Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 19 januari 2016, DGAN-PDJNG/15037282, houdende wijziging van de Regeling inrichting landelijk gebied in verband met de afronding van het ILG

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling inrichting landelijk gebied wordt als volgt gewijzigd:

A

In hoofdstuk 2 vervalt paragraaf 2.3.

B

Hoofdstuk 4a vervalt.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 19 januari 2016

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

TOELICHTING

Inleiding

Met onderhavige regeling worden paragraaf 2.3 van hoofdstuk 2 en hoofdstuk 4a van de Regeling inrichting landelijk gebied ingetrokken. Paragraaf 2.3 bevat bepalingen inzake de koopplicht voor de provincies. Hoofdstuk 4a bevat bepalingen inzake het Comité van Toezicht ILG.

Koopplicht

In artikel 5 van de Regeling inrichting landelijk gebied is een koopplicht voor de provincies geregeld. De koopplicht voor de provincies houdt in dat het Bureau Beheer Landbouwgronden het recht met betrekking tot de grond namens en voor rekening van de provincie verwerft waarin de desbetreffende grond is gelegen. De betrokken provincie kan de grond vervolgens benutten om haar eigen doelen met betrekking tot natuur en landschap te realiseren.

Vrijwel alle provincies hebben gebruik gemaakt van de mogelijkheid van artikel 10 van de Regeling inrichting landelijk gebied om de koopplicht op te schorten.

In het bestuursakkoord natuur is afgesproken dat per 1 januari 2015 de verantwoordelijkheden en middelen voor gebiedsgericht beleid van het Rijk naar de provincies overgaan. Gebiedsgericht beleid is beleid gericht op de verbetering van de kwaliteit van het landelijke gebied, ten aanzien van onder meer natuur, recreatie, landschap, landbouw, sociaaleconomische vitaliteit, milieu en water, voor zover het betreft de inrichting, het gebruik en het beheer van daarvoor specifiek in aanmerking komende delen van het landelijke gebied. In het bestuursakkoord natuur zijn tegen die achtergrond afspraken opgenomen over de afronding van het stelsel van het investeringsbudget landelijk gebied (ILG) en over het vervallen van de 12 afzonderlijke bestuursovereenkomsten ILG 2007-2013. Onder meer met de op 1 januari 2014 van kracht geworden wijziging van de Wet inrichting landelijk gebied is daaraan invulling gegeven. De decentralisatie van het gebiedsgericht beleid van het Rijk naar de provincies en de in het verleden daarvoor gemaakte afspraken over de afbouw van de taken van het Bureau Beheer Landbouwgronden per 1 januari 2016 betekenen dat de provincies ook volledig verantwoordelijk zijn voor de inzet van instrumenten als grondverwerving met het oog op de te realiseren doelstellingen in het landelijk gebied.

In het licht van het voorgaande heeft de koopplicht haar betekenis verloren en komt de daarop betrekking hebbende paragraaf 2.3 van hoofdstuk 2 van de Regeling inrichting landelijk gebied te vervallen (Artikel I, onderdeel A).

Comité van Toezicht ILG

Het Comité van Toezicht ILG is van rechtswege opgeheven per 1 januari 2015. De artikelen inzake het Comité van Toezicht ILG in de Regeling inrichting landelijk gebied zijn dus uitgewerkt en worden dan ook geschrapt (Artikel I, onderdeel B).

Regeldruk

In deze regeling zijn geen verplichtingen voor burgers of bedrijven opgenomen. Er ontstaat daardoor geen directe regeldruk en evenmin extra administratieve lasten.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

Naar boven