Beleidsregel van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 29 juni 2016, nr. WJZ / 16093701, houdende regels die zien op het verlagen van subsidie in het kader van Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2014, L 149) (Beleidsregel verlagen subsidie EFMZV)

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 4:46, 4:48, 4:49, 4:50 en 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 7 van de Kaderwet EZ-subsidies en artikel 1.8 van de Regeling Europese EZ-subsidies;

Besluit:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

verordening 508/2014:

Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2014, L 149).

Artikel 2 Reikwijdte

De minister besluit voor subsidies die verstrekt worden in het kader van verordening 508/2014, tot het verlagen van subsidie in de in deze beleidsregel genoemde gevallen op basis van de bevoegdheden, bedoeld in de afdelingen 4.2.5 en 4.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 3 Toepassing kortingspercentage

  • 1. De in deze beleidsregel opgenomen kortingspercentages worden toegepast op het subsidiebedrag dat resteert na een eventuele correctie van de subsidiabele kosten van de gesubsidieerde activiteit bij vaststelling.

  • 2. Indien er sprake is van een samenwerkingsverband, worden de in deze beleidsregel opgenomen kortingspercentages toegepast op het subsidiebedrag dat de individuele subsidieontvanger die de overtreding heeft begaan, ontvangt, tenzij de overtreding niet aan een individuele subsidieontvanger is toe te rekenen.

Artikel 4 Niet aanleveren van gevraagde informatie

Indien een subsidieontvanger niet heeft voldaan aan een in de Regeling Europese EZ-subsidies of in een beschikking tot subsidieverlening opgenomen verplichting juiste en volledige informatie aan te leveren, wordt het subsidiebedrag met twee procent verlaagd.

Artikel 5 Niet voldoen aan een meldingsplicht

Indien een subsidieontvanger niet voldoet aan een in de Regeling Europese EZ-subsidies of in een beschikking tot subsidieverlening opgenomen meldingsplicht, wordt het subsidiebedrag met twee procent verlaagd.

Artikel 6 Niet voldoen aan administratieverplichtingen

  • 1. Indien een subsidieontvanger zijn administratie niet voert of bewaart overeenkomstig artikel 2.17 van de Regeling Europese EZ-subsidies, of zoals beschreven in een beschikking tot subsidieverlening, wordt het subsidiebedrag met twee procent verlaagd, indien de subsidieontvanger de overtreding niet binnen drie weken heeft hersteld.

  • 2. De termijn, bedoeld in het eerste lid, vangt aan met ingang van de dag na die, waarop de overtreding schriftelijk aan de subsidieontvanger is medegedeeld.

Artikel 7 Niet voldoen aan communicatieverplichtingen

Het subsidiebedrag wordt met drie procent verlaagd, indien de subsidieontvanger niet voldoet aan artikel 3.1.6, zesde of zevende lid, van de Regeling Europese EZ-subsidies, of de in een beschikking tot subsidieverlening opgenomen verplichting om:

  • a. de communicatieactiviteiten te ondernemen die hij overeenkomstig Bijlage V, paragraaf 3.1, tweede lid, onderdeel e, van verordening 508/2014 heeft voorgesteld, of

  • b. er zorg voor te dragen dat bij alle op het publiek gerichte voorlichtings- en publiciteitsmaatregelen duidelijk wordt gemaakt dat voor de desbetreffende concrete actie steun uit het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij is verleend, overeenkomstig de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 763/2014 van de Commissie van 11 juli 2014 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij met betrekking tot de technische kenmerken van voorlichtings- en publiciteitsmaatregelen en instructies over de vormgeving van het embleem van de Unie (PbEU 2014, L 209).

Artikel 8 Niet voldoen aan aanbestedingsregels

  • 1. Indien een subsidieontvanger, die een aanbestedende dienst is als bedoeld in artikel 1.1 van de Aanbestedingswet 2012, zich in een project dat is gesubsidieerd in het kader van verordening 508/2014, niet houdt aan de regels inzake aanbesteding, wordt het subsidiebedrag verlaagd overeenkomstig de bijlage bij deze regeling.

  • 2. Indien in de bijlage bij een overtreding is bepaald dat een lager percentage kan worden gehanteerd afhankelijk van de zwaarte van de overtreding, geeft het feit dat de onregelmatigheid geen ontmoedigend effect heeft gehad op potentiële inschrijvers of indien daardoor de opdracht niet aan een andere partij is gegund, een indicatie dat de onregelmatigheid niet zwaar is en kan het lagere percentage worden gehanteerd.

  • 3. De op grond van de bijlage bij deze regeling opgelegde kortingspercentages worden niet cumulatief toegepast. Indien er sprake is van meerdere overtredingen met verschillende kortingspercentages, wordt alleen het hoogste kortingspercentage toegepast.

  • 4. Bij de toepassing van bevindingen 22, 23 en 26 uit de bijlage bij deze regeling worden geen wezenlijke wijzigingen aangebracht in een reeds gegunde opdracht. Een wijziging wordt als wezenlijk beschouwd, indien:

    • a. de aanbestedende dienst voorwaarden heeft toegevoegd, waardoor, als ze direct zouden zijn opgenomen, andere inschrijvers zouden zijn toegestaan;

    • b. de opdracht door de wijziging aan een ander wordt gegund;

    • c. de aanbestedende dienst de omvang van de opdracht uitbreidt door daarin werk, diensten of leveringen op te nemen die aanvankelijk niet waren opgenomen, of

    • d. de wijziging de opdracht verandert in het voordeel van de aanbestedende dienst op een wijze die aanvankelijk niet was voorzien.

Artikel 9 Niet voldoen aan instandhoudingsplicht

  • 1. Indien een subsidieontvanger niet voldoet aan artikel 2.19 van de Regeling Europese EZ-subsidies of de in een beschikking tot subsidieverlening opgenomen verplichting tot instandhouding van een investering, wordt het subsidiebedrag verlaagd met een percentage dat wordt bepaald door het aantal dagen dat een investering onterecht niet in stand is gehouden, te delen door het aantal dagen dat de instandhoudingsplicht van toepassing is, vermenigvuldigd met 100.

  • 2. De subsidieontvanger toont aan hoeveel dagen een investering onterecht niet in stand is gehouden.

  • 3. Indien de subsidieontvanger niet kan aantonen hoeveel dagen een investering onterecht niet in stand is gehouden, wordt:

    • a. indien hij de startdatum niet kan aantonen, als startdatum 1 januari van het jaar waarin de overtreding is begonnen aangehouden,

    • b. indien hij de einddatum niet kan aantonen, als einddatum 31 december van het jaar waarin de overtreding is beëindigd aangehouden.

  • 4. Indien de subsidieontvanger niet kan aantonen in welk jaar de overtreding:

    • a. is begonnen, wordt als startdatum de datum aangehouden waarop de instandhoudingsplicht is ingegaan,

    • b. is beëindigd, wordt als einddatum de datum aangehouden van de laatste dag waarop de instandhoudingsplicht van toepassing is.

Artikel 10 Cumulatie

  • 1. In afwijking van de artikelen 4 tot en met 7 wordt het subsidiebedrag met één procent verlaagd, indien er voor een project al een verlaging van het subsidiebedrag heeft plaatsgevonden en nogmaals een overtreding wordt geconstateerd, waarvoor op basis van hetzelfde artikel een kortingspercentage wordt opgelegd. Deze korting van één procent komt bovenop de korting die reeds opgelegd wordt voor de eerste overtreding van de artikelen 4 tot en met 7.

  • 2. De gecumuleerde verlaging van het subsidiebedrag, bedoeld in het eerste lid, bedraagt maximaal tien procent per project.

Artikel 11 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel verlagen subsidie EFMZV.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 29 juni 2016

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

BIJLAGE, BEHORENDE BIJ ARTIKEL 8

Nr.

Overtreding

Korting

1.

De opdracht is niet gepubliceerd volgens de juiste procedures en ook niet op andere wijze openbaar gemaakt. Hieronder valt ook de uitvoeringsopdracht, waarbij de oproep tot mededinging is beperkt tot de opdrachtnemer(s) van de voorafgaande opdracht tot projectdefiniëring (arresten C-340/02 en C-299/08).

100% van de opdracht

2.

De opdracht is niet gepubliceerd volgens de juiste procedures, maar de opdracht is wel op een dusdanige wijze openbaar gemaakt dat gegadigden in andere lidstaten tijdig hebben/hadden kunnen reageren.

25% van de opdracht

3.

Er is sprake van een kunstmatige splitsing van de opdracht en deze is daardoor niet gepubliceerd volgens de juiste procedures en ook niet op andere wijze openbaar gemaakt.

100% van de opdracht

4.

Er is sprake van een kunstmatige splitsing van de opdracht, maar de opdracht is wel op een dusdanige wijze openbaar gemaakt dat gegadigden in andere lidstaten tijdig hebben/hadden kunnen reageren.

25% van de opdracht

5.

De termijnen voor de ontvangst van inschrijvingen en/of voor ontvangst van verzoeken tot deelname zijn niet nageleefd. De geboden termijn is korter dan de minimaal toegestane.

25% van de opdracht indien de geboden tijd 50% of minder is van de eigenlijke tijd, 10% van de opdracht indien de geboden tijd 70% of minder is van de eigenlijke tijd, en in overige gevallen 5%

6.

Er is onvoldoende tijd geboden voor potentiële inschrijvers/gegadigden om aanbestedingsstukken te verkrijgen. De geboden tijd is korter dan de minimaal toegestane.

25% van de opdracht indien de geboden tijd minder is dan 50% van de eigenlijke tijd, 10% van de opdracht indien de geboden tijd minder is dan 60% van de eigenlijke tijd, en 5% van de opdracht indien de geboden tijd minder is dan 80% van de eigenlijke tijd

7.

De verlenging van termijnen voor inschrijving en/of voor ontvangst van verzoeken tot deelname is niet (correct) gepubliceerd. Hieronder valt ook de situatie dat gevraagde nadere informatie niet (tijdig) aan alle inschrijvers is verstrekt.

10% van de opdracht; de correctie kan worden verlaagd naar 5%, afhankelijk van de zwaarte van de onregelmatigheid.

8.

Er is ten onrechte gebruik gemaakt van de procedure van gunning door onderhandelingen na voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van een opdracht, terwijl het geen geval betreft als bedoeld in artikel 30, eerste lid, van richtlijn 2004/18.

25% van de opdracht; de correctie kan worden verlaagd naar 5%, afhankelijk van de zwaarte van de onregelmatigheid.

9.

Een nationale openbare opdracht is gegund zonder te zijn gepubliceerd op TenderNed.

25% van de opdracht, indien er één offerte is opgevraagd, 10% bij twee offertes en 5% bij drie of meer offertes

10.

Bij een meervoudig onderhandse opdracht zijn te weinig offertes opgevraagd.

10% bij twee te weinig offertes en 5% bij één te weinig offerte

11.

In de aankondiging staan niet alle selectiecriteria en/of in de aankondiging of het bestek staan niet alle gunningscriteria (inclusief de weging) of de criteria zijn onvoldoende beschreven.

25% van de opdracht, indien de criteria niet zijn vermeld en 5% van de opdracht, indien de criteria onvoldoende zijn beschreven

12.

In de aankondiging of aanbestedingsstukken zijn onwettige selectie- en/of gunningscriteria opgenomen waardoor ondernemingen ontmoedigd zijn om in te schrijven (zoals de verplichting om reeds een vestiging of vertegenwoordiging in het land of de regio te hebben en de eis om ervaring in het land of de regio te hebben). Hieronder valt ook het gebruik van subjectieve criteria voor de bepaling van het type aanbestedingsprocedure en ondernemer(s) die worden toegelaten tot de aanbestedingsprocedure.

25% van de opdracht; de correctie kan worden verlaagd naar 5%, afhankelijk van de zwaarte van de onregelmatigheid

13.

Selectiecriteria, gunningscriteria, geschiktheidseisen en/of uitsluitingsgronden zijn niet relevant voor en/of staan niet in verhouding tot de opdracht. Aangetoond kan worden dat de vereisten niet relevant zijn voor en/of niet in verhouding staan tot de opdracht, waardoor de gelijke toegang van inschrijvers niet kan worden gegarandeerd of de vereisten hebben geleid tot ongerechtvaardigde belemmeringen in de openstelling van de aanbesteding. Hieronder valt ook het gebruik van niet-proportionele criteria voor de bepaling van het type aanbestedingsprocedure en ondernemer(s) die worden toegelaten tot de aanbestedingsprocedure.

25% van de opdracht. De correctie kan worden verlaagd naar 5%, afhankelijk van de zwaarte van de onregelmatigheid

14.

De voorwaarden zijn discriminerend c.q. te specifiek, waardoor de gelijke behandeling van inschrijvers niet kan worden gegarandeerd, of bij de start van de aanbesteding zijn ongerechtvaardigde belemmeringen opgeworpen.

25% van de opdracht; de correctie kan worden verlaagd naar 5%, afhankelijk van de zwaarte van de onregelmatigheid

15.

De omschrijving in de aankondiging en/of het bestek is dermate gebrekkig dat de potentiële inschrijvers/gegadigden het voorwerp van de opdracht niet konden vaststellen. Hieronder valt ook samenvoeging ten onrechte.

10% van de opdracht; de correctie kan worden verlaagd naar 5%, afhankelijk van de zwaarte van de onregelmatigheid

16.

Selectiecriteria zijn na de opening c.q. start van de aanbesteding aangepast, waardoor ten onterechte inschrijvers zijn geaccepteerd. De selectiecriteria zijn tijdens de selectieprocedure aangepast, waardoor inschrijvers zijn geaccepteerd die niet zouden zijn geaccepteerd als de gepubliceerde selectiecriteria zouden zijn gevolgd.

25% van de opdracht; de correctie kan worden verlaagd naar 5%, afhankelijk van de zwaarte van de onregelmatigheid

17.

Selectiecriteria zijn na de opening c.q. start van de aanbesteding aangepast, waardoor ten onterechte inschrijvers zijn afgewezen. De selectiecriteria zijn tijdens de selectieprocedure aangepast, waardoor inschrijvers zijn afgewezen die niet zouden zijn afgewezen als de gepubliceerde selectiecriteria zouden zijn gevolgd.

25% van de opdracht; de correctie kan worden verlaagd naar 5%, afhankelijk van de zwaarte van de onregelmatigheid

18.

Bij de beoordeling zijn onregelmatige gunnings- en/of selectiecriteria gebruikt (zoals het gebruik van selectiecriteria als gunningscriteria, het niet naleven van criteria die in het bestek of de aankondiging van de opdracht stonden, het onjuist of discriminerend toepassen van gunningscriteria en bij een niet-openbare procedure de concurrentiegerichte dialoogprocedure of een gunning door onderhandelingsprocedure met aankondiging is niet het minimum aantal gegadigden uitgenodigd.

25% van de opdracht; de correctie kan worden verlaagd naar 5%, afhankelijk van de zwaarte van de onregelmatigheid

19.

Selectiecriteria houden geen verband en zijn niet evenredig met het voorwerp van het contract.

25% van de opdracht; de correctie kan worden verlaagd naar 5%, afhankelijk van de zwaarte van de onregelmatigheid

20.

Er is sprake van een gebrek aan transparantie en/of gelijke behandeling tijdens de beoordeling. De audit trail van met name de weging is onduidelijk/ongerechtvaardigd/ontbreekt en/of het beoordelingsrapport ontbreekt of bevat niet alle voorgeschreven onderdelen.

25% van de opdracht; de correctie kan worden verlaagd naar 5%, afhankelijk van de zwaarte van de onregelmatigheid

21.

Een offerte is aangepast tijdens de beoordeling. De aanbestedende dienst heeft tijdens de beoordeling toegestaan dat een inschrijver/gegadigde zijn offerte mocht aanpassen.

25% van de opdracht; de correctie kan worden verlaagd naar 5%, afhankelijk van de zwaarte van de onregelmatigheid

22.

Er vonden tijdens de gunning onderhandelingen met de indiener(s) van een offerte plaats met als gevolg dat de oorspronkelijke voorwaarden, zoals vastgelegd in het bestek of de aankondiging, wezenlijk zijn veranderd.

25% van de opdracht; de correctie kan worden verlaagd naar 5%, afhankelijk van de zwaarte van de onregelmatigheid

23.

Er wordt gebruik gemaakt van de onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande belendmaking, terwijl de oorspronkelijke voorwaarden van de opdracht, in strijd met de toepasselijke regelgeving, wezenlijk worden gewijzigd.

25% van de opdracht; de correctie kan worden verlaagd naar 5%, afhankelijk van de zwaarte van de onregelmatigheid.

24.

Afwijzing van, gezien de opdracht, abnormaal lage aantal inschrijver(s), zonder dat de aanbestedende dienst schriftelijk om uitleg heeft gevraagd over de door hem noodzakelijk geachte verduidelijkingen over de samenstelling van de desbetreffende offerte(s).

25% van de opdracht

25.

Door een rechter is vastgesteld dat er sprake is van een belangenconflict bij de begunstigde of de aanbestedende dienst.

100% van de opdracht

26.

Er is sprake van een wezenlijke verandering van bestanddelen van de opdracht, zoals vastgelegd in de aankondiging of het bestek. De essentiële elementen c.q. onderdelen van de gegunde opdracht zijn in ieder geval de contractwaarde, de aard van de werkzaamheden, de uitvoeringstermijn, de betalingsvoorwaarden en de gebruikte materialen. Per geval wordt beoordeeld of er sprake is van een essentieel onderdeel.

25% van de waarde van de opdracht, plus de extra waarde van de opdracht als gevolg van de wezenlijke verandering

27.

De opdracht is toegekend volgens de aanbestedingsregels, maar werd gevolgd door een vermindering van te verrichten werk zonder dat daar een evenredige vermindering van de waarde van het contract tegenover stond. Deze correctie wordt ook toegepast, indien het bedrag van de verlaging wordt gebruikt om andere werkzaamheden uit te voeren.

100% van de waarde van het verminderde werk, vermeerderd met 25% van het eindbedrag van het fysieke eindvoorwerp c.q. de opdracht

28.

De oorspronkelijke opdracht is juist aanbesteed, maar de aanvullende diensten, leveringen of werken die tot een wezenlijke verandering van het oorspronkelijk contract hebben geleid, zijn niet (juist) aanbesteed, terwijl er geen sprake was van dwingende spoed van onvoorziene gebeurtenissen voor het uitvoeren van deze aanvullende diensten, leveringen of werken. Onder onvoorziene omstandigheden wordt verstaan, wat een goede aanbestedende dienst zou kunnen voorzien, zoals nieuwe voorwaarden als gevolg van nieuwe Europese of nationale wetgeving of technische voorwaarden die niet te voorzien waren ondanks technische, state of the art onderzoeken naar het ontwerp.

25% van de aanvullende opdrachten, indien totale waarde van de aanvullende opdracht(en) lager is dan de van toepassing zijnde Europese drempel en maximaal 50% van de waarde van de originele opdracht;

100% van de aanvullende opdracht(en) in andere gevallen

29.

De oorspronkelijke opdracht is juist aanbesteed, maar de totale waarde van de onvoorzienbare aanvullende dienst(en), levering(en) of werk(en) is meer dan 50% van het oorspronkelijke contract. Richtlijn 2004/17 kent geen maximum. Voor de berekening van de drempel van 50% is het bedrag van het oorspronkelijke contract bepalend, minder werk wordt buiten beschouwing gelaten.

100% van het deel van de aanvullende opdracht(en) dat boven de 50% van de waarde van het oorspronkelijke contract uitkomt

30.

Het eigen aanbestedingsbeleid van de aanbestedingsdienst is niet gevolgd.

5% van de opdracht

31.

De onregelmatigheid is slechts van formele aard, zonder enige daadwerkelijke of mogelijke financiële gevolgen.

0%

TOELICHTING

I. ALGEMEEN

Sinds 1 januari 2014 geldt in Europa een nieuw Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB). Het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) is het fonds voor het Europees beleid op het gebied van maritieme zaken en visserij voor de periode van 2014 tot 2020. De Europese Unie en de Nederlandse overheid willen met het EFMZV bijdragen aan de verwezenlijking van het nieuwe GVB. Centraal element daarin is duurzaam gebruik en instandhouding van natuurlijke hulpbronnen. Via het EFMZV stellen de Europese Unie en de Nederlandse overheid subsidie beschikbaar om de sector de kans te bieden om initiatieven te ontwikkelen voor de verdere verduurzaming en versterking van de concurrentiekracht van de visserij en aquacultuur.

Met het verkrijgen van subsidie uit het EFMZV hangen verplichtingen samen. In deze beleidsregel wordt vastgesteld hoe de Minister van Economische Zaken om zal gaan met het verlagen van subsidies, wanneer subsidieontvangers de regels van de Regeling Europese EZ-subsidies (REES) en/of het EFMZV niet naleven. Het doel van deze verlagingen is het nemen van maatregelen om effectief op te treden tegen gedragingen die de financiële belangen van de Europese Unie schaden. Met deze beleidsregel wordt beoogd consistentie in het beleid aan te brengen en de subsidieontvanger handvatten te verstrekken over de te verwachten beslissingen.

Deze beleidsregel ziet zowel op subsidies in het kader van het EFMZV die onder de reikwijdte van de REES vallen, als op incidentele subsidies in het kader van het EFMZV. Bij incidentele subsidies zullen de verplichtingen in de subsidiebeschikking zijn opgenomen. Daarom wordt in de artikelen zowel verwezen naar de REES als naar eventuele verplichtingen die rechtstreeks voortvloeien uit de subsidiebeschikking. Deze beleidsregel geeft geen uitputtend overzicht van de gevallen waarin de subsidie kan worden verlaagd, maar behandelt slechts die soorten van verplichtingen, ten aanzien waarvan het op voorhand mogelijk is om in te schatten wat een redelijke korting is bij bepaalde overtredingen. Voor al het overige is maatwerk nodig en zal per geval moeten worden beoordeeld en gemotiveerd, welke korting in dat specifieke geval toegepast zal worden. Daarbij wordt zo veel mogelijk aansluiting gezocht bij hetgeen in deze beleidsregel is bepaald.

In de artikelen 4 tot en met 7 van deze beleidsregel wordt gewerkt met een vast kortingspercentage. Op basis van ernst, verwijtbaarheid en redelijkheid van het niet nakomen van de hier genoemde verplichtingen is een kortingspercentage van 2% geschikt. In de artikelen 8 en 9 wordt per type overtreding een specifieke kortingssystematiek toegepast. Per artikel is weergegeven, hoe de korting in die situatie wordt berekend.

De Minister van Economische Zaken zal overeenkomstig deze beleidsregel handelen, tenzij dat voor de subsidieontvangers gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. In die gevallen is het denkbaar dat van deze beleidsregel moet worden afgeweken. Het zal daarbij, gelet op artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), altijd gaan om individuele omstandigheden met een uitzonderlijk karakter, en de afwijking zal deugdelijk gemotiveerd moeten worden.

Aan deze beleidsregel zijn geen regeldrukeffecten verbonden. Er zijn geen nieuwe informatieverplichtingen voor de sector; materieel verandert er voor de sector niets. De uitvoeringslasten voor de overheid zullen afnemen, daar deze beleidsregel vooraf bepaalt welke korting wordt toegepast. Hierdoor hoeft niet meer per geval te worden bepaald, welke verlaging redelijk is. Echter, deze afname is verwaarloosbaar, omdat het om een beperkt aantal subsidieaanvragen gaat, waarop deze beleidsregel van toepassing is.

II. ARTIKELEN

Artikel 2

Dit artikel geeft de reikwijdte aan van deze beleidsregel. Het gaat om subsidies in het kader van verordening 508/2014. Deze worden over het algemeen verstrekt op basis van de REES, maar kunnen bij uitzondering ook als incidentele subsidie worden verstrekt op basis van artikel 4 van de Kaderwet EZ-subsidies.

Artikel 3

Uiteraard kan een overtreding, zoals het niet aanleveren van bepaalde informatie, ertoe leiden dat de subsidiabele kosten lager uitvallen dan waar in de beschikking tot subsidieverlening vanuit gegaan is. Dit kan in het uiterste geval betekenen dat uiteindelijk geen subsidie verstrekt kan worden, bijvoorbeeld als uit later ter beschikking gekomen informatie blijkt dat een activiteit helemaal niet subsidiabel was. Er vindt steeds eerst een toets plaats of de subsidiabele kosten gecorrigeerd moeten worden. Over het bedrag dat overblijft, worden de in deze beleidsregel opgenomen kortingspercentages toegepast bij de vaststelling van de subsidie.

In het tweede lid is bepaald dat de Minister van Economische Zaken het kortingspercentage ook bij een samenwerkingsverband toepast op het subsidiebedrag dat de individuele subsidieontvanger heeft ontvangen, aangezien hij met elke ontvanger afzonderlijk een subsidierelatie heeft. Indien het voor de minister onduidelijk is wie in het samenwerkingsverband een bepaalde overtreding heeft begaan, dan worden alle leden van het samenwerkingsverband gekort.

Artikel 4

Artikel 4 behandelt de situatie, wanneer bepaalde relevante informatie niet wordt gedeeld door een subsidieontvanger. Dit blijkt bijvoorbeeld bij een controle ter plaatse, maar het kan ook zijn dat een verplichting een tussenrapportage voor een bepaalde datum aan te leveren door de subsidieontvanger wordt genegeerd.

Als de minister er zich ten tijde van een aanvraag van bewust is dat bepaalde informatie mist, bijvoorbeeld omdat een aanvraag om een voorschot niet volledig is, dan wordt de subsidieontvanger uiteraard op grond van artikel 4:5, eerste lid, van de Awb in de gelegenheid gesteld zijn aanvraag binnen een redelijke termijn aan te vullen. Pas als de subsidieontvanger ook na deze termijn zijn aanvraag niet heeft aangevuld, wordt het kortingspercentage toegepast.

Wordt er fraude gepleegd bij het aanleveren van de relevante informatie, dan kan de subsidie worden ingetrokken conform de artikelen 4:48 en 4:49 van de Awb, en kan een verdere uitsluiting van EFMZV-steun volgen van de subsidieontvanger op basis van verordening 508/2014.

Artikel 5

In artikel 5 wordt de situatie beschreven bij het niet voldoen aan een meldingsplicht. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het door de subsidieontvanger of penvoerder niet melden van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot van toepassing verklaren van een schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, tot verlening van een surseance van betaling of tot faillietverklaring (artikel 2.15, eerste lid, van de REES), het niet melden dat de subsidiabele activiteiten niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht (artikel 2.15, tweede lid, onderdeel a, van de REES), het niet melden dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan (artikel 2.15, onderdeel b, van de REES) of dat de kosten meer dan 25 procent afwijken van de begroting (artikel 2.16, tweede lid, van de REES). Ook kunnen er meldingsplichten worden opgenomen in een specifieke module in de REES of in een subsidiebeschikking.

Artikel 6

Als een subsidieontvanger zijn administratie niet voert of ten minste zeven jaar na de datum van de laatste betaling bewaart overeenkomstig artikel 2.17 van de REES of een vergelijkbare verplichting die in het geval van een incidentele subsidie in de subsidiebeschikking wordt opgenomen, wordt het subsidiebedrag met 2 procent verlaagd. Wel krijgt de subsidieontvanger drie weken de tijd om zijn administratie te herstellen, alvorens de korting wordt opgelegd.

Artikel 7

In de REES zijn twee communicatieverplichtingen opgenomen, die ook in het geval van een incidentele subsidie in de subsidiebeschikking zullen worden opgenomen. De eerste communicatieverplichting (artikel 3.1.6, zesde lid, van de REES) bepaalt dat de communicatieactiviteiten opgenomen in artikel 3.1.4, onderdeel g, van die regeling moeten worden uitgevoerd. De subsidieontvanger heeft op grond van artikel 3.1.4, onderdeel g, namelijk aangegeven welke communicatieactiviteiten hij in het kader van het project wil gaan ondernemen. Deze verplichting vloeit voort uit Bijlage V, paragraaf 3.1, tweede lid, onderdeel e, van verordening 508/2014.

De tweede communicatieverplichting is opgenomen in artikel 3.1.6, zevende lid, van de REES en ziet op de verplichte communicatieactiviteiten die voortvloeien uit Uitvoeringsverordening (EU) nr. 763/2014 van de Commissie van 11 juli 2014 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij met betrekking tot de technische kenmerken van voorlichtings- en publiciteitsmaatregelen en instructies over de vormgeving van het embleem van de Unie (PbEU 2014, L 209). Als aan een van deze twee verplichtingen niet is voldaan, wordt een verlaging van het subsidiebedrag toegepast van 2 procent.

Artikel 8

De Europese Commissie heeft in het Besluit van 19 december 2013 van de Commissie betreffende de vaststelling en goedkeuring van richtsnoeren voor de bepaling van door de Commissie te verrichten financiële correcties voor uitgaven die in gedeeld beheer door de Unie zijn gefinancierd, in geval van niet-naleving van de regels inzake overheidsopdrachten (C (2013) 9527 final) een tabel opgenomen met richtsnoeren, waarin vaste kortingspercentages zijn opgenomen voor alle overtredingen die in het kader van een aanbestedingsprocedure kunnen plaatsvinden. Uiteraard wordt in de bijlage bij deze beleidsregel aangesloten bij deze richtsnoeren. Ook wordt aangesloten bij relevante jurisprudentie. Opgemerkt zij dat de lijst met onregelmatigheden in de bijlage bij deze regeling niet uitputtend is. Het eerder genoemde richtsnoeren geven ook aan dat ze de ‘meest voorkomende’ onregelmatigheden beschrijven. Het kan dus voorkomen dat ook niet in de bijlage genoemde onregelmatigheden dienen te worden gecorrigeerd. Deze worden overeenkomstig het beginsel van evenredigheid en, waar mogelijk, naar analogie van de in voornoemde richtsnoeren en bijlage vastgelegde soorten onregelmatigheden behandeld.

Artikel 9

Indien de subsidieontvanger in strijd met artikel 2.19 van de REES een investering niet in stand houdt, wordt het subsidiebedrag verlaagd. Het verlagingspercentage wordt bepaald door het aantal dagen dat de investering onterecht niet in stand is gehouden te delen door het aantal dagen dat de instandhoudingsplicht van toepassing is en dit getal te vermenigvuldigen met honderd. Als een investering bijvoorbeeld 10 dagen niet in stand is gehouden met een instandhoudingstermijn van 100 dagen, dan betekent dit dat het subsidiebedrag met 10 procent verlaagd wordt (10/100*100 procent).

Het is aan de subsidieontvanger om aan te tonen op welke dag de overtreding is begonnen. Dit kan bijvoorbeeld door het verkoopbewijs van een vissersboot te overleggen. Ook kan de overtreding in bepaalde gevallen nog hersteld worden; het is aan de subsidieontvanger om aan te tonen wanneer het herstel heeft plaatsgevonden.

In het derde lid is een terugvaloptie opgenomen voor het geval de subsidieontvanger niet precies kan aantonen wanneer een overtreding is begonnen, maar wel in welk jaar dit is geweest. In het uiterste geval bepaalt het vierde lid dat, wanneer de subsidieontvanger niet kan aantonen wanneer de overtreding is begonnen of geëindigd, uitgegaan wordt van de begin- en einddatum van de instandhoudingsplicht.

Op grond van artikel 3 van deze beleidsregel wordt voor de bepaling van het subsidiebedrag uitgegaan van het bedrag dat resteert na een eventuele correctie van de subsidiabele kosten van het project. Het niet voldoen aan de instandhoudingsplicht zal over het algemeen plaatsvinden, nadat de subsidie is vastgesteld. In dit geval wordt de korting alsnog berekend over het bedrag dat resteert na een eventuele correctie van de subsidiabele kosten van het project, voordat eventuele andere kortingspercentages die in deze beleidsregel zijn opgenomen, zijn afgetrokken. Zie voor een rekenvoorbeeld de artikelsgewijze toelichting bij artikel 10.

Artikel 10

Artikel 11 bevat een cumulatiebepaling op grond waarvan de totale korting voor overtredingen op grond van de artikelen 4 tot en met 7 van deze beleidsregel niet meer bedraagt dan 10 procent van het subsidiebedrag. Als een van de artikelen 4 tot en met 9 vaker wordt overtreden, dan wordt het kortingspercentage voor de tweede of elke andere overtreding verlaagd van 2 naar 1 procent. Die korting komt dan bovenop de korting die opgelegd is voor de eerste overtreding. Zoals blijkt uit artikel 3 van deze beleidsregel, wordt voor de bepaling van het subsidiebedrag uitgegaan van het bedrag dat resteert na een eventuele correctie van de subsidiabele kosten van het project. De kortingen worden verrekend bij de subsidievaststelling, omdat dan duidelijk is wat de daadwerkelijke subsidiabele kosten zijn geweest. Overtredingen waarvoor op grond van de artikelen 4 tot en 7 een forfaitaire korting wordt opgelegd, kunnen echter ook pas in een later stadium plaatsvinden, bijvoorbeeld als de administratie niet goed bewaard wordt binnen zeven jaar na de laatste betaling. In dat geval wordt bij cumulatie de nieuwe korting niet afgetrokken van het subsidiebedrag dat na een eerdere forfaitaire korting overbleef, maar weer van het subsidiebedrag dat resteerde na een eventuele correctie van de subsidiabele kosten van het project.

Rekenvoorbeeld:

  • het subsidiebedrag bedroeg na de correctie van de subsidiabele kosten 100.000 euro;

  • er wordt een forfaitaire korting opgelegd bij vaststelling van 2% vanwege het voeren van een incorrecte administratie (korting op basis van artikel 6 van deze beleidsregel). De subsidie wordt vastgesteld op 100.000 – 2 procent*100.000 = 98.000 euro;

  • na drie jaar blijkt dat de subsidieontvanger zijn administratie niet goed heeft bewaard. Dit betekent wederom een korting op basis van artikel 6, maar vanwege de cumulatieregel leidt deze overtreding nu tot een korting van 1 procent;

  • het subsidiebedrag wordt vervolgens berekend door het subsidiebedrag na de correctie van de subsidiabele kosten als basis te nemen (dus niet het bedrag, waarop de subsidie uiteindelijk is vastgesteld) en dit te verminderen met het opgetelde kortingspercentage;

  • het subsidiebedrag bedraagt nu 100.000 – (2 procent + 1 procent)*100.000 = 97.000.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

Naar boven