Regeling van de Minister van Buitenlandse Zaken van 16 januari 2016, nr. MinBuza-2016.31171, tot wijziging van de Sanctieregeling Iran 2012 in verband met de uitvoering van het Joint Comprehensive Plan of Action

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Handelende in overeenstemming met de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, de Minister van Financiën en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;

Gelet op Verordening (EU) nr. 2015/1861 van de Raad van de Europese Unie van 18 oktober 2015 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 267/2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (Pb L 274);

Gelet op Besluit (GBVB) 2015/1863 van de Raad van de Europese Unie van 18 oktober 2015 tot wijziging van Besluit 2010/413/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran (Pb L 274);

Gelet op artikel 2, tweede lid, en artikel 3 van de Sanctiewet 1977;

Besluit:

ARTIKEL I

De Sanctieregeling Iran 2012 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1

  • 1. Het is verboden te handelen in strijd met artikel 2 bis, eerste lid, artikel 2 quater, derde lid, artikel 3 bis, eerste en derde lid, artikel 4 bis, eerste lid, artikel 4 ter, artikel 4 quater, artikel 5, artikel 10 quinquies, eerste lid, artikel 15 bis, eerste lid, artikel 23, eerste tot en met vierde lid, artikel 23 bis, eerste tot en met vierde lid, artikel 29, eerste lid, tweede volzin, artikel 36, artikel 37, eerste en tweede lid, artikel 40, eerste lid, en artikel 41 van Verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van de Europese Unie van 23 maart 2012 (Pb L 88).

  • 2. Een verbod als bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing in gevallen waarin artikel 3 quater, artikel 15 bis, zesde lid, of artikel 24 tot en met artikel 29 van Verordening (EU) nr. 267/2012 van toepassing is.

B

Artikel 3, eerste tot en met zesde lid, komt te luiden:

  • 1. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 2 bis, vijfde lid, 2 quater, artikel 3 bis, zesde lid, artikel 3 quater, tweede lid, en artikel 10 quinquies, tweede lid, van Verordening (EU) nr. 267/2012, is de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

  • 2. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 2 quinquies, eerste en tweede lid, artikel 3 bis, derde tot en met vijfde lid, artikel 3 ter, artikel 3 quinquies, eerste en tweede lid, en artikel 15 bis, tweede, vierde en vijfde lid, van Verordening (EU) nr. 267/2012, is de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking of de Minister van Financiën, elk voor het gebied waartoe hun competenties zich uitstrekken.

  • 3. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 10 quinquies, vierde en vijfde lid, en in de artikelen 24 tot en met 28 ter van Verordening (EU) nr. 267/2012, is de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking wat betreft de vrijgave of beschikbaarstelling van economische middelen en de Minister van Financiën wat betreft de vrijgave of beschikbaarstelling van tegoeden.

  • 4. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 29 van Verordening (EU) nr. 267/2012, is de Minister van Financiën.

  • 5. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 37, derde lid, van Verordening (EU) nr. 267/2012, is de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking of de inspecteur, bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, onder c, van de Algemene Douanewet, elk voor het gebied waartoe hun competenties zich uitstrekken.

  • 6. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 40, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 267/2012, is, afhankelijk van de aard van de informatie, de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, de Minister van Financiën dan wel de inspecteur, bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, onder c, van de Algemene Douanewet.

C

Artikel 5 en artikel 5a vervallen.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

TOELICHTING

Algemeen

De afspraken die in het Joint Comprehensive Plan of Action (JCPOA) met Iran zijn vastgelegd en die bekrachtigd zijn door de Veiligheidsraad in Resolutie 2231 (2015) voorzien in een geleidelijke opheffing van de sancties jegens Iran.

Op 18 oktober 2015 heeft de Raad van de Europese Unie Besluit (GBVB) 2015/18631 vastgesteld. Dit besluit voorziet in opheffing van een aantal sanctiemaatregelen jegens Iran. In overeenstemming met het JCPOA wordt in Besluit (GBVB) 2015/1863 bepaald dat alle economische beperkende maatregelen (waaronder de sancties betreffende de olie- en gassector, de scheeps- en transportsector, de goud en edelmetaalsector) en financiële beperkende maatregelen op nucleair gebied worden opgeheven zodra de Internationale Organisatie voor Atoomenergie heeft vastgesteld dat Iran zijn nucleaire verplichtingen uit het JCPOA is nagekomen. Voorts wordt het zogenaamde kennisembargo jegens Iran opgeheven.

Daarnaast wordt in Besluit (GBVB) 2015/1863 een vergunningenstelsel ingevoerd voor de beoordeling en de besluitvorming over de nucleair-gerelateerde activiteiten met Iran die niet vallen onder Resolutie 2231 (2015).

De onderhavige wijziging van de Sanctieregeling Iran 2012 strekt tot uitvoering van Verordening (EU) nr. 2015/18612. Verordening (EU) nr. 2015/1861 geeft uitvoering aan Besluit (GBVB) 2015/1863. Het verlichte sanctieregime jegens Iran is van toepassing vanaf de dag waarop de Internationale Organisatie voor Atoomenergie heeft vastgesteld dat Iran aan zijn verplichtingen voortvloeiend uit het nucleaire akkoord, JCPOA, heeft voldaan, ‘Implementation day’.

Vigerende sancties

De thans geldende sancties omvatten de volgende maatregelen:

Uitvoer- en invoerbeperkingen

De artikelen 2 bis tot en met 2 quinquies van Verordening (EU) nr. 2012/267 regelen een vergunningenstelsel voor onder andere verkoop, levering, technische en financiële bijstand of tussenhandeldiensten naar en vanuit Iran ten aanzien van hetgeen is opgenomen in Bijlage I bij de verordening. Deze bijlage bevat goederen, technologie en software die nucleair gerelateerd zijn. Naast het vergunningenstelsel is er ook voorzien in een toestemmingsvereiste van de Veiligheidsraad alsmede een goedkeuringsvereiste van de Gezamenlijke commissie3.

In de artikelen 3 bis tot en met 3 quinquies van Verordening (EU) nr. 2012/267 wordt een vergunningenstelsel en de verdere procedure geregeld voor onder andere verkoop, levering, technische en financiële bijstand of tussenhandeldiensten naar en vanuit Iran ten aanzien van de in Bijlage II van de verordening opgenomen goederen en technologie. In deze bijlage zijn goederen en technologie vermeld die kunnen bijdragen aan opwerking, verrijking of zwaar water gerelateerde activiteiten die niet in overeenstemming zijn met het JCPOA.

Krachtens artikelen 4 bis, 4 ter en 4 quater van Verordening (EU) nr. 2012/267 is onder andere verkoop, levering, technische en financiële bijstand of tussenhandeldiensten naar en vanuit Iran verboden ten aanzien van de in Bijlage III van de verordening opgenomen goederen en technologie. Deze bijlage omvat goederen en technologie die zijn opgenomen in de lijst van het Missile Technology Control Regime.

Artikel 5 van Verordening (EU) nr. 2012/267 verbiedt het verlenen van technische en financiële bijstand, alsmede tussenhandeldiensten in verband met goederen en technologie genoemd in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen, aan Iran of bestemd voor gebruik in Iran. Tevens is het deelnemen aan, of het vergroten van, een Iraanse deelneming die betrokken is bij de vervaardiging van vorenbedoelde goederen en technologie verboden.

Artikel 10 quinquies van Verordening (EU) nr. 2012/267 regelt onder andere een vergunningenstelsel voor verkoop, levering, technische en financiële bijstand of tussenhandeldiensten naar Iran van programmatuur, bedoeld in Bijlage VII bis bij de verordening. Artikel 15 bis van Verordening (EU) nr. 2012/267 kent eenzelfde vergunningenstelsel ten aanzien van grafiet en metalen, bedoeld in Bijlage VII bij de verordening.

Bevriezen van tegoeden en economische middelen

Artikel 23 en artikel 23 bis van Verordening (EU) nr. 2012/267 regelen dat alle tegoeden en economische middelen die in de ruimste zin toebehoren aan personen en entiteiten die in Bijlagen XIII en XIV zijn vermeld, worden bevroren. Bijlage XIII omvat de personen en entiteiten die de VN-Veiligheidsraad heeft aangewezen. Bijlage XIV omvat de personen en entiteiten van wie is vastgesteld dat zij in strijd handelen met (het doel en strekking van) het JCPOA.

De artikelen 24 tot en met 29 van Verordening (EU) nr. 2012/267 betreffen de uitzonderingen op de financiële sancties van artikel 23 en artikel 23 bis.

Bunker- en leveringsdiensten

Artikel 37 verbiedt de verlening van bunker- en leveringsdiensten of van andere diensten aan Iraanse vaartuigen, alsmede technische en onderhoudsdiensten aan Iraanse vrachtvliegtuigen, indien de dienstverleners beschikken over informatie op grond waarvan een redelijk vermoeden bestaat dat deze schepen of vrachtvliegtuigen goederen vervoeren die vallen onder de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen, of waarvan de levering, verkoop, overbrenging of uitvoer krachtens Verordening (EU) 2012/267 verboden is. Een uitzondering geldt voor leveringen en diensten met humanitaire en veiligheidsdoeleinden.

Artikelsgewijs

In artikel 1 (artikel I, onderdeel A) is de overtreding voor de daarvoor in aanmerking komende bepalingen van Verordening (EU) nr. 2012/267 strafbaar gesteld. Voor een nadere toelichting zij verwezen naar het algemeen deel van de toelichting.

In artikel 3 (artikel I, onderdeel B) worden de instanties vermeld die als bevoegde autoriteit op grond van Verordening (EU) nr. 2012/267 zijn aangewezen.

Artikel 5 en artikel 5a vervallen aangezien artikel 26 bis van Besluit 2010/413/GBVB een aantal artikelen in Besluit 2010/413/GBVB schorst, waaronder het zogenaamde kennisembargo.

Voor meer informatie over de beperkende maatregelen zij verwezen naar de website

www.rijksoverheid.nl/sancties.

Ten slotte kan worden gemeld dat de onderhavige regeling strekt tot naleving van een internationale verplichting en dat uit dien hoofde inwerkingtreding niet plaatsvindt conform de Vaste Verander Momenten-systematiek.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders


X Noot
1

Besluit (GBVB) 2015/1863 van de Raad van de Europese Unie van 18 oktober 2015 tot wijziging van Besluit 2010/413/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran (Pb L 274)

X Noot
2

Verordening (EU) nr. 2015/1861 van de Raad van de Europese Unie van 18 oktober 2015 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 267/2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (Pb L 274)

X Noot
3

Onder “Gezamenlijke commissie” wordt verstaan een commissie van vertegenwoordigers van Iran en China, Frankrijk, Duitsland, de Russische Federatie, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten en de hoge vertegenwoordiger van de EU die is opgericht om toe te zien op de uitvoering van het JCPOA

Naar boven