Bekendmaking Gemeenschappelijke regeling

Logo Zwolle

 

Gemeenschappelijk belastingkantoor Lococensus – Tricijn 2016

De dagelijkse besturen van de waterschappen

Groot Salland, Reest en Wieden, Rijn en IJssel, Vechtstromen, Vallei en Veluwe en Zuiderzeeland,

elk voor zover voor het eigen waterschap bevoegd,

en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Nijkerk, Dronten, Leusden, Zwolle, Dalfsen en Bunschoten,

elk voor zover voor de eigen gemeente bevoegd,

G elet op

de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Waterschapswet, de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht, de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen en de Wet waardering onroerende zaken,

de verleende toestemming van de algemene besturen van de waterschappen en de gemeenteraden als bedoeld in artikel 61, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen,

Hebben besloten

de gemeenschappelijke regeling Gemeenschappelijk belastingkantoor Lococensus - Tricijn te wijzigen, in dier voege dat de regeling komt te luiden als volgt:

Gemeenschappelijke regeling Gemeenschappelijk belastingkantoor Lococensus – Tricijn 2016

HOOFDSTUK 1: INLEIDENDE BEPALING

Begripsbepalingen

Artikel 1
  • 1.

    In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      algemeen bestuur: het algemeen bestuur van GBLT;

    • b.

      belastingverordening: de verordeningen van de deelnemers tot heffing en invordering van belasting als bedoeld in artikel 110 van de Waterschapswet en artikel 216 van de Gemeentewet;

    • c.

      beleidsregels: beleidsregels in de zin van Titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht op het gebied van heffing en invordering van belastingen en de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken;

    • d.

      college van een deelnemer: de aan deze regeling deelnemende colleges van b en w van gemeenten en dagelijkse besturen van waterschappen;

    • e.

      colleges van gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van Drenthe, gedeputeerde staten van Flevoland, gedeputeerde staten van Friesland, gedeputeerde staten van Gelderland, gedeputeerde staten van Overijssel en gedeputeerde staten van Utrecht;

    • f.

      dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van GBLT;

    • g.

      deelnemers: de gemeenten en waterschappen achter de aan deze regeling deelnemende colleges van burgemeester en wethouders en dagelijkse besturen;

    • h.

      directeur: de directeur van GBLT als bedoeld in artikel 31 van deze gemeenschappelijke regeling;

    • i.

      GBLT: het openbaar lichaam Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus – Tricijn;

    • j.

      inspecteur: de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar van GBLT, als bedoeld in artikel 232, vierde lid, onder a van de Gemeentewet, artikel 124, vijfde lid, onder a, van de Waterschapswet belast met de heffing van belastingen;

    • k.

      ontvanger: de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar van GBLT, als bedoeld in artikel 232, vierde lid, onder b, van de Gemeentewet, artikel 124, vijfde lid, onder b, van de Waterschapswet, belast met de invordering van belastingen;

    • l.

      ambtenaar van GBLT: de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar van GBLT, als bedoeld in artikel 232, lid 4, sub c, van de Gemeentewet, artikel 124, vijfde lid, onder c, van de Waterschapswet.

    • m.

      ambtenaar WOZ : de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar van GBLT als bedoeld in artikel 30 lid 5 Wet WOZ belast met de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken.

    • n.

      belastingdeurwaarder: de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar van GBLT, als bedoeld in artikel 232, lid 4, sub d, van de Gemeentewet, artikel 124, vijfde lid, onder d, van de Waterschapswet, dan wel een als belastingdeurwaarder aangewezen gerechtsdeurwaarder, bedoeld in de Gerechtsdeurwaarderswet;

    • o.

      kwijtscheldingsregels; de door of namens de vertegenwoordigende organen van de deelnemers vastgestelde regels als bedoeld in artikel 255, leden 3 en 4 van de Gemeentewet en artikel 144, leden 3 en 4 van de Waterschapswet;

    • p.

      nadere regels: nadere regels ter uitvoering van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, van de Invorderingswet 1990, van de Wet waardering onroerende zaken en van de belastingverordening;

    • q.

      regeling: de Gemeenschappelijke regeling Gemeenschappelijk belastingkantoor Lococensus – Tricijn 2016;

    • r.

      vertegenwoordigend orgaan van een deelnemer: de gemeenteraden en algemene besturen van de deelnemers;

    • s.

      voorzitter: de voorzitter van GBLT;

    • t.

      belasting: de belastingen die de deelnemer heft, bedoeld in artikel 219, eerste en tweede lid Gemeentewet en artikel 113 van de Waterschapswet;

  • 2.

    Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet of van andere regelgeving van overeenkomstige toepassing worden verklaard, dient in de plaats van gemeente, respectievelijk de gemeenteraad, respectievelijk het college van b en w, respectievelijk de burgemeester te worden gelezen: GBLT, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

  • 3.

    Waar in deze regeling artikelen van de Waterschapswet of van andere regelgeving van overeenkomstige toepassing worden verklaard, dient in plaats van waterschap, respectievelijk het algemeen bestuur, respectievelijk het dagelijks bestuur, respectievelijk de voorzitter te worden gelezen: GBLT, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

  • 4.

    Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet, de Waterschapswet of andere regelgeving van overeenkomstige toepassing worden verklaard, dient in de plaats van inspecteur, de ontvanger, respectievelijk de ambtenaar van de rijksbelastingdienst, respectievelijk de belastingdeurwaarder te worden gelezen: de inspecteur van GBLT, de ontvanger van GBLT, de ambtenaar van GBLT en de belastingdeurwaarder.

HOOFDSTUK 2: HET OPENBAAR LICHAAM

Artikel 2
  • 1.

    Er is een openbaar lichaam met rechtspersoonlijkheid: GBLT.

  • 2.

    GBLT is gevestigd te Zwolle.

  • 3.

    GBLT treedt in het gehele beheersgebied van de deelnemers naar buiten onder de naam GBLT.

Artikel 3

Het beheersgebied waarvoor deze regeling geldt, omvat het grondgebied van de deelnemers.

Artikel 4
  • 1.

    Het bestuur van GBLT bestaat uit het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

  • 2.

    GBLT heeft een inspecteur, een ontvanger, een ambtenaar van GBLT, een ambtenaar WOZ en een belastingdeurwaarder

HOOFDSTUK 3: DOELSTELLING EN BEVOEGDHEDEN

Doelstelling

Artikel 5

GBLT heeft als doelstelling zorg te dragen voor een efficiënte en effectieve heffing en invordering van belastingen, voor de heffing en invordering waarvan de vertegenwoordigende organen van de deelnemers belastingverordeningen en kwijtscheldingsregels hebben vastgesteld, elk voor zover het hun grondgebied betreft, de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken alsmede desgewenst de inrichting en/of het beheer van andere basisregistraties.

Bevoegdheden

Artikel 6
  • 1.

    Aan GBLT en zijn organen komen de bevoegdheden toe die in de regeling aan GBLT en zijn organen zijn toegekend.

  • 2.

    Aan het dagelijks bestuur van GBLT wordt door de colleges van de deelnemers overgedragen de bevoegdheid tot heffing en invordering van de belastingen en/of andere taken die de deelnemers opdragen aan GBLT.

  • 3.

    Aan het dagelijks bestuur van GBLT wordt door de colleges van B&W van de deelnemende gemeenten overgedragen de bevoegdheden tot uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken.

  • 4.

    Aan het dagelijks bestuur van GBLT kunnen door de colleges van B&W van de deelnemende gemeente(n) bevoegdheden worden overgedragen met betrekking tot de inrichting en/of het beheer van andere basisregistraties.

  • 5.

    De bevoegdheden, bedoeld in het tweede, derde en vierde lid, worden door het DB bijgehouden in een openbaar register.

HOOFDSTUK 4: HET ALGEMEEN BESTUUR

Samenstelling

Artikel 7
  • 1.

    Het algemeen bestuur bestaat uit zo veel leden als er deelnemers zijn.

  • 2.

    Ieder college van een deelnemer wijst uit zijn midden een lid van het algemeen bestuur aan.

  • 3.

    Ieder college van een deelnemer wijst uit zijn midden een plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur aan.

  • 4.

    Bij de vorige leden wordt in acht genomen, dat het aantal leden van het dagelijks bestuur nooit de meerderheid van het algemeen bestuur mag uitmaken.

Artikel 8
  • 1.

    Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt van rechtswege, zodra een lid ophoudt lid te zijn van het college van de deelnemer dat hem heeft aangewezen.

  • 2.

    Een lid van het algemeen bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stelt hij de voorzitter van het algemeen bestuur alsmede de voorzitter van het college van de deelnemer dat hem heeft aangewezen op de hoogte.

  • 3.

    Indien een plaats van een lid van het algemeen bestuur openvalt, wijst het college van de deelnemer dat het aangaat in zijn eerstvolgende vergadering, of indien dit niet mogelijk is, ten spoedigste daarna, een nieuw lid van het algemeen bestuur aan.

  • 4.

    Het college van de betreffende deelnemer geeft van elke aanwijzing tot lid of plaatsvervangend lid, schriftelijk kennis aan de voorzitter van het algemeen bestuur.

  • 5.

    Een college van een deelnemer kan een door hem aangewezen lid van het algemeen bestuur tussentijds ontslag verlenen, indien dit lid het vertrouwen van het betreffende college niet meer bezit.

  • 6.

    Op een plaatsvervangend lid zijn het eerste tot en met het vijfde lid van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9
  • 1.

    Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar door of vanwege het dagelijks bestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt.

  • 2.

    Met ambtenaar als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder l, worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld hij die in dienst van GBLT werkzaam is op basis van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.

Werkwijze

Artikel 10
  • 1.

    Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks tenminste viermaal per jaar en voorts zo vaak als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt, dan wel tenminste een vijfde van de leden dit, onder opgave van redenen, schriftelijk verzoekt.

  • 2.

    Het algemeen bestuur vergadert binnen twee weken na een conform het eerste lid ingediend verzoek.

  • 3.

    De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.

  • 4.

    De deuren worden gesloten wanneer een vijfde gedeelte van de aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 5.

    Het algemeen bestuur beslist vervolgens of de vergadering met gesloten deuren zal worden voortgezet.

Artikel 11
  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden.

  • 2.

    De leden van het algemeen bestuur hebben ieder één stem. Besluiten worden bij gewone meerderheid van stemmen genomen, tenzij in deze regeling uitdrukkelijk anders is bepaald.

Informatie en verantwoording

Artikel 12
  • 1.

    Het algemeen bestuur geeft aan de colleges van de deelnemers gevraagd dan wel ongevraagd alle inlichtingen die voor een juiste beoordeling van het door het algemeen bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig zijn.

  • 2.

    Het reglement van orde voor het algemeen bestuur regelt de wijze waarop de in het eerste lid bedoelde inlichtingen worden verstrekt.

  • 3.

    Een lid van het algemeen bestuur geeft aan het college van de deelnemer dat hem heeft aangewezen alle inlichtingen die door dat college, of één of meer leden daarvan, worden verlangd.

  • 4.

    Een lid van het algemeen bestuur is aan het college van de deelnemer dat hem heeft aangewezen, verantwoording verschuldigd voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

  • 5.

    Het eerste, tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de vertegenwoordigende organen van de deelnemers.

Bevoegdheden van het algemeen bestuur

Artikel 13

Het algemeen bestuur is belast met het algemeen bestuur van GBLT, waaronder kaderstelling en controle van het dagelijks bestuur.

Artikel 14
  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt verordeningen vast omtrent de, de bedrijfsvoering van GBLT, het beheer van de inkomsten, uitgaven en het vermogen van GBLT en van de organisatie van de administratie.

  • 2.

    Het algemeen bestuur is bevoegd tot vaststelling of wijziging van de begroting van GBLT.

  • 3.

    Het algemeen bestuur is bevoegd tot vaststelling van de jaarrekening van GBLT.

  • 4.

    Het algemeen bestuur is bevoegd tot vaststelling van de regeling voor de algemene en bijzondere bijdragen van de deelnemers.

  • 5.

    Het algemeen bestuur is bevoegd tot benoeming, schorsing en ontslag van de leden van het dagelijks bestuur en van de voorzitter.

  • 6.

    Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur bevoegdheden van het algemeen bestuur overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich tegen overdracht verzet.

  • 7.

    Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur niet overdragen de bevoegdheid tot

    • het vaststellen of wijzigen van de begroting;

    • het vaststellen van de jaarrekening;

    • het vaststellen van regels als bedoeld in de artikelen 108 en 109 van de Waterschapswet, respectievelijk artikelen 213 en 214 van de Gemeentewet

HOOFDSTUK 5: HET DAGELIJKS BESTUUR

Samenstelling

Artikel 15
  • 1.

    Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en twee leden.

  • 2.

    De voorzitter en de leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen door en uit het midden van het algemeen bestuur.

  • 3.

    De voorzitter wordt aangewezen uit de door de deelnemende waterschappen aangewezen leden van het algemeen bestuur.

  • 4.

    Eén lid, de voorzitter niet inbegrepen, wordt aangewezen uit de door de deelnemende waterschappen aangewezen leden van het algemeen bestuur.

  • 5.

    Eén lid, de voorzitter niet inbegrepen, wordt aangewezen uit de door de deelnemende gemeenten aangewezen leden van het algemeen bestuur.

  • 6.

    Het aanwijzen van leden van het dagelijks bestuur ter vervulling van plaatsen die ten gevolge van gemeenteraadsverkiezingen resp. waterschapsverkiezingen openvallen, vindt plaats in de eerste vergadering van het nieuw gekozen algemeen bestuur voor wat betreft de deelnemende gemeenten resp. de deelnemende waterschappen.

  • 7.

    Het aanwijzen van leden van het dagelijks bestuur ter vervulling van plaatsen die door ontslag, overlijden of anderszins openvallen, vindt plaats uiterlijk drie maanden na dat openvallen.

  • 8.

    De leden van het dagelijks bestuur treden af op de dag van aftreden van de leden van het algemeen bestuur.

  • 9.

    Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. Op het ontslagbesluit is artikel 4:8 Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

  • 10.

    Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij doet hiervan schriftelijk mededeling aan het algemeen bestuur. Een lid dat ontslag heeft genomen, blijft zijn functie waarnemen totdat zijn opvolger zijn benoeming heeft aanvaard.

  • 11.

    Tussentijds verlies van het lidmaatschap van het algemeen bestuur brengt terstond verlies van het lidmaatschap van het dagelijks bestuur mee.

  • 12.

    Indien tussentijds een plaats in het dagelijks bestuur vacant komt, wijst het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan. Gaat het openvallen van een plaats in het dagelijks bestuur gepaard met het openvallen van een plaats in het algemeen bestuur, dan wordt het aanwijzen van een nieuw lid in het dagelijks bestuur uitgesteld totdat de opengevallen plaats in het algemeen bestuur is bezet.

Werkwijze

Artikel 16
  • 1.

    Het dagelijks bestuur vergadert tenminste vier keer per jaar en zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt of tenminste één ander lid van het dagelijks bestuur dit schriftelijk, onder opgave van te behandelen onderwerpen, verzoekt.

  • 2.

    De leden van het dagelijks bestuur hebben ieder één stem. Besluiten worden bij gewone meerderheid van stemmen genomen.

  • 3.

    De vergaderingen van het dagelijks bestuur worden met gesloten deuren gehouden, voor zover het dagelijks bestuur niet anders heeft bepaald.

  • 4.

    In de vergadering van het dagelijks bestuur kan slechts worden beraadslaagd en besloten, indien ten minste twee leden tegenwoordig zijn.

  • 5.

    Indien het vereiste aantal leden niet tegenwoordig is, belegt de voorzitter een nieuwe vergadering.

Artikel 17

Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast, dat aan het algemeen bestuur wordt toegezonden.

Bevoegdheden van het dagelijks bestuur

Artikel 18
  • 1.

    Het dagelijks bestuur is belast met de dagelijkse aangelegenheden van GBLT, tenzij het algemeen bestuur of de voorzitter bij of krachtens de wet of krachtens deze regeling daarmee is belast.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur is belast met de voorbereiding van al hetgeen in de vergadering van het algemeen bestuur ter overweging en besluitvorming moet worden gebracht.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de besluitvorming van het algemeen bestuur, tenzij de voorzitter krachtens deze regeling daarmee is belast.

Artikel 19

Het dagelijks bestuur is in ieder geval belast met:

  • 1.

    de organisatorische inrichting en de bedrijfsvoering van GBLT en de personele aangelegenheden;

  • 2.

    het beheer van de inkomsten, uitgaven en het vermogen van GBLT;

  • 3.

    de zorg, voor zover niet aan anderen opgedragen, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;

  • 4.

    het houden van toezicht op de uitoefening van de bevoegdheden door de inspecteur, de ontvanger, de ambtenaar van GBLT, de ambtenaar WOZ en de belastingdeurwaarder;

  • 5.

    het houden van toezicht op al wat GBLT aangaat;

  • 6.

    het behartigen van de belangen van GBLT bij andere overheden en andere instellingen, diensten of personen, waarmee contact voor GBLT van belang is;

  • 7.

    het beheer van een register met de belastingverordeningen en de kwijtscheldingsregels die GBLT voor de deelnemers uitvoert.

Artikel 20
  • 1.

    Het dagelijks bestuur is bevoegd tot het nemen van alle conservatoire maatregelen, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding, zowel in als buiten rechte, en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit;

  • 2.

    Het dagelijks bestuur is bevoegd, indien ingevolge wettelijk voorschrift aan GBLT of aan het bestuur van GBLT hetzij een recht van beroep hetzij een recht bezwaar te maken toekomt, om beroep in te stellen of bezwaar te maken alsmede, voor zover de voorschriften dat toelaten, om schorsing van het aangevochten besluit of om voorlopige voorziening ter zake te verzoeken.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur is bevoegd tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van GBLT te besluiten, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 31a van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur is bevoegd om namens het openbaar lichaam, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarom te verrichten, tenzij het algemeen bestuur voor zover het het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist.

  • 5.

    Indien het dagelijks bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures voert, of handelingen ter voorbereiding daarvan verricht die het algemeen bestuur - als bedoeld in artikel 33b onder f Wgr- aangaat, wordt het ingestelde beroep of het gemaakte bezwaar ingetrokken indien het algemeen bestuur de beslissing van het dagelijks bestuur tot het voeren van het rechtsgeding, het instellen van beroep of het maken van bezwaar niet hetzij in zijn eerstvolgende vergadering, hetzij binnen drie maanden bekrachtigt.

  • 6.

    Het dagelijks bestuur is bevoegd tot het vaststellen van regels over de ambtelijke organisatie van GBLT.

  • 7.

    Het dagelijks bestuur is bevoegd tot benoeming, schorsing en ontslag van de directeur en het overige personeel van GBLT.

  • 8.

    Het dagelijks bestuur is bevoegd een of meer ambtenaren van GBLT aan te wijzen als inspecteur, als ontvanger, als ambtenaar van GBLT of als ambtenaar WOZ.

  • 9.

    Het dagelijks bestuur is bevoegd een of meer ambtenaren van GBLT of een gerechtsdeurwaarder als bedoeld in de Gerechtsdeurwaarderswet aan te wijzen als belastingdeurwaarder.

  • 10.

    Het dagelijks bestuur oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit welke bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet, de Waterschapswet, de Wet waardering onroerende zaken, de Waterwet en de Wet milieubeheer zijn toegekend aan de Minister van Financiën, het bestuur van ’s Rijksbelastingdienst en de directeur, respectievelijk het college van de deelnemers.

  • 11.

    Het dagelijks bestuur is bevoegd aan de inspecteur, de ontvanger, de ambtenaar van GBLT en de belastingdeurwaarder per geval of in het algemeen instructies te geven ter zake van de uitoefening van de bevoegdheden van die ambtenaren.

  • 12.

    Het dagelijks bestuur is bevoegd ten behoeve van de heffing en invordering van belastingen nadere regels te stellen.

  • 13.

    Het dagelijks bestuur is bevoegd beleidsregels te stellen waarmee de inspecteur, de ontvanger, de ambtenaar van GBLT, de ambtenaar WOZ en de belastingdeurwaarder bij de uitoefening van hun bevoegdheden rekening houden.

  • 14.

    Het dagelijks bestuur is bevoegd de belastingaanslag geheel of gedeeltelijk oninbaar te verklaren. Artikel 255, vijfde lid, van de Gemeentewet en artikel 144, vijfde lid, van de Waterschapswet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 15.

    Het dagelijks bestuur is bevoegd om te besluiten tot het aanbesteden van leveringen en diensten.

  • 16.

    Het dagelijks bestuur is verplicht tot het doen van aangifte van alle strafbare feiten waarvan het kennis heeft genomen.

Informatie en verantwoording

Artikel 21
  • 1.

    Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden geeft het algemeen bestuur alle inlichtingen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft, waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden zijn aan het algemeen bestuur verantwoording schuldig over het door het dagelijks bestuur of door hem of haar gevoerde bestuur.

Artikel 22
  • 1.

    Het dagelijks bestuur biedt het algemeen bestuur jaarlijks vóór 1 juli ter vaststelling een verslag aan van de werkzaamheden van GBLT over het afgelopen jaar.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt het verslag binnen veertien dagen na de vaststelling aan de colleges van de deelnemers en aan de colleges van gedeputeerde staten.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zendt de afzonderlijke leden van het algemeen bestuur periodiek een overzicht van de te heffen, geheven, in te vorderen en ingevorderde belastingen, alsmede een rapportage over de bedrijfsvoering van GBLT. Het algemeen bestuur bepaalt de duur van de periode.

HOOFDSTUK 6: DE VOORZITTER

Verkiezing

Artikel 23

Het algemeen bestuur wijstuit zijn midden de voorzitter van GBLT aan.

Taken en bevoegdheden van de voorzitter

Artikel 24
  • 1.

    De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 2.

    Bij afwezigheid of ontstentenis van de voorzitter wordt hij vervangen door een plaats-vervangend voorzitter die door het dagelijks bestuur uit zijn midden wordt aangewezen.

  • 3.

    De voorzitter tekent de stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan.

  • 4.

    De voorzitter vertegenwoordigt GBLT in en buiten rechte. Hij kan deze vertegenwoordiging aan een door hem aan te wijzen gemachtigde opdragen.

  • 5.

    Indien de voorzitter behoort tot het bestuur van een deelnemer die partij is in een geding waarbij GBLT is betrokken, oefent een ander door het dagelijks bestuur aan te wijzen lid van het dagelijks bestuur de in het vierde lid bedoelde bevoegdheid uit.

Informatie en verantwoording

Artikel 25
  • 1.

    De voorzitter geeft aan het algemeen bestuur alle inlichtingen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft, waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang.

  • 2.

    De voorzitter is aan het algemeen bestuur verantwoording schuldig over het door hem gevoerde beleid.

HOOFDSTUK 7: DE INSPECTEUR, DE ONTVANGER, DE AMBTENAAR VAN GBLT, DE AMBTENAAR WOZ EN DE BELASTINGDEURWAARDER

Artikel 26
  • 1.

    De inspecteur oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit welke bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet, de Waterschapswet de Wet milieubeheer en de Waterwet toegekend zijn aan de inspecteur.

  • 2.

    Bij de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in het voorgaande lid neemt de inspecteur de nadere regels van het dagelijks bestuur in acht en houdt hij rekening met de beleidsregels die het dagelijks bestuur heeft geformuleerd ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheid.

Artikel 27
  • 1.

    De ontvanger oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit welke bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet, de Waterschapswet en de Waterwet toegekend zijn aan de ontvanger. Bij de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in het voorgaande lid neemt de ontvanger de kwijtscheldingsregels van de desbetreffende deelnemer en de nadere regels van het dagelijks bestuur in acht, alsmede houdt hij rekening met de beleidsregels van het dagelijks bestuur ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheid.

  • 2.

    De ontvanger beslist niet tot het leggen van beslag en tot het voeren van een executieprocedure in eerste aanleg, hoger beroep en in cassatie dan nadat hij het dagelijks bestuur schriftelijk van zijn voornemen op de hoogte heeft gesteld.

  • 3.

    De ontvanger is bevoegd het dagelijks bestuur gemotiveerd te verzoeken tot het nemen van een besluit als bedoeld in artikel 20, dertiende lid van deze gemeenschappelijke regeling.

Artikel 28
  • 1.

    De ambtenaar van GBLT oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit welke bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet, de Waterschapswet, de Wet milieubeheer en de Waterwet toegekend zijn aan de ambtenaren van de rijksbelastingdienst, respectievelijk de ambtenaar als bedoeld in artikel 123, derde lid, sub d, van de Waterschapswet van de deelnemers, respectievelijk de ambtenaar als bedoeld in artikel 232, vierde lid, sub d, van de Gemeentewet.

  • 2.

    Bij de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in het voorgaande lid neemt de ambtenaar van GBLT de nadere regels van het dagelijks bestuur in acht en houdt hij rekening met de beleidsregels die het dagelijks bestuur heeft geformuleerd ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheid

Artikel 29
  • 1.

    De ambtenaar WOZ oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit welke bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Wet waardering onroerende zaken toegekend zijn aan de ambtenaren van de rijksbelastingdienst, respectievelijk de ambtenaar als bedoeld in artikel 30 lid 5 van de Wet Waardering onroerende zaken.

  • 2.

    Bij de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in het voorgaande lid neemt de ambtenaar WOZ de nadere regels van het dagelijks bestuur in acht en houdt hij rekening met de beleidsregels die het dagelijks bestuur heeft geformuleerd ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheid.

Artikel 30
  • 1.

    De belastingdeurwaarder oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit welke bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet, de Waterschapswet, de Waterwet en de Wet milieubeheer toegekend zijn aan de belastingdeurwaarder.

  • 2.

    Bij de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in het voorgaande lid neemt de belastingdeurwaarder de nadere regels van het dagelijks bestuur in acht en houdt hij rekening met de beleidsregels die het dagelijks bestuur heeft geformuleerd ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheid.

HOOFDSTUK 8: DE DIRECTEUR

Artikel 31
  • 1.

    GBLT heeft een ambtelijke organisatie, met aan het hoofd een directeur.

  • 2.

    De directeur handelt in overeenstemming met de door het algemeen bestuur vastgestelde instructie.

  • 3.

    De directeur staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter bij de uitoefening van hun taak terzijde. Hij is in de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur aanwezig.

  • 4.

    Alle stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan worden door de directeur mede ondertekend.

HOOFDSTUK 9: FINANCIEN EN ADMINISTRATIE

Bijdragen deelnemers

Artikel 32
  • 1.

    De kosten van GBLT worden enerzijds door de deelnemers gedragen en anderzijds gedekt door aan belastingplichtigen in rekening gebrachte invorderkosten voor het verzenden van onder andere aanmaningen en dwangbevelen. Het verschil, zijnde de netto exploitatielasten, worden jaarlijks op basis van de verdeelsleutel, bedoeld in het tweede en derde lid, aan de deelnemers in rekening gebracht.

  • 2.

    De kosten van GBLT worden verdeeld over de verschillende producten die de dienstverlening van GBLT kent. Deze dienstverlening wordt gekoppeld aan de deelnemers welke gebruik maken van de dienstverlening. De generieke dienstverlening wordt doorbelast naar alle deelnemers, de specifieke dienstverlening wordt alleen doorbelast naar de deelnemers die gebruik maken van deze specifieke dienstverlening.

  • 3.

    Ten behoeve van de verdelingen als bedoeld in het tweede lid worden de grondslagen gebruikt als aangegeven in onderstaande tabel.

Grondslag

Basisbepaling omvang

Aantal ingezetenen

BRP per 1 januari van het begrotingsjaar T-1

WOZ Objecten

WOZ basis registratie per 1 januari van het begrotingsjaar T-1

Hectaren ongebouwd

Begrotingen waterschappen van het begrotingsjaar T-1

Hectaren Natuur

Begrotingen waterschappen van het begrotingsjaar T-1

VE huishoudens

Begrotingen waterschappen van het begrotingsjaar T-1

VE bedrijven

Begrotingen waterschappen van het begrotingsjaar T-1

Aantal aanslagen Diftar

Begroting gemeente van het begrotingsjaar T-1

4. In een door het algemeen bestuur bij unanimiteit, nadat een zienswijzeprocedure onder de deelnemers is gevolgd, vast te stellen bijdrageverordening wordt nader uitgewerkt op welke wijze de hoogte van de bijdrage van de deelnemers jaarlijks wordt berekend en betaling ervan plaats vindt.

Begroting

Artikel 33
  • 1.

    Het dagelijks bestuur zendt voor 15 april van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders aan de vertegenwoordigende organen van de deelnemers. De algemene financiële en beleidsmatige kaders bevatten in ieder geval een indicatie van de bijdrage van de deelnemers aan de regeling, de beleidsvoornemens voor het volgende begrotingsjaar en de prijscompensatie.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt jaarlijks vóór 15 juli de begroting vast voor het eerstvolgende begrotingsjaar. In de begroting wordt aangegeven de door elke deelnemer voor het jaar, waarop de begroting betrekking heeft, verschuldigde algemene en bijzondere bijdragen, waarvan de hoogte wordt bepaald op de wijze, bedoeld in artikel 32.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting acht weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden toe aan de vertegenwoordigende organen van de deelnemers.

  • 4.

    De ontwerp-begroting wordt door de zorg van deelnemende gemeenten en waterschappen voor een ieder ter inzage gelegd, en tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling geschiedt openbare kennisgeving.

  • 5.

    De vertegenwoordigende organen van de deelnemers kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin die zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

Artikel 34
  • 1.

    Van de vaststelling van de begroting van GBLT wordt terstond mededeling gedaan aan de vertegenwoordigende organen van de deelnemers, die het in de begroting van GBLT voor die deelnemer als bijdrage in de kosten van GBLT geraamde bedrag opnemen in de eigen begroting.

  • 2.

    De door de deelnemers maandelijks te betalen voorschotten, van één twaalfde gedeelte van het begrote jaarbedrag, worden maandelijks met de voor de deelnemers ontvangen belastingbedragen verrekend.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval voor 1 augustus van het jaar voorafgaande aan het jaar waarop de begroting betrekking heeft, aan de colleges van gedeputeerde staten.

  • 4.

    De artikelen 186 tot en met 213 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 5.

    Op besluiten tot wijziging van de begroting zijn de voorgaande artikelen van dit hoofdstuk van overeenkomstige toepassing.

  • 6.

    Van het bepaalde in het derde en vijfde lid alsmede van het bepaalde in artikel 191 van de Gemeentewet kan worden afgeweken ten aanzien van begrotingswijzigingen die het totaalbedrag van de begroting en de deelnemersbijdragen niet aantasten, alsmede geen afwijking inhouden van het algemeen en financieel beleid.

Rekening

Artikel 35
  • 1.

    Van de inkomsten en uitgaven van GBLT over het afgelopen jaar wordt door het dagelijks bestuur verantwoording afgelegd aan het algemeen bestuur onder overlegging van de rekening met de daarbij behorende bescheiden.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur voegt daarbij een verslag als bedoeld in artikel 213, tweede lid, van de Gemeentewet, respectievelijk artikel 109, tweede lid, van de Waterschapswet, alsmede een door het dagelijks bestuur opgemaakt verslag ter verantwoording van het financieel beheer.

  • 3.

    De artikelen 103 tot en met 107a van de Waterschapswet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 36
  • 1.

    Het algemeen bestuur onderzoekt jaarlijks de rekening over het afgelopen jaar en stelt haar voor 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft vast.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt voor 15 april van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, de voorlopige jaarrekening aan de vertegenwoordigende organen van de deelnemers.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zendt de rekening binnen twee weken na vaststelling door het algemeen bestuur, doch in ieder geval voor 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de rekening betrekking heeft, met alle bijbehorende stukken aan de colleges van gedeputeerde staten. Van de vaststelling doet het dagelijks bestuur mededeling aan de vertegenwoordigende organen van de deelnemers.

  • 4.

    De vaststelling van de rekening strekt het dagelijks bestuur tot decharge, ten aanzien van het daarin verantwoorde financieel beheer, behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden.

Artikel 37
  • 1.

    In de rekening wordt het door elk van de deelnemers over het betreffende dienstjaar werkelijk verschuldigde bedrag opgenomen.

  • 2.

    Verrekening van het verschil tussen de op grond van artikel 33, eerste lid, betaalde en de werkelijk verschuldigde bijdrage vindt plaats terstond na de kennisgeving aan de deelnemers van de vaststelling van de rekening.

Administratie en controle

Artikel 38
  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt bij verordening regels vast met betrekking tot de organisatie van de administratie en van het beheer van vermogenswaarden. Deze regels dienen te waarborgen dat aan de eisen van doelmatigheid en controle wordt voldaan.

  • 2.

    De regels, bedoeld in het eerste lid, voorzien in een financieringsstatuut, waarin in ieder geval regels zijn opgenomen ten aanzien van:

  • de algemene doelstellingen en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie

  • de administratieve organisatie van de financieringsfunctie, waaronder begrepen taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening.

  • 3.

    GBLT werkt, bij de uitvoering van de eigen administratieve functie, samen met de deelnemers als dat efficiënt is.

Artikel 39
  • 1.

    GBLT houdt de administratie voor de opgelegde aanslagen en ingevorderde belastingen gescheiden van de administratie voor de bedrijfsvoering van GBLT.

  • 2.

    De ingevorderde belastingen worden beheerd op een uitsluitend daartoe bestemde rekening.

Artikel 40
  • 1.

    Ingevorderde belastingen worden periodiek overgemaakt naar een rekening van de desbetreffende deelnemer. Het algemeen bestuur bepaalt de duur van de periode.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt periodiek aan de colleges van de deelnemers een overzicht van de te heffen, geheven, in te vorderen en ingevorderde belastingen. Het algemeen bestuur bepaalt de duur van de periode.

Artikel 41
  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot de controle op de administratie en op het beheer van vermogensvoorwaarden. De regels dienen onder meer te waarborgen dat de rechtmatigheid en de doelmatigheid van de administratie en het beheer worden getoetst.

  • 2.

    De regels, bedoeld in het eerste lid, voorzien onder meer in de aanwijzing van een of meer accountants als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek belast met het onderzoek van de rekening alsmede met het ter zake uitbrengen van een verslag, dat behalve de verklaring bij de rekening bevindingen bevat over de vraag of de administratie en het beheer voldoen aan de eisen van rechtmatigheid en doelmatigheid.

  • 3.

    De deelnemers in GBLT zullen er steeds zorg voor dragen dat GBLT te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen. Indien aan het algemeen bestuur van GBLT blijkt dat een deelnemer weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, doet het algemeen bestuur onverwijld aan het desbetreffende college van gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van art. 194 of 195 Gemeentewet of art. 60 Waterschapswet.

HOOFDSTUK 10: GESCHILLENBEHANDELING

Artikel 42
  • 1.

    Over geschillen tussen deelnemers onderling of tussen een of meer deelnemers en het bestuur van GBLT omtrent de toepassing, in de ruimste zin, van de regeling wordt beslist door gedeputeerde staten van Overijssel, de overige in artikel 1, lid 1, onder g genoemde colleges van gedeputeerde staten gehoord hebbende.

  • 2.

    Voorafgaand aan het voorleggen van het geschil aan gedeputeerde staten van Overijssel, wordt het geschil ter advisering voorgelegd aan een door het algemeen bestuur samengestelde geschillencommissie. Nadat advies is uitgebracht neemt het algemeen bestuur in overeenstemming met de betrokken deelnemers zo spoedig mogelijk een beslissing over het voorleggen van het geschil aan gedeputeerde staten van Overijssel.

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing indien het gevallen betreft behorende tot die, vermeld in artikel 112, eerste lid, van de Grondwet of tot die waarvan beslissing krachtens artikel 112, tweede lid, van de Grondwet is opgedragen aan hetzij de rechterlijke macht, hetzij aan gerechten die niet tot de rechterlijke macht behoren.

HOOFDSTUK 11: TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING, OPHEFFING

Toetreding

Artikel 43
  • 1.

    Het dagelijks bestuur van een waterschap of het college van burgemeester en wethouders van een gemeente dat wenst toe te treden tot de regeling dient het verzoek tot toetreding met inbegrip van de verkregen toestemming van het algemeen bestuur van dat waterschap respectievelijk de raad van die gemeente in bij het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur legt het verzoek ter advisering voor aan het algemeen bestuur. Het dagelijks bestuur zendt het verzoek tot toetreding met het advies van het algemeen bestuur aan de colleges van de deelnemers.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur van het waterschap onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders van de gemeente treedt toe tot de regeling indien de colleges van de deelnemers na verkregen toestemming van hun vertegenwoordigende organen unaniem hebben ingestemd met de verzochte toetreding.

  • 3.

    Het college van de nieuw toe te treden deelnemer doet zo spoedig mogelijk de nodige benoemingen overeenkomstig artikel 7. Behoudens eerdere beëindiging van het lidmaatschap treden de benoemden af op het tijdstip waarop de dan zitting hebbende leden van het algemeen bestuur aftreden.

  • 4.

    Het algemeen bestuur kan voorwaarden verbinden aan toetreding tot de regeling.

Uittreding

Artikel 44
  • 1.

    Een deelnemer kan uittreden uit de regeling.

  • 2.

    Het college van een deelnemer dat uit de regeling wenst te treden, maakt zijn voornemen tot uittreding schriftelijk kenbaar aan het algemeen bestuur en aan de overige deelnemers.

  • 3.

    Binnen zestien weken na ontvangst van het voornemen tot uittreding neemt het algemeen bestuur een besluit dat de datum van uittreding bepaalt en de gevolgen van de uittreding regelt, de financiële en personele gevolgen daarbij inbegrepen.

  • 4.

    In het besluit als bedoeld in het derde lid kan het algemeen bestuur bepalen dat de uittredende deelnemer verplicht is tot betaling van een bijdrage voor de duur van ten hoogste twee kalenderjaren na het moment van uittreding uit de regeling. In het eerste kalenderjaar na het moment van uittreding bedraagt deze bijdrage maximaal 60% van de bijdrage die de uittredende deelnemer betaalde in het laatste kalenderjaar van deelname. In het tweede kalenderjaar na het moment van uittreding bedraagt deze bijdrage maximaal 30% van de bijdrage die de uittredende deelnemer betaalde in het laatste kalenderjaar van deelname.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur zendt de uittredende deelnemer en de overige deelnemers het besluit als bedoeld in het derde lid en verzoekt de overige deelnemers in te stemmen met het besluit tot uittreding van de uittredende deelnemer.

  • 6.

    De uittredende deelnemer en de overige deelnemers besluiten over de uittreding nadat zij daartoe toestemming hebben verkregen van hun vertegenwoordigend orgaan.

  • 7.

    Tenzij het algemeen bestuur een kortere termijn bepaalt, kan de uittreding niet eerder plaatsvinden dan tegen 31 december van het tweede kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin de uittreding is ingeschreven in het gemeentelijk register als bedoeld in artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Wijziging

Artikel 45
  • 1.

    Op voorstel van het algemeen bestuur, van het dagelijks bestuur of van een college van een deelnemer kan de regeling worden gewijzigd. Een voorstel dat niet is ingediend door het algemeen bestuur wordt ter advisering aan het algemeen bestuur gezonden.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt de colleges van de deelnemers het voorstel tot wijziging alsmede het advies van het algemeen bestuur en verzoekt de colleges van de deelnemers tot het nemen van een besluit over de voorgestelde wijziging.

  • 3.

    De colleges van de deelnemers besluiten over de voorgestelde wijziging nadat zij daartoe toestemming hebben verkregen van hun vertegenwoordigende organen.

  • 4.

    Een besluit tot wijziging van de regeling is tot stand gekomen wanneer bij volstrekte meerderheid van stemmen van de colleges van de deelnemers zich op de wijze als vermeld in het derde lid daar voor hebben verklaard.

  • 5.

    In afwijking van wat is bepaald in het vierde lid, kan een wijziging of intrekking van artikel 6 of een wijziging of intrekking van de artikelen 7, 11 en 32 slechts plaatsvinden bij een unaniem besluit van alle deelnemende colleges.

  • 6.

    Tenzij in een daartoe strekkend besluit uitdrukkelijk anders is bepaald, treedt een wijziging van de regeling pas in werking nadat zij, uit hoofde van artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen is opgenomen in het gemeentelijke register.

Opheffing

Artikel 46
  • 1.

    De regeling wordt opgeheven zodra minder dan twee colleges van de deelnemers bereid zijn om aan de regeling te blijven deelnemen.

  • 2.

    Artikel 44 is van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van het vierde lid.

  • 3.

    De opheffing gaat niet eerder in dan nadat de besluiten zijn opgenomen in het gemeentelijke register als bedoeld in artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, tenzij in een tot opheffing strekkend besluit uitdrukkelijk anders is bepaald.

  • 4.

    Ingeval een besluit tot opheffing volgens het eerste lid van dit artikel is genomen, besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt het, gehoord de colleges van de deelnemers, een liquidatieplan vast.

  • 5.

    Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemers tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing. Voorts voorziet het in de personele gevolgen van het besluit.

  • 6.

    Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van het liquidatieplan.

  • 7.

    Zo nodig blijft het dagelijks bestuur ook na het tijdstip van opheffing in functie totdat het liquidatieplan is uitgevoerd.

  • 8.

    Het dagelijks bestuur zendt het besluit tot opheffing aan de colleges van gedeputeerde staten.

HOOFDSTUK 12 OVERIGE BEPALINGEN

Archief

Artikel 47

Het dagelijks bestuur is belast met de zorg en het toezicht op de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden van GBLT, overeenkomstig een door het algemeen bestuur met inachtneming van artikel 40, tweede lid, van de Archiefwet 1995 vast te stellen regeling.

Inzending regeling aan gedeputeerde staten

Artikel 48

Het college van de gemeente Zwolle wordt aangewezen als bestuur als bedoeld in artikel 62a, eerste en tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

HOOFDSTUK 13 OVERGANGS- en SLOTBEPALINGEN

Inwerkingtreding regeling en benoeming algemeen bestuur

Artikel 49

Deze gewijzigde regeling treedt in werking op de dag na bekendmaking, doch niet eerder dan op 1 januari 2016.

Artikel 50
  • 1.

    Taken en bevoegdheden van de organen en ambtenaren van het Belastingkantoor Oost-Nederland en het Belastingkantoor Rijn Midden met betrekking tot het heffen en invorderen van belastingen ten aanzien van belastingaanslagen die voor inwerkingtreding van deze regeling reeds zijn vastgesteld, komen toe aan de organen en ambtenaren van GBLT.

  • 2.

    De vaststelling van en de werkzaamheden in het kader van het heffen en invorderen van belastingen die voor inwerkingtreding van deze regeling door of namens de organen en ambtenaren van het Belastingkantoor Oost-Nederland en het Belastingkantoor Rijn Midden zijn verricht, worden geacht te zijn verricht door de organen en ambtenaren van GBLT.

  • 3.

    Deze regeling is niet van invloed op de bevoegdheid van de rechter of op die van partijen met betrekking tot zaken, op de dag, voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van deze regeling, voor enig gerecht aanhangig.

  • 4.

    Rechten en verplichtingen van het Belastingkantoor Oost-Nederland en het Belastingkantoor Rijn Midden zijn overgegaan op GBLT, zonder dat daarvoor een nadere akte wordt gevorderd.

Mogelijke fusie waterschappen Reest en Wieden en Groot Salland

Artikel 51
  • 1.

    Wanneer voor, gelijktijdig of na de inwerkingtreding van deze regeling de waterschappen Reest en Wieden en Groot Salland fuseren tot een nieuw waterschap, zal dit waterschap worden gezien als rechtsopvolger van de gefuseerde deelnemers.

  • 2.

    Bij een fusie als bedoeld in het eerste lid, zal het nieuwe waterschap worden beschouwd als deelnemer aan deze regeling, zonder dat hiervoor een wijziging van deze regeling is vereist. Alle bepalingen uit deze regeling blijven overeenkomstig van toepassing.

Geldingsduur

Artikel 52

De regeling wordt getroffen voor onbepaalde duur.

Citeertitel

Artikel 53

De regeling wordt aangehaald als "Gemeenschappelijke Regeling Gemeenschappelijk belastingkantoor Lococensus – Tricijn 2016".

 

Bevoegdhedenregister, bedoeld in artikel 6, vijfde lid van de Gemeenschappelijke Regeling Gemeenschappelijk belastingkantoor Lococensus – Tricijn 2016

Waterschapsbelastingen:

De dagelijks besturen van de deelnemende waterschappen dragen aan de Gemeenschappelijke Regeling Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus – Tricijn 2016 de bevoegdheid tot heffen en invordering van alle door de algemeen besturen van de deelnemende waterschappen ingestelde waterschapsbelastingen over, voor zover deze waterschapsbelastingen later niet zijn opgeheven.

Gemeentelijke belastingen/heffingen:

Het college van de gemeente Dronten draagt aan de Gemeenschappelijke Regeling Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus – Tricijn 2016 over de bevoegdheid tot heffen en invordering van de volgende gemeentelijke belastingen, voor zover de betreffende belasting door de raad van die gemeente is ingesteld en niet later weer is opgeheven:

  • de onroerende-zaakbelastingen als bedoeld in artikel 220 van de Gemeentewet;

  • de rioolheffing als bedoeld in artikel 228a van de Gemeentewet;

  • de afvalstoffenheffing/reinigingsrecht en marktgelden als bedoeld in artikel 229 eerste lid aanhef en onderdelen a en b van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet Milieubeheer*;

  • de toeristenbelasting als bedoeld in artikel 224 van de Gemeentewet;

  • de hondenbelasting als bedoeld in artikel 226 van de Gemeentewet;

  • de forensenbelasting als bedoeld in artikel 223 van de Gemeentewet;

  • de parkeerbelasting als bedoeld in artikel 225 van de Gemeentewet;

  • de reclamebelasting als bedoeld in artikel 227 van de Gemeentewet.

* hier dient voor de afvalstoffenheffing gelezen te worden de heffing die jaarlijks wordt geheven door middel van een aanslag en nota, per perceel op basis van de jaarlijkse afvalstoffenheffing.

Het college van de gemeente Leusden draagt aan de Gemeenschappelijke Regeling Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus – Tricijn 2016 over de bevoegdheid tot heffen en invordering van de volgende gemeentelijke belastingen, voor zover de betreffende belasting door de raad van die gemeente is ingesteld en niet later weer is opgeheven:

  • de onroerende-zaakbelastingen als bedoeld in artikel 220 van de Gemeentewet;

  • de rioolheffing als bedoeld in artikel 228a van de Gemeentewet;

  • de afvalstoffenheffing/reinigingsrecht, als bedoeld in artikel 229 eerste lid aanhef en onderdelen a en b van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet Milieubeheer*;

  • de toeristenbelasting als bedoeld in artikel 224 van de Gemeentewet;

  • de hondenbelasting als bedoeld in artikel 226 van de Gemeentewet.

* hier dient voor het reinigingsrecht en de afvalstoffenheffing gelezen te worden de heffingen die jaarlijks worden geheven per perceel op basis van de jaarlijkse tarieven afvalstoffenheffing en reinigingsrechten. De gemeente blijft bevoegd om afvalstoffenheffing/reinigingsrecht te heffen en in te vorderen in de overige in de belastingverordening genoemde situaties. Dit betreft belastbare feiten die een meer incidenteel karakter hebben. Dat betreft bijvoorbeeld de heffing voor het aanbieden van afstoffen op de milieustraat, het laten ophalen van grofvuil, en voor het beschikbaar stellen van een extra container.

Het college van de gemeente Nijkerk draagt aan de Gemeenschappelijke Regeling Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus – Tricijn 2016 over de bevoegdheid tot heffen en invordering van de volgende gemeentelijke belastingen, voor zover de betreffende belasting door de raad van die gemeente is ingesteld en niet later weer is opgeheven:

  • de onroerende-zaakbelastingen als bedoeld in artikel 220 van de Gemeentewet;

  • de rioolheffing als bedoeld in artikel 228a van de Gemeentewet;

  • de afvalstoffenheffing/reinigingsrecht, als bedoeld in artikel 229 eerste lid aanhef en onderdelen a en b van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet Milieubeheer*;

  • de toeristenbelasting als bedoeld in artikel 224 van de Gemeentewet;

  • de hondenbelasting als bedoeld in artikel 226 van de Gemeentewet;

  • de forensenbelasting als bedoeld in artikel 223 van de Gemeentewet.

* hier dient voor het reinigingsrecht en de afvalstoffenheffing gelezen te worden de heffingen die jaarlijks worden geheven per perceel op basis van de jaarlijkse tarieven afvalstoffenheffing en reinigingsrechten en de heffingen voor het ledigen van containers danwel gebruik van ondergrondse containers. De gemeente blijft bevoegd om afvalstoffenheffing/reinigingsrecht te heffen en in te vorderen in de overige in de belastingverordening genoemde situaties. Dit betreft belastbare feiten die een meer incidenteel karakter hebben. Dat betreft bijvoorbeeld de heffing voor de aanschaf van afvalzakken voor restafval en de heffing voor het laten halen of brengen van grove huishoudelijke afvalstoffen.

Het college van de gemeente Zwolle draagt aan de Gemeenschappelijke Regeling Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus – Tricijn 2016 over de bevoegdheid tot heffen en invordering van de volgende gemeentelijke belastingen, voor zover de betreffende belasting door de raad van die gemeente is ingesteld en niet later weer is opgeheven:

  • de onroerende-zaakbelastingen als bedoeld in artikel 220 van de Gemeentewet;

  • de baatbelasting als bedoeld in artikel 222 van de Gemeentewet;

  • de precariobelasting als bedoeld in artikel 228 van de Gemeentewet ten aanzien van kabels en leidingen, tankstations, commerciële uitstallingen, vetafscheiders;

  • de rioolheffing als bedoeld in artikel 228a van de Gemeentewet;

  • de afvalstoffenheffing en het reinigingsrecht, als bedoeld in artikel 229 eerste lid aanhef en onderdelen a en b van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet Milieubeheer;

  • de begraafplaatsrechten als bedoeld in artikel 229 eerste lid aanhef en onderdelen a en b van de Gemeentewet ten aanzien van de onderhoudsrechten als bedoeld in de onderdelen 7.1, 7.1.1, 7.2, 7.3, 7.4 en 7.5 van de tarieventabel behorende bij de Verordening Begraafplaatsrechten.

GBLT is bevoegd tot heffing en invordering voor zover dit aanslagen betreft die betrekking hebben op het heffingsjaar 2014 of daaropvolgende heffingsjaren.

De gemeente Zwolle blijft bevoegd tot heffing en invordering voor zover het aanslagen betreft die betrekking hebben op het heffingsjaar 2013 of daarvoor gelegen heffingsjaren.

Het college van de gemeente Dalfsen draagt aan de Gemeenschappelijke Regeling Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus – Tricijn 2016 over de bevoegdheid tot heffen en invordering van de volgende gemeentelijke belastingen, voor zover de betreffende belasting door de raad van die gemeente is ingesteld en niet later weer is opgeheven:

  • de onroerende-zaakbelastingen als bedoeld in artikel 220 van de Gemeentewet;

  • de rioolheffing als bedoeld in artikel 228a van de Gemeentewet;

  • de afvalstoffenheffing en het reinigingsrecht, als bedoeld in artikel 229 eerste lid aanhef en onderdelen a en b van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet Milieubeheer;

  • de hondenbelasting als bedoeld in artikel 226 van de Gemeentewet;

  • de toeristenbelasting als bedoeld in artikel 224 van de Gemeentewet;

  • de precariobelasting als bedoeld in artikel 228 van de Gemeentewet ten aanzien van aankondigingsborden en automaten.

GBLT is bevoegd tot de heffing en invordering voor zover dit aanslagen betreft die betrekking hebben op het belastingjaar 2016 of daaropvolgende heffingsjaren.

De gemeente Dalfsen blijft bevoegd tot de heffing en invordering voor zover het aanslagen betreft die betrekking hebben op het heffingsjaar 2015 of daarvoor gelegen heffingsjaren.

Het college van de gemeente Bunschoten draagt aan het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus – Tricijn 2016 over de bevoegdheid tot heffen en invordering van de volgende gemeentelijke belastingen, voor zover de betreffende belasting door de raad van die gemeente is ingesteld en niet later weer is opgeheven:

  • de onroerende-zaakbelastingen als bedoeld in artikel 220 van de Gemeentewet;

  • de rioolheffing als bedoeld in artikel 228a van de Gemeentewet;

  • de afvalstoffenheffing en het reinigingsrecht, als bedoeld in artikel 229 eerste lid aanhef en onderdelen a en b van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet Milieubeheer (*);

  • de hondenbelasting als bedoeld in artikel 226 van de Gemeentewet;

  • de forensenbelasting als bedoeld in artikel 223 van de Gemeentewet;

  • de precariobelasting als bedoeld in artikel 228 van de Gemeentewet;

  • de marktgelden en havengelden als bedoeld in artikel 229 de Gemeentewet (**);

  • de BIZ-heffing als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de bedrijveninvesteringszones.

* hier dient voor het afvalstoffenheffing/reinigingsrecht gelezen te worden de heffingen die jaarlijks worden geheven per perceel op basis van de jaarlijkse tarieven afvalstoffenheffing/reinigingsrechten. De gemeente blijft bevoegd om afvalstoffenheffing/reinigingsrecht te heffen en in te vorderen in de overige in de belastingverordening genoemde situaties. Dit betreft belastbare feiten die een meer incidenteel karakter hebben. Dat betreft bijvoorbeeld de heffing voor het aanbieden van afvalstoffen op de milieustraat, het laten ophalen van grofvuil, het betalen voor de aanschaf van een stortpas.

** hier dient voor de marktgelden gelezen te worden de heffingen die jaarlijks worden geheven. De gemeente blijft bevoegd om marktgelden te heffen en in te vorderen in de overige in de belastingverordening genoemde situaties. Dit betreft belastbare feiten die een meer incidenteel karakter hebben.

GBLT is bevoegd tot heffing en invordering voor zover dit aanslagen betreft die betrekking hebben op het heffingsjaar 2016 of daaropvolgende heffingsjaren. De gemeente Bunschoten blijft bevoegd tot heffing en invordering voor zover het aanslagen betreft die betrekking hebben op het heffingsjaar 2015 of daarvoor gelegen heffingsjaren.

Naar boven