en behandeling met verblijfszorg aan cliënten die al voor 26 oktober 2015 zorg ontvingen.
Hoofdstuk 2. Aanvraag
Artikel 2.1
De subsidie wordt op aanvraag verleend. De aanvragen voor verlening moeten zijn ontvangen
voor 1 mei 2016.
Artikel 2.2
De aanvrager doet opgave van het uren orthocommunicatieve behandeling, het totaal
aantal te verlenen vervoersdagen en het totaal aantal te verlenen dagen verblijfszorg.
Bij het totaal aantal te verlenen dagen verblijfzorg wordt onderscheid gemaakt naar
dagen met en dagen zonder dagbesteding.
Artikel 2.3
Het formulier voor het aanvragen van subsidie is te verkrijgen bij het Zorginstituut.
Artikel 2.4
De aanvraag dient onderbouwd te worden met relevante stukken. Verder gaan er bij de
aanvraag stukken over de zorgaanbieder en over de bevoegdheid van degene die de aanvraag
heeft ondertekend.
Artikel 2.5
Bij onvolledige aanvragen tot verlening van subsidie wordt de gelegenheid geboden
om de aanvraag te completeren. Wordt deze gelegenheid niet, niet tijdig of niet genoegzaam
benut, dan kan de aanvraag door het Zorginstituut buiten behandeling gesteld worden.
Hoofdstuk 3. Verlening en verplichtingen
Artikel 3.2
De subsidieontvanger dient ernaar te streven de orthocommunicatieve behandeling van
autisme op doelmatige wijze te verlenen en ook op doelmatige wijze invulling te geven
aan de afbouw van de subsidieregeling vanaf 25 oktober 2015.
Artikel 3.3
De administratie van de subsidieontvanger moet aan een aantal voorwaarden voldoen.
De subsidieontvanger dient in ieder geval de gegevens bij te houden op basis waarvan
uiteindelijk de subsidie wordt vastgesteld. Nagegaan moet kunnen worden of de verleende
behandeluren, de vervoersdagen en de dagen verblijfszorg (met en zonder dagbesteding)
aan de eisen voor subsidiëring voldoen.
Artikel 3.4
Deze bepaling schrijft in drie situaties een meldingsplicht voor. Ten eerste is de
subsidieontvanger verplicht te melden wanneer de activiteiten waarvoor de subsidie
is verleend niet, niet tijdig of niet geheel worden verricht. Ten tweede geldt een
meldingsplicht indien niet, niet tijdig of niet geheel wordt voldaan aan de aan de
subsidie verbonden verplichtingen. Ten derde kunnen zich, los van de activiteiten
en verplichtingen, ook andere wijzigingen in de omstandigheden voordoen die van belang
zijn voor de subsidieverstrekking en daarom gemeld dienen te worden. Een evident voorbeeld
doet zich voor indien de subsidieontvanger in surseance van betaling is geraakt of
haar faillissement wordt aangevraagd of uitgesproken. Ook een statutenwijziging of
een fusie kan tot een zodanige meldingsplicht leiden.
Artikel 3.5
De subsidieontvanger is verplicht mee te werken aan onderzoek van het Zorginstituut
en van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Onderzoek van het
Zorginstituut kan nodig zijn voor een beslissing over het verstrekken van een subsidie.
Hoofdstuk 4. Vaststelling
Artikel 4.1
De subsidieontvanger dient zelf het initiatief te nemen tot het indienen van een aanvraag
tot vaststelling. Ten behoeve van het jaar 2015 dient de aanvraag tot vaststelling
ingediend te zijn binnen 22 weken na publicatie van deze regeling in de Staatscourant.
Ten behoeve van het jaar 2016 dient de aanvraag tot vaststelling ingediend te zijn
binnen 22 weken na afloop van het jaar 2016.
Artikel 4.2
Het formulier voor de aanvraag tot vaststelling is te verkrijgen bij het Zorginstituut.
Artikel 4.3
Met de verantwoording legt de subsidieontvanger alle gegevens over die van belang
zijn voor de vaststelling van de subsidie.
Artikel 4.4
De verantwoording wordt gecontroleerd door een accountant. Het protocol dat daarbij
in acht genomen dient te worden en de modellen die de accountant dient te hanteren
zijn te verkrijgen bij het Zorginstituut.
Artikel 4.5
In artikel 4.5 zijn de bedragen per subsidieprestatie opgenomen voor de jaren 2015
en 2016. De bedragen voor de subsidieprestaties behandeling, vervoersdagen en verblijfszorg
zijn afgeleid van de beleidsregels van de NZa.
Voor de extramurale behandeling en de daarbij behorende vervoerdagen zijn de tarieven
afgeleid van de Beleidsregel Prestatiebeschrijvingen en tarieven extramurale zorg,
dagbesteding en vervoer 2015 en van de Beleidsregel Prestatiebeschrijvingen en tarieven
modulaire zorg 2016. Voor 2015 is bij de te hanteren bedragen niet uitgegaan van de
maximum beleidsregelwaarden, maar aangesloten bij de omvang van het tarieven die het
CZ zorgkantoren vóór 2015 hanteerde. Voor 2016 is het uurtarief in verband met neerwaartse
aanpassing door de NZa van de maximum beleidsregelwaarde van het uurtarief voor behandeling
zg auditief (H333) neerwaarts bijgesteld op 100% van de beleidsregelwaarde in 2016.
In verband met de afbouw van de dienstverlening en daarmee gepaard gaande inspanningen
rond overdracht van cliënten en kennis naar ketenpartners in de GGZ is besloten om
het tarief voor vervoerdagen in 2016 vast te stellen op 100% van de beleidsregelwaarde.
Voor de verblijfzorg zijn de tarieven in 2015 en 2016 afgeleid van de geldende Beleidsregels
prestatiebeschrijvingen en tarieven zorgzwaartepakketten en de Beleidsregels tarieven
normatieve huisvestingcomponent (NHC) en normatieve inventariscomponent (NIC). Voor
de verblijfszorg is uitgegaan van levering van zorgprofiel ZG auditief Wonen met intensieve
begeleiding en verzorging (2ZG-aud) met daarbij de toeslag voor woonzorg gehandicaptenzorg
jeugd (Z979) en de bijbehorende toeslagen voor de NHC en NIC. Voor 2015 is bij de
te hanteren bedragen niet uitgegaan van de maximum beleidsregelwaarden, maar aangesloten
bij de omvang van de dagtarieven die CZ zorgkantoren vóór 2015 hanteerde. Voor de
tarieven voor verblijfszorg in 2015 betekent dat bedragen die op (afgerond) 95% van
de beleidsregelwaarden zijn vastgesteld. Voor 2016 is er in verband met de afbouw
van de dienstverlening en daarmee gepaard gaande inspanningen rond overdracht van
cliënten en kennis naar ketenpartners in de GGZ besloten om de tarieven in 2016 vast
te stellen op 100% van de beleidsregelwaarden.
De subsidie wordt nooit op een hoger bedrag vastgesteld dan de verleende subsidie.
Hoofdstuk 5. Slotbepalingen
Artikel 5.1
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2015.
Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2017. De subsidieregeling en daarmee
de vergoeding van deze niet bewezen effectieve zorg wordt per 31 december 2016 beëindigd.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
M.J. van Rijn