Wijzigingsbesluit Regeling Mandaat en Machtiging NRGD

Het College gerechtelijk deskundigen,

Gelet op de afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 4 van het Bestuursreglement NRGD;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling mandaat en machtiging NRGD wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

Onder hernummering van de daaropvolgende onderdelen worden onderdelen toegevoegd, luidende:

g. de plaatsvervangend voorzitter:

de plaatsvervangend voorzitter van het College;

k. het register:

het landelijk openbaar register, bedoeld in artikel 51k van het Wetboek van Strafvordering, met als volledige benaming het Nederlands register gerechtelijk deskundigen;

l. de toetsingsadviescommissie:

de commissie die het College adviseert ver een aanvraag tot (her)inschrijving in het register.

B

Onder vernummering van het tweede artikel wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2

Hetgeen in deze regeling omtrent de voorzitter is bepaald, is mede van toepassing op de plaatsvervangend voorzitter wanneer deze de voorzitter vervangt.

C

Artikel 2 komt als volgt te luiden:

Artikel 3

  • 1. Indien een aanvrager in het kader van de (her)aanvraag tot inschrijving in het register minder dan 10% van het vereiste aantal uren intervisie en/of deskundigheidsbevordering te kort komt wordt aan de voorzitter het mandaat verleend om namens het College dit tekort kwijt te schelden.

  • 2. Aan de voorzitter wordt mandaat verleend om namens het College onder een aanvraag tot inschrijving in het register toe te wijzen indien de toetsingsadviescommissie heeft geadviseerd:

    • a. tot registratie voor volledige duur;

    • b. tot registratie voor beperkte duur, voor de categorie ‘geen eigen werk’,

    en in beide gevallen het advies geen aanknopingspunten bevat voor nadere oordeelsvorming in het College.

D

Onder vernummering van de daaropvolgende artikelen wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4

  • 1. De beslissingen, bedoeld in de artikelen 2, 3 en 4 van de Beleidsregel schorsing en doorhaling, worden namens het College genomen door de voorzitter en een ander lid van het College.

  • 2. Een besluit als bedoeld in artikel 6, eerste lid van de Beleidsregel schorsing en doorhaling, wordt namens het College genomen door de voorzitter en een ander lid van het College.

E

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 5

  • 1. Aan de secretaris wordt mandaat verleend om namens het College te besluiten:

    • a. een aanvraag tot inschrijving in het register af te wijzen voor zover het desbetreffende deskundigheidsgebied nog niet voor inschrijving is opengesteld;

    • b. een aanvraag tot herregistratie te kunnen afwijzen voor zover deze aanvraag langer dan zes maanden voor het verstrijken van de registratietermijn wordt ingediend;

    • c. op een verzoek om informatie als bedoeld in de Wet openbaarheid van bestuur.

  • 2. Aan de secretaris wordt mandaat en machtiging verleend om namens het College:

    • a. mondelinge en schriftelijke informatie en gegevens van feitelijke en objectieve aard te verstrekken;

    • b. ontvangstbevestigingen uit te reiken of toe te sturen;

    • c. overige correspondentie te voeren;

    • d. de beslistermijn te verlengen of te verdagen;

    • e. te besluiten tot het buiten behandeling stellen van een aanvraag in de zin van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht;

    • f. adviezen en inlichtingen in te winnen;

    • g. kennelijke verschrijvingen in besluiten ambtshalve en op verzoek te herstellen.

  • 3. De secretaris kan de bevoegdheden, bedoeld in het eerste en het tweede lid, ondermandateren aan medewerkers van het bureau.

F

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 6

  • 1. De voorzitter kan aan de secretaris machtiging verlenen om door de voorzitter in mandaat genomen besluiten te ondertekenen.

  • 2. De voorzitter kan de secretaris machtiging verlenen om namens hem door het College genomen besluiten te ondertekenen.

G

Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 7

  • 1. De secretaris is bevoegd om het College te vertegenwoordigen in bezwaarprocedures en gerechtelijke procedures. De secretaris kan zich hierbij laten bijstaan door een beleidsmedewerker en/of een extern gemachtigde.

  • 2. De Voorzitter kan de bevoegdheid om het College te vertegenwoordigen in bezwaarprocedures en gerechtelijke procedures ook verlenen aan een beleidsmedewerker.

  • 3. Het College kan zich in bezwaarprocedures en gerechtelijke procedures laten vertegenwoordigen door een externe gemachtigde. De secretaris is bevoegd daartoe een machtiging te verstrekken.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2016.

Dit besluit zal worden gepubliceerd in de Staatscourant en op de website van het NRGD: www.nrgd.nl.

Utrecht, 31 mei 2016

J.A. Coster van Voorhout Voorzitter College gerechtelijk deskundigen

TOELICHTING

1. Inleiding

Dit besluit strekt ertoe de Regeling mandaat en machtiging NRGD (hierna: de Regeling) te wijzigen. Sinds de inwerkingtreding van de Regeling in 2012 zijn er binnen het College en het bureau in de bedrijfsvoering en in de organisatiestructuur de nodige veranderen aangebracht. De Regeling was hier materieel wel op aangepast, maar formeel – bij wijze van wijzigingsbesluit – nog niet. Daarin voorziet dit wijzigingsbesluit. Het gaat hierbij om redactionele en inhoudelijke wijzigingen van 25 juni 2015, de wijziging van 10 november 2015 en de wijziging van 21 januari 2016. De inhoudelijke wijzigingen worden hieronder waar nodig kort toegelicht.

2. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

B
Artikel 2

De bevoegdheden van de plaatsvervangend voorzitter waren bij ontstentenis van de voorzitter voor wat betreft het mandaat nog niet geregeld. Om deze reden is ook in artikel 1 onderdeel g toegevoegd.

C
Artikel 3, eerste lid

Het eerste lid is ingevoegd omdat het met enige regelmaat voor komt dat het College uitzonderingsverzoeken ontvangt een (her)aanvraag tot inschrijving in het register toch in behandeling te nemen ook al voldoet een (her)aanvrager niet aan het vereiste aantal uren intervisie en/of deskundigheidsbevordering Een tekortkoming op dit onderdeel kan een grond zijn voor afwijzing of voorwaardelijke registratie. Indien het gaat om een zeer geringe tekortkoming zou dat ook naar het oordeel van het College een wel heel buitenproportioneel gevolg zijn. Dat is dan ook de reden dat het College als beleid hanteert dat in het geval een (her)aanvrager in totaal niet meer dan 10% van de uren intervisie en/of deskundigheidsbevordering te kort komt, deze tekortkoming wordt kwijtgescholden. Het gaat hier om een individuele beslissing die per aanvrager genomen moet worden, waarvoor het voor de hand ligt deze in mandaat te laten nemen en niet door een voltallig College. Dit beleid is vastgelegd in het eerste lid. Komt de (her)aanvrager meer uren te kort dan vindt er een inhoudelijke afweging plaats.

Artikel 3, tweede lid, onderdeel b

In onderdeel b van het tweede lid is het mandaat van de Voorzitter uitgebreid zodat ook nieuwe, pasopgeleide, rapporteurs die van de toetsingsadviescommissie het advies hebben gekregen tot beperkte duur “geen eigen werk”, en het advies ook geen aanknopingspunten biedt voor nadere besluitvorming in het College, de voorzitter deze beslissing in mandaat kan nemen. Daarmee is een belangrijke waarborg intact gebleven, terwijl de doorlooptijd van de registratieprocedure wordt verkleind.

D
Artikel 4

Artikel 18 van het Besluit geeft het College de bevoegdheid tot doorhaling van een registratie. In de Beleidsregel schorsing en doorhaling is deze bevoegdheid nader uitgewerkt. De uiteindelijke beslissing om de inschrijving van een geregistreerde deskundige wel of niet door te halen of de geregistreerde deskundige een waarschuwing op te leggen ligt bij het College. Enkele bevoegdheden in het voortraject zijn in de Beleidsregel gemandateerd aan de Voorzitter en een ander lid van het College

Artikel 4, eerste lid

De zorgvuldigheid van een beslissing tot het verrichten van een onderzoek, het vragen van advies c.q. het voornemen tot het opleggen van een maatregel tot doorhaling of waarschuwing, is gebaat bij een plenaire bespreking ervan door alle leden van het College. Het College vergadert echter gemiddeld slechts één keer per maand. Dit noodzaakt tot een keuze tussen optimale zorgvuldigheid en noodzakelijke snelheid.

Naar de mening van het College is het gerechtvaardigd om de in het eerste lid bedoelde beslissingen – nota bene: het gaat niet om besluiten in de zin van artikel 1:3 van de Awb – te mandateren aan de voorzitter en een ander lid van het College. Aldus wordt gewaarborgd dat snel optreden (omdat de beslissing niet hoeft te wachten tot eerstvolgende plenaire vergadering van het College) hand in hand gaat met kwaliteitsbewaking (omdat in ieder geval een beraad over de te maken keuze plaatsvindt). Hierbij speelt een rol dat geen van de in het eerste lid bedoelde beslissingen voor de deskundige onomkeerbare gevolgen hebben. Het betreft slechts beslissingen ter voorbereiding van een definitief besluit.

Artikel 4, tweede lid

De schorsing van een registratie heeft voor de deskundige in kwestie wél onomkeerbare gevolgen. Desondanks acht het College het gerechtvaardigd om (ook) deze bevoegdheid te mandateren. De beslissing tot het wel of niet schorsen van een registratie moet immers uit de aard der zaak snel worden genomen, en dat maakt wachten op een plenaire vergadering van het College minder wenselijk.

Het ingrijpende effect van een schorsing heeft het College ertoe gebracht om – in artikel 6, derde lid van de Beleidsregel schorsing en doorhaling – uitdrukkelijk te bepalen dat de deskundige te allen tijde om opheffing van de schorsing kan verzoeken. De bevoegdheid tot beslissing op zo’n verzoek wordt niet gemandateerd. Aldus kan de deskundige bewerkstelligen dat een schorsingsbesluit ook na afloop van de daarvoor geldende bezwaartermijn volledig kan heroverwegen op basis van de dan geldende feiten.

E
Artikel 5, eerste lid 1, onderdeel b

Beslissingsbevoegdheden worden daar in de organisatie neergelegd waar ze in de praktijk het meest doelmatig zijn, zonder dat ze afdoen aan de taak van het College. Het hoeft geen betoog dat het weinig efficiënt is dat het College een beslissing zou moeten nemen over aanvragen waarvoor het register nog niet is geopend. Dit geldt ook voor de te vroeg ingediende aanvragen. Het komt regelmatig voor dat geregistreerde deskundigen die onvoorwaardelijk zijn geregistreerd ruim voor het verstrijken van de registratietermijn een heraanvraag indienen, soms zelfs een jaar. Dit vindt het College een onwenselijke gang van zaken. Hiermee zou bijvoorbeeld het ingaan van nieuwe (zwaardere) eisen kunnen worden ontweken. Aan de andere kant moet het ook weer geen rigide termijn zijn. Derhalve is gekozen voor een beleid waarbij alle omstandigheden kunnen worden meegewogen.

Artikel 5, eerste lid, onderdeel c

Met de invoering van de Wet dwangsom en beroep worden centrale en decentrale overheden met grote regelmaat geconfronteerd met verzoeken die gebaseerd worden op de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob-verzoeken). Het doel van de mandaatverlening aan de secretaris van Wob-verzoeken is tweeledig. Er kan sneller op Wob-verzoeken worden beslist. Verdaging van de beslissing omdat op een collegevergadering moet worden gewacht voor definitieve besluitvorming is niet meer nodig. Dat scheelt veel tijd en mogelijk ook geld. Het tweede doel is dat Wob-verzoeken vaak zien op managementinformatie. Informatie waar de secretaris direct toegang toe heeft. Hij is bij uitstek in staat deze verzoeken snel en efficiënt af te handelen.

F
Artikel 6

Het schriftelijkheidsvereiste is het uitgangspunt voor een formeel juiste afhechting van besluitvorming. Door de steeds verdergaande ontwikkelingen van de digitale werkprocessen zal het eenvoudiger worden om hieraan invulling te geven. Brieven en besluiten hoeven tenslotte niet per se met een natte handtekening worden ondertekend als de schriftelijkheid van het besluitvormingsproces maar voldoende is geborgd. Het over en weer delen van stukken in een afgeschermde beveiligde omgeving brengt met zich dat fysieke aanwezigheid en ondertekening steeds minder noodzakelijk is. Toch is het wenselijk te regelen hoe en wanneer de definitieve ondertekening plaatsvindt binnen de organisatie. Dit artikel voorziet daarin.

G
Artikel 7

De bezwaarprocedures en overige gerechtelijke procedures zijn tijdsintensieve trajecten.

Wat betreft de bezwaarzaken, want daar speelt dit in het bijzonder, geldt dat deze worden gepland op vaste dagen in verband met de beschikbaarheid van de leden van de bezwaaradviescommissie. Het komt voor dat de secretaris op die dagen verhinderd is. Het is inhoudelijk meestal niet nodig is het NRGD te laten vertegenwoordigen door een extern gemachtigde. Ook om budgettaire redenen is dat niet altijd wenselijk. De vertegenwoordigingsbevoegdheid is dan ook uitgebreid naar de beleidsmedewerkers, waarmee ook de aanvulling in artikel 1 onderdeel j wenselijk was.

Naar boven