Bijlage 3

Logo Ede

Gemeenschappelijke R egeling Regio Food V alley

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen 4

Artikel 1 - Begripsbepalingen 4

Artikel 2 - Openbaar lichaam 4

Artikel 3 - Belang 4

Artikel 4 - Taken 4

Artikel 5 - Bevoegdheden 5

Hoofdstuk 2 Samenstelling en inrichting van het bestuur 5

Artikel 6 - Bestuur 5

Artikel 7 - Samenstelling en stemrecht algemeen bestuur 5

Artikel 8 - Einde lidmaatschap 5

Artikel 9 - Vergaderingen 6

Artikel 10 - Immuniteit 6

Artikel 11 - Besluitvorming 6

Artikel 12 - Reglement van orde 6

Artikel 13 - Samenstelling dagelijks bestuur 6

Artikel 14 - Beëindiging lidmaatschap 6

Artikel 15 - Reglement van orde 7

Artikel 16 - Vergaderingen 7

Artikel 17 - Openbaarheid vergaderingen 7

Artikel 18 - Besluitvorming 7

Artikel 19 - Aanwijzing voorzitter 8

Artikel 20 - Vaste commissies van advies 8

Artikel 21 - Het portefeuillehoudersoverleg 8

Artikel 22 - Tijdelijke commissies van advies 8

Artikel 23 - Bestuurscommissies 9

Artikel 24- Nationale Ombudsman 9

Hoofdstuk 3: Bevoegdheden van het bestuur 9

Artikel 25 - Bevoegdheden algemeen bestuur 9

Artikel 26 - Overdracht van bevoegdheden 9

Artikel 27 - Organisatieregeling 10

Artikel 28 - Organisatieregeling 10

Artikel 29 - Bevoegdheden dagelijks bestuur 10

Artikel 30 - Rechtsgedingen 10

Artikel 31 - Informatie- en verantwoordingsplicht 11

Artikel 32 - Bevoegdheden voorzitter 11

Hoofdstuk 4: Financiën van de Regio 11

Artikel 33 - Inrichting jaarstukken 11

Artikel 34 - Inhoud begroting 11

Artikel 35 - Ontwerpbegroting 12

Artikel 36 - Vaststelling begroting 12

Artikel 37 - Wijziging van de begroting 12

Artikel 38 - Verplichte uitgaven 12

Artikel 39 - Jaarrekening en jaarverslag 13

Artikel 40 - Vaststelling 13

Artikel 41 - Decharge 13

Artikel 42 - Inzending gedeputeerde staten 13

Artikel 43 - Financiële regeling 14

Artikel 44 - Controleregeling 14

Artikel 45 - Inzending aan gedeputeerde staten 14

Hoofdstuk 5: Ambtelijke organisatie 15

Artikel 46 - Regiosecretaris 15

Artikel 47 - Taken regiosecretaris 15

Artikel 48 - Regioambtenaren 15

Hoofdstuk 6: Archief 15

Artikel 49 - Algemene plicht 15

Hoofdstuk 7: Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing 16

Artikel 50 - Toetreding 16

Artikel 51 - Uittreding 16

Artikel 52 - Wijziging 17

Artikel 53 - Opheffing 17

Hoofdstuk 8: Slotbepalingen 17

Artikel 54 - Duur van de regeling 17

Artikel 55 - Inwerkingtreding 17

Artikel 56 - Inzending 18

Artikel 57 - Citeerwijze 18

Artikel 58 - Evaluatie 18

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1 – Begripsbepalingen

  • a.

    Algemeen bestuur: het algemeen bestuur van de regio.

  • b.

    Colleges: de aan deze regeling deelnemende colleges van burgemeester en wethouders.

  • c.

    Dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de regio.

  • d.

    Gedeputeerde staten: Gedeputeerde staten van Gelderland en Utrecht.

  • e.

    Gemeenten: de rechtspersonen achter de deelnemende bestuursorganen, bedoeld in artikel 1:1, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

  • f.

    Raden: de raden van de gemeenten waarvan de colleges deelnemer zijn aan deze regeling.

  • g.

    Regio: het openbaar lichaam bedoeld in artikel 2.

  • h.

    Voorzitter: de voorzitter van Regio FoodValley.

Artikel 2 – Openbaar lichaam

  • 1.

    Er is een openbaar lichaam, als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, genaamd Regio FoodValley.

  • 2.

    Het openbaar lichaam is gevestigd te Ede.

  • 3.

    Het werkgebied van Regio FoodValley omvat het grondgebied van de deelnemende gemeenten.

Artikel 3 – Belang

De gemeenschappelijke regeling wordt getroffen om de FoodValley regio een Europese topregio te maken op het gebied van kennis, ontwikkeling en innovatie in de agro-foodsector door versterking van het vestigingsklimaat en de kwaliteit van de leefomgeving. De gemeenschappelijke regeling Regio FoodValley werkt daartoe samen met ondernemers en onderwijs/onderzoek. Regio FoodValley concentreert zich op de terreinen economie, werkgelegenheid, ruimtelijke ontwikkeling, wonen en mobiliteit.

Artikel 4 – Taken

  • 1.

    Het bestuur van de regio heeft tot taken:

    • a.

      het in samenwerking met ondernemers en onderwijs/onderzoek voorbereiden van een regionale strategische agenda voor vier jaar; het bestuur biedt de agenda vervolgens ter vaststelling aan aan de gemeenteraden voor zover het de taken en verantwoordelijkheden van de gemeenten betreft.

    • a.

      het in samenwerking met ondernemers en onderwijs/onderzoek opstellen van een regionaal uitvoeringsprogramma binnen de kaders van de vastgestelde strategische agenda;

    • b.

      het behartigen van de belangen van de regiogemeenten, waaronder het verwerven van subsidies en het bieden van een overlegplatform tussen provincies, gemeenten, bedrijfsleven, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties en

    • c.

      het (doen) uitvoeren en financieel beheren van programma’s en projecten, zoals deze door de colleges aan het bestuur van de regio worden opgedragen.

  • 2.

    Het bestuur van de regio kan de taken, bedoeld in het eerste lid, uitvoeren op de volgende domeinen:

    • d.

      algemeen bestuurlijke aangelegenheden;

    • e.

      economie en werkgelegenheid;

    • f.

      ruimtelijke ontwikkeling, wonen en mobiliteit;

  • 3.

    Het bestuur van de regio besteedt bij de uitvoering van de in lid 2 genoemde taken structureel aandacht aan het aspect duurzaamheid.

  • 4.

    Het bestuur van de regio voert zijn taken uit binnen de kaders van de vastgestelde strategische agenda.

  • 5.

    Ten aanzien van de werkwijze bij de voorbereiding en uitvoering van programma’s en projecten wordt door het bestuur van de regio een protocol vastgesteld, in overleg met de colleges.

Artikel 5 – Bevoegdheden

  • 1.

    Aan het bestuur van de regio worden geen bevoegdheden overgedragen.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 kunnen bevoegdheden worden overgedragen, indien alle deelnemers daartoe eensluidend besluiten en het algemeen bestuur instemt met de overdracht van bevoegdheden.

  • 3.

    Voor de uitvoering van programma’s en projecten, als bedoeld in artikel 4, kunnen de colleges mandaatverlenen aan het bestuur van de regio, alsmede aan de regiosecretaris. Het betreffende bestuursorgaan stemt in met de mandaatverlening. Voor mandaatverlening aan de regiosecretaris is de instemming van het algemeen bestuur vereist, onverminderd het bepaalde in artikel 10:4 van de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 2: Samenstelling en inrichting van het bestuur

Artikel 6 – Bestuur

Het bestuur van de regio bestaat uit het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

§ 1. Algemeen bestuur

Artikel 7 – Samenstelling en stemrecht algemeen bestuur

  • 1.

    Het algemeen bestuur bestaat uit negen leden.

  • 1.

    Ieder college wijst uit zijn midden een lid van het algemeen bestuur aan, met uitzondering van de gemeente Ede, die de voorzitter levert en daarnaast een lid aanwijst.

  • 2.

    Elk lid van het algemeen bestuur heeft twee stemmen met uitzondering van de beide leden van de gemeente Ede, deze hebben elk één stem.

  • 3.

    Voor ieder lid van het algemeen bestuur wijst het betreffende college tevens een plaatsvervangend lid uit zijn midden aan.

Artikel 8 – Einde lidmaatschap

  • 1.

    Een lid van het algemeen bestuur houdt op lid te zijn, wanneer hij ophoudt lid te zijn van het college dat hem heeft aangewezen.

  • 2.

    Het college kan het lid dat het heeft aangewezen ontslag verlenen.

  • 3.

    Indien tussentijds een plaats in het algemeen bestuur openvalt, beslist het betreffende college zo spoedig mogelijk over de aanwijzing van een nieuw lid.

  • 4.

    Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op plaatsvervangende leden van het algemeen bestuur.

Artikel 9 – Vergaderingen

  • 1.

    Het algemeen bestuur vergadert zo vaak als het daartoe beslist, doch ten minste vijf maal per jaar.

  • 2.

    Voorts vergadert het algemeen bestuur indien de voorzitter of ten minste een vijfde van het aantal leden waaruit het algemeen bestuur bestaat schriftelijk, met opgave van redenen, daarom verzoekt.

  • 3.

    Voor de vergaderingen van het algemeen bestuur kunnen door het algemeen bestuur anderen, waaronder bestuurlijk vertegenwoordigers van de Provincie Gelderland, Provincie Utrecht, onderwijsinstellingen, ondernemers en andere maatschappelijke groeperingen als adviseur worden uitgenodigd.

  • 4.

    De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.

  • 5.

    De deuren worden gesloten wanneer een vijfde deel der aanwezige leden, of hun plaatsvervangers, daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 6.

    Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

Artikel 10 – Immuniteit

De leden van het bestuur van de regio en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor dan wel worden verplicht getuigenis af te leggen als bedoeld in artikel 165, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering over hetgeen zij in de vergadering van het algemeen bestuur hebben gezegd of aan het algemeen bestuur schriftelijk hebben overlegd.

Artikel 11 – Besluitvorming

Voor het tot stand komen van een besluit bij stemming wordt een tweederde meerderheid vereist van hen die een geldige stem hebben uitgebracht.

Artikel 12 – Reglement van orde

Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast.

§ 2. Dagelijks bestuur

Artikel 13 – Samenstelling dagelijks bestuur

Het dagelijks bestuur bestaat uit vier leden, te weten de voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van Regio FoodValley en de voorzitters van de portefeuillehoudersoverleggen Economie en Werkgelegenheid én Ruimtelijke ontwikkeling, Wonen en Mobiliteit, en worden door en uit het algemeen bestuur gekozen.

Artikel 14 – Beëindiging lidmaatschap

Een lid van het dagelijks bestuur houdt op lid te zijn wanneer hij het lidmaatschap van het algemeen bestuur verliest.

Artikel 15 – Reglement van orde

Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast, dat aan het algemeen bestuur wordt toegezonden.

Artikel 16 – Vergaderingen

  • 1.

    Het dagelijks bestuur vergadert jaarlijks ten minste acht maal.

  • 2.

    De voorzitter stelt, met inachtneming van hetgeen het dagelijks bestuur heeft bepaald, dag en plaats van de vergadering van het dagelijks bestuur en het tijdstip van de opening vast.

  • 3.

    De voorzitter maakt dag en plaats van te houden openbare vergaderingen en het tijdstip van de opening bekend.

Artikel 17 – Openbaarheid vergaderingen

  • 1.

    De vergaderingen van het dagelijks bestuur worden met gesloten deuren gehouden, voor zover het dagelijks bestuur niet anders heeft bepaald.

  • 2.

    Het reglement van orde voor de vergaderingen kan regels geven omtrent de openbaarheid van de vergaderingen van het dagelijks bestuur.

Artikel 18 – Besluitvorming

  • 1.

    In de vergadering van het dagelijks bestuur kan slechts worden beraadslaagd of besloten, indien ten minste de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

  • 2.

    Indien het vereiste aantal leden niet tegenwoordig is, belegt de voorzitter, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering.

  • 3.

    Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. Het dagelijks bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de eerdere vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien ten minste de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

  • 4.

    Besluiten worden genomen met volstrekte meerderheid van stemmen.

  • 5.

    Indien bij een stemming, anders dan over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen, de stemmen staken, wordt opnieuw gestemd.

  • 6.

    Staken de stemmen andermaal over hetzelfde voorstel dan beslist de stem van de voorzitter.

  • 7.

    Het algemeen bestuur kan regelen van welke besluiten van het dagelijks bestuur aan de leden van het algemeen bestuur kennisgeving wordt gedaan. Daarbij kan het algemeen bestuur de gevallen bepalen waarin met ter inzagelegging kan worden volstaan.

  • 8.

    Het dagelijks bestuur laat de kennisgeving of ter inzagelegging achterwege voor zover deze in strijd is met het openbaar belang.

§3. Voorzitter

Artikel 19 – Aanwijzing voorzitter

  • 1.

    De voorzitter wordt door en uit het algemeen bestuur aangewezen, met dien verstande dat de burgemeester van de gemeente Ede als voorzitter wordt aangewezen.

  • 2.

    De plaatsvervangend voorzitter wordt door en uit het midden van het algemeen bestuur aangewezen, met dien verstande dat deze uit een van de Utrechtse gemeenten wordt aangewezen.

§4. Commissies

Artikel 20 – Vaste commissies van advies

  • 1.

    Het algemeen bestuur is bevoegd vaste commissies van advies in te stellen. Het algemeen bestuur regelt samenstelling en de bevoegdheden.

  • 2.

    De instelling van vaste commissies van advies aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter en de regeling van haar bevoegdheden en samenstelling geschieden door het algemeen bestuur op voorstel van het dagelijks bestuur onderscheidenlijk van de voorzitter.

  • 3.

    De leden van een commissie en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor dan wel worden verplicht getuigenis af te leggen als bedoeld in artikel 165, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering over hetgeen zij in de vergadering van de commissie hebben gezegd of aan deze schriftelijk hebben overgelegd.

Artikel 21 – Het portefeuillehoudersoverleg

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt het portefeuillehoudersoverleg in, als vaste commissie van advies aan het dagelijks bestuur, overeenkomstig artikel 20.

  • 2.

    Het portefeuillehoudersoverleg bestaat uit de portefeuillehouders van de deelnemende gemeenten en wordt voorgezeten door een lid van het algemeen bestuur. De voorzitter van het portefeuillehoudersoverleg vertegenwoordigt niet zijn gemeente in het portefeuillehoudersoverleg.

  • 3.

    Voor de vergaderingen kan het portefeuillehoudersoverleg bestuurlijke vertegenwoordigers van de Provincie Gelderland, Provincie Utrecht, onderwijsinstellingen en ondernemers als adviseur uitnodigen. Het portefeuillehoudersoverleg kan ook vertegenwoordigers van andere maatschappelijke organisaties uitnodigen.

Artikel 22 – Tijdelijke commissies van advies

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan tijdelijke commissies van advies instellen, voor zover zij het algemeen bestuur van advies dienen.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur kan tijdelijke commissies van advies instellen, voor zover zij het dagelijks bestuur van advies dienen.

  • 3.

    De voorzitter kan tijdelijke commissies van advies instellen, voor zover zij hem van advies dienen.

Artikel 23 – Bestuurscommissie

Het algemeen bestuur kan met het oog op de behartiging van specifieke belangen een bestuurscommissie instellen overeenkomstig artikel 25 Wet gemeenschappelijke regelingen.

§ 5. Ombudsfunctie

Artikel 24 – Nationale ombudsman

De Nationale ombudsman is bevoegd tot behandeling van verzoekschriften als bedoeld in artikel 9:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 3: Bevoegdheden van het bestuur

§ 1. Algemeen bestuur

Artikel 25 – Bevoegdheden algemeen bestuur

  • 1.

    Regelingen worden, onverminderd het bepaalde in artikel 5, door het algemeen bestuur vastgesteld voor zover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door het algemeen bestuur krachtens de wet aan het dagelijks bestuur of de voorzitter is toegekend.

  • 2.

    De overige bevoegdheden berusten bij het algemeen bestuur voor zover deze niet bij of krachtens de wet of bij deze regeling aan het dagelijks bestuur of de voorzitter zijn toegekend.

Artikel 26 – Overdracht van bevoegdheden

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur zijn bevoegdheden overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich tegen overdracht verzet.

  • 2.

    Het algemeen bestuur kan in elk geval niet de bevoegdheid overdragen tot:

    • a.

      het vaststellen of wijzigen van de begroting, bedoeld in artikel 34 en 35 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

    • b.

      het vaststellen van de jaarrekening, bedoeld in artikel 34 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

    • c.

      het vaststellen van regels met betrekking tot de organisatie van de administratie en het beheer van de vermogenswaarden van de regio;

    • d.

      het vaststellen van regels met betrekking tot de controle op de administratie en het beheer van vermogenswaarden van de regio.

  • 3.

    Het besluit van het algemeen bestuur als bedoeld in het eerste lid, verbindt niet dan wanneer het is bekendgemaakt. De bekendmaking geschiedt door het dagelijks bestuur door plaatsing in de gemeentebladen van de gemeenten, dan wel, bij gebrek daarvan, door opneming in een andere door de gemeenten algemeen verkrijgbaar gestelde uitgave.

  • 4.

    Het besluit van het algemeen bestuur als bedoeld in het eerste lid ligt voor een ieder kosteloos ter inzage op de gemeentesecretarie van de verschillende gemeenten of op een andere door het algemeen bestuur te bepalen plaats.

  • 5.

    Een ieder kan op zijn verzoek een afschrift verkrijgen van het besluit van het algemeen bestuur als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 27 – Organisatieregeling

Het dagelijks bestuur stelt regels vast over de ambtelijke organisatie van de regio en stelt rechtspositionele regels voor de ambtelijke organisatie vast.

Artikel 28 – Verantwoordings- en informatieplicht

  • 1.

    Het algemeen bestuur verstrekt schriftelijk aan de raden de door een of meer leden van die raden gevraagde inlichtingen.

  • 2.

    Een lid van het algemeen bestuur verstrekt aan het college dat hem heeft aangewezen, de door een of meer leden van dat college gevraagde inlichtingen.

  • 3.

    Een lid van het algemeen bestuur kan door het college dat hem heeft aangewezen ter verantwoording worden geroepen over het door hem gevoerde beleid.

  • 4.

    Het tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de raad van de gemeente waartoe het college behoort dat het lid heeft aangewezen.

  • 5.

    Aan de verplichtingen op grond van het eerste t/m vierde lid wordt uitvoering gegeven aan de hand van het reglement van orde voor de vergaderingen van de raad dan wel het college van de betreffende deelnemer.

§ 2. Dagelijks bestuur

Artikel 29 – Bevoegdheden dagelijks bestuur

  • 1.

    Het dagelijks bestuur is belast met de bevoegdheden van artikel 33b van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur van de regio berust bij het dagelijks bestuur voor zover niet bij of krachtens de wet de voorzitter hiermee is belast.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur is belast met de voorbereiding van alles waarover in de vergadering van het algemeen bestuur zal worden beraadslaagd en besloten.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de besluiten van het algemeen bestuur, tenzij bij of krachtens de wet de voorzitter hiermee is belast.

Artikel 30 – Rechtsgedingen

  • 1.

    Het dagelijks bestuur neemt, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding, alle conservatoire maatregelen en doet wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur is bevoegd, tenzij het algemeen bestuur daaromtrent in voorkomende gevallen een beslissing heeft genomen, tot het procederen in eerste aanleg in kort geding en tot voeging in strafzaken als bedoeld in het Wetboek van Strafvordering.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur is bevoegd aan de regio of aan het bestuur van de regio hetzij een recht van beroep hetzij een recht van bezwaar toekomt, spoedshalve beroep in te stellen of bezwaar te maken alsmede, voor zover de voorschriften dat toelaten, schorsing van de aangevochten beslissing of een voorlopige voorziening ter zake te verzoeken.

  • 4.

    Het ingestelde beroep of het gemaakte bezwaar wordt ingetrokken, indien het algemeen bestuur de beslissing van het dagelijks bestuur tot het instellen van beroep of het maken van bezwaar niet in zijn eerstvolgende vergadering bekrachtigt. Het algemeen bestuur heeft deze mogelijkheid, voor zover dit het algemeen bestuur aangaat.

Artikel 31 – Informatie- en verantwoordingsplicht

  • 1.

    De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur.

  • 2.

    Zij geven het algemeen bestuur mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur verstrekt schriftelijk aan de raden de door een of meer leden van die raden gevraagde inlichtingen.

§ 3 . Voorzitter

Artikel 32 – Bevoegdheden voorzitter

  • 1.

    De voorzitter is tevens voorzitter van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.

  • 2.

    De voorzitter bevordert een goede behartiging van de zaken van de regio.

  • 3.

    De voorzitter vertegenwoordigt de regio in en buiten rechte. Hij kan met instemming van het dagelijks bestuur de vertegenwoordiging aan een door hem aan te wijzen persoon opdragen.

Hoofdstuk 4: Financiën van de regio

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 33 – Inrichting jaarstukken

De begroting, de begrotingswijzigingen, de meerjarenraming, de jaarrekening en het jaarverslag worden ingericht overeenkomstig bij of krachtens het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten gestelde regels.

§ 2. Begroting

Artikel 34 – Inhoud begroting

  • 1.

    Voor alle taken en activiteiten brengt het algemeen bestuur jaarlijks op de begroting de bedragen die het daarvoor beschikbaar stelt, alsmede de financiële middelen die het naar verwachting kan aanwenden.

  • 2.

    Het algemeen bestuur ziet erop toe dat de begroting in evenwicht is.

  • 3.

    Ten laste van de regio kunnen slechts lasten en daarmee overeenstemmende balansmutaties worden genomen tot de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht.

  • 4.

    Het begrotingsjaar is het kalenderjaar.

Artikel 35 - Ontwerpbegroting

  • 1.

    Het dagelijks bestuur biedt jaarlijks het algemeen bestuur een ontwerp aan voor de begroting met toelichting van de regio en een meerjarenraming met toelichting voor ten minste drie op het begrotingsjaar volgende jaren.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting acht weken voordat zij aan het algemeen bestuur doch uiterlijk voor 15 april van het jaar, voorafgaande aan het jaar waarop de ontwerpbegroting betrekking heeft wordt aangeboden, toe aan de raden.

  • 3.

    De raden kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 4.

    De ontwerpbegroting en de overige in het eerste lid bedoelde stukken liggen, zodra zij aan de raden zijn aangeboden, voor een ieder ter inzage en zijn algemeen verkrijgbaar. Van de ter inzagelegging en de verkrijgbaarstelling wordt openbaar kennis gegeven. De colleges zijn hiervoor verantwoordelijk.

Artikel 36 – Vaststelling begroting

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan het jaar waarop de begroting betrekking heeft.

  • 2.

    Nadat deze is vastgesteld, zendt het algemeen bestuur de begroting aan de raden, die ter zake bij gedeputeerde staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zendt de door het algemeen bestuur vastgestelde begroting vergezeld van de in artikel 34, eerste en derde lid, bedoelde stukken, binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 1 augustus van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde staten.

Artikel 37 – Wijziging van de begroting

  • 1.

    Besluiten tot wijziging van de begroting kunnen tot uiterlijk het eind van het desbetreffende begrotingsjaar worden genomen.

  • 2.

    De artikelen 34, tweede, derde en vierde lid, en 35, tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 38 – Verplichte uitgaven

  • 1.

    Verplichte uitgaven van de regio zijn:

  • a.

    de renten en aflossingen van de door de regio aangegane geldleningen en alle overige opeisbare schulden;

  • b.

    de uitgaven die bij of krachtens de wet of deze regeling aan de regio zijn opgelegd.

  • 1.

    Indien het algemeen bestuur weigert verplichte uitgaven op de begroting te brengen, doen gedeputeerde staten dit.

  • 2.

    Indien het algemeen bestuur bovendien weigert in voldoende dekking van in het eerste lid bedoelde uitgaven te voorzien, verminderen gedeputeerde staten daartoe hetzij het bedrag voor onvoorziene uitgaven, hetzij indien dit bedrag niet toereikend is, overige niet-verplichte uitgaven.

  • 3.

    Gedeputeerde staten dragen zo nodig aan de bevoegde ambtenaar de betaling op ten laste van de regio van hetgeen als verplichte uitgaaf op de begroting is gebracht.

§ 3 . Jaarrekening

Artikel 39 – Jaarrekening en jaarverslag

  • 1.

    Het dagelijks bestuur legt aan het algemeen bestuur over elk begrotingsjaar verantwoording af over het door hem gevoerde bestuur, onder overlegging van de jaarrekening en het jaarverslag.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt jaarlijks vóór 15 april aan de raden van de deelnemende gemeenten de voorlopige jaarrekening van het voorgaande jaar.

  • 3.

    Het algemeen bestuur legt de in het eerste lid, alsmede de in artikel 43, derde en vierde lid, bedoelde stukken, wanneer de bespreking daarvan geagendeerd is, voor een ieder ter inzage en stelt ze algemeen verkrijgbaar. Van de ter inzagelegging en de verkrijgbaarstelling wordt openbaar kennis gegeven. Het algemeen bestuur beraadslaagt over de jaarrekening en het jaarverslag niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgeving.

Artikel 40 – Vaststelling

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening en het jaarverslag vast in het jaar volgend op het begrotingsjaar. De jaarrekening betreft alle baten en lasten van de regio.

  • 2.

    Indien het algemeen bestuur tot het standpunt komt dat de in de jaarrekening opgenomen baten, lasten of balansmutaties, die niet rechtmatig tot stand zijn gekomen, aan de vaststelling van de jaarrekening in de weg staan, brengt hij dit terstond ter kennis van het dagelijks bestuur met vermelding van de gerezen bedenkingen.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zendt het algemeen bestuur binnen twee maanden na ontvangst van het standpunt, bedoeld in het tweede lid, een voorstel voor een indemniteitsbesluit, vergezeld van een reactie op de bij het algemeen bestuur gerezen bedenkingen.

  • 4.

    Indien het dagelijks bestuur een voorstel voor een indemniteitsbesluit heeft gedaan, stelt het algemeen bestuur de jaarrekening niet vast dan nadat het heeft besloten over het voorstel.

Artikel 41 – Decharge

Behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden, ontlast de vaststelling van de jaarrekening de leden van het dagelijks bestuur ten aanzien van het daarin verantwoorde financieel beheer.

Artikel 42 – Inzending gedeputeerde staten

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zendt de vastgestelde jaarrekening en het jaarverslag, vergezeld van de overige in artikel 38 bedoelde stukken binnen twee weken na vaststelling, maar in ieder geval vóór 15 juli van het jaar, volgend op het begrotingsjaar, aan gedeputeerde staten. Het dagelijks bestuur voegt daarbij, indien van toepassing, het besluit van het algemeen bestuur over een voorstel voor een indemniteitsbesluit met de reactie, bedoeld in artikel 39, derde lid.

  • 2.

    Indien het algemeen bestuur de jaarrekening dan wel een indemniteitsbesluit niet of niet naar behoren vaststelt, zendt het dagelijks bestuur de jaarrekening, vergezeld van de overige in artikel 38 bedoelde stukken, respectievelijk het indemniteitsbesluit ter vaststelling aan gedeputeerde staten.

§ 4. Administratie en controle

Artikel 43 – Financiële regeling

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt bij regeling de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. Deze regeling waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan.

  • 2.

    De regeling bevat in ieder geval:

    • a.

      regels voor waardering en afschrijving van activa;

    • b.

      regels inzake de algemene doelstellingen en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie.

Artikel 44 – Controleregeling

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt bij regeling regels vast voor de controle op het financiële beheer en op de inrichting van de financiële organisatie. Deze regeling waarborgt dat de rechtmatigheid van het financiële beheer en van de inrichting van de financiële organisatie wordt getoetst.

  • 2.

    Het algemeen bestuur wijst een of meer accountants aan als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, belast met de controle van de in artikel 38 bedoelde jaarrekening en het daarbij verstrekken van een accountantsverklaring en het uitbrengen van een verslag van bevindingen.

  • 3.

    De accountantsverklaring geeft op grond van de uitgevoerde controle aan of:

    • a.

      de jaarrekening een getrouw beeld geeft van zowel de baten en lasten als de grootte en samenstelling van het vermogen;

    • b.

      de baten en lasten, alsmede de balansmutaties rechtmatig tot stand zijn gekomen;

    • c.

      de jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels, bedoeld in artikel 32 en

    • d.

      het jaarverslag met de jaarrekening verenigbaar is

  • 4.

    Het verslag van bevindingen bevat in ieder geval bevindingen over:

    • e.

      de vraag of de inrichting van het financiële beheer en van de financiële organisatie een getrouwe en rechtmatige verantwoording mogelijk maken en

    • f.

      onrechtmatigheden in de jaarrekening.

  • 5.

    De accountant zendt de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen aan het algemeen bestuur en een afschrift daarvan aan het dagelijks bestuur.

Artikel 45 – Inzending aan gedeputeerde staten

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zendt de regelingen, bedoeld in de artikelen 42 en 43, binnen twee weken na vaststelling door het algemeen bestuur aan gedeputeerde staten.

  • 2.

    Gedeputeerde staten kunnen te allen tijde een onderzoek instellen naar de wijze waarop de administratie en het beheer, bedoeld in artikel 42, eerste lid, worden gevoerd.

Hoofdstuk 5: Ambtelijke organisatie

Artikel 46 – Regiosecretaris

  • 1.

    Er is een regiosecretaris.

  • 2.

    De regiosecretaris wordt door het dagelijks bestuur benoemd, geschorst en ontslagen.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur kan in spoedeisende gevallen tot schorsing overgaan. Het dagelijks bestuur doet daarvan terstond mededeling aan het algemeen bestuur. Het dagelijks bestuur regelt de vervanging van de regiosecretaris.

  • 5.

    De rechtspositieregelingen van de gemeente Ede zijn van overeenkomstige toepassing op de regiosecretaris.

Artikel 47 – Taken regiosecretaris

  • 1.

    De regiosecretaris staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter alsmede door hen ingestelde commissies bij de uitoefening van hun taak terzijde.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur stelt in een instructie nadere regels vast betreffende de taak en de bevoegdheid van de regiosecretaris. Het dagelijks bestuur regelt hierbij ook de afstemming met de secretarissen van de deelnemende gemeenten.

  • 3.

    De regiosecretaris is in de vergadering van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur aanwezig.

  • 4.

    De stukken die van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur uitgaan, worden door de regiosecretaris mede ondertekend.

  • 5.

    Het vierde lid is niet van toepassing indien de ondertekening van stukken die van het dagelijks bestuur uitgaan aan de regiosecretaris of een andere regioambtenaar is opgedragen.

Artikel 48 – Regioambtenaren

  • 1.

    Het dagelijks bestuur is bevoegd de regioambtenaren te benoemen, schorsen en ontslaan.

  • 2.

    De rechtspositieregelingen van de gemeente Ede zijn van overeenkomstige toepassing op de regioambtenaren.

Hoofdstuk 6: Archief

Artikel 49 – Algemene plicht

  • 1.

    Overeenkomstig een door het algemeen bestuur vast te stellen regeling, welke aan gedeputeerde staten wordt medegedeeld, draagt het dagelijks bestuur zorg voor de archiefbescheiden van de organen van het bestuur van de regio.

  • 2.

    De kosten, verbonden aan de uitoefening van de in het eerste lid bedoelde zorg, komen ten laste van de regio.

  • 3.

    Voor de bewaring van de op grond van artikel 12, eerste lid, en artikel 13, eerste lid, van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden van de organen van het bestuur van de regio wijst het dagelijks bestuur een regionale archiefbewaarplaats aan.

  • 4.

    De regionale archiefbewaarplaats wordt beheerd door een erkend regioarchivaris of, indien geen zodanige regioarchivaris mocht zijn benoemd, door de regiosecretaris.

  • 5.

    Ten aanzien van het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het bestuur van de regio, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats, is, onder de bevelen van het dagelijks bestuur, met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet belast de regioarchivaris. Met betrekking tot dit toezicht stelt het algemeen bestuur een regeling vast, welke aan gedeputeerde staten wordt medegedeeld.

  • 6.

    De regioarchivaris wordt door het dagelijks bestuur benoemd, geschorst en ontslagen.

  • 7.

    In afwijking van het derde lid kan in plaats van een regionale archiefbewaarplaats ook een gemeentelijke archiefbewaarplaats van een van de deelnemers worden aangewezen. Het vierde, vijfde en zesde lid zijn niet van toepassing. Artikel 31 en 32 van de Archiefwet 1995 zijn van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 7: Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing

Artikel 50 – Toetreding

  • 1.

    Een college van burgemeester en wethouders van een andere gemeente kan tot deze regeling toetreden middels een daartoe strekkend besluit, na verkregen toestemming van zijn raad, overeenkomstig artikel 1, tweede en derde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2.

    Alle colleges moeten instemmen met de toetreding, na verkregen toestemming van hun raden, overeenkomstig artikel 1, tweede en derde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 3.

    Het algemeen bestuur kan algemene en specifieke voorwaarden verbinden aan toetreding. De algemene voorwaarden worden vastgelegd in een regeling.

  • 4.

    De toetreding gaat in op de eerste dag van de maand, volgend op die waarin de toetreding door de colleges alsmede het nieuw toetredende college is bekendgemaakt op de gebruikelijke wijze.

Artikel 51 – Uittreding

  • 1.

    Het voornemen tot uittreding van een college wordt bij aangetekende kennisgeving aan het dagelijks bestuur meegedeeld.

  • 2.

    Na ontvangst van de in het eerste lid vermelde kennisgeving wordt door het algemeen bestuur een ontwerp uittredingsplan opgesteld.

  • 3.

    Op grond van het ontwerp uittredingsplan besluit het college dat een kennisgeving als bedoeld in het eerste lid heeft gedaan, of tot uittreding wordt overgegaan. Het college besluit hier niet toe dan nadat het toestemming heeft gekregen van zijn raad als bedoeld in artikel 1, tweede lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 4.

    Wanneer toepassing wordt gegeven aan het derde lid, stelt het algemeen bestuur het uittredingsplan vast. De in het uittredingsplan omschreven financiële verplichtingen zijn voor het uittredende college bindend met dien verstande dat een geschil over het uittredingsplan en de daarin omschreven financiële verplichtingen overeenkomstig artikel 28 Wet gemeenschappelijke regelingen aan gedeputeerde staten kunnen worden voorgelegd.

  • 5.

    Nadat het uittredingsplan is vastgesteld is het uittredende college gehouden om binnen zes maanden de daarin voor hem omschreven financiële verplichtingen jegens de regio na te komen.

Artikel 52 – Wijziging

  • 1.

    Het dagelijks bestuur, één of meer leden van het dagelijks bestuur en de colleges kunnen een voorstel tot wijziging van de regeling indienen bij het algemeen bestuur.

  • 2.

    Het algemeen bestuur zendt het wijzigingsvoorstel aan de colleges.

  • 3.

    Wijziging kan geschieden nadat alle colleges hiertoe unaniem hebben besloten.

  • 4.

    Een college kan slechts voor wijziging stemmen, dan nadat het hiervoor de toestemming van zijn raad heeft gekregen, als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 5.

    De wijziging bepaalt zelf wanneer deze in werking treedt, met in acht neming van het hierom bepaalde in artikel 26 en 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 53 – Opheffing

  • 1.

    Het dagelijks bestuur, één of meer leden van het dagelijks bestuur en de colleges kunnen een voorstel tot opheffing van de regeling indienen bij het algemeen bestuur.

  • 2.

    Het algemeen bestuur zendt het voorstel aan de colleges.

  • 3.

    Opheffing kan geschieden nadat de colleges hiertoe unaniem hebben besloten.

  • 4.

    Een college kan slechts voor opheffing stemmen, dan nadat het hiervoor de toestemming van zijn raad heeft verkregen als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 5.

    Het algemeen bestuur stelt een liquidatieplan op, dat bindend is voor de colleges.

  • 6.

    Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemers alle rechten en verplichtingen van de regio over de deelnemers te verdelen op een in het plan te bepalen wijze.

  • 7.

    Het bestuur van de regio blijft, zo nodig na het tijdstip van opheffing van de regeling, in functie voor zover dit tot vereffening van het vermogen noodzakelijk is totdat de liquidatie is voltooid. Bij de vereffening wordt het liquidatieplan betrokken.

Hoofdstuk 8: Slotbepalingen

 

Artikel 54 – Duur van de regeling

De regeling wordt voor onbepaalde tijd getroffen.

Artikel 55 – Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2016.

  • 2.

    Het bestuur van de gemeente Ede zorgt voor bekendmaking van wijziging van de gemeenschappelijke regeling in alle deelnemende gemeenten door kennisgeving van de inhoud van de regeling in de Staatscourant.

Artikel 56 – Inzending

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede is belast met de inzending van deze regeling aan de colleges van gedeputeerde staten van de provincies Gelderland en Utrecht.

Artikel 57 – Citeerwijze

Deze regeling wordt aangehaald als “Gemeenschappelijke Regeling Regio FoodValley”.

Artikel 58 – Evaluatie

Het algemene functioneren en de werkwijze van Regio FoodValley wordt iedere vier jaar geëvalueerd aan het begin van het kalenderjaar waarin algemene raadsverkiezingen in de gemeenten plaatsvinden.

Ondertekening.

De burgemeester van Barneveld ……………………………………………………

(J.W.A. van Dijk)

De burgemeester van Ede ………………………………………………….

(C. van der Knaap)

De burgemeester van Nijkerk ………………………………………………….

(G.D. Renkema)

De burgemeester van Renswoude …………………………………………………..

(A.E.H. van der Kolk)

De burgemeester van Rhenen ……………………………………………………

(J.A. van der Pas)

De burgemeester van Scherpenzeel ……………………………………………………

(B. Visser)

De burgemeester van Veenendaal …………………………………………………….

(A.W. Kolff)

De burgemeester van Wageningen ………………………………………………………

(G.J.M. van Rumund)

Naar boven