Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2016, 33069 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2016, 33069 | Besluiten van algemene strekking |
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op artikel 7 van het Eindexamenbesluit VO;
Besluit:
In Bijlage 1 bij de Regeling examenprogramma’s voorgezet onderwijs wordt de paragraaf ‘Examenprogramma culturele en kunstzinnige vorming havo/vwo’ vervangen door de paragraaf ‘Examenprogramma culturele en kunstzinnige vorming havo/vwo’, overeenkomstig de bijlage bij deze regeling.
1. In het schooljaar 2017–2018 wordt voor de eerste maal gelegenheid geboden tot het afleggen van een examen op grond van het gewijzigde Examenprogramma culturele en kunstzinnige vorming havo/vwo.
2. In het schooljaar 2018–2019 wordt in het havo voor het laatst examen worden afgenomen op grond van het oude Examenprogramma culturele en kunstzinnige vorming havo/vwo.
3. In het schooljaar 2019–2020 wordt in het vwo voor het laatst examen worden afgenomen op grond van het oude Examenprogramma culturele en kunstzinnige vorming havo/vwo.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker
HET EINDEXAMEN
Het eindexamen bestaat uit het schoolexamen.
Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen:
Domein A: Verkennen
Domein B: Verbreden
Domein C: Verdiepen
Domein D: Verbinden
Het schoolexamen heeft betrekking op de domeinen A tot en met D, en indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: andere vakonderdelen, die per kandidaat kunnen verschillen.
1. De kandidaat kan de eigen ervaring met kunst, kunstzinnige interesses, kennis van en opvattingen over kunst beschrijven en daarop reflecteren, en het resultaat daarvan gedocumenteerd vastleggen.
2. De kandidaat kan daarbij aangeven:
– wat de eigen ervaring met kunst is geweest, welke kennis hij van kunst heeft en wat zijn kunstopvattingen zijn;
– hoe zijn ervaring, interesses, kennis en opvattingen met betrekking tot kunst zijn gevormd;
– hoe zijn ervaring, interesses, kennis en opvattingen zich verhouden tot die van anderen, onder wie zijn medeleerlingen.
3. De kandidaat kan ervaringen met nieuwe kunstzinnige activiteiten die worden aangeboden in een levensechte, professionele context, beschouwen en waarderen.
4. De kandidaat kan inhoud, vorm en betekenis van uitingen in tenminste drie kunstdisciplines vanuit een of meerdere van de volgende dimensies beschouwen:
– feit en fictie;
– schoonheid en lelijkheid;
– autonoom en toegepast;
– ambachtelijk en industrieel;
– amusement en engagement;
– digitaal en analoog;
– individueel en coöperatief;
– traditie en innovatie;
– herkenning en vervreemding;
– monodisciplinair, multidisciplinair, interdisciplinair;
– lokaal en globaal.
5. De kandidaat kan, individueel en/of in een klein team van medeleerlingen een artistiek creatief proces of een aspect daarvan onderzoeken.
6. De kandidaat kan hierbij gebruik maken van:
– voor dit onderzoek of proces geschikte werkwijzen, in de vorm van praktische activiteiten en beschouwend onderzoek;
– de voor dit onderzoek vereiste creërende en analytische vaardigheden;
– diverse bronnen in verschillende media;
– zijn culturele omgeving.
7. De kandidaat kan hierbij gebruik maken van de onder domein B opgedane kunsttheoretische en/of cultuurhistorische kennis (havo/vwo). De vwo-kandidaat kan aanvullend deze kennis kritisch analyseren en contextualiseren (vwo).
8. De kandidaat kan de verkregen inzichten documenteren en verantwoorden in een daartoe geëigende vorm, zoals een presentatie, tentoonstelling, verslag, debat, beeld, film, performance.
9. De kandidaat kan verbanden leggen tussen de in de domeinen A, B en C opgedane ervaringen en inzichten met betrekking tot kunstzinnige processen.
10. De kandidaat kan aangeven wat daarvan de betekenis is voor zijn (verdere) kunstzinnige en culturele ontwikkeling.
11. De kandidaat kan deze reflectie toelichten in een daartoe geëigende vorm; te denken valt aan een gesprek, een film, een presentatie, een (digitaal) dossier of een combinatie van deze vormen.
Met mijn brief van 12 juni 2015, kenmerk 756752, TK 31 289 - 243, ontving de Tweede Kamer het advies van de Vernieuwingscommissie CKV voor een nieuw examenprogramma culturele en kunstzinnige vorming. In die brief gaf ik aan dit advies integraal te willen overnemen en het nieuwe examenprogramma te willen invoeren op 1 augustus 2017.
Met deze regeling stel ik het nieuwe examenprogramma culturele en kunstzinnige vorming vast. In het schooljaar 2017–2018 wordt voor het eerst gelegenheid geboden tot het afleggen van het gewijzigde examen culturele en kunstzinnige vorming havo/vwo.
Om te kunnen slagen voor het eindexamen moet de kandidaat volgens de nu geldende regeling voor het vak culturele en kunstzinnige vorming de kwalificatie ‘voldoende’ of ‘goed’ hebben behaald. In haar advies beval de Vernieuwingscommissie CKV aan om het vernieuwde schoolexamen voortaan af te sluiten met een eindcijfer dat meetelt in het combinatiecijfer. Hiertoe wordt artikel 50 van het Eindexamenbesluit VO gewijzigd. Deze wijziging van de bepaling van de uitslag van het eindexamen wordt van kracht met ingang van 2019 (havo) of 2020 (vwo), ook als het schoolexamen CKV al in het voorlaatste (havo/vwo) of daaraan voorafgaande schooljaar (vwo) is afgenomen.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2016-33069.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.