Regeling van de Staatssecretaris van Financiën van 17 juni 2016, nr. 2016-0000005870, tot wijziging van enige uitvoeringsregelingen inzake de fiscaliteit en toeslagen

17 juni 2016

Nr. 2016-0000005870

Directoraat-Generaal Voor Fiscale Zaken; Directie Directe Belastingen

De Staatssecretaris van Financiën,

Handelende wat artikel 28 van de Wet op de loonbelasting 1964 betreft in overeenstemming met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelet op artikel 17 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, artikel 28 van de Wet op de loonbelasting 1964 en de artikelen 3a en 62 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

Besluit:

ARTIKEL I

In de Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt artikel 5 als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De wijzigingen, bedoeld in het eerste lid, zijn:

    • a. het ontstaan van partnerschap op grond van artikel 5a, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen of artikel 3, tweede lid, aanhef en onderdelen b, c en d, van de wet;

    • b. het eindigen van partnerschap op grond van artikel 5a, vierde lid, aanhef en onderdeel a, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

    • c. een verhoging van een geschat toetsingsinkomen die leidt tot een verlaging van de tegemoetkoming over het berekeningsjaar met meer dan € 100;

    • d. een verhoging van een geschat vermogen waardoor over het berekeningsjaar geen aanspraak op een tegemoetkoming bestaat.

2. In het derde lid vervallen de onderdelen d en e, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel c door een punt.

3. Het vijfde lid, onderdeel e, komt te luiden:

e. een wijziging van het geschatte aantal gewerkte uren of van de geschatte duur van een voorziening als bedoeld in artikel 8a, eerste lid, van het Besluit kinderopvangtoeslag.

ARTIKEL II

In de Regeling gegevensuitvraag loonaangifte wordt artikel 1a.1 als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid, onderdeel a, onder 7°, komt te luiden:

  • 7°. pseudo-eindheffing RVU;.

2. Het vierde lid, onderdeel e, onder 8°, komt te luiden:

  • 8°. indicatie premiekorting in dienst nemen arbeidsgehandicapte werknemer;.

3. In het vierde lid, onderdeel e, worden, onder vernummering van de onderdelen 9° tot en met 25° tot onderdelen 11° tot en met 27°, na onderdeel 8° twee onderdelen ingevoegd, luidende:

  • 9°. indicatie premiekorting doelgroep banenafspraak;

  • 10°. indicatie premiekorting herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer;.

4. Het vierde lid, onderdeel e, onder 25° (nieuw), vervalt, onder vernummering van de onderdelen 26° (nieuw) en 27° (nieuw) tot onderdelen 25° en 26°.

5. Het vierde lid, onderdeel f, onder 26°, vervalt, onder vernummering van de onderdelen 27° tot en met 32° tot onderdelen 26° tot en met 31°.

ARTIKEL III

In de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994 komt artikel 20a te luiden:

Artikel 20a

De Belastingdienst kan ondersteuning verlenen bij het voldoen aan uit de belastingwet voortvloeiende verplichtingen van particuliere belastingplichtigen. Deze ondersteuning vindt plaats in het algemeen belang als bedoeld in artikel 25h, vijfde lid, van de Mededingingswet. Onder ondersteuning bij het voldoen aan uit de belastingwet voortvloeiende verplichtingen wordt in elk geval verstaan:

  • a. het ter beschikking stellen van middelen voor het doen van aangifte of voor het elektronisch indienen en ondertekenen van aangiften, en

  • b. het ondersteunen, onder meer met de in onderdeel a bedoelde middelen, van partijen die, hulp bieden bij het voldoen aan uit de belastingwet voortvloeiende verplichtingen, voor zover die partijen geen vergoeding vragen voor het bieden van die hulp.

ARTIKEL IV

In de Regeling elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst wordt in de bijlage de rij die begint met ‘Wet op de vennootschapsbelasting 1969’ vervangen door:

Wet op de vennootschapsbelasting 1969

artikelen 29c en 29d

landenrapport groepsentiteit en bericht inzake status groepsentiteit, onderscheidenlijk rapporterende entiteit

 

x

XML/Digipoort

PKI Overheid services certificaat

   

alle verzoeken voor zover niet gedaan bij de aangifte, en de op grond daarvan in voorkomend geval afgegeven voor bezwaar vatbare beschikkingen

x

     

ARTIKEL V

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2016.

  • 2. In afwijking van het eerste lid treedt artikel II in werking met ingang van 1 januari 2017.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes

TOELICHTING

I. ALGEMEEN

1. Inleiding

In deze wijzigingsregeling is een aantal wijzigingen opgenomen ten behoeve van enkele uitvoeringsregelingen op het terrein van de fiscaliteit en toeslagen. Hierna worden enkele wijzigingen toegelicht.

2. Toelichting op enkele wijzigingen

2.1 Nadere invulling meldingsplicht toeslagen

Op grond van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen is de belanghebbende aan wie een voorschot op een tegemoetkoming is verleend gehouden wijzigingen in de omstandigheden die van belang zijn voor de beoordeling van de aanspraak of de hoogte van de tegemoetkoming, te melden aan de Belastingdienst/Toeslagen. De Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (UR Awir) geeft nadere invulling aan deze meldingsplicht en beschrijft de wijzigingen in omstandigheden die de belanghebbende in ieder geval binnen vier weken dient te melden.

Met de wijziging van de UR Awir op dit punt wordt aangesloten bij de ontwikkelingen die zich de afgelopen jaren op het gebied van de toeslagen hebben voorgedaan. Het gaat dan met name om de introductie van de vermogenstoetsen voor de zorgtoeslag en het kindgebonden budget en de koppeling die is aangebracht tussen het recht op kinderopvangtoeslag en het aantal door ouders gewerkte uren. Ook is aanpassing van de huidige regeling nodig omdat voor een aantal van de wijzigingen die de belanghebbende thans dient te melden geldt dat de Belastingdienst/Toeslagen deze informatie al ontvangt via de Basisregistratie personen; melding door de belanghebbende zelf is in die gevallen niet langer noodzakelijk. Het gaat hierbij met name om wijzigingen in de omstandigheden die relevant zijn voor het ontstaan of beëindigen van partnerschap.

2.2 Wijzigingen in gegevensset loonaangifte

De gegevensset loonaangifte wordt gewijzigd in verband met de voorbereiding voor de invoering van de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) per 1 januari 2018. Daarnaast wordt een aantal rubrieken geschrapt, omdat ze overbodig zijn geworden.

II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel I (artikel 5 van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen)

De wijzigingen in artikel 5 van de UR Awir zijn vormgegeven door middel van een integrale vervanging van de tekst van het tweede lid dat in principe betrekking heeft op alle toeslagen, het schrappen van enkele onderdelen in het derde lid dat uitsluitend betrekking heeft op de huurtoeslag en de vervanging van een onderdeel van het vijfde lid dat betrekking heeft op de kinderopvangtoeslag.

In artikel 5, tweede lid, onderdelen a en b, van de UR Awir wordt de verplichting voor de belanghebbende opgenomen om het ontstaan en beëindigen van partnerschap in specifieke situaties te melden aan de Belastingdienst/Toeslagen. Onderdeel a heeft betrekking op het ontstaan van partnerschap bij niet-gehuwde personen die ingeschreven staan op hetzelfde woonadres in de basisregistratie personen. Dit onderdeel ziet op de volgende personen die op grond van artikel 5a, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de AWR of artikel 3, tweede lid, aanhef en onderdelen b, c en d, van de Awir als partner worden aangemerkt:

  • de ongehuwde meerderjarige persoon waarmee de ongehuwde meerderjarige belanghebbende een notarieel samenlevingscontract is aangegaan;

  • degene die een kind van de belanghebbende heeft erkend dan wel van wie een kind door de belanghebbende is erkend;

  • degene die voor de toepassing van een pensioenregeling als partner van de belanghebbende is aangemeld; en

  • degene die samen met de belanghebbende een woning heeft, die hun anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat op grond van eigendom, waaronder begrepen economisch eigendom, of op grond van een recht van lidmaatschap van een coöperatie.

Onderdeel b heeft betrekking op het eindigen van partnerschap als gevolg van de indiening van een verzoek tot echtscheiding of tot scheiding van tafel en bed. Het ontstaan of beëindigen van partnerschap in andere situaties, zoals een huwelijk of het krijgen van een kind, hoeft niet langer gemeld te worden omdat dergelijke wijzigingen in omstandigheden uit andere bronnen al bekend worden bij de Belastingdienst/Toeslagen. Dat geldt ook voor de verplichting van de belanghebbende om een verhuizing naar of vanaf een woonadres buiten Nederland te melden.

In onderdeel c wordt de thans nog in onderdeel b opgenomen tekst opgenomen.

In onderdeel d wordt de verplichting voor de belanghebbende opgenomen om wijzigingen in het geschatte vermogen door te geven die ertoe leiden dat er geen recht bestaat op een toeslag.

In artikel 5, derde lid, van de UR Awir vervallen de onderdelen d en e. Onderdeel d bevat specifiek met betrekking tot de huurtoeslag de verplichting om een verhoging van het geschatte vermogen te melden. Het betreffende onderdeel komt te vervallen omdat een verhoging van het geschatte vermogen, voor zover hiermee de aanspraak op de tegemoetkoming komt te vervallen, voortaan reeds op basis van het tweede lid, dat geldt voor alle toeslagen, moet worden gemeld. Onderdeel e bevat een meldingsplicht in geval van de komst of het vertrek van een medebewoner. Dit onderdeel komt te vervallen omdat deze informatie de Belastingdienst/Toeslagen al bereikt via de Basisregistratie personen.

In artikel 5, vijfde lid, onderdeel e, van de UR Awir vervalt de verplichting tot het doorgeven van wijzigingen in de tegemoetkoming voor kinderopvang van de gemeente of het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) omdat de Belastingdienst/Toeslagen sinds enkele jaren de volledige kinderopvangtoeslag uitbetaalt aan niet-werkende ouders die een traject volgen gericht op arbeidsinschakeling of scholing, cursus en opleiding als bedoeld in artikel 1.6, eerste lid, onderdelen c tot en met j, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. In plaats daarvan wordt in genoemd onderdeel e de verplichting opgenomen voor de belanghebbende aan wie een voorschot kinderopvangtoeslag is verleend om een wijziging te melden van het aantal gewerkte uren in het berekeningsjaar of te melden dat er wijziging is gekomen in de duur van een traject dat hij volgt gericht op arbeidsinschakeling of scholing, cursus en opleiding als hiervoor aangegeven.

Artikel II (artikel 1a.1 van de Regeling gegevensuitvraag loonaangifte)

De wijziging van artikel 1a.1, derde lid, onderdeel a, onder 7°, van de Regeling gegevensuitvraag loonaangifte betreft slechts een terminologische verbetering.

In de in artikel 1a.1, vierde lid, onderdeel e, onder 8°, van de Regeling gegevensuitvraag loonaangifte opgenomen rubriek “indicatie premiekorting arbeidsgehandicapte werknemer” moet worden aangegeven of de premiekorting arbeidsgehandicapte werknemer voor de werknemer is toegepast. Deze premiekorting bestaat in feite uit de volgende 3 onderdelen:

  • 1. premiekorting in dienst nemen arbeidsgehandicapte werknemer;

  • 2. premiekorting doelgroep banenafspraak;

  • 3. premiekorting herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer.

Als één van de drie bovenstaande onderdelen voor de werknemer is toegepast, moet in de loonaangifte in de rubriek ‘indicatie premiekorting arbeidsgehandicapte werknemer’ ‘J’ (ja) worden gevuld.

Beoogd wordt om de Wtl met ingang van 1 januari 2018 (gedeeltelijk) in werking te laten treden en dan vervalt onder meer de premiekorting arbeidsgehandicapte werknemer. Op grond van de Wtl zal op aanvraag van de inhoudingsplichtige voor 3 doelgroepen (arbeidsgehandicapte werknemer, doelgroep banenafspraak en herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer) een loonkostenvoordeel kunnen worden verstrekt met voor iedere doelgroep een eigen hoogte en duur. In de Wtl is een overgangsmaatregel opgenomen. Op grond van dit overgangsrecht wordt de bestaande premiekorting voor de resterende duur omgezet in een loonkostenvoordeel.

Het is daarom noodzakelijk dat voorafgaande aan de inwerkingtreding van de Wtl in de loonaangifte over 2017 al onderscheid gemaakt wordt tussen de 3 onderdelen ‘premiekorting in dienst nemen arbeidsgehandicapte werknemer’, ‘premiekorting doelgroep banenafspraak’ en ‘premiekorting herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer’. Hierdoor kan de premiekorting arbeidsgehandicapte werknemer worden omgezet naar het juiste loonkostenvoordeel met ingang van 2018.

In verband met het bovenstaande vervalt de bestaande nominatieve rubriek ‘indicatie premiekorting arbeidsgehandicapte werknemer’ met ingang van 2017 en wordt deze dan vervangen door de 3 volgende nominatieve rubrieken:

  • 1. indicatie premiekorting in dienst nemen arbeidsgehandicapte werknemer;

  • 2. indicatie premiekorting doelgroep banenafspraak;

  • 3. indicatie premiekorting herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer.

Zoals uit het voorgaande volgt is met deze wijziging geen inhoudelijke wijziging van de premiekorting arbeidsgehandicapte werknemer beoogd, maar is uitsluitend sprake van een administratieve splitsing van een bestaande rubriek.

De in artikel 1a.1, vierde lid, onderdeel e, onder 23°, van de Regeling gegevensuitvraag loonaangifte opgenomen rubriek over het rentevoordeel van personeelsleningen en de in artikel 1a.1, vierde lid, onderdeel f, onder 26°, van die regeling opgenomen rubriek over het aantal SV-dagen (socialeverzekeringendagen) worden geschrapt.

De rubriek over het rentevoordeel van personeelsleningen gaat over personeelsleningen waarbij de belastingplichtige van zijn werkgever een rente- of kostenvoordeel ontvangt dat niet tot het loon wordt gerekend. Deze rubriek zag tot 1 januari 2016 onder andere op het rente- of kostenvoordeel van een personeelslening ter financiering van de eigen woning, dat tot die datum onder omstandigheden op nihil werd gewaardeerd. Omdat de nihilwaardering ter zake van de laatstgenoemde personeelsleningen met ingang van 1 januari 2016 is komen te vervallen, is deze rubriek op dit moment alleen nog van toepassing op personeelsleningen ter zake van de aanschaf van een fiets, elektrische fiets of elektrische scooter. Daarmee is het belang van deze rubriek dermate beperkt geworden dat ervoor gekozen is deze rubriek niet langer te handhaven, mede gelet op het streven om de hoeveelheid uit te vragen gegevens waar mogelijk te beperken. De rubriek over het aantal SV-dagen kan vervallen, omdat in de praktijk blijkt dat de wetgeving op het gebied van de sociale verzekeringen ook uitgevoerd kan worden op basis van breder toepasbare gegevens zoals het gegeven ‘verloonde uren’. Daarmee is het niet meer nodig om het gegeven SV-dagen uit te vragen bij de werkgevers.

Artikel III (artikel 20a van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen)

In artikel 20a van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994 (UR AWR 1994) is bepaalde door de Belastingdienst verleende hulp bij het doen van aangifte aangewezen als activiteit die plaatsvindt in het algemeen belang als bedoeld in artikel 25h, vijfde lid, van de Mededingingswet. Het betreft zowel door de Belastingdienst zelf verleende hulp bij het doen van aangifte als ondersteuning door de Belastingdienst van andere partijen die hulp verlenen bij het doen van de aangifte.

De huidige onderdelen a tot en met c van genoemd artikel overlappen elkaar deels en worden om die reden samengevoegd tot het nieuwe onderdeel a. Het huidige onderdeel d vervalt omdat hierin hetzelfde wordt geregeld als in de aanhef van het artikel.

Door in de aanhef aan te geven dat het ondersteunen uitsluitend geschiedt ten aanzien van verplichtingen van particuliere belastingplichtigen wordt tot uitdrukking gebracht dat het moet gaan om hulp die wordt geboden bij belastingzaken die in de privésfeer liggen. Het betreft dus niet hulp bij belastingzaken die betrekking hebben op activiteiten die als ondernemer worden verricht.

In het huidige onderdeel e wordt geregeld dat ook het verlenen van ondersteuning aan andere partijen die hulp bieden bij het doen van aangifte als activiteit in het algemeen belang wordt aangemerkt. In het kader van de geleidelijke invoering van het uitsluitend elektronische berichtenverkeer ingevolge de Wet elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst is het netwerk van partijen dat die hulp biedt, uitgebreid van vak- en ouderenbonden naar een groot aantal landelijke, regionale en lokale maatschappelijke organisaties, zoals de Stichting MEE, het Leger des Heils en lokale ouderenorganisaties. Daarnaast omvat de hulp door deze partijen niet meer alleen hulp bij het doen van de aangifte inkomstenbelasting, maar ook hulp bij het verrichten van andere transacties via het portaal MijnBelastingdienst en het omgaan met de Berichtenbox op MijnOverheid. De Belastingdienst biedt voornoemde partijen ondersteuning om de hulp zo goed mogelijk te kunnen bieden. Met het oog hierop wordt de reikwijdte van het ondersteunen van partijen door de Belastingdienst in het nieuwe onderdeel b uitgebreid ten opzichte van het huidige onderdeel e.

Artikel IV (bijlage behorende bij de Regeling elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst)

Ingevolge Overige fiscale maatregelen 2016 zijn met ingang van 1 januari 2016 – met betrekking tot te rapporteren jaren die aanvangen op of na 1 januari 2016 – aanvullende gestandaardiseerde verplichtingen in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb 1969) opgenomen voor multinationale groepen ter zake van de verrekenprijzen die zij binnen het concern hanteren. Deze aanvullende verplichtingen – in de praktijk bekend als ‘country-by-country reporting’ – zijn opgenomen in hoofdstuk VIIa van de Wet Vpb 1969 en zien op het opstellen – en waar nodig verstrekken – van een landenrapport, een groepsdossier en een lokaal dossier. Met deze aanvullende verplichtingen heeft Nederland met betrekking tot te rapporteren jaren die aanvangen op of na 1 januari 2016 de uitkomst van actiepunt 13 van het OESO-project Base Erosion and Profit Shifting (BEPS-project) in opdracht van de G20 geïmplementeerd.

In artikel 29c van de Wet Vpb 1969 is geregeld dat een uiteindelijkemoederentiteit die haar fiscale vestigingsplaats in Nederland heeft, de inspecteur binnen twaalf maanden na de laatste dag van een verslagjaar een landenrapport als bedoeld in artikel 29e van de Wet Vpb 1969 verstrekt, dat betrekking heeft op dat verslagjaar. Een dergelijke verplichting kan onder omstandigheden ook berusten bij een andere groepsentiteit. In artikel 29d van de Wet Vpb 1969 is een notificatieplicht geregeld.

De wijziging van de bijlage behorende bij de Regeling elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst regelt nu voor de entiteit die gehouden is voornoemd landenrapport aan te leveren en de groepsentiteit die verplicht is de inspecteur te informeren over de rapporterende entiteit, de wijze waarop dit dient plaats te vinden. De door de OESO voor ‘country-by-country reporting’ voorgeschreven standaard voor uitwisseling van de berichten is XML. De berichten moeten worden ingediend via Digipoort (een generieke voorziening van de e-overheid voor zogenoemd system-to-systemverkeer). Voor de authenticatie (de verificatie van de identiteit) van de inzender moet een zogenoemd ‘PKI Overheid services certificaat’ worden gebruikt.

De aanlevering van de landenrapporten over het te rapporteren jaar 2016, het eerste jaar waarop de aanvullende documentatieverplichtingen zien, zal plaatsvinden binnen één jaar na afloop van dat jaar. In normale gevallen zal aanlevering derhalve vanaf 1 januari 2017 kunnen geschieden. De wijziging van de bijlage behorende bij de Regeling elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst treedt echter al per 1 juli 2016 in werking omdat er sprake zou kunnen zijn van multinationale groepen met een verkort boekjaar en een zeer snelle vervulling van de documentatieverplichting.

Artikel V (inwerkingtreding)

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2016. De in artikel II opgenomen wijzigingen van de Regeling gegevensuitvraag loonaangifte treden echter in werking op 1 januari 2017. Hierbij wordt een half jaar tussen publicatie en inwerkingtreding in acht genomen, om werkgevers en softwareontwikkelaars voldoende gelegenheid te geven zich voor te bereiden op deze wijzigingen.

De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes

Naar boven