Besluit van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van de Minister van Veiligheid en Justitie van 11 juli 2016, kenmerk 983057-152321-J, tot wijziging van de Beleidsregels subsidieverstrekking bijzondere transitiekosten Jeugdwet

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Veiligheid en Justitie,

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht,

Besluiten:

ARTIKEL I

De Beleidsregels subsidieverstrekking bijzondere transitiekosten Jeugdwet worden gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan artikel 1, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma, het volgende onderdeel toegevoegd:

i. intramurale plaats:

jeugdhulp in combinatie met 24-uurs verblijf.

2. In het derde en vierde lid wordt ‘Kaderregeling VWS – subsidies’ vervangen door: Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.

B

Artikel 2, onderdeel c, komt te luiden:

  • c. ten behoeve van de kosten die een organisatie, die voor de bekostiging van een voorziening afhankelijk is van een groot aantal gemeenten, moet maken om aan haar financiële verplichtingen te kunnen voldoen, indien die bekostiging door gemeenten, ondanks aantoonbare inspanningen van de organisatie, vanwege het grote aantal betrokken gemeenten mogelijk gedurende enige tijd op zich laat wachten. Van een groot aantal betrokkenen is sprake:

    • indien een organisatie zowel in ten minste 10 samenwerkingsregio’s een omzet heeft behaald van ten minste 2% per regio als in ten hoogste 2 samenwerkingsregio’s een omzet van ten hoogste 30% per regio heeft behaald en in alle andere regio’s een omzet van ten hoogste 20% per regio heeft behaald, of

    • indien de organisatie in tenminste 20 gemeenten omzet heeft gerealiseerd en in tenminste 3 samenwerkingsregio’s minimaal 2% van de omzet heeft behaald en gecontracteerd is voor minimaal 20 intramurale plaatsen.

    Bij de bepaling van de omzet wordt uitgegaan van het meest recente jaar waarin de jaarrekening, voorzien van een controleverklaring, is vastgesteld.

C

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na de zinsnede ‘artikel 2, onder c,’ ‘bedraagt’ ingevoegd.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De subsidie wordt door de subsidie ontvanger uiterlijk binnen één jaar na de verlening terugbetaald. De subsidie wordt daarna op nihil vastgesteld.

3. Het derde, vierde en vijfde lid vervallen.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 augustus 2016 en werkt terug tot en met 1 januari 2016.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

TOELICHTING

Algemeen

Het onderhavige besluit strekt tot wijziging van de Beleidsregels subsidieverstrekking bijzondere transitiekosten Jeugdwet (hierna: Beleidsregels). De wijziging is gericht op het verlengen van de werkingsduur van artikel 2, onderdeel c, en het verruimen van de kring van rechthebbenden.

In de praktijk van de transitie van de jeugdhulp naar de gemeenten is gebleken dat ook landelijke en bovenregionaal werkende jeugdzorginstellingen er overwegend in slagen om tijdig inkoopafspraken te maken en contracten te sluiten met de betrokken gemeenten. Deze organisaties blijken echter ook in 2016 nog wel te maken hebben met kosten in verband met vertraagde bevoorschotting of late betalingen door de gemeenten. Deze kosten komen ook in 2016 en 2017 voor subsidie, bij wijze van voorfinanciering, in aanmerking.

Artikelsgewijs

I

A

In artikel 1, eerste lid, onder i, van de Beleidsregels is het begrip ‘intramurale plaats’ gedefinieerd, in verband met de hieronder nader toegelichte aanpassing van artikel 2, onderdeel c.

Het derde en vierde lid zijn aangepast aan de omstandigheid dat de Kaderregeling VWS-subsidies is vervangen door de per 1 april 2016 in werking getreden Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (hierna: de Kaderregeling). In de overgangsbepaling (artikel 11.3, derde lid) van de Kaderregeling is bepaald dat de Beleidsregels op artikel 1.3 van de Kaderregeling berusten.

Uit de overgangsbepaling blijkt voorts dat op de verstrekking van subsidies waarvan de aanvraag vóór 1 april 2016 is ontvangen de Kaderregeling VWS-subsidies van toepassing blijft.

B

Artikel 2, onderdeel c, dat ziet op acute liquiditeitsproblemen van landelijke en bovenregionaal werkende organisaties in verband met vertraagde bekostiging en bevoorschotting, behoeft actualisering en is derhalve herschreven.

De organisaties blijken ook in 2016 nog geconfronteerd te worden met kosten in verband met vertraagde bevoorschotting of late betalingen door de betrokken gemeenten. Om subsidiëring van dergelijke kosten, bij wijze van voorfinanciering, ook in 2016 en 2017 nog mogelijk te maken is in artikel 2, onderdeel c, ‘in 2015’ geschrapt. Het gaat evenwel uitsluitend om kosten als gevolg van de vertraagde bevoorschotting of late betalingen. Vertraging bij het maken van inkoopafspraken met gemeenten blijken zich in de praktijk namelijk niet veel meer voor te doen.

In artikel 2, onderdeel c, is verder bepaald dat een organisatie dient aan te tonen dat de bevoorschotting of betaling gedurende enige tijd op zich laat wachten, ondanks haar aantoonbare inspanningen. Hierbij valt te denken aan gespreksverslagen met gemeenten waaruit blijkt dat de organisatie aangedrongen heeft op betere bevoorschotting of vlottere betaling. Dit kan ook aangetoond worden met correspondentie (brieven en/of e-mails) van de organisatie met de gemeenten. Een derde manier om dit aan te tonen kan zijn doordat de TAJ verzocht is om te bemiddelen tussen de organisatie en de gemeenten om de bevoorschotting te verbeteren.

Verder is in artikel 2, onderdeel c, het criterium dat ziet op de grote geografische spreiding van de omzet van landelijk en bovenregionaal opererende organisaties in tweeërlei opzicht aangepast.

Ten eerste is bepaald dat bij het beoordelen van de geografische spreiding van de subsidieaanvragende organisatie, zoals bedoeld onder 1° of 2°, wordt uitgegaan van de behaalde omzet in het laatste jaar dat er sprake is van een vastgestelde jaarrekening, voorzien van controleverklaring.

Ten tweede is met het bepaalde onder 2° het criterium voor de geografische spreiding uitgebreid. Deze uitbreiding ziet er op dat ook een organisatie die bovenregionale specialistische jeugdhulp biedt, in aanmerking kan komen voor deze subsidie. Daarbij moet het wel gaan om organisaties waarbij het noodzakelijk is om een infrastructurele 24-uurs zorgvoorziening in stand te houden. Ten behoeve hiervan is in artikel 1, eerste lid, onder i, een definitie van het begrip ‘intramurale plaats’ opgenomen.

Aanleiding voor aanpassing is dat er meerdere organisaties zijn die aangeven in tijdelijke liquiditeitsproblemen te zitten. Daarbij gaat het veelal om organisaties die bovenregionaal werkzaam zijn, maar niet voor vrijwel heel Nederland werken en die in de meeste gevallen ook niet werken in een ‘regionaal duidelijk omkaderd gebied’. Op grond van dit gegeven is de oorspronkelijke werkingsfeer uitgebreid. Het nieuwe spreidingscriterium is in overleg met de Vereniging Nederlandse Gemeenten en de koepels van Jeugdhulp tot stand gekomen. Daarbij is gezocht naar criteria die voldoende onderscheidend zijn om vast te kunnen stellen dat er sprake is van een bovenregionaal werkzame organisatie. Daarbij is ook het criterium van ‘minimaal 20 intramurale plaatsen’ toegevoegd omdat deze hulpvorm maakt dat er sprake is van ’infrastructurele lasten’, waardoor er sprake is van beperktere flexibiliteit bij de organisatie. Aanvankelijk, bij de Beleidsregels zoals deze oorspronkelijk luidden, is uitgegaan van de veronderstelling dat na 1 jaar transitie het niet meer nodig zou zijn om tijdelijk liquiditeitsteun te verlenen. Deze veronderstelling blijkt niet te zijn uitgekomen doordat instellingen het eerste jaar veelal hebben kunnen overbruggen door reserves (die nu in een aantal gevallen uitgeput zijn).

De bovengenoemde aanpassingen betekenen een verlenging van de werkingsduur van artikel 2, onderdeel c, en een verruiming van het criterium voor de geografische spreiding van de omzet. De aanpassingen brengen op zichzelf geen verandering in de administratieve lasten voor subsidieaanvragende organisaties.

C

Met het oog op de bovengenoemde ontwikkeling bij landelijke en bovenregionaal werkende organisaties is ook artikel 7 van de Beleidsregels geactualiseerd.

In artikel 7, eerste lid, ontbrak abusievelijk het woord ‘bedraagt’. Met deze wijziging is het eerste lid op dit punt aangepast.

De hoogte van de subsidie wordt bepaald aan de hand van de korte termijn liquiditeitsbehoefte en de mogelijkheden die de organisatie heeft om haar liquiditeitspositie te verbeteren.

In het nieuwe tweede lid van artikel 7 is bepaald dat een subsidie verleend op grond van artikel 2, onderdeel c, binnen één jaar na de subsidieverlening dient te worden terugbetaald door de subsidie ontvanger. Vervolgens wordt de subsidie op nihil vastgesteld. Het precieze moment van terugbetaling binnen die termijn van één jaar wordt bepaald aan de hand van de liquiditeitsbehoefte en aan de hand van de mate waarin de organisatie in staat wordt geacht om de inning van vorderingen op de gemeenten te bespoedigen. In de beschikking tot subsidieverlening zal de termijn voor het terugbetalen worden opgenomen.

Het voormalige derde, vierde en vijfde lid van artikel 7 zijn vervallen. Reden hiervoor is dat de landelijk en bovenregionaal werkende organisaties nu voldoende zicht hebben op de verwachte omvang van de inkoop door gemeenten. Daarmee is de noodzaak van een ‘garantie’ van omzet van 80%, zoals oorspronkelijk in deze leden opgenomen, komen te vervallen. Een subsidie op grond van artikel 2, onderdeel c, heeft derhalve voortaan uitsluitend het karakter van een lening.

II

Het onderhavige besluit tot wijziging van de Beleidsregels treedt in werking per 1 augustus 2016 en werkt terug tot en met 1 januari 2016. Terugwerkende kracht is noodzakelijk gebleken omdat diverse landelijke en bovenregionaal werkende organisaties gedurende heel 2016 te maken hebben (gehad) met bovengenoemde kosten in verband met vertragingen in de betaling door gemeenten.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

Naar boven