Beleidsregel van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 16 januari 2016, nr. 874565, houdende eenmalige projectsubsidies voor specifieke culturele activiteiten in 2016 (Beleidsregel eenmalige cultuursubsidies 2016)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 5.2, eerste lid, van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid;

Besluit:

Artikel 1. Doelstelling

Deze beleidsregel heeft tot doel specifieke taken van instellingen te stimuleren, die subsidie ontvangen op grond van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid.

Artikel 2. Aanvrager

De minister verstrekt op basis van een aanvraag eenmalig projectsubsidie aan een instelling als bedoeld in artikel 3.11, tweede lid; artikel 3.17, tweede lid; artikel 3.19 of artikel 3.33 van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid.

Artikel 3. Subsidieaanvraag

De minister neemt na 1 maart 2016 geen aanvragen in behandeling voor een projectsubsidie als bedoeld in artikel 2. De subsidieaanvraag gaat in ieder geval vergezeld van een activiteitenplan en een begroting.

Artikel 4. Subsidiabele activiteiten

  • 1. De minister stelt eenmalig projectsubsidies beschikbaar voor specifieke activiteiten in 2016 voor een aanvulling op de vierjaarlijkse instellingssubsidie die door instellingen wordt ontvangen in de subsidieperiode 2013–2016.

  • 2. Een instelling als bedoeld in artikel 3.11, tweede lid, of 3.17, tweede lid, van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid, zoals deze luidden op 3 november 2015, komt voor de eenmalige projectsubsidie in aanmerking voor het uitvoeren van aanvullende internationale activiteiten

  • 3. Een instelling als bedoeld in artikel 3.19 van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid, zoals deze luidde op 3 november 2015, komt voor eenmalige projectsubsidie in aanmerking voor het uitvoeren van aanvullende educatieve activiteiten.

  • 4. Een instelling als bedoeld in artikel 3.33 van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid, zoals deze luidde op 3 november 2015, komt voor eenmalige projectsubsidie in aanmerking voor het uitvoeren van aanvullende activiteiten op gebied van talentontwikkeling.

Artikel 5 Beoordeling

  • 1. De minister beoordeelt de ingediende aanvragen met inachtneming van de bepalingen van deze regeling.

  • 2. De minister kan advies vragen over de ingediende aanvragen.

  • 3. De minister informeert de aanvrager binnen 13 weken na de uiterlijke indiendatum schriftelijk over zijn besluit.

Artikel 6. Subsidieplafond

Er worden voor subsidieverstrekking op grond van artikel 4, ten hoogste de volgende bedragen beschikbaar gesteld:

  • a. voor een instelling als bedoeld in artikel 4, tweede lid: € 250.000;

  • b. voor een instelling als bedoeld in artikel 4, derde lid: € 250.000;

  • c. voor instellingen als bedoeld in artikel 4, vierde lid, gezamenlijk: € 500.000.

Artikel 7 Algemene weigeringsgronden

De minister kan, onverminderd het bepaalde in artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht, subsidie weigeren:

  • a. als de aanvraag onvoldoende concreet is met betrekking tot de uit te voeren activiteiten;

  • b. als de aanvraag betrekking heeft op een reeds geheel of gedeeltelijk voltooide activiteit.

Artikel 8. Inwerkingtreding

  • 1. Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze beleidsregel vervalt met ingang van 1 januari 2017.

Artikel 9. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel eenmalige cultuursubsidies 2016.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

TOELICHTING

Deze beleidsregel betreft de uitwerking van Amendement 34-300-VIII, nr. 118, zoals ingediend tijdens de behandeling van de begroting voor 2016 van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

In het amendement is bepaald dat de instellingen die in de subsidieperiode 2013–2016 een instellingssubsidie ontvangen op grond van artikel 3.11 tweede lid, artikel 3.17, tweede lid, artikel 3.19 of artikel 3.33 van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid in aanmerking komen voor deze eenmalige projectsubsidies. Met het amendement wordt beoogd om deze instellingen eenmalig in 2016 meer middelen beschikbaar te stellen voor aanvullende activiteiten.

In artikel 6 van deze beleidsregel is bepaald hoeveel middelen er per instelling beschikbaar zijn. Voor de instellingen als bedoeld in artikel 3.33 van Regeling op het specifiek cultuurbeleid (postacademische instellingen) vindt de verdeling van de middelen plaats naar rato van de omvang van de bijdrage van OCW en het Mondriaan Fonds samen (peildatum 1 januari 2013).

Voor de besluitvorming wordt aansluiting gezocht bij de bepalingen hierover in de Regeling op het specifiek cultuurbeleid.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

Naar boven