Beschikking van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, houdende ontheffing van het verbod voorwerpen of stoffen te verwijderen tijdens de vlucht, alsmede VFR-vluchten uit te voeren beneden de minimum VFR-vlieghoogte buiten gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenverzamelingen

Datum: 12 juli 2016

Nummer: ILT-2016/56567

DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Defensie;

Gezien het verzoek om ontheffing ontvangen op 13 juni 2016 van Kaap Holland Film Projects III B.V., adres: Raamplein 1, 1016 XK Amsterdam, contactpersoon: de heer E. Godschalk, telefoon: +31 20 346 3700, e-mail: Erwin.godschalk@warnerbros.com;

Overwegende dat het doel van de vlucht is het maken van filmopnames waarbij met helikopters en historische luchtvaartuigen lager gevlogen moet worden dan de minimale vlieghoogte boven het IJsselmeer voor de bioscoopfilm ‘Bodega Bay’;

Gelet op de artikelen 10, vierde lid, en 19, derde lid, van het Besluit luchtverkeer 2014 en paragraaf SERA.3105;

BESLUIT:

Artikel 1

Deze beschikking is van toepassing op de vliegtuigen van het type Spitfire MK 1, met als nationaliteits- en inschrijvingskenmerken G-AIST, G-CGUK en G-CISV, Hispano Buchon HA 1112 M1L, met als nationaliteits- en inschrijvingskenmerk G-AWHK, Bristol Bolingbroke, met als nationaliteits- en inschrijvingskenmerk G-BPIV, Piper Aerostar, met als nationaliteits- en inschrijvingskenmerk N369QC, YAK-52TW, met als nationaliteits- en inschrijvingskenmerk N699DP en helikopters van het type Aerospatiale AS350, met als nationaliteits- en inschrijvingskenmerk G-WHST, Aerospatiale AS355, met als nationaliteits- en inschrijvingskenmerken G-OHCP en G-DCAM, Aerospatiale AS355N, met als nationaliteits- en inschrijvingskenmerk N912EM en OO-HCZ of gelijkwaardige vervangende luchtvaartuigen, in gebruik bij Kaap Holland Film Projects III B.V., mits het luchtvaartuig is voorzien van een geldig bewijs van inschrijving en luchtwaardigheid of permit to fly geldig in Nederland, waarmee filmopnames moeten worden gemaakt beneden de minimale vlieghoogte boven het IJsselmeer voor de bioscoopfilm ‘Bodega Bay’.

Artikel 2

VERWIJDEREN VAN VOORWERPEN OF STOFFEN TIJDENS DE VLUCHT

Aan de gezagvoerders van de in artikel 1 genoemde vliegtuigen wordt voor de periode van 24 juni 2016 tot en met 25 juli 2016 ontheffing verleend van het verbod, genoemd in artikel 10, eerste lid, van het Besluit luchtverkeer 2014 om tijdens VFR-vluchten voorwerpen of stoffen uit het luchtvaartuig te verwijderen. Aan deze ontheffing zijn de volgende voorschriften en beperkingen verbonden:

  • a. Het verwijderen van voorwerpen is alleen toegestaan binnen het door Rijkswaterstaat ingestelde en gemarkeerde werkgebied.

  • b. De vlieghoogte bedraagt tijdens het verwijderen van voorwerpen of stoffen tijdens de vlucht tussen de 200 en 400 ft boven het water.

  • c. Het vliegzicht voldoet aan de VFR-minima.

  • d. Op het moment van het verwijderen van voorwerpen of stoffen tijdens de vlucht mag ander luchtverkeer hier geen hinder van ondervinden.

  • e. Tijdens het verwijderen van voorwerpen of stoffen heeft de gezagvoerder voortdurend zicht op het water.

  • f. Het verwijderen van voorwerpen of stoffen tijdens de vlucht gebeurt dusdanig dat personen daardoor niet worden gehinderd of gevaar lopen en zaken op het water niet worden beschadigd.

Artikel 3

VFR-VLIEGEN BENEDEN DE MINIMUM VFR-VLIEGHOOGTE

Aan de gezagvoerders van de in artikel 1 genoemde vliegtuigen wordt voor de periode van 24 juni 2016 tot en met 25 juli 2016 ontheffing verleend van het verbod, genoemd in paragraaf SERA.5005, onderdeel (f), van verordening (EU) nr. 923/2012, om VFR-vluchten uit te voeren beneden de minimum VFR-vlieghoogte, maar niet boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenverzamelingen, gedurende de daglichtperiode, zoals gepubliceerd in de in artikel 26, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, van het Besluit luchtverkeer 2014, bedoelde luchtvaartgids met inachtneming van de volgende voorschriften en beperkingen:

  • a. de gezagvoerder is in het bezit van een geldig CPL of ATPL;

  • b. de minimum VFR-vlieghoogte binnen het ingestelde tijdelijke gebied met beperkingen IJsselmeer bedraagt 60 m (200 ft) boven het water, doch ten minste 30 m (100 ft) boven de hoogste hindernis gelegen binnen een afstand van 100 m van het luchtvaartuig; boven land geldt de minimale vlieghoogte zoals gesteld in paragraaf SERA.5005, onderdeel (f), van verordening (EU) nr. 923/2012;

  • c. de minimum vlieghoogte binnen het door Rijkswaterstaat ingestelde en gemarkeerde werkgebied, dat is gelegen in het gebied zoals beschreven onder b, bedraagt 60 m (200 ft) boven het water, of zoveel lager als benodigd voor het maken van filmopnames, besturen van een RPAS of voor het uitvoeren van een reddingsactie noodzakelijk is;

  • d. de vliegroute, vlieghoogte en vliegsnelheid worden zodanig gekozen dat:

    • 1°. overlast aan derden zoveel mogelijk wordt vermeden;

    • 2°. ingeval van een noodlanding het risico voor inzittenden en derden zoveel mogelijk wordt beperkt;

  • e. er wordt uitsluitend gevlogen beneden de minimum VFR-vlieghoogte gedurende de periode dat dit noodzakelijk is voor het doel van de vlucht;

  • f. vóór en ná de vlucht is de opdracht van de opdrachtgever ter inzage aanwezig zodat deze kan worden gecontroleerd door de Landelijke eenheid, afdeling Luchtvaart, of de Inspectie Leefomgeving en Transport;

  • g. er worden geen passagiers vervoerd tijdens de filmvlucht, anders dan benodigd voor het maken van filmopnames;

  • h. de luchtvaartuigen zijn uitgerust met de, voor het vliegen boven open water, benodigde uitrusting e.e.a. conform verordening (EU) nr.965/2012;

  • i. voor de inzittenden zijn voldoende zwemvesten en reddingsmiddelen aanwezig;

  • j. tijdens het uitvoeren van de vlucht is een tweezijdige radioverbinding tot stand gebracht met de betrokken luchtverkeersleidingsdienst en wordt voortdurend op de aangewezen radiofrequentie geluisterd;

  • k. vóór de aanvang van de vlucht wordt ingelicht:

    de meldkamer van de Landelijke eenheid, afdeling Luchtvaart (telefoon: 020 – 502 56 93 of fax: 020 – 502 56 99 of e-mail: dlvplvt@klpd.politie.nl) en worden de volgende gegevens verstrekt:

    • 1°. naam gezagvoerder, registratie en model/type luchtvaartuigen;

    • 2°. route en periode van de voorgenomen vlucht.

  • l. één uur vóór aanvang van de vlucht wordt gecoördineerd met de Operationele Helpdesk; telefoon: 020 – 406 22 01, fax: 020 – 406 36 72, e-mail: ops_helpdesk@lvnl.nl; aan de voorwaarden door hen gesteld wordt strikt de hand gehouden.

Artikel 4

De aanvrager voert bij de voorbereiding van de vluchten een veiligheidsanalyse uit. Daarbij wordt in kaart gebracht welke risico’s er zijn als gevolg van het uitvoeren van VFR-vluchten beneden de minimum VFR-vlieghoogte. Vervolgens worden risicobeperkende maatregelen in kaart gebracht en toegepast op een zodanige wijze dat de vlucht verantwoord kan worden uitgevoerd.

Artikel 5

  • 1. De aanvrager draagt er zorg voor dat de gezagvoerders en de cameramannen bekend zijn met de inhoud van deze beschikking.

  • 2. Overtreding van de voorschriften van deze beschikking is een strafbaar feit.

  • 3. Bij het niet of niet volledig nakomen van de voorschriften en beperkingen, genoemd in artikel 2 en 3, kan dat aanleiding zijn deze beschikking in te trekken.

Artikel 6

Beschikking ILT-2016/51709 van 23 juni 2016 wordt ingetrokken.

Artikel 7

Deze beschikking treedt in werking met ingang van 24 juni 2016 en vervalt met ingang van 26 juli 2016, tenzij deze voortijdig wordt ingetrokken.

DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU, namens deze, DE INSPECTEUR ILT/LUCHTVAART, M.A.M. van Velzen Senior Inspecteur

Bezwaarmogelijkheid

Indien u het niet eens bent met deze vergunning, kunt u hiertegen op grond van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht binnen zes weken na de datum waarop deze vergunning is verzonden, schriftelijk bezwaar aantekenen.

Het bezwaarschrift moet worden ondertekend en moet ten minste bevatten:

  • de naam en het adres van de indiener;

  • de dagtekening;

  • een omschrijving van de beschikking waartegen het bezwaar is gericht;

  • de gronden van het bezwaar.

Het bezwaarschrift kunt u richten aan:

Inspectie Leefomgeving en Transport

Postbus 16191

2500 BD Den Haag

Is er sprake van onverwijlde spoed? Dan kunt u de rechtbank van uw woonplaats verzoeken om een voorlopige voorziening te treffen.

Meer informatie over de voorlopige voorziening vindt u op www.rechtspraak.nl.

Naar boven