Regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie van 13 juli 2016, nr. DGP/ARBVW 2016-777418, tot wijziging en intrekking van de Regeling bijzondere ontslaguitkering politie

De Minister van Veiligheid en Justitie,

Gelet op de artikelen 88, achtste lid, en 88a, vijfde lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling bijzondere ontslaguitkering politie wordt als volgt gewijzigd:

A

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 1, onderdeel l, door een punt komma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • m. AOW-gerechtigde leeftijd: de leeftijd, bedoeld in artikel 7a van de Algemene ouderdomswet, waarop recht op ouderdomspensioen ontstaat.

B

Na artikel 16 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 16a

  • 1. De betrokkene, die op 1 januari 2013 recht heeft op een uitkering op grond van deze regeling, heeft recht op een compensatie als bedoeld in het tweede lid.

  • 2. De compensatie wordt berekend door het aantal maanden dat de AOW-gerechtigde leeftijd van de betrokkene later ligt dan de datum waarop hij de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt te vermenigvuldigen met 70% van het bedrag van het minimumloon, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2013.

ARTIKEL III

De Regeling bijzondere ontslaguitkering politie wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2017.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Veiligheid en Justitie a.i., J.A. Hennis-Plasschaert

TOELICHTING

Algemeen

Op 5 juni 2015 is tussen de Minister van Veiligheid en Justitie en de politievakorganisaties de Uitvoeringsafspraak sector Politie tot stand gekomen. Deze uitvoeringsafspraak vloeit voort uit de in 2014 in de Pensioenkamer van de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid gesloten akkoord over de wijziging van de ABP-pensioenregeling naar aanleiding van aanpassing van het fiscale pensioenkader ‘Witteveen 2015’ (Pensioenakkoord 2014).

De uitvoeringsafspraak ziet op de besteding van de premievrijval uit het Pensioenakkoord 2014, maar omvat ook onder meer de afspraak over de wijziging van ‘de leeftijd van 65 jaar’ in AOW-gerechtigde leeftijd in enkele rechtspositionele bepalingen. Deze afspraak hangt samen met de op basis van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd (Stb. 2012, 329) op 1 januari 2013 ingaande stapsgewijze verhoging van de AOW-pensioenrichtleeftijd. In het verlengde hiervan is de afspraak gemaakt dat degenen die op 1 januari 2013 gebruik maakten of nog gebruik maken van de Regeling bijzondere ontslaguitkering politie, in aanmerking komen voor compensatie voor de gevolgen van de verhoging van de AOW-leeftijd.

De onderhavige regeling voorziet in deze compensatieregeling.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

De toevoeging van AOW-gerechtigde leeftijd aan de definitielijst houdt verband met het toegevoegde artikel 16a waarin de compensatieregeling is opgenomen.

Onderdeel B

Artikel 16a bevat de compensatieregeling voor degenen die als gevolg van de verhoging van de AOW-leeftijd geconfronteerd worden met een zogenoemd AOW-gat. Het betreft op basis van de Uitvoeringsafspraak sector Politie van 5 juni 2015 een afgebakende groep. De compensatieregeling geldt alleen voor degenen die op 1 januari 2013 recht hebben op een uitkering. Dat recht ontstaat, aldus artikel 88, achtste lid, van het Besluit algemene rechtspositie, indien ontslag is verleend op grond van het eerste, derde, vijfde of zevende lid van dat artikel. Dat betekent derhalve dat degenen die na 1 januari 2013 recht hebben op een uitkering niet in aanmerking komen voor compensatie van het AOW-gat waarmee zij geconfronteerd worden. De verhoging van de AOW-leeftijd was voor hen kenbaar en zij hebben zich op deze verhoging kunnen voorbereiden. De compensatie bedraagt het voor betrokken persoon geldende aantal maanden verhoging van de AOW-leeftijd vermenigvuldigd met 70% van het bedrag van het minimumloon, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.

Artikel II

De terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2013 houdt verband met de inwerkingtredingsdatum van de Wet verhoging AOW-en pensioenrichtleeftijd.

Artikel III

De politieambtenaren die geboren zijn voor 2 januari 1951 hebben recht op een uitkering op basis van de Regeling bijzondere ontslaguitkering politie. Dat betekent dat door het bereiken van de leeftijd van 65 jaar, de laatste groep uiterlijk op 1 januari 2016 uit de regeling is gestroomd. De intrekking van de regeling houdt met dit gegeven verband. Daarbij is een ruime marge genomen om een adequate en tijdige afdoening van de in artikel 16a neergelegde compensatieregeling mogelijk te maken.

De Minister van Veiligheid en Justitie a.i., J.A. Hennis-Plasschaert

Naar boven