Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Openbaar Ministerie (OM) | Staatscourant 2016, 3941 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Openbaar Ministerie (OM) | Staatscourant 2016, 3941 | beleidsregel |
Uitsluitend hoofdstuk 1 van de Aanwijzing vervolgingsbeslissing levensbeëindiging niet op verzoek en late zwangerschapsafbreking (2006A011g) is met ingang van 1 februari 2016 nog geldend. Dit hoofdstuk luidt als volgt.
Voor gevallen van levensbeëindiging zonder uitdrukkelijk verzoek (niet betreffende uitzichtloos en ondraaglijk lijdende pasgeborenen) blijft de sinds 1 juni 1994 vigerende meldingsprocedure van kracht. Ontbreekt een verzoek tot levensbeëindiging dan zijn de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (WTL) en de bijzondere strafuitsluitingsgronden van de artikelen 293 en 294 niet van toepassing. De regionale toetsingscommissies euthanasie zijn niet bevoegd een oordeel te geven. Hierbij kan worden gedacht aan levensbeëindiging bij minderjarigen jonger dan twaalf jaar, andere wilsonbekwamen, comateuze of demente patiënten die geen schriftelijke wilsverklaring hebben ondertekend toen zij nog wilsbekwaam waren. De gemeentelijke lijkschouwer stuurt de melding rechtstreeks naar de officier van justitie. Het openbaar ministerie zal moeten beoordelen of de arts terecht een beroep doet op overmacht in de zin van noodtoestand (artikel 40 Wetboek van Strafrecht).
Artikel 10 van de Wet op de Lijkbezorging bepaalt dat, indien de lijkschouwer meent niet tot afgifte van een verklaring van overlijden te kunnen overgaan, hij onverwijld verslag uitbrengt aan de officier van justitie. In gevallen van levensbeëindiging niet op verzoek is er steeds sprake van een niet-natuurlijke dood en moet de officier van justitie worden gewaarschuwd. De officier van justitie beslist of er verlof tot begraven of verbranding kan worden gegeven.
De rol van de lijkschouwer:
• De betrokken arts waarschuwt de gemeentelijke lijkschouwer die de uitwendige lijkschouw verricht en verifieert hoe en met welke middelen het leven is beëindigd.
• De gemeentelijke lijkschouwer neemt van de betrokken arts het modelverslag en daarbij behorende bijlagen in ontvangst.
• De gemeentelijke lijkschouwer licht de ambtenaar van de burgerlijke stand in.
• Met behulp van het modelformulier bericht de gemeentelijke lijkschouwer de officier van justitie met het oog op de verkrijging van verlof tot begraven of verbranden.
• Tenslotte zendt de lijkschouwer de melding, het modelverslag en de bijlagen naar de officier van justitie.
Indien er sprake is van levensbeëindiging bij een wilsonbekwame, dan meldt de gemeentelijke lijkschouwer dit aan de officier van justitie en indien nodig kan onmiddellijk tot opsporing en/of vervolging worden overgegaan.
Deze zaken dienen op grond van de Handleiding behandeling gevoelige zaken te worden gemeld bij het College.
Indien de hoofdofficier van justitie al in dit stadium van oordeel is dat een deskundig oordeel over bepaalde medische aspecten van de zaak noodzakelijk is, verzoekt de hoofdofficier om advies bij de Inspecteur voor de Gezondheidszorg.
De hoofdofficier van justitie zendt het dossier, voorzien van een ambtsbericht met een voorstel voor de verdere behandeling van de zaak, naar het College van procureurs-generaal.
Luidt de tussenbeslissing van het College van procureurs-generaal, dat het instellen van een opsporingsonderzoek geëigend is, dan brengt het College de betrokken hoofdofficier na instemming van de Minister van Veiligheid en Justitie in de Overlegvergadering binnen twee weken schriftelijk op de hoogte van deze beslissing, met het verzoek daaraan uitvoering te geven.
Na voltooiing van het opsporingsonderzoek wordt de zaak door de hoofdofficier van justitie opnieuw met een ambtsbericht aan het College aangeboden. Als de rechter-commissaris een termijn voor beëindiging van het opsporingsonderzoek heeft gesteld of de zaak aan de rechtbank heeft voorgelegd met het oog op een verklaring beëindiging van de zaak, dan stelt de hoofdofficier het College hiervan in kennis. Het opsporingsonderzoek wordt niet beëindigd alvorens het College een beslissing betreffende de afdoening (schriftelijk) aan de hoofdofficier van justitie heeft kenbaar gemaakt, tenzij de rechtbank een verklaring beëindiging van de zaak heeft afgegeven. Als de rechter-commissaris een termijn heeft gesteld voor de beëindiging van het opsporingsonderzoek of de zaak aan de rechtbank heeft voorgelegd met het oog op de beëindiging van de zaak (artikel 180 lid 3 jo. 36 Sv), dan stelt de hoofdofficier het College via een ambtsbericht hiervan in kennis.
Het College neemt een voorgenomen besluit over het al dan niet verder vervolgen, tenzij de rechtbank een verklaring beëindiging van de zaak heeft afgegeven. Met een voorgenomen beslissing van het College dient de minister van Veiligheid en Justitie in te stemmen na bespreking in de Overlegvergadering.
Het College stelt de betrokken hoofdofficier zo spoedig mogelijk schriftelijk in kennis van de beslissing. De hoofdofficier doet een dagvaarding uitgaan. De hoofdofficier houdt het College op de hoogte van het verdere verloop van het strafproces.
Luidt de eindbeslissing dat de arts niet verder wordt vervolgd, dan brengt het College de betrokken hoofdofficier hiervan, na instemming van de Minister van Veiligheid en Justitie, zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte. De hoofdofficier doet, na beëindiging van het opsporingsonderzoek, mededeling van de sepotbeslissing aan de arts.
Luidt de eindbeslissing van het College, waarmee de minister van Veiligheid en Justitie heeft ingestemd, dat een sepot is geïndiceerd, dan bericht de hoofdofficier de arts dat geen vervolging zal worden ingesteld en dat de zaak in strafrechtelijke zin is afgedaan.
Indien het College, met instemming van de minister van Veiligheid en Justitie besluit dat de zaak voorwaardelijk wordt geseponeerd of dat er een sepotgesprek dient plaats te vinden, dan wordt de hoofdofficier hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte gesteld met het verzoek aan deze beslissing uitvoering te geven.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2016-3941.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.