Aanzegging ex artikel 3a, tweede lid van de Gerechtsdeurwaarderswet, Ministerie van Veiligheid en Justitie

28 juni 2016

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Directie Juridische en Operationele Aangelegenheden

Beslag- en executiespecialist M. Sick, kantoorhoudende aan de Alexialaan 8, te Den Haag, handelend in opdracht van Bankswitch Ghana Limited, heeft mij op 17 februari 2016 in kennis gesteld van een door gerechtsdeurwaarder D. Joustra, gevestigd te Amsterdam, op 16 februari 2016 uitgevoerde opdracht tot het leggen van executoriaal derdenbeslag op niet periodieke betalingen onder de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid T.E.N. Ghana MV25 B.V. ten laste van de Staat Ghana. Het executoriaal derdenbeslag is gelegd op grond van een verlof tot tenuitvoerlegging afgegeven door de rechtbank Den Haag op 6 mei 2014 van een op 11 april 2014 onder de auspiciën van het Permanent Hof van Arbitrage gewezen arbitraal vonnis ten nadele van de Staat Ghana.

Ik acht deze ambtshandeling, na consultatie van mijn ambtgenoot van Buitenlandse zaken, in strijd met de volkenrechtelijke verplichtingen van de Nederlandse Staat. In het geval van (voorgenomen) executie- dan wel conservatoire maatregelen ten aanzien van vermogensbestanddelen van een vreemde Staat geldt een presumptie van immuniteit. Slechts indien wordt vastgesteld dat de vermogensbestanddelen niet bestemd zijn voor publieke doeleinden kan immuniteit van executie worden ontzegd. In dit kader zijn de artikel 18 tot en met 21 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de immuniteit van rechtsmacht van staten en hun eigendommen (Trb. 2010, 272) relevant. Dat louter sprake is van vermogensbestanddelen die niet zijn bestemd voor publieke doeleinden is door voornoemde deurwaarder en diens opdrachtgever naar mijn opvatting niet, althans niet voldoende, aannemelijk gemaakt. Bovendien is door vernoemde deurwaarder en diens opdrachtgever, niet aangetoond dat de Staat Ghana afstand zou hebben gedaan van immuniteit van executie ten aanzien van derde partijen.

Op basis van de mij thans beschikbare, door voornoemde beslag- en executiespecialist en diens opdrachtgever, aangeleverde informatie, kom ik tot de volgende conclusie. Op grond van artikel 3a, tweede en zesde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet, zeg ik voornoemde gerechtsdeurwaarder aan dat het executoriaal derdenbeslag op niet periodieke betalingen strijdig is met de volkenrechtelijke verplichtingen van de Nederlandse Staat en aanstonds opgeheven dient te worden.

Deze aanzegging is met onmiddellijke ingang van kracht en zal worden gepubliceerd in de Staatscourant.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

Naar boven