Besluit van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 4 juli 2016, nr. IENM/BSK-2016/134537, tot wijziging van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging ProRail inzake bevoegdheden Spoorwegwet in verband met een wijziging van de Spoorwegwet en de inwerkingtreding van de Regeling omgevingsregime hoofdspoorwegen

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op artikel 10:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

Gezien de instemming van de Chief Executive Officer van ProRail B.V. d.d. 28 juni 2016:

BESLUIT:

ARTIKEL I

Artikel 2, eerste lid, van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging ProRail inzake bevoegdheden Spoorwegwet wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a komt te luiden:

  • a. vergunningen krachtens artikel 19, eerste lid, van de Spoorwegwet;.

2. In onderdeel b wordt ‘artikel 20, derde lid, van de Spoorwegwet’ vervangen door: artikel 21, derde lid, van het Besluit spoorweginfrastructuur.

3. De onderdelen c tot en met g komen te luiden:

  • c. het bij beschikking verzoeken om nadere informatie krachtens artikel 5, vijfde lid, van de Regeling omgevingsregime hoofdspoorwegen;

  • d. het stellen van maatwerkvoorschriften krachtens artikel 6, eerste en tweede lid, van de Regeling omgevingsregime hoofdspoorwegen;

  • e. ontheffingen krachtens artikel 13, derde lid, van de Regeling omgevingsregime hoofdspoorwegen;

  • f. ontheffingen krachtens artikel 22, derde lid, van de Spoorwegwet;

  • g. ontheffingen krachtens artikel 40, eerste lid, van het Besluit spoorverkeer met betrekking tot artikel 12, eerste lid, van het Besluit spoorverkeer.

4. Onderdeel h vervalt.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op hetzelfde tijdstip als waarop artikel I, onderdeel K, van de Wet van 19 november 2014 tot wijziging van de Spoorwegwet en de Wet personenvervoer 2000 in verband met een tweede tranche van uitvoeringsmaatregelen van het kabinetsstandpunt «Spoor in beweging», waaronder regels inzake bijzondere spoorwegen en vereenvoudiging van het vergunningenregime hoofdspoorwegen, en in verband met de invoering van een verblijfsverbod voor voorzieningen openbaar vervoer (Stb. 2015, 9) in werking treedt.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma

Bezwaarclausule

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan een belanghebbende tegen dit besluit binnen zes weken na de dag waarop dit is bekendgemaakt een bezwaarschrift indienen. Het bezwaarschrift moet worden gericht aan de Minister van Infrastructuur en Milieu, ter attentie van Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, sector Algemeen Bestuurlijk-Juridische Zaken, postbus 20901, 2500 EX Den Haag.

Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en dient ten minste te bevatten:

  • a. naam en adres van de indiener;

  • b. de dagtekening;

  • c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich richt (datum en nummer of kenmerk);

  • d. een opgave van de redenen waarom men zich met het besluit niet kan verenigen.

TOELICHTING

Met deze wijziging is het Besluit mandaat, volmacht en machtiging ProRail inzake bevoegdheden Spoorwegwet (hierna: mandaatbesluit) aangepast aan een wijziging in de Spoorwegwet1 en de daarmee samenhangende wijzigingen van onderliggende regelgeving.

Met het Besluit bijzondere spoorwegen (Stb. 2015, 267) is artikel 23 van het Besluit spoorweginfrastructuur komen te vervallen. De verwijzing naar dit artikel is om deze reden uit artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van het mandaatbesluit verwijderd. Het betrof de bevoegdheid om op grond van artikel 19 van de Spoorwegwet verleende vergunningen in te trekken of te wijzigen. Deze bevoegdheid bestaat al op grond van artikel 19, eerste lid, van de Spoorwegwet.

Artikel 2, eerste lid, onderdeel b, is gewijzigd omdat de bevoegdheid om afwijkende begrenzingen van hoofdspoorwegen vast te stellen, niet langer in artikel 20, derde lid, van de Spoorwegwet staat. In plaats daarvan staat deze bevoegdheid in artikel 21, derde lid, van het Besluit spoorweginfrastructuur.

Artikel 2, eerste lid, onderdeel c, betrof een ontheffing op grond van artikel 21, tweede lid, van de Spoorwegwet. Met de hiervoor aangehaalde wijziging van de Spoorwegwet, is artikel 21 van de Spoorwegwet vervallen.

Artikel 2, eerste lid, onderdelen d en e, zoals die luidden, zijn om redactionele redenen verplaatst naar onderdelen f en g.

Artikel 2, eerste lid, onderdelen c, d en e, hebben nu betrekking op bevoegdheden van de Minister van Infrastructuur en Milieu (hierna: de Minister) krachtens de Regeling omgevingsregime hoofdspoorwegen. Deze regeling regelt een vrijstelling van de vergunningplicht die geldt op grond van artikel 19, eerste lid, van de Spoorwegwet. De Minister is bevoegd om bij een melding die wordt gedaan in het kader van deze vrijstelling, bij beschikking aanvullende informatie te verzoeken. Ook is de Minister bevoegd om bij beschikking aanvullende of afwijkende voorschriften te stellen, die zullen gelden voor degene die activiteiten verricht of laat verrichten. De Chief Executive Officer van ProRail B.V. krijgt het mandaat om deze beschikkingen te nemen.

Met onderdeel e verkrijgt de Chief Executive Officer van ProRail B.V. het mandaat om ontheffingen te verlenen voor het plaatsen van voorwerpen hoger dan één meter bij overwegen. Op grond van de Regeling omgevingsregime hoofdspoorwegen is dit verboden en tevens een beboetbaar feit.

Het mandaat voor ontheffingen krachtens de Spoorwegwet 1875 en vergunningen krachtens het Reglement dienst hoofd- en lokaalspoorwegen is komen te vervallen. De Spoorwegwet 1875 en het Reglement dienst hoofd- en lokaalspoorwegen bestaan niet meer. Het mandaat om besluiten op grond van deze regelgeving te nemen, kan daarom ook vervallen.

Met de inwerkingtreding is aangesloten op het tijdstip waarop ook artikel I, onderdeel K van de in dit besluit genoemde wijziging van de Spoorwegwet en de Regeling omgevingsregime in werking zullen treden. Het betreffende artikel van de Spoorwegwet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling zal aldus eveneens bij dat koninklijk besluit worden bepaald en in het Staatsblad worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Wet van 19 november 2014 tot wijziging van de Spoorwegwet en de Wet personenvervoer 2000 in verband met een tweede tranche van uitvoeringsmaatregelen van het kabinetsstandpunt «Spoor in beweging», waaronder regels inzake bijzondere spoorwegen en vereenvoudiging van het vergunningenregime hoofdspoorwegen, en in verband met de invoering van een verblijfsverbod voor voorzieningen openbaar vervoer (Stb. 2015, 9).

Naar boven