TOELICHTING
Algemeen
Met onderhavige regeling wordt de Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting
2015 gewijzigd, teneinde daarin een aantal technische wijzigingen en een aantal wijzigingen
met beperkte beleidsmatige gevolgen aan te brengen.
De Inspectie Leefomgeving en Transport heeft ten aanzien van het voorstel een HUF-toets
(handhaafbaarheids-, uitvoerbaarheids- en fraudebestendigheidstoets) uitgevoerd. Daaruit
kwam naar voren dat in de opsomming van het voorgestelde artikel 12a ook ‘openbare
nutsvoorzieningen die zich in of nabij woongelegenheden bevinden’. De delegatiegrondslag
in artikel 24, onderdeel g, van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting,
is daarvoor echter niet toereikend. Voorts werd de artikelsgewijze toelichting bij
onderdeel C onvoldoende duidelijk geacht. De toelichting is daarop verhelderd.
De regeling heeft geen gevolgen voor de regeldruk, omdat de wijzigingen niet raken
aan de informatieverplichtingen van burgers, bedrijven of professionals jegens de
overheid of aan de kosten die deze groepen moeten maken om aan inhoudelijke verplichtingen
te voldoen.
Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdelen A en F
Met de wijziging van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 (hierna:
BTIV), die per 1 juli 2016 in werking treedt, zijn de lagere ratingeisen (B voor andere
transacties dan beleggingen of derivaten, geen ratingeisen voor uitsluitend het aantrekken
van leningen) bij besluit geregeld. Derhalve komen de artikelen 4 en 41, eerste lid,
onderdeel e, onder 2°, van de Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015
(hierna: RTIV) te vervallen.
Onderdeel B
In het BTIV is voorzien in de mogelijkheid om bij ministeriële regeling gevallen aan
te wijzen ten aanzien waarvan de vestiging van een recht van opstal of vruchtgebruik
op een woongelegenheid niet de voorafgaande toestemming van de minister behoeft, omdat
de minister in dergelijke gevallen altijd toestemming geeft. In onderdeel B is deze
lijst opgenomen. Het betreft de vestiging van een recht van opstal ten behoeve van
GSM-zendmasten, zonnepanelen en reclameobjecten. In gevallen betreffende het vestigen
van een recht van vruchtgebruik wordt vooralsnog niet voorzien. Er is voor gekozen
de gevallen bij ministeriële regeling aan te wijzen en geen generieke uitzondering
te maken, zodat voor het plaatsen van onvoorziene en mogelijk onwenselijke zaken toestemming
van de minister nodig blijft.
Onderdeel C
Artikel 15 ziet op de tabellen die de jaarrekening dient te bevatten. In dit kader
wordt het duidelijker geacht om naar tabellen ten behoeve van verantwoordingsinformatie
te verwijzen, dan naar tabellen van prospectieve informatie. Het artikel is dienovereenkomstig
gewijzigd. Ten aanzien van het toegevoegde lid geldt dat in de toelichting op de beginbalansen
wordt aangegeven hoe de beginbalansen aansluiten op de gescheiden balansen ten aanzien
van de jaarrekening over het verslagjaar 2016, zoals in het door de autoriteit goedgekeurde
splitsingsvoorstel zijn opgenomen. Aanvullend hierop geldt dat de Autoriteit over
het jaar 2017 voor de onderscheiden daeb- en niet-daebtak zelfstandig de winst- en
verliesrekening en de kasstroomrealisatie zal opvragen, teneinde de aansluiting op
de splitsingsvoorstellen te kunnen beoordelen.
Onderdeel D
Woningzoekende statushouders moeten op grond van artikel 22, eerste en derde lid,
aanhef en onderdeel a, van de RTIV, een verklaring over de huishoudsamenstelling overleggen
aan de toegelaten instelling om in aanmerking te kunnen komen voor een woning. In
de praktijk is dit onnodig, omdat de samenstelling van het huishouden reeds blijkt
uit een verklaring van het COA die dient te worden overlegd. Het is geen vereiste
dat die verklaring ook de namen van eventueel meeverhuizende gezinsleden noemt. In
het toetsingsschema bij de bepalingen is eveneens opgenomen dat kan worden volstaan
met een verklaring van het COA.
Onderdeel E
In artikel 48 van de Woningwet is een verbod opgenomen voor toegelaten instellingen
om zelfstandige woningen die behoren tot het Diensten van Algemeen Economisch Belang
(DAEB)-deel van de toegelaten instelling te verhuren met een huurovereenkomst voor
bepaalde tijd van twee jaar of korter. Blijkens dit artikel wordt hierop een uitzondering
gemaakt voor personen die deel uitmaken van een bij ministeriële regeling te bepalen
groep. Met de wijziging van dit onderdeel wordt deze groep aangewezen.
In de toelichting bij het amendement op grond waarvan de grondslag voor een ministeriële
regeling in artikel 48 van de Woningwet is opgenomen (Kamerstukken II 2015/16, 34 373, nr. 18) is aangegeven dat toegelaten instellingen op grond van de opgedragen DAEB voorzien
in de huisvesting van huishoudens die qua inkomen of andere omstandigheden op een
sociale huurwoning zijn aangewezen, en dat het hier gaat om reguliere huisvesting
voor langere duur, waarbij het hanteren van een tijdelijke huurovereenkomst in het
algemeen onwenselijk is.
In de toelichting bij het amendement zijn de volgende voorbeelden genoemd van personen
waarvoor een uitzondering gemaakt wordt:
-
– huurders die voor hun werk of studie tijdelijk in een andere plaats of een ander land
werken of studeren,
-
– huurders die in verband met de renovatie of sloop, gevolgd door vervangende nieuwbouw,
hun woning moeten verlaten en tijdelijk andere woonruimte moeten betrekken,
-
– huurders in de noodopvang, en
-
– huurders met wie de toegelaten instelling een tweede of laatste kans-huurovereenkomst
aangaat of huurders met wie een tijdelijke huurovereenkomst gecombineerd met woonbegeleiding
wordt afgesloten.
Met deze groepen dienen vervolgens geen huurovereenkomsten te worden afgesloten welke
een gebruik van woonruimte betreffen dat naar zijn aard slechts van korte duur is
(artikel 7:232, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW)).
In de voorliggende regeling zijn deze groepen als volgt uitgewerkt.
huurders die voor hun werk of studie tijdelijk in een andere plaats of een ander land
werken of studeren
Hierbij moet allereerst gedacht worden aan uit het buitenland afkomstige studenten
of arbeidsmigranten, waarvoor het noodzakelijk is om ten behoeve van het tijdelijk
kunnen werken of studeren in Nederland ook tijdelijke huisvesting te vinden. Maar
het kan ook gaan om studenten en werknemers die binnen Nederland voor werk of studie
verhuizen. Het ligt voor de hand dat het dan zal gaan om die gevallen waarbij het
werk of de studie niet langer dan 2 jaar zullen duren, zodat door middel van de tijdelijke
huurovereenkomst voor de gehele duur van werk of studie in huisvesting voorzien kan
worden.
huurders die in verband met de renovatie of sloop, gevolgd door vervangende nieuwbouw,
hun woning moeten verlaten en tijdelijk andere woonruimte moeten betrekken
Het gaat hierbij over die gevallen waarbij een huurder als gevolg van een renovatie
als bedoeld in artikel 7:220, tweede lid, van het BW (sloop met vervangende nieuwbouw
of gedeeltelijke vernieuwing door verandering of toevoeging) zijn woning tijdelijk
moet verlaten, tot de nieuw gebouwde of gerenoveerde woning weer betrokken kan worden.
In deze gevallen wordt ook wel gesproken over een wisselwoning. Wanneer de periode
van het gebruik van de wisselwoning korter is dan 2 jaar, dan kan voor die periode
door de toegelaten instelling een huurovereenkomst van 2 jaar of korter worden afgesloten.
huurders in de noodopvang
Het gaat in deze gevallen om personen die uit de maatschappelijke opvang (daklozenopvang,
vrouwenopvang e.d.) uitstromen en eerst nog tijdelijk gehuisvest worden alvorens een
definitieve woning toegewezen te krijgen. Het streven is deze personen zo snel mogelijk
weer zelfstandig te laten wonen. Door het mogelijk te maken deze personen tussentijds
tijdelijk in een woning te huisvesten komen opvangplaatsen vrij die nodig zijn voor
nieuwe instroom.
Daarnaast gaat het om personen die in een noodsituatie verkeren en daardoor urgent
tijdelijk woonruimte behoeven, zoals personen die gaan scheiden, ex-gedetineerden,
slachtoffers van mensenhandel en personen waarbij gedwongen verkoop van de koopwoning
heeft plaatsgevonden. Deze personen kunnen worden geholpen met een tijdelijke woning
zodat zij hun zaken op orde kunnen brengen alvorens verder zelf in hun huisvesting
te voorzien.
huurders met wie de toegelaten instelling een tweede of laatste kans-huurovereenkomst
aangaat of huurders met wie een tijdelijke huurovereenkomst gecombineerd met woonbegeleiding
wordt afgesloten
In die gevallen dat een huurder eerder woonoverlast heeft veroorzaakt, en daardoor
een huisuitzetting dreigt of heeft plaatsgevonden wordt soms een zogenoemde tweede
of laatste kans-huurovereenkomst afgesloten. Het gaat dan bijvoorbeeld om huurders
die in de omgeving overlast hebben veroorzaakt, hun woning hebben verwaarloosd of
huurders die wegens huurschuld ontruimd zijn of dreigen te worden. Toegelaten instellingen
helpen deze huurders door hen nog een kans te bieden als zij bereid zijn hulp te aanvaarden
en/of aan bepaalde voorwaarden ten aanzien van het woon- en huurgedrag te voldoen.
Voor deze gevallen kan een tijdelijke huurovereenkomst worden afgesloten, waarbij
de huur na de afgesproken termijn eindigt wanneer de huurder niet aan de bedoelde
voorwaarden heeft voldaan, maar waarbij de huur verlengd kan worden of de huurder
andere permanente huisvesting kan betrekken wanneer dat wel het geval is.
Dit geldt ook wanneer er naast de huurovereenkomst een overeenkomst voor woonbegeleiding
(voor een bepaalde tijd) is afgesloten. De huur kan dan eindigen wanneer de begeleiding
is afgerond, waarna de huurder in een andere woning zonder begeleiding kan gaan wonen,
of de huur kan na de afgesproken termijn worden voortgezet als huur voor onbepaalde
duur, ook wel ‘omklapcontract’ genoemd.
Onderdeel G
In tabel 55 van bijlage 2 bij de RTIV is de modelparameter voor overdrachtskosten
voor de basisversie opgenomen. Abusievelijk is hier een foutief percentage vermeld
voor de overdrachtsbelasting, namelijk 2% in plaats van 6%. Het totaal komt daarmee
op 7% in plaats van 3%. De tabel is conform aangepast.
Onderdeel H
De financiële en volkshuisvestelijke prognoses (dPi) dienen jaarlijks voor 15 december
te worden ingediend volgens het model in bijlage 5 bij de RTIV. Die bijlage is geactualiseerd.
Artikel II
In overeenstemming met het systeem van vaste verandermomenten treedt deze regeling
met ingang van 1 juli 2016 in werking.
De Minister voor Wonen en Rijksdienst,
S.A. Blok