Regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 16 juni 2016 (kenmerk: 771903/16/NCTV), houdende regels ter uitvoering van de Wet precursoren voor explosieven (Regeling precursoren voor explosieven)

De Minister van Veiligheid en Justitie en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op de verordening (EU) nr. 98/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013, over het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven (PbEU L 39) en artikel 4, zesde lid, artikel 5, tweede en derde lid, artikel 6, tweede lid, artikel 8, tweede lid en artikel 9, derde lid, van de Wet precursoren voor explosieven;

Besluiten:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. vergunning:

vergunning als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de wet;

b. wet:

Wet precursoren voor explosieven.

Artikel 2

  • 1. Een aanvraag tot verlening van een vergunning wordt gericht aan de minister van Veiligheid en Justitie en gezonden naar de Inspectie Leefomgeving en Transport.

  • 2. Een vergunning wordt aangevraagd op een bij de Inspectie Leefomgeving en Transport verkrijgbaar formulier, waarvan het model door de Minister van Veiligheid en Justitie is vastgesteld.

  • 3. Een aanvraag gaat vergezeld van:

    • a. een verklaring als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder b, van de wet;

    • b. eventuele bewijsstukken die naar het oordeel van de minister van Veiligheid en Justitie kunnen dienen ter onderbouwing van de aangevraagde hoeveelheid en concentratie van de aangevraagde precursoren.

  • 4. De vergunning wordt afgegeven aan de aanvrager in persoon op een via de website van ILT (www.ilent.nl) aangegeven adres. De aanvrager toont daarbij zijn identiteitsbewijs in origineel.

Artikel 3

Wezenlijke veiligheidsbelangen en redenen van openbare orde als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de wet kunnen in ieder geval worden aangenomen ingeval van een relevant lopend onderzoek naar de aanvrager door de politie of de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, waaruit naar voren kan komen dat de aanvrager betrokken is bij misbruik van explosieven of grondstoffen daarvoor.

Artikel 4

  • 1. Marktdeelnemers die precursoren voor explosieven aanbieden waarvoor een beperking of een meldplicht geldt, nemen de volgende regels in acht:

    • a. het etiket op de verpakking van precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt is duidelijk leesbaar voorzien van de volgende waarschuwingszin: ‘Aankoop, bezit en gebruik door particulieren is aan beperkingen onderhevig’;

    • b. het bij het verkoopproces betrokken personeel is geïnformeerd over de door de marktdeelnemer aangeboden precursoren voor explosieven waarvoor een beperking of een meldplicht geldt en is aantoonbaar geïnstrueerd ten aanzien van de verplichtingen die volgen uit de verordening en de wettelijke voorschriften;

    • c. bij een transactie inzake precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt, wordt de identiteit van de koper geverifieerd door het tonen van een op zijn naam gesteld identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1°, 2° of 3° van de Wet op de identificatieplicht. Dit identiteitsbewijs komt overeen met het voor de aanvraag gebruikte identiteitsbewijs;

    • d. bij het aanbieden van precursoren van explosieven waarvoor een beperking geldt aan een persoon, die als doel heeft deze precursoren te gebruiken binnen zijn bedrijfs- en beroepsactiviteit, wordt het bedrijfs- of beroepsmatige karakter van deze transactie gecontroleerd aan de hand van een uittreksel van de Kamer van Koophandel van de onderneming waarvoor de precursoren zijn bestemd en de relevante branchecode.

    • e. van transacties inzake precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt en indien mogelijk voor precursoren voor explosieven waarvoor een meldplicht geldt, wordt voor het lopende en het voorgaande kalenderjaar een overzicht bijgehouden van het aantal verkochte producten, inclusief:

      • Naam product;

      • Precursor inclusief totaalhoeveelheid en concentratie;

      • Verpakkingsgrootte;

      • Bedrijfsnaam en adresgegevens afnemers;

      • De periode waarin aanschaf heeft plaatsgevonden.

  • 2. Van het gestelde in het eerste lid, onder d, kan worden afgeweken indien deze controle binnen een periode van twee jaar reeds is uitgevoerd en de aankoop niet in aanzienlijke mate afwijkt van eerdere aankopen.

Artikel 5

  • 1. Een melding als bedoeld in artikel 9 van de verordening wordt gedaan bij het Meldpunt Verdachte Transacties Chemicaliën.

  • 2. Meldingen bevatten de volgende informatie:

    • a. Naam van de melder;

    • b. Bedrijf van de melder;

    • c. Reden van de melding;

    • d. Datum, plaats en tijdstip van de verdachte transactie, verdwijning of diefstal;

    • e. Beschrijving van de precursoren voor explosieven waarvoor een meldplicht geldt (naam product, hoeveelheid en concentratie);

    • f. Beschrijving van het verdacht gedrag, de verdwijning of de diefstal;

    • g. Beschrijving van de klant;

    • h. Materiaal dat gebruikt kan worden om de identiteit van de klant te achterhalen, indien beschikbaar.

Artikel 6

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling precursoren voor explosieven.

Artikel 7

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 juni 2016.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 16 juni 2016

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma

TOELICHTING

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Dit artikel bevat de voor deze regeling relevante definities, in aanvulling op de definities die in de verordening (EU) nr. 98/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013, over het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven (PbEU L 39) (hierna: de verordening) en de Wet precursoren voor explosieven (hierna: de wet) al zijn opgenomen.

Artikel 2

Dit artikel regelt de plaats waar en de wijze waarop een vergunningaanvraag gedaan wordt. Vergunningaanvragen worden ingediend bij de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) die de aanvragen namens de minister van Veiligheid en Justitie behandelt en daarop namens die minister beslist. De ILT zal, in ieder geval op haar website, de werkwijze voor de aanvraag van een vergunning kenbaar maken en het model van het aanvraagformulier plaatsen, dat door de minister van Veiligheid en Justitie wordt vastgesteld.

Dit artikel bepaalt tevens welke informatie en bescheiden aangeleverd worden bij een aanvraag. Naast de gevraagde gegevens op het aanvraagformulier, betreft dit een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) die op het tijdstip van de indiening van de aanvraag niet ouder is dan twee maanden op grond van artikel 6, eerste lid, onder b, van de wet. Ook betreft dit een onderbouwing van het beoogde gebruik door middel van bewijsstukken waarmee kan worden aangetoond dat de precursoren op deze wijze worden toegepast. Daarbij kan onder meer gedacht worden aan een vergunning voor het aanleggen van een zwembad, lidmaatschap van een hobbyclub of foto’s van het object dat men wil bewerken. Tot slot betreft dit een onderbouwing van de aangevraagde hoeveelheid en concentratie van de aangevraagde precursor(en) op basis van de in het aanvraagformulier beschreven toepassing, inclusief de beoogde duur of frequentie van het gebruik of de toepassing en van de vergunning (eenmalig of meermalig en voor welke periode, maar niet langer dan twee jaar).

Artikel 3

Dit artikel geeft regels over de toepassing van artikel 6, tweede lid, van de wet. Een vergunning wordt niet verleend indien dat noodzakelijk is ter bescherming van wezenlijke veiligheidsbelangen of om redenen van openbare orde. In de praktijk kan dit in ieder geval worden aangenomen ingeval van een relevant lopend onderzoek naar de aanvrager door de politie of de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, waaruit naar voren kan komen dat de aanvrager betrokken is bij misbruik van explosieven of grondstoffen daarvoor.

Artikel 4

In dit artikel worden regels gesteld over de wijze waarop marktdeelnemers precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt aanbieden aan particulieren. Dit betreft ten eerste regels over de vormgeving van de etiketten, bedoeld in artikel 5 van de verordening. Daarbij worden de richtlijnen gevolgd, die door de Europese Commissie zijn vastgesteld. De volgende waarschuwingszin dient op producten aangebracht te worden ‘Aankoop, bezit en gebruik door particulieren is aan beperkingen onderhevig’.

Dit artikel bevat tevens een uitwerking van de controles die marktdeelnemers toepassen bij het aanbieden van precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt. Op basis van artikel 3, eerste lid, van de wet is het reeds verboden om precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt aan te bieden aan een particulier. Daarnaast is het op basis van artikel 8, eerste lid, verboden te handelen in strijd met voorschriften gesteld bij artikel 5 van de verordening en de regels die in dit artikel gesteld zijn. Deze regels betreffen het aantoonbaar maken dat de interne processen van de marktdeelnemer ingericht zijn om te voorkomen dat precursoren waarvoor een beperking geldt verkocht worden aan een particulier zonder vergunning. Dit betreft 1) het instrueren van personeel dat bij het verkoopproces is betrokken over welke precursoren voor explosieven, waarvoor een beperking geldt, worden aangeboden, 2) het instrueren van personeel dat het alleen is toegestaan te verkopen aan een klant die beschikt over een geldige vergunning in combinatie met het op de vergunning vermelde identiteitsbewijs, indien deze klant handelt als particulier, en 3) het instrueren van personeel dat zij niet verkopen aan een klant indien deze geen KVK-uittreksel en relevante branchecode (SBI-code) kan overleggen of het niet in de rede ligt dat hij/zij deze producten nodig heeft voor de uitoefening van zijn/haar beroep. Dit kan bijvoorbeeld door het overleggen van documenten met interne afspraken en bewijs dat personeel hierover geïnstrueerd is zoals in de toelichting op de wet is verwoord1, maar bijvoorbeeld ook door externe certificering.

Het toezicht op de naleving van deze wet- en regelgeving zal risico-gestuurd zijn. Voor risico-gestuurd toezicht moeten de toezichthouders, de met het toezicht op de naleving van de wet belaste ambtenaren van de ILT, een goed overzicht hebben van welke stoffen verkocht worden bij welke marktdeelnemers in Nederland (en in welke hoeveelheden). Dit is geregeld met behulp van het eerste lid onder e, waarin is bepaald dat marktdeelnemers die grondstoffen voor explosieven waarvoor een beperking geldt of precursoren voor explosieven waarvoor een meldplicht geldt aanbieden, verplicht zijn om op verzoek gegevens aan te leveren bij de ILT betreffende de producten met precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt of producten met precursoren waarvoor een meldplicht geldt die in het voorgaande jaar aangeboden zijn aan andere marktdeelnemers dan wel aan particulieren en gegevens over de inkoop van deze producten in het voorgaande jaar. Voor producten waarvoor een beperking geldt betreffen deze gegevens in ieder geval de naam van het product, de hoeveelheid ontvangen of geleverde producten en de naam en contactgegevens van de leverancier (in geval van inkoop) of klant (in geval van verkoop aan een andere marktdeelnemer). Voornoemde gegevens worden, indien mogelijk, ook voor producten waarvoor een meldplicht geldt aangeleverd aan ILT.

Risico-gestuurd toezicht betekent dat de toezichthouder zal inzetten op sectoren en daarbinnen op specifieke bedrijven, waar het risico op overtreding van de gestelde verboden het grootst is en of de grootste veiligheidsimpact heeft. Dergelijk risico gestuurd toezicht beperkt aan de ene kant de lasten voor bedrijven (slechts een beperkt aantal marktdeelnemers valt een fysiek bezoek van inspecteurs ten deel) en maakt het aan de andere kant mogelijk om gericht de belangrijkste risico’s aan te pakken. Op basis van de gegevens die reeds vrijwillig aan het Ministerie van Veiligheid en Justitie aangeleverd zijn door groothandels en producenten, is een goed eerste beeld verkregen. Het is voor de handhaafbaarheid van de gestelde verboden noodzakelijk dat de toezichthouder in de toekomst dergelijke informatie ontvangt en dat zij de bevoegdheid heeft om deze op te vragen. Daarbij is met het bedrijfsleven afgesproken dat terughoudendheid zal worden betracht doordat niet meer informatie opgevraagd zal worden dan noodzakelijk is voor het risico gestuurd toezicht.

Artikel 5

Dit artikel legt de regels vast betreffende de melding, bedoeld in artikel 9, eerste, derde en vierde lid, van de verordening. Ten eerste is bepaald dat meldingen gedaan worden bij het Meldpunt Verdachte Transacties Chemicaliën, een samenwerkingsverband van de nationale politie en de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD). De contactgegevens van dit meldpunt, dat 24 uur per dag telefonisch bereikbaar is, worden door de minister gepubliceerd.

Tevens is in dit artikel vastgelegd, welke informatie gemeld wordt. Dit geldt ook als een verdachte transactie wordt geweigerd. Uiteraard zal niet in alle situaties alle informatie beschikbaar zijn. In voorkomend geval wordt de beschikbare informatie gemeld. De te melden informatie is noodzakelijk voor een goede opvolging richting de melder (contactgegevens) en vervolgonderzoek door de nationale politie (beschrijving transactie en persoon, eventueel materiaal dat gebruikt kan worden om de identiteit van de klant te achterhalen zoals kassabonnen, ID-gegevens, beveiligingscamera-opnames of documenten of producten die aangeraakt zijn door de klant).

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Kamerstukken II, 34 289, 2015/16, nr. 3, p. 17 en nr. 6, blz. 21.

Naar boven