Beleidsregel van de Inspecteur-generaal van het onderwijs van 13 juli 2016, nr. 4750483, houdende regels met betrekking tot het niet op regelmatige wijze afnemen van het centraal examen in het voortgezet onderwijs en van het staatsexamen (Beleidsregel onregelmatigheden centraal examen in voortgezet onderwijs en van staatsexamen)

De Inspecteur-generaal van het onderwijs,

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 43 van het Eindexamenbesluit VO en artikel 21 van het Staatsexamenbesluit VO;

Besluit:

Paragraaf 1. Algemeen

Artikel 1 Definities

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

College:

het College voor toetsen en examens, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet College voor toetsen en examens;

centraal examen:

het centraal examen, bedoeld in het Eindexamenbesluit VO;

centraal examen van het staatsexamen:

het centraal examen van het staatsexamen of deelstaatsexamen, bedoeld in het Staatsexamenbesluit VO;

examenreglement:

het examenreglement, bedoeld in artikel 31, eerste lid, van het Eindexamenbesluit VO of artikel 13, eerste lid, van het Staatsexamenbesluit VO;

inspectie:

de inspectie, bedoeld in artikel 1 van de Wet op het onderwijstoezicht;

onregelmatigheid:

het niet op regelmatige wijze plaatsvinden van het centraal examen, in de gevallen, bedoeld in artikel 2 of artikel 7.

Paragraaf 2. Centraal examen in het voortgezet onderwijs

Artikel 2 Onregelmatigheid centraal examen

  • 1. Onder het niet op regelmatige wijze plaatsvinden van het centraal examen, bedoeld in artikel 43, eerste lid, van het Eindexamenbesluit VO, wordt in ieder geval verstaan:

    • a. het tijdens het centraal examen onrechtmatig gebruiken van, dan wel beschikken over, op grond van het Eindexamenbesluit VO of examenreglement niet toegestane hulpmiddelen of informatie die van invloed kunnen zijn op de prestaties van een of meer kandidaten;

    • b. het tijdens of voorafgaand aan het centraal examen onrechtmatig ter beschikking van een of meer kandidaten komen van niet in het Eindexamenbesluit VO of in het examenreglement voorziene informatie of hulpmiddelen dienstbaar aan het beantwoorden van de examenvragen of, geheel of ten dele, de antwoorden op die vragen zelf;

    • c. het tijdens het centraal examen niet of ontoereikend uitoefenen van toezicht, althans niet het nodige toezicht uitoefenen als bedoeld in artikel 40, vierde lid, van het Eindexamenbesluit VO met als gevolg dat de onder a of b bedoelde informatie of hulpmiddelen ter beschikking van een of meer kandidaten kan of kunnen komen;

    • d. het tijdens het centraal examen in strijd met artikel 55 van het Eindexamenbesluit VO of het examenreglement ter beschikking stellen van meer examentijd;

    • e. het na afloop van het centraal examen zonder rechtsgrond aanbrengen van wijzigingen door een derde in het door de kandidaat aangeleverde examenwerk;

    • f. het in strijd met hoofdstuk V van het Eindexamenbesluit VO toekennen van een cijfer of vaststellen van een examenuitslag.

  • 2. Indien er geen sprake is van een onregelmatigheid als bedoeld in het eerste lid, beslist de directeur Toezicht VO van de inspectie of het centraal examen op niet regelmatige wijze heeft plaatsgevonden.

Artikel 3 Signaalbehandeling

Bij een signaal over een onregelmatigheid handelt de inspectie voor zover mogelijk als volgt:

  • a. het signaal en de wijze van afhandeling daarvan worden geregistreerd;

  • b. de inspectie beoordeelt of het signaal duidt op een mogelijke onregelmatigheid;

  • c. bij deze beoordeling vraagt de inspectie de signaalgever om een toelichting op het signaal en bespreekt de inspectie de onregelmatigheid met het bevoegd gezag en de directeur of rector van de school waar de onregelmatigheid heeft plaatsgevonden en, indien van toepassing, van de school waar de onregelmatigheid is geconstateerd.

Artikel 4 Opnieuw afnemen van het centraal examen en ongeldig verklaren van examenwerk

  • 1. Indien de inspectie naar aanleiding van het signaal, bedoeld in artikel 3, oordeelt dat er sprake is van een onregelmatigheid beslist de inspectie of het centraal examen geheel of gedeeltelijk voor een of meer kandidaten opnieuw moet worden afgenomen en verklaart zij daartoe het gemaakte examenwerk geheel of gedeeltelijk ongeldig.

  • 2. De inspectie verklaart in ieder geval het gemaakte examenwerk ongeldig indien naar haar oordeel:

    • a. bij het centraal examen hulpmiddelen of informatie zijn gebruikt waarvan het gebruik niet is toegestaan en waardoor de uitslag kan zijn beïnvloed;

    • b. aan de kandidaat examenopgaven van de verkeerde schoolsoort zijn voorgelegd;

    • c. de correctie, bedoeld in het derde lid, niet mogelijk blijkt.

  • 3. Indien de inspectie tot het oordeel komt dat een personeelslid van een school verantwoordelijk kan worden gehouden voor de onregelmatigheid, bedoeld in artikel 1, handelt de inspectie voor zover mogelijk als volgt:

    • a. indien de onregelmatigheid heeft plaatsgevonden op of in het gemaakte examenwerk van een kandidaat geeft de inspectie opdracht aan de gecommitteerde om het origineel van het gemaakte examenwerk te corrigeren zonder acht te slaan op de onregelmatigheid,

    • b. de inspectie beoordeelt een kopie van de door de gecommitteerde ingevulde en toegezonden verklaring op juistheid, bedoeld in artikel 36, vierde lid, van het besluit, waarop de resultaten van het gecorrigeerde examenwerk zijn vermeld,

    • c. indien de inspectie van oordeel is dat de ingevulde verklaring juist is, wordt deze verklaring vervolgens door de gecommitteerde aan de school gestuurd waar het centraal examen is gemaakt, en,

    • d. de inspectie besluit in het geval, bedoeld onder c, dat het centraal examen niet opnieuw hoeft worden afgenomen voor deze kandidaat.

Artikel 5 Procedure opnieuw afnemen centraal examen

De inspectie volgt voor zover mogelijk de volgende procedure bij het geheel of gedeeltelijk voor een of meer kandidaten opnieuw afnemen van het centraal examen:

  • a. de inspectie verzoekt het bevoegd gezag van de school waar het centraal examen gemaakt is het gemaakte examenwerk aangetekend op te sturen naar de inspectie,

  • b. de inspectie maakt op het gemaakte examenwerk een aantekening dat het geheel of gedeeltelijk ongeldig is,

  • c. de inspectie stuurt het geheel of gedeeltelijk ongeldig verklaarde examenwerk terug aan het bevoegd gezag van de school, en

  • d. de inspectie stelt het bevoegd gezag van de school er schriftelijk van in kennis dat het centraal examen geheel of gedeeltelijk voor een of meer kandidaten opnieuw moet worden afgenomen en daartoe het gemaakte examenwerk geheel of gedeeltelijk ongeldig is verklaard.

Artikel 6 Specifiek onderzoek artikel 15 Wet op het onderwijstoezicht

  • 1. De inspectie kan, naast het geheel of gedeeltelijk opnieuw laten afnemen van het centraal examen, een onderzoek doen als bedoeld in artikel 15 van de Wet op het onderwijstoezicht.

  • 2. De inspectie doet dit onderzoek in ieder geval indien sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 4, derde lid.

Paragraaf 3. Centraal examen van het staatsexamen of deelstaatsexamen

Artikel 7 Onregelmatigheid centraal examen van het staatsexamen

  • 1. Onder het niet op regelmatige wijze plaatsvinden van het centraal examen van het staatsexamen wordt in ieder geval verstaan:

    • a. het tijdens het centraal examen van het staatsexamen onrechtmatig gebruiken van, dan wel beschikken over, op grond van het Staatsexamenbesluit VO of examenreglement niet toegestane hulpmiddelen of informatie die van invloed kunnen zijn op de prestaties van een of meer kandidaten;

    • b. het tijdens of voorafgaand aan het centraal examen van het staatsexamen onrechtmatig ter beschikking van een of meer kandidaten komen van niet in het Staatsexamenbesluit VO of in het examenreglement voorziene informatie of hulpmiddelen dienstbaar aan het beantwoorden van de examenvragen of, geheel of ten dele, de antwoorden op die vragen zelf;

    • c. het tijdens het centraal examen van het staatsexamen niet of ontoereikend uitoefenen van toezicht, althans niet het nodige toezicht uitoefenen als bedoeld in artikel 18, vierde lid, van het Staatsexamenbesluit VO met als gevolg dat dat de onder a of b bedoelde informatie of hulpmiddelen ter beschikking van een of meer kandidaten kan of kunnen komen;

    • d. het tijdens het centraal examen van het staatsexamen in strijd met artikel 33 van het Staatsexamenbesluit VO of het examenreglement ter beschikking stellen van meer examentijd;

    • e. het na afloop van het centraal examen van het staatsexamen zonder rechtsgrond aanbrengen van wijzigingen door een derde in het door de kandidaat aangeleverde examenwerk;

    • f. het in strijd met hoofdstuk IV van het Staatsexamenbesluit VO toekennen van een cijfer of vaststellen van een examenuitslag.

  • 2. Indien er geen sprake is van een onregelmatigheid, bedoeld in het eerste lid, beslist de directeur Toezicht VO van de inspectie of het centraal examen van het staatsexamen op niet regelmatige wijze heeft plaatsgevonden.

Artikel 8 Signaalbehandeling

Bij een signaal over een onregelmatigheid handelt de inspectie voor zover mogelijk als volgt:

  • a. het signaal en de wijze van afhandeling daarvan worden geregistreerd;

  • b. de inspectie beoordeelt of het signaal duidt op een mogelijke onregelmatigheid;

  • c. bij deze beoordeling vraagt de inspectie de signaalgever om een toelichting op het signaal en bespreekt de inspectie de onregelmatigheid met het College.

Artikel 9 Opnieuw afnemen van het centraal examen van het staatsexamen en ongeldig verklaren van examenwerk

  • 1. Indien de inspectie naar aanleiding van het signaal, bedoeld in artikel 7, oordeelt dat er sprake is van een onregelmatigheid beslist de inspectie of het centraal examen van het staatsexamen geheel of gedeeltelijk voor een of meer kandidaten opnieuw moet worden afgenomen en verklaart zij daartoe het gemaakte examenwerk geheel of gedeeltelijk ongeldig.

  • 2. De inspectie verklaart in ieder geval het gemaakte examenwerk ongeldig indien naar haar oordeel:

    • a. bij het centraal examen van het staatsexamen hulpmiddelen of informatie zijn gebruikt waarvan het gebruik niet is toegestaan en waardoor de uitslag kan zijn beïnvloed;

    • b. aan de kandidaat examenopgaven van de verkeerde schoolsoort zijn voorgelegd.

Artikel 10 Procedure opnieuw afnemen centraal examen van het staatsexamen

De inspectie volgt voor zover mogelijk de volgende procedure bij het geheel of gedeeltelijk voor een of meer kandidaten opnieuw afnemen van het centraal examen van het staatsexamen, met dien verstande dat DUO Examendiensten de logistiek rond het centraal examen van het staatsexamen uitvoert:

  • a. de inspectie verzoekt DUO Examendiensten het gemaakte examenwerk aangetekend op te sturen naar de inspectie,

  • b. de inspectie maakt op het gemaakte examenwerk een aantekening dat het geheel of gedeeltelijk ongeldig is,

  • c. de inspectie stuurt het geheel of gedeeltelijk ongeldig verklaarde examenwerk terug aan DUO Examendiensten, en

  • d. de inspectie stelt het College er schriftelijk met een afschrift aan DUO Examendiensten van in kennis dat het centraal examen van het staatsexamen geheel of gedeeltelijk voor een of meer kandidaten opnieuw moet worden afgenomen en daartoe het gemaakte examenwerk geheel of gedeeltelijk ongeldig is verklaard.

Paragraaf 4. Slotbepalingen

Artikel 11 Intrekken beleidsregel

De Beleidsregel niet op regelmatige wijze afnemen van het centraal examen in het voortgezet onderwijs wordt ingetrokken.

Artikel 12 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel onregelmatigheden centraal examen in voortgezet onderwijs en van staatsexamen.

Artikel 13 Inwerkingtreding beleidsregel

  • 1. De paragrafen 1 en 3 en artikel 12 treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze beleidsregel wordt geplaatst1

  • 2. Paragraaf 2 en artikel 11 treden in werking met ingang van 1 september 2016.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Inspecteur-generaal van het onderwijs, M. Vogelzang

TOELICHTING

Algemeen

Deze beleidsregel vervangt de eerdere Beleidsregel niet op regelmatige wijze afnemen van het centraal examen in het voortgezet onderwijs van de Inspectie van het onderwijs (hierna: inspectie) van 18 december 2013, waarin een uitwerking van artikel 43 van het Eindexamenbesluit VO werd gegeven. De inspectie besluit hiertoe, omdat in het Staatsexamenbesluit VO een equivalent van artikel 43 Eindexamenbesluit VO is opgenomen: artikel 21 van het Staatsexamenbesluit VO. De uitwerking van dit artikel was echter niet opgenomen in de eerdere beleidsregel. In onderhavige beleidsregel neemt de inspectie deze uitwerking alsnog op.

In deze beleidsregel wordt dus nadere uitwerking gegeven aan de bevoegdheid van de inspectie op grond van artikel 21 van het Staatsexamenbesluit VO. Deze uitwerking was er zoals gezegd al voor artikel 43 van het Eindexamenbesluit VO en dat zal niet veranderen met deze beleidsregel. Voor de duidelijkheid is in paragraaf 2 de bevoegdheid zoals deze is neergelegd in artikel 43 van het Eindexamenbesluit VO uitgewerkt. De bevoegdheid zoals deze is neergelegd in artikel 21 van het Staatsexamenbesluit VO is uitgewerkt in paragraaf 3.

De inspectie heeft op grond van artikel 43 van het Eindexamenbesluit VO en artikel 21 van het Staatsexamenbesluit VO de bevoegdheid om te besluiten dat het centraal examen dan wel het centraal examen van het staatsexamen geheel of gedeeltelijk voor een of meer kandidaten opnieuw wordt afgenomen. De inspectie heeft deze bevoegdheid als naar haar oordeel het centraal examen dan wel centraal examen van het staatsexamen op niet regelmatige wijze heeft plaatsgevonden.

Administratieve lasten

Er vloeien geen administratieve lasten voort uit deze beleidsregel.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2 en 7

In de artikelen 2, eerste lid, en 7, eerste lid, van deze beleidsregel is opgenomen wat er verstaan wordt onder op niet regelmatige wijze plaatsvinden van het centraal examen respectievelijk centraal examen van het staatsexamen. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan de volgende zaken:

  • het tijdens het centraal examen dan wel centraal examen van het staatsexamen onrechtmatig gebruik maken van, dan wel beschikken over niet toegestane hulpmiddelen of informatie, die van invloed kunnen zijn op de prestaties van de kandidaat. Bijvoorbeeld: het gebruiken van een rekenmachine terwijl dit niet is toegestaan.

  • het tijdens of voorafgaand aan het centraal examen dan wel het centraal examen van het staatsexamen onrechtmatig ter beschikking van een kandidaat komen van informatie of hulpmiddelen, dienstbaar aan het beantwoorden van de examenvragen. Bijvoorbeeld: verspreiding van gestolen examens voorafgaand aan het examen.

  • na het maken van het centraal examen aanbrengen van wijzigingen door een derde in het examenwerk van de kandidaat. Bijvoorbeeld: een eerste corrector die zonder rechtsgrond antwoorden verbetert en deze dan goedrekent.

Wanneer er sprake is van een situatie die niet benoemd is in het eerste lid van respectievelijk artikel 2 en artikel 7, besluit de directeur Toezicht VO van de inspectie of er sprake is van een examen dat niet op regelmatige wijze heeft plaatsgevonden. Hiervoor wordt gekozen, omdat zich altijd een situatie kan voordoen die op dit moment nog niet bekend is.

Artikel 3 en 8

Gelet op onderdeel a van de artikelen 3 en 8 kan de inspectie een signaal over een onregelmatigheid en de afhandeling daarvan registreren. Dit kan bijvoorbeeld in een digitaal examenlogboek.

Op grond van onderdeel c kan de inspectie bij de beoordeling van het signaal de signaalgever om een toelichting vragen. Signaalgevers bij het centraal examen kunnen onder andere kandidaten, ouders, leraren, directies of bevoegde gezagen van een school zijn. Daarnaast kunnen ook gecommitteerden die de tweede correctie uitvoeren signaalgever zijn.

Bij het centraal examen van het staatsexamen kunnen signaalgevers onder meer zijn een medewerker van het College voor toetsen en examens, een kandidaat of een ouder.

Binnen de inspectie is er een werkgroep examens. De inspecteurs die in deze werkgroep zitting hebben, kunnen het signaal verifiëren bij de signaalgever en bespreken met het bevoegd gezag en de directeur of rector van de school respectievelijk het College voor toetsen en examens.

Artikel 4 en 9

De inspectie besluit in beginsel dat het centraal examen respectievelijk het centraal examen van het staatsexamen geheel of gedeeltelijk opnieuw moet worden afgenomen wanneer blijkt dat sprake is van een onregelmatigheid. Het examenwerk wordt daartoe geheel of gedeeltelijk ongeldig verklaard zodat duidelijk is dat het werk dat onregelmatig is niet meetelt in de uitslagbepaling. Dit is geregeld in artikel 4, eerste lid, en artikel 9, eerste lid, van deze beleidsregel. Hieruit vloeit voort dat het examen dat door de kandidaat of kandidaten geheel of gedeeltelijk opnieuw wordt gemaakt, meetelt voor de uitslagbepaling. De kandidaat behoudt dan ook zijn recht op een herkansing.

Artikel 4, tweede lid, en artikel 9, tweede lid, geven aan bij welke geconstateerde onregelmatigheden de inspectie in ieder geval overgaat tot het geheel of gedeeltelijk ongeldig verklaren van het examenwerk.

In onderdeel c van het tweede lid van artikel 4 is geregeld dat wanneer een procedure zoals opgenomen in het derde lid van artikel 4 niet mogelijk blijkt, het examen geheel of gedeeltelijk opnieuw moet worden afgenomen, wat betekent dat het examenwerk daartoe geheel of gedeeltelijk ongeldig wordt verklaard. Hierbij kan gedacht worden aan de mogelijkheid dat het oorspronkelijk gemaakte examenwerk niet kan worden achterhaald, dat antwoorden zijn voorgezegd of dat er aanwijzingen zijn gegeven. De kandidaten houden het recht op een herkansing.

Artikel 4, derde lid, onderdeel a, betekent dat de aanpassingen die niet van de hand van de kandidaat komen, niet worden meegenomen bij de beoordeling van het centraal examen. Hierdoor wordt de kandidaat benadeeld noch bevoordeeld. De inspectie kan, eventueel in samenspraak met de rector en het personeelslid dat verantwoordelijk kan worden gehouden voor de onregelmatigheid, achterhalen wat de oorspronkelijk gegeven antwoorden waren. Als dat gebeurt, wordt het examenwerk op basis van de oorspronkelijke antwoorden gecorrigeerd en is er sprake van een tweede correctie als bedoeld in artikel 41 en 41a van het Eindexamenbesluit VO. De vaststelling van de score gebeurt volgens artikel 42 van het Eindexamenbesluit VO.

Artikel 5 en 10

In de artikelen 5 en 10 is de procedure geregeld die de inspectie volgt bij de beslissing om het examenwerk geheel of gedeeltelijk opnieuw te laten afnemen. Op grond van artikel 5 ontvangt de school een brief met daarin het besluit dat het centraal examen geheel of gedeeltelijk opnieuw voor een of meer kandidaten moet worden afgenomen en in de brief wordt aangegeven dat het examenwerk daartoe geheel of gedeeltelijk ongeldig is verklaard. Voor het centraal examen van het staatsexamen geldt dat het College voor toetsen en examens deze brief ontvangt (artikel 10 van de beleidsregel).

Na deze procedure verzoekt de inspectie aan het College voor toetsen en examens op grond van artikel 43, tweede lid, van het Eindexamenbesluit VO, respectievelijk artikel 21, tweede lid, van het Staatsexamenbesluit VO, nieuwe opgaven vast te stellen.

Artikel 6

Op grond van artikel 15 van de Wet op het onderwijstoezicht kan de inspectie een specifiek onderzoek starten naar de naleving van wettelijke bepalingen door het bevoegd gezag. In de gevallen dat sprake is van een onregelmatigheid bij het afnemen van een centraal examen is vaak ook sprake van een overtreding van een van de bepalingen in het Eindexamenbesluit VO. De inspectie kan hier een onderzoek naar starten en volgens de procedure in artikel 20 en 21 van de Wet op het onderwijstoezicht haar oordeel vastleggen in een rapport en dat rapport openbaar maken.

Het specifieke onderzoek kan gestart worden naast het te nemen besluit dat het centraal examen geheel of gedeeltelijk voor een of meer kandidaten opnieuw afgenomen moet worden.

In het geval een personeelslid verantwoordelijk is voor de onregelmatigheid bij afname van het centraal examen start de inspectie altijd een specifiek onderzoek. De inspectie vindt het namelijk een zeer ernstige zaak als er een personeelslid betrokken is bij onregelmatigheden tijdens het examen.

Artikel 11 en 13

De Beleidsregel niet op regelmatige wijze afnemen van het centraal examen in het voortgezet onderwijs van 18 december 2013 wordt ingetrokken per 1 september 2016. De artikelen in deze beleidsregel van 18 december 2013 zijn nu opgenomen in paragraaf 2 van onderhavige beleidsregel en die paragraaf treedt in werking op 1 september 2016. Mochten zich onregelmatigheden voordoen bij het centraal eindexamen voortgezet onderwijs 2016 (dat examen is al aangevangen), dan vallen deze zaken tot 1 september 2016 dus nog onder de beleidsregel van 18 december 2013. Voor de onregelmatigheden die plaatsvinden bij het centraal examen van het staatsexamen 2016 geldt dat paragraaf 3 van onderhavige beleidsregel al in werking treedt de dag na plaatsing in de Staatscourant, zodat de nieuwe beleidsregel geldt ten tijde van het afnemen van het centraal examen bij het staatsexamen in augustus 2016.

De Inspecteur-generaal van het onderwijs, M. Vogelzang

Naar boven