Regeling van de Minister van Financiën en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 2 juni 2016, kenmerk: 2016-0000055687 tot vaststelling van de bandbreedtes en tarieven, bedoeld in artikel 13, negende lid, van de Wet bekostiging financieel toezicht, voor het jaar 2016 (Regeling bekostiging financieel toezicht 2016)

De Minister van Financiën en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 13, negende lid, van de Wet bekostiging financieel toezicht;

BESLUITEN:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. geconsolideerde jaarrekening:

jaarrekening waarin de activa, passiva, baten en lasten van personen die een groep of groepsdeel vormen en andere in de consolidatie meegenomen personen, als één geheel zijn opgenomen;

b. toezichtcategorie:

toezichtcategorie als bedoeld in bijlage II, III en IV van de Wet bekostiging financieel toezicht.

Artikel 2

  • 1. Voor het kalenderjaar 2016 worden de bandbreedtes en tarieven, bedoeld in artikel 13, negende lid, van de Wet bekostiging financieel toezicht, voor bijlage II, onderdeel ‘Toezichthouder: Autoriteit Financiële Markten’, van die wet als volgt vastgesteld:

    Tabel 1

    Toezichtcategorie

    Maatstaf

    Bandbreedtes

    Tarieven

    Aanbieders van krediet

    Particuliere cliënten(PC):

     

    € 1.197 vermeerderd met:

           
     

    Aantal particuliere cliënten dat met de aanbieder rechtstreeks of middellijk als wederpartij een overeenkomst is aangegaan inzake krediet

    >0 tot en met 5.000 PC

    € 3,62 per PC

         
       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >5.000 tot en met 10.000 PC

    € 2,53 per PC

         
       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >10.000 tot en met 100.000 PC

    € 0,36 per PC

         
         

    in voorkomend geval vermeerderd met:

       

    >100.000 PC

    € 0,18 per PC

    Accountantsorganisaties

    Omzet:

    Omzet uit wettelijke controles bij organisaties van openbaar belang (OOB-controles) en bij controlecliënten die geen organisaties van openbaar belang zijn (niet OOB-controles)

    Omzet uit OOB-controles:

    € 1.730 in voorkomend geval vermeerderd met:

     
         
     

    >€ 0 tot en met €10 miljoen

    € 35.837 per € miljoen omzet

         
       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 10 miljoen tot en met € 20 miljoen

    € 17.173 per € miljoen omzet

         
         

    in voorkomend geval vermeerderd met:

       

    >€ 20 miljoen

    € 9.258 per € miljoen omzet

           
         

    in voorkomend geval vermeerderd met:

       

    Omzet uit niet OOB-controles:

     
       

    >€ 0 tot en met € 20 miljoen

    € 10.901 per € miljoen omzet

           
         

    in voorkomend geval vermeerderd met:

       

    >€ 20 miljoen tot en met € 100 miljoen

    € 6.123 per € miljoen omzet

           
         

    in voorkomend geval vermeerderd met:

       

    >€ 100 miljoen

    € 2.240 per € miljoen omzet

    Adviseurs en bemiddelaars

    Fte's:

     

    € 850 vermeerderd met:

           
     

    Het aantal werknemers en andere personen, die zich onder verantwoordelijkheid van de financiële dienstverlener direct of indirect bezighouden met financiële dienstverlening, waarbij het aantal deeltijdmedewerkers wordt omgerekend naar voltijdmedewerkers

    >0 tot en met 20,0 fte’s

    € 349,13 per fte

         
       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >20,0 tot en met 200,0 fte’s

    € 318,10 per fte

         
       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >200,0 tot en met 500,0 fte’s

    € 64,20 per fte

           
         

    in voorkomend geval vermeerderd met:

       

    >500,0 fte’s

    € 16,60 per fte

    Afwikkelondernemingen, betaalinstellingen en elektronischgeldinstellingen

    Provisie-inkomsten (PI)

    Betaaldienstverleners waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:3e, eerste lid van de wet op het financieel toezicht

    € 0

         
     

    Betaaldienstverleners waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:3.0b, 2:3.0g, 2:3.0l, 2:3a, eerste lid en 2:10a, eerste lid van de wet op het financieel toezicht

     
           
       

    Personen met PI in het bereik van:

     
           
       

    € 0 tot en met € 0,2 miljoen

    € 574

           
       

    >€ 0,2 miljoen tot en met € 0,5 miljoen

    € 1.254

           
       

    >€ 0,5 miljoen tot en met € 1 miljoen

    € 2.041

           
       

    >€ 1 miljoen tot en met € 5 miljoen

    € 2.786

           
       

    >€ 5 miljoen

    € 3.575

    Banken en clearinginstellingen

    Minimum omvang toetsingsvermogen (MTV):

     

    € 9.020 vermeerderd met:

           
     

    Minimum omvang toetsingsvermogen berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de Wet op het financieel toezicht worden bepaald

    >€ 0 tot en met € 80 miljoen MTV

    € 1.388 per € miljoen MTV

         
       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 80 miljoen tot en met € 400 miljoen MTV

    € 601 per € miljoen MTV

           
         

    in voorkomend geval vermeerderd met:

       

    >€ 400 miljoen tot en met € 4 miljard MTV

    € 313 per € miljoen MTV

           
         

    in voorkomend geval vermeerderd met:

       

    >€ 4 miljard MTV

    € 91 per € miljoen MTV

    Beheerders van beleggingsinstellingen en van icbe’s alsmede bewaarders alsmede aanbieders van beleggingsobjecten alsmede beleggingsondernemingen niet voor eigen rekening (exclusief exploitanten van een MTF)

    Vergunning en type beleggingsdienst of -activiteit in combinatie met vermogen:

    Vergunning als bedoeld in:

     

    a.

       

    – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:3g Wft uitoefenen van het bedrijf van bewaarder;

    Art. 2:3g, 2:55, 2:65: 2:69b van de wet op het financieel toezicht of artikel 18, tweede lid, verordening (EU) nr. 1031/2010

    € 5.920

         

    – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:55 Wft aanbieden van beleggingsobjecten;

    Art. 2:96 van de wet op het financieel toezicht

    € 0

       
       

    In combinatie met type beleggingsdienst of – activiteit

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:65 Wft beheren van een beleggingsinstelling in een voorkomend geval verhoogd met een bedrag per type dienst of activiteit genoemd in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel a,b of d, Wft of artikel 2: 97, vierde lid, Wft;

    Ontvangen en doorgeven van orders als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

    € 1.797

       
       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    Uitvoeren van orders voor rekening van cliënten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

    € 5.392

       
       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    Vermogensbeheer als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

    € 7.190

         
         

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:69b Wft beheren van een icbe, in een voorkomend geval verhoogd met een bedrag per type dienst genoemd in artikel 2:97, derde lid, Wft;

    Beleggingsadvies als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

    € 5.392

       
       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    Begeleiden of overnemen van emissies met plaatsingsgaranties als bedoeld in artikel 1:1van de Wet op het financieel toezicht

    € 1.797

       
         

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:96 Wft verlenen van een van de beleggingsdiensten genoemd in de onderdelen a tot en met f van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het verlenen van een beleggingsdienst’;

    Begeleiden van emissies zonder plaatsingsgarantie als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

    € 1.797

         
     

    In combinatie met vermogen

    Balanstotaal (BT)

    In voorkomend geval vermeerderd met:

       

    € 0 tot en met € 5 miljard

    € 50,62 per miljoen BT

           
         

    in voorkomend geval vermeerderd met:

       

    > € 5 miljard tot en met € 10 miljard

    € 28,19 per miljoen BT

           
     

    – het op grond van een vergunning overeenkomstig artikel 18, tweede lid, verordening (EU) nr. 1031/2010 aanbieden van broeikasgasemissierechten

     

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    > € 10 miljard tot en met € 15 miljard

    € 2,24 per miljoen BT

         
       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

       

    > € 15 miljard

    € 0,13 per miljoen BT

           
     

    b. de omvang van het totaal van:

    – het balanstotaal van de aanbieder van beleggingsobjecten;

    Beheerd individueel vermogen (BV) in voorkomend geval vermeerderd met het vermogen waarover wordt geadviseerd (AV)

    In voorkomend geval vermeerderd met:

       

    € 0 tot en met € 1 miljard

    € 5,00 per miljoen BV + AV

     

    – het balanstotaal van de beheerde beleggingsinstelling(en);

       
         

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    – het balanstotaal van de beheerde icbe(’s);

    > € 1 miljard tot en met € 5 miljard

    € 2,50 per miljoen BV + AV

         
         

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    – het beheerd individueel vermogen zoals omschreven in het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het beheren van individueel vermogen», welk begrip wordt gebruikt in onderdeel c van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het verlenen van een beleggingsdienst’, in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel a, Wft en in artikel 2:97, derde of vierde lid, Wft;

    > € 5 miljard tot en met € 20 miljard

    € 0,25 per miljoen BV + AV

         
       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    > € 20 miljard

    € 0,05 per miljoen BV + AV

           
     

    – het vermogen waarover wordt geadviseerd bij het ‘adviseren over financiële instrumenten’ zoals genoemd in onderdeel d van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het verlenen van een beleggingsdienst’, in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel b, Wft en in artikel 2:97, derde of vierde lid, Wft.

       

    Beleggingsondernemingen voor eigen rekening

    Handelaren:

     

    € 460 vermeerderd met:

         

    Het aantal in Nederland werkzame personen dat door de onderneming is belast met het verrichten van transacties in financiële instrumenten

    >0 handelaren

    € 1.165 per handelaar

    Centrale effectenbewaarinstellingen

    Transactievolume:

     

    € 10.000

         
     

    Het aantal afwikkelingsinstructies dat verwerkt wordt door de effectenbewaarinstelling

       

    Centrale tegenpartijen

    Omzet:

     

    € 17.240 vermeerderd met:

           
     

    De aan de hand van de artikelen 41, 42 en 43 van Verordening (EU) Nr. 648/2012 (EMIR-verordening) te bepalen waarde van het geheel aan middelen dat de centrale tegenpartij aanhoudt ter dekking van de risico’s die zij loopt.

    >€ 0 tot en met € 10 miljoen

    € 1.290 per € miljoen omzet

         
       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 10 miljoen tot en met € 100 miljoen

    € 390 per € miljoen omzet

         
       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

       

    >€ 100 miljoen tot en met € 1 miljard

    € 60 per € miljoen omzet

           
         

    in voorkomend geval vermeerderd met:

       

    >€ 1 miljard

    € 40 per miljoen € omzet

    Effectenuitgevende instellingen: markt

    Marktkapitalisatie:

    De gemiddelde marktkapitalisatie (GMK) van de instelling.

    Personen als bedoeld in artikel 5:25i, eerste lid, artikel 5:33, eerste lid, onderdeel a, of artikel 5:60, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op het financieel toezicht voor zover het aandelen uitgevende personen betreft niet zijnde beleggingsmaatschappijen:

    € 9.470 vermeerderd met:

           
       

    >€ 0 tot en met € 500 miljoen GMK

    € 40,44 per € miljoen GMK

           
         

    in voorkomend geval vermeerderd met:

       

    >€ 500 miljoen tot en met € 1 miljard GMK

    € 24,63 per € miljoen GMK

           
         

    in voorkomend geval vermeerderd met:

       

    >€ 1 miljard tot en met € 5 miljard GMK

    € 11,46 per € miljoen GMK

           
         

    in voorkomend geval vermeerderd met:

       

    >€ 5 miljard GMK

    € 0,69 per € miljoen GMK

           
       

    Personen als bedoeld in artikel 5:25i, eerste lid, artikel 5:33, eerste lid, onderdeel a, of artikel 5:60, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op het financieel toezicht voor zover het aandelen uitgevende personen betreft zijnde beleggingsmaatschappijen

    €1.290

           
       

    Personen als bedoeld in artikel 5:25i, eerste lid, artikel 5:33, eerste lid, onderdeel a, of artikel 5:60, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op het financieel toezicht voor zover het schuldpapier uitgevende personen betreft

    € 960

    Effectenuitgevende instellingen: verslaggeving

    Marktkapitalisatie terwijl voor partijen die geen marktkapitalisatie kennen het eigen vermogen relevant is:

    Marktkapitalisatie:

    De gemiddelde marktkapitalisatie (GMK) van de instelling.

    Eigen vermogen:

    Eigen vermogen (EV).

    Personen als bedoeld in artikel 5:25b, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht of artikel 1, onderdeel b, van de Wet toezicht financiële verslaggeving voor zover zij een geconsolideerde jaarrekening opstellen:

    € 6.970 vermeerderd met:

         
     

    >€ 0 tot en met € 500 miljoen GMK of EV

    € 27,38 per € miljoen GMK of EV

         
         

    in voorkomend geval vermeerderd met:

       

    >€ 500 miljoen tot en met € 1 miljard GMK of EV

    € 16,64 per € miljoen GMK of EV

           
         

    in voorkomend geval vermeerderd met:

       

    >€ 1 miljard tot en met € 5 miljard GMK of EV

    € 8,32 per € miljoen GMK of EV

           
         

    in voorkomend geval vermeerderd met:

       

    >€ 5 miljard GMK of EV

    € 0,47 per € miljoen GMK of EV

           
       

    Personen als bedoeld in artikel 5:25b, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht of artikel 1, onderdeel b, van de Wet toezicht financiële verslaggeving voor zover zij geen geconsolideerde jaarrekening opstellen

    € 3.260

    Financiële infrastructuur: marktexploitanten en exploitanten van een MTF

    Transacties:

     

    € 49.430 vermeerderd met:

         

    Het aantal transacties (enkele telling) in financiële instrumenten dat tot stand is gekomen volgens de regels en de systemen van de desbetreffende gereglementeerde markt of multilaterale handelsfaciliteit.

    >0 tot en met 10.000 transacties

    € 0,5880 per transactie

       
       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >10.000 tot en met 100.000 transacties

    € 0,1778 per transactie

         
         

    in voorkomend geval vermeerderd met:

       

    >100.000 tot en met 1.000.000 transacties

    € 0,0301 per transactie

           
         

    in voorkomend geval vermeerderd met:

       

    >1.000.000 transacties

    € 0,0206 per transactie

    Pensioenfondsen en premiepensioeninstellingen

    Deze categorie kent twee heffingsmaatstaven die beide worden toegepast:

     

    € 715 vermeerderd met:

         

    1. Deelnemers:

    Aantal actieve deelnemers

    2. Vermogen:

    Som van de technische voorzieningen en het eigen vermogen (TV+EV)

    Deelnemers:

     
         
     

    >0 tot en met 100.000 deelnemers

    € 0,44 per deelnemer

     
           
       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

       

    >100.000 tot en met 500.000 deelnemers

    € 0,05 per deelnemer

           
         

    in voorkomend geval vermeerderd met:

       

    >500.000 tot en met 1.000.000 deelnemers

    € 0,03 per deelnemer

           
         

    in voorkomend geval vermeerderd met:

       

    >1.000.000 deelnemers

    € 0,01 per deelnemer

           
       

    In combinatie met Vermogen:

    In alle gevallen vermeerderd met:

           
       

    >€ 0 tot en met € 10 miljard TV+EV

    € 2,74 per € miljoen TV+EV

           
         

    in voorkomend geval vermeerderd met:

       

    >€ 10 miljard tot en met € 50 miljard TV+EV

    € 0,40 per € miljoen TV+EV

           
         

    in voorkomend geval vermeerderd met:

       

    >€ 50 miljard tot en met € 100 miljard TV+EV

    € 0,12 per € miljoen TV+EV

           
         

    in voorkomend geval vermeerderd met:

       

    >€ 100 miljard TV+EV

    € 0,04 per € miljoen TV+EV

    Verzekeraars: Leven- en pensioen

    Premie-inkomen:

     

    € 3.060 vermeerderd met:

         
     

    Bruto premie-inkomen in Nederland (BPIN) uit pensioenverzekeringen en levensverzekeringen

    >€ 0 tot en met € 1 miljard BPIN

    € 547,46 per € miljoen BPIN

         
       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 1 miljard tot en met € 2 miljard BPIN

    € 326,14 per € miljoen BPIN

           
         

    in voorkomend geval vermeerderd met:

       

    >€ 2 miljard tot en met € 3 miljard BPIN

    € 110,66 per € miljoen BPIN

           
         

    in voorkomend geval vermeerderd met:

       

    >€ 3 miljard BPIN

    € 27,96 per € miljoen BPIN

    Verzekeraars: Schade niet zijnde zorg

    Premie-inkomen:

     

    € 1.290 vermeerderd met:

         
     

    Bruto premie-inkomen in Nederland (BPIN) uitgezonderd het premie-inkomen uit zorgverzekeringen en aanvullende ziektekostenverzekeringen

    >€ 0 tot en met € 1 miljard BPIN

    € 144,93 per € miljoen BPIN

         
       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 1 miljard tot en met € 2 miljard BPIN

    € 86,79 per € miljoen BPIN

           
         

    in voorkomend geval vermeerderd met:

       

    >€ 2 miljard tot en met € 3 miljard BPIN

    € 28,93 per € miljoen BPIN

           
         

    in voorkomend geval vermeerderd met:

       

    >€ 3 miljard BPIN

    € 7,17 per € miljoen BPIN

    Verzekeraars: zorg

    Premie-inkomen:

     

    € 920 vermeerderd met:

           
     

    Bruto premie-inkomen in Nederland (BPIN) voorzover afkomstig uit aanvullende ziektekostenverzekering

    >€ 0 tot en met € 1 miljard BPIN

    € 2,70 per € miljoen BPIN

         
       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 1 miljard tot en met € 2 miljard BPIN

    € 1,61 per € miljoen BPIN

           
         

    in voorkomend geval vermeerderd met:

       

    >€ 2 miljard tot en met € 3 miljard BPIN

    € 0,54 per € miljoen BPIN

           
         

    in voorkomend geval vermeerderd met:

       

    >€ 3 miljard BPIN

    € 0,13 per € miljoen BPIN

  • 2. Twee of meer aanbieders van beleggingsobjecten waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:55 van de Wet op het financieel toezicht en die gedurende het gehele jaar, in steeds dezelfde samenstelling, gezamenlijk aanbiedingen doen aan consumenten, of deze aanbiedingen aan consumenten gezamenlijk beheren, worden voor de toepassing van artikel 2 aangemerkt als één persoon.

Artikel 3

  • 1. Voor het kalenderjaar 2016 worden de bandbreedtes en tarieven, bedoeld in artikel 13, negende lid, van de Wet bekostiging financieel toezicht, voor bijlage II, onderdeel ‘Toezichthouder: de Nederlandsche Bank’, van die wet als volgt vastgesteld:

    Tabel 2

    Toezichtcategorie

    Maatstaf

    Bandbreedtes

    Tarieven

    Beheerders van beleggingsinstellingen en instellingen voor collectieve beleggingen in effecten (icbe) alsmede bewaarders alsmede beleggingsondernemingen

    Voor bewaarders (personen a): een vast bedrag.

    Type beleggingsdienst of -activiteit

    € 3.500 in voorkomend geval vermeerderd met:

    Voor beheerders van beleggingsinstellingen en icbe’s alsmede beleggingsondernemingen (personen b, c en d):

    Ontvangen en doorgeven van orders als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

    € 0

     

    Vergunning en type beleggingsdienst of -activiteit in combinatie met vermogen:

    a.

    – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:65 Wft beheren van een beleggingsinstelling in een voorkomend geval verhoogd met een bedrag per type dienst of activiteit als genoemd in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel a,b of d Wft of artikel 2:97, vierde lid, Wft;

     

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    Uitvoeren van orders voor rekening van cliënten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

    € 3.500

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    Vermogensbeheer als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

    € 3.500

         
         

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:69b Wft beheren van een icbe, in een voorkomend geval verhoogd met een bedrag per type dienst genoemd in artikel 2:97, derde lid, Wft;

    Beleggingsadvies als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

    € 0

         
       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    Begeleiden of overnemen van emissies met plaatsingsgaranties als bedoeld in artikel 1:1van de Wet op het financieel toezicht

    € 5.500

           
     

    – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:96 Wft verlenen van een van de beleggingsdiensten genoemd in de onderdelen a tot en met f van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het verlenen van een beleggingsdienst’

     

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    Begeleiden van emissies zonder plaatsingsgarantie als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

    € 3.000

         
     

    In combinatie met vermogen

    Balanstotaal (BT)

    In voorkomend geval vermeerderd met:

       

    € 0 tot en met € 1 miljard

    € 12,00 per miljoen BT

     

    – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:96 Wft verrichten van een van de beleggingsactiviteiten genoemd in de onderdelen a en b van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het verrichten van een beleggingsactiviteit’;

    b. de omvang van het totaal van:

       
       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    > € 1 miljard tot en met € 10 miljard

    € 7,50 per miljoen BT

         
       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    > € 10 miljard tot en met € 50 miljard

    € 3,00 per miljoen BT

           
     

    – het balanstotaal van de beheerde beleggingsinstelling(en);

     

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    > € 50 miljard

    € 0,50 per miljoen BT

           
     

    – het balanstotaal van de beheerde icbe (’s);

    Beheerd individueel vermogen (BV)

    In voorkomend geval vermeerderd met:

       

    € 0 tot en met € 1 miljard

    € 12,00 per miljoen BT

     

    – het beheerd individueel vermogen zoals omschreven in het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het beheren van individueel vermogen’, welk begrip wordt gebruikt in onderdeel c van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het verlenen van een beleggingsdienst’, in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel a, Wft en in artikel 2:97, derde of vierde lid, Wft;

       
       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    > € 1 miljard tot en met € 10 miljard

    € 7,50 per miljoen BT

         
       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    > € 10 miljard tot en met € 50 miljard

    € 3,00 per miljoen BT

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    > € 50 miljard

    € 0,50 per miljoen BT

         
       

    Vermogen waarover geadviseerd wordt:

    In voorkomend geval vermeerderd met:

     

    – het vermogen waarover wordt geadviseerd bij het ‘adviseren over financiële instrumenten’ zoals genoemd in onderdeel d van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het verlenen van een beleggingsdienst’, in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel b, Wft en in artikel 2:97, derde of vierde lid, Wft;

    € 0 tot en met € 1 miljard

    € 1.000

         
     

    > € 1 miljard tot en met € 10 miljard

    € 2.000

         
     

    > € 10 miljard tot en met € 50 miljard

    € 4.000

         
     

    > € 50 miljard

    € 10.000

           
     

    – honderd maal het minimum aan te houden toetsingsvermogen dat door DNB is vastgesteld van degene die handelt voor eigen rekening zoals genoemd in onderdeel a van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het verrichten van een beleggingsactiviteit’.

    Honderd maal het aan te houden toetsingsvermogen

    In voorkomend geval vermeerderd met:

     

    € 0 tot en met € 1 miljard

    € 12,00 per miljoen van honderd maal het aan te houden toetsingsvermogen

         
       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    > € 1 miljard tot en met € 10 miljard

    € 7,50 per miljoen van honderd maal het aan te houden toetsingsvermogen

         
       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    > € 10 miljard tot en met € 50 miljard

    € 3,00 per miljoen van honderd maal het aan te houden toetsingsvermogen

           
         

    in voorkomend geval vermeerderd met:

       

    > € 50 miljard

    € 0,50 per miljoen van honderd maal het aan te houden toetsingsvermogen

           

    Betaalinstellingen, clearinginstellingen en elektronischgeldinstellingen

    Provisie-inkomsten (PI)

    Personen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:3e, eerste lid, of 2:10e van de Wet op het financieel toezicht:

    € 0

           
       

    Personen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:3a, eerste lid, of 2:10a van de Wet op het financieel toezicht:

     
           
       

    Personen met PI in het bereik van:

     
           
       

    € 0 tot en met € 0,1 miljoen

    € 7.000

           
       

    >€ 0,1 miljoen tot en met € 0,2 miljoen

    € 12.000

           
       

    >€ 0,2 miljoen tot en met € 5 miljoen

    € 30.000

           
       

    >€ 0,5 miljoen tot en met € 1 miljoen

    € 65.000

           
       

    >€ 1 miljoen tot en met € 5 miljoen

    € 108.000

           
       

    >€ 5 miljoen tot en met € 50 miljoen

    € 152.000

           
       

    >€ 50 miljoen tot en met € 100 miljoen

    € 194.000

           
       

    >€ 100 miljoen

    € 250.000

           
       

    Personen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:54i, eerste lid, of 2:54l, eerste lid van de Wet op het financieel toezicht

    € 3.000

    Pensioenfondsen en premiepensioeninstellingen

    Instellingen met vereist eigen vermogen (excl. premie-pensioeninstellingen):

     

    € 2.000 vermeerderd met:

       
       

    >€ 0 tot en met € 10 miljard TV+VEV

    € 58,07 per € miljoen TV+VEV vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor:

    ((TV+VEV)/(TV+EV))

     

    Som van de technische voorziening pensioenverplichting en het vereist eigen vermogen (TV+VEV), vermenigvuldigd met een bonus/malus factor.

    De bonus/malus factor is gelijk aan de som van de technische voorziening pensioenverplichting en het vereist eigen vermogen (TV+VEV), gedeeld door de som van de technische voorziening pensioenverplichtingen en het (aanwezige) eigen vermogen (TV+EV).

     
         
       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 10 miljard tot en met € 50 miljard TV+VEV

    € 8,71 per € miljoen TV+VEV vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor:

    ((TV+VEV)/(TV+EV))

         
       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 50 miljard tot en met € 100 miljard TV+VEV

    € 2,32 per € miljoen TV+VEV vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor:

    ((TV+VEV)/(TV+EV))

           
     

    Instellingen zonder vereist eigen vermogen (en premie-pensioeninstellingen):

     

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 100 miljard TV+VEV

    € 0,58 per € miljoen TV+VEV vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor:

    ((TV+VEV)/(TV+EV))

     

    Technische voorziening pensioenverplichting (TV)

       
       

    € 2.000 vermeerderd met:

           
       

    >€ 0 tot en met € 10 miljard TV

    € 58,07 per € miljoen TV

           
         

    in voorkomend geval vermeerderd met:

       

    >€ 10 miljard tot en met € 50 miljard TV

    € 8,71 per € miljoen TV

           
         

    in voorkomend geval vermeerderd met:

       

    >€ 50 miljard tot en met € 100 miljard TV

    € 2,32 per € miljoen TV

           
         

    in voorkomend geval vermeerderd met:

       

    >€ 100 miljard TV

    € 0,58 per € miljoen TV

    Trustkantoren

    Omzet

    Personen met een omzet in het bereik van:

     
           
       

    € 0 tot en met € 0,1 miljoen

    € 5.500

           
       

    >€ 0,1 miljoen tot en met € 0,2 miljoen

    € 12.500

           
       

    >€ 0,2 miljoen tot en met € 0,5 miljoen

    € 21.000

           
       

    >€ 0,5 miljoen tot en met € 1 miljoen

    € 31.000

           
       

    >€ 1 miljoen tot en met € 2 miljoen

    € 45.000

           
       

    >€ 2 miljoen tot en met € 5 miljoen

    € 62.000

           
       

    >€ 5 miljoen

    € 88.000

    Verzekeraars niet zijnde zorgverzekeraars

    Premie-inkomen:

    Bruto premie-inkomen (BPI)

    >€ 0

    € 2.000 vermeerderd met:

    € 957 per € miljoen BPI

    Zorgverzekeraars

    Aantal verzekerden

    >0 verzekerden

    € 2.000 vermeerderd met:

    € 0,33 per verzekerde

  • 2. Voor het kalenderjaar 2016 worden de bandbreedtes en tarieven, bedoeld in artikel 13, negende lid, van de Wet bekostiging financieel toezicht, voor bijlage III, onderdeel ‘Toezichthouder: de Nederlandsche Bank’, van die wet als volgt vastgelegd:

    Tabel 3

    Toezichtcategorie

    Maatstaf

    Bandbreedtes

    Tarieven

    Banken en kredietunies

    Voor banken (personen a,b,d,e,f):

    Personen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:4, 2:11, 2:20, 3:4, eerste lid, of 3:110, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht

    € 35.000 vermeerderd met:

         
     

    Minimum omvang toetsingsvermogen (MTV):

     
           
       

    >€ 0 tot en met € 80 miljoen MTV

    € 5.461 per € miljoen MTV

           
     

    Minimum omvang toetsingsvermogen berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de Wet op het financieel toezicht worden bepaald

     

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 80 miljoen tot en met € 400 miljoen MTV

    € 2.352 per € miljoen MTV

         
       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

       

    >€ 400 miljoen tot en met € 4 miljard MTV

    € 1.237 per € miljoen MTV

           
         

    in voorkomend geval vermeerderd met:

       

    >€ 4 miljard MTV

    € 361 per € miljoen MTV

  • 3. Voor het kalenderjaar 2016 worden de bandbreedtes en tarieven, bedoeld in artikel 13, negende lid, van de Wet bekostiging financieel toezicht, voor bijlage IV, onderdeel ‘Toezichthouder: de Nederlandsche Bank’, van die wet als volgt vastgelegd:

    Tabel 4

    Toezichtcategorie

    Maatstaf

    Bandbreedtes

    Tarieven

    Banken en beleggingsondernemingen

    Total assets:

     

    € 500 vermeerderd met:

         
     

    Het totaal van activa op de balans zoals door banken en beleggingsondernemingen gerapporteerd aan de Nederlandsche Bank1

     

    € 1,51 per € miljoen Total assets

    X Noot
    1

    Het betreft de rapportages op grond van de Regeling staten financiële ondernemingen Wft 2011 of de Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (CRR).

Artikel 4

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 5

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bekostiging financieel toezicht 2016.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma

TOELICHTING

Algemeen

De wijze waarop de kosten van het doorlopend toezicht op de financiële markten door de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De Nederlandsche Bank (DNB) jaarlijks in rekening wordt gebracht bij onder toezicht staande instellingen1 is geregeld in artikel 13 van de Wet bekostiging financieel toezicht (Wbft) en op onderdelen nader uitgewerkt in het Besluit bekostiging financieel toezicht.

Allereerst wordt vastgesteld welke bedragen in totaal in rekening worden gebracht voor het toezicht. In verband met het Europees bankentoezicht en de aanwijzing van DNB als nationale resolutieautoriteit wordt in het geval van DNB onderscheid gemaakt tussen het bedrag dat in rekening wordt gebracht aan personen die behoren tot toezichtcategorieën in bijlage II van de Wbft, aan banken, die behoren tot de toezichtcategorie in bijlage III van de Wbft en aan banken en beleggingondernemingen, die behoren tot de toezichtcategorie in bijlage IV van de Wbft. Artikel 13, tweede tot en met het vijfde lid, van de Wbft schrijft voor op welke wijze deze bedragen worden vastgesteld. Daaruit volgt dat onder meer rekening wordt gehouden met het exploitatiesaldo van de toezichthouders in het voorafgaande jaar. In 2015 hebben de AFM en DNB allebei een exploitatieoverschot gerealiseerd.

De berekening voor het jaar 2016 is in onderstaand overzicht weergegeven. Tabel 1 heeft betrekking op de totale toezichtkosten terwijl Tabel 2 de voor DNB relevante splitsing maakt tussen de bijlagen II, III en IV.

Tabel 1: Berekening van de te heffen bedragen (in miljoen. euro’s)
 

AFM

DNB

Totaal begrote toezichtkosten

92,2

158,5

Af: Begrote opbrengsten ter dekking eenmalige toezichthandelingen

7,3

1,5

Af: Begrote kosten BES-toezicht

0,4

0,8

Overige kosten (waarvan kosten DNB afwikkelingsautoriteit)

84,5

156,2 (5,1)

Exploitatiesaldo 2015

–4,5

–8,6

Totaal te heffen op grond van art. 13 van de Wbft

80,0

147,6

Tabel 2: Opsplitsing van de voor 2016 door DNB te heffen bedragen naar bijlage (in miljoen. euro’s)
 

DNB Bijlage II

DNB Bijlage III

DNB Bijlage IV

Overige kosten (waarvan kosten DNB afwikkelingsautoriteit)

83,6

67,5

5,1

Exploitatiesaldo 2015

–0,9

–7,7

–1,4

Totaal te heffen op grond van art. 13 van de Wbft (waarvan kosten DNB afwikkelingsautoriteit)

74,7

59,8

3,7

Nadat de totaal te heffen bedragen zijn bepaald, worden zij aan de hand van procentuele aandelen die zijn opgenomen in bijlage II, III en IV van de Wbft toegerekend aan de toezichtcategorieën (artikel 13, zevende lid, van de Wbft).

Het omslaan van kosten over personen binnen een toezichtcategorie

Het aan een toezichtcategorie toegerekende bedrag wordt omgeslagen over de personen die deel uitmaken van die categorie. Dit gebeurt met behulp van maatstaven die evenals de procentuele aandelen zijn opgenomen in bijlage II, III en IV van de Wbft. De maatstaven worden in deze regeling nader ingedeeld in bandbreedtes. Voor elke bandbreedte geldt een tarief. Daarnaast geldt in de meeste gevallen een minimumtarief.

Bij het vaststellen van de minimumtarieven en de tarieven van de bandbreedtes worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • a. de tarieven hebben veelal een degressieve structuur in overeenstemming met de afnemende intensiteit van het toezicht per eenheid bij een grotere omvang van de persoon;

  • b. bij het vaststellen van de minimumtarieven wordt rekening gehouden met het draagkrachtbeginsel. Zoals hieronder nader zal worden toegelicht, is dit jaar – evenals in 2015 – rekening gehouden met het draagkrachtbeginsel in verband met een toezegging aan de Tweede Kamer om kleine partijen meer te ontzien2;

  • c. de tariefstructuur wordt in principe gevormd door een minimumtarief in combinatie met maximaal vier (degressieve) bandbreedtes waarbij de verschuldigde bedragen van het minimumtarief en de bandbreedte(s) die op de persoon onder toezicht van toepassing zijn bij elkaar worden opgeteld;

  • d. er is geen maximumheffing;

  • e. in een aantal toezichtcategorieën waar dit vanwege de samenstelling van de toezichtcategorie meer voor de hand ligt, wordt gewerkt met een schijvenstructuur waarbij de hoogte van de op te leggen heffing overeenkomt met het tarief van de bandbreedte (het ‘bereik’) waarin de onder toezicht staande persoon, vanwege zijn (bedrijfs)omvang, valt. In sommige gevallen wordt gewerkt met één vast tarief;

  • f. er bestaat zo veel mogelijk consistentie in de tariefstructuren (bandbreedtes en mate van degressiviteit) van categorieën die zowel onder toezicht staan van de AFM als van DNB.

De berekening van een te heffen bedrag

Om de op te leggen heffing vast te stellen, bepaalt de toezichthouder in welke bandbreedte de betreffende onder toezichtstaande persoon valt. Indien een persoon in meerdere bandbreedtes valt, is hij voor ieder van die bandbreedtes het daarbij behorende tarief verschuldigd. Dit komt in de regeling tot uitdrukking door de woorden ‘in voorkomend geval vermeerderd met’. Het aldus verschuldigde bedrag wordt verhoogd met een vast minimumtarief.

Voor de volgende toezichtcategorieën wordt van deze systematiek afgeweken:

  • Voor de categorieën ‘Afwikkelondernemingen, betaalinstellingen en elektronischgeldinstellingen’ van de AFM, en ‘Trustkantoren’ van DNB is de heffing gelijk aan het vaste tarief dat is vastgesteld voor de hoogste bandbreedte waarin de onder toezicht staande persoon valt.

  • Bij de toezichtcategorieën ‘Accountantsorganisaties’ en ‘Pensioenfondsen en premiepensioeninstellingen’ van de AFM is de bandbreedte gekoppeld aan twee maatstaven waardoor de toezichthouder tweemaal moet vaststellen in welke bandbreedtes de betreffende onder toezicht staande persoon valt.

  • Voor een aantal personen in de categorieën ‘Effectenuitgevende instellingen: markt’ en ‘Effectenuitgevende instellingen: verslaggeving’ (AFM) geldt enkel een vast tarief.

Bijzonderheden tarieven 2016

A. Hoogte van de heffing AFM

Bij de AFM is bij het berekenen van de toezichtkosten uitgegaan van een begroting ad € 92,2 miljoen. Dit is inclusief het voorwaardelijke bedrag van € 0,9 miljoen dat in de begroting van de AFM voor nieuwe taken is opgenomen. Indien de wetsvoorstellen die de nieuwe taken aan de AFM toekennen in 2016 – deels – niet of later dan gepland worden aangenomen dan zal het hierop betrekking hebbende bedrag via het exploitatieverschil over 2016 in 2017 met de markt worden verrekend.

B. Hoogte van de heffing DNB

De begroting van DNB in 2016 bedraagt € 153,4 miljoen is daarmee € 1 miljoen hoger dan de begroting in 2015. In totaliteit neemt het te heffen bedrag echter met € 3,1 miljoen toe. Dit wordt veroorzaakt doordat het exploitatieoverschot over 2014 (die de heffing 2015 neerwaarts beïnvloedde) € 2,1 miljoen groter was dan het exploitatieoverschot over 2015. De kosten van DNB zijn over meerdere bijlagen verdeeld. De afname van de kosten voor banken ad € 4,7 miljoen (bijlage III) wordt voor € 3,1 miljoen veroorzaakt door de eenmalige correctie in 2015. De toename van de kosten voor de overige instellingen bedraagt per saldo € 7,8 miljoen (bijlage II), waarvan € 3,1 miljoen veroorzaakt is door de eenmalige correctie. Deze eenmalige correctie in 2015 wordt over de categorieën verdeeld, waardoor er sprake is van verschillende relatieve kostenmutaties tussen de verschillende categorieën binnen bijlage II. Zo stijgen de bijdragen voor pensioenfondsen en premiepensioeninstellingen met € 4,7 miljoen, de kosten voor verzekeraars met € 1,9 miljoen en zorgverzekeraars met € 0,9 miljoen, terwijl de kosten voor de categorieën trustkantoren en betaalinstellingen afnemen met € 0,3 miljoen resp. € 0,1 miljoen.

C. Kosten die DNB maakt als nationale resolutieautoriteit

De kosten die DNB maakt als resolutieautoriteit worden middels een nieuwe in de Wbft opgenomen bijlage, met bijbehorende nieuwe heffingsmaatstaf, verrekend met de sector. In 2016 zullen deze kosten worden geheven via de heffingsmaatstaf Total assets.

D. Ontzien kleine partijen

Tijdens het Algemeen Overleg Regeldruk voor nieuwe toetreders in de Tweede Kamer van 16 december jl. heeft de Minister van Financiën toegezegd ook dit jaar te kijken naar de heffingen voor kleine partijen. Kleine partijen zijn in 2015 ontzien bij het doorberekenen van de stijging van de toezichtkosten als gevolg van het wegvallen van de overheidsbijdrage. Voor de heffingen die de AFM oplegt, geldt dat kleine partijen ook in 2016 worden ontzien, omdat ten opzichte van 2015 de tarieven met een gelijk percentage zijn verhoogd, waardoor het ontzien van de kleine partijen in 2015 doorwerkt in de tarieven van 2016. Voor de heffingen die door DNB worden opgelegd, wordt per categorie gekeken waar kleine partijen kunnen worden ontzien. Voor de categorieën ‘pensioenfondsen en premiepensioeninstellingen’, ‘verzekeraars (niet zorg)’ en ‘zorgverzekeraars’ is het basisbedrag gelijk gebleven en wordt de stijging slechts doorgevoerd over het variabele tarief. Ook in de andere categorieën is bij de stijging rekening gehouden met het ontzien van kleine partijen.

Artikelsgewijs

Artikel 2

In dit artikel worden de bandbreedtes en tarieven voor het doorlopend toezicht van de AFM voor het kalenderjaar 2016 per categorie vastgesteld.

Voor twee toezichtcategorieën zijn wijzigingen in de Wbft vanaf 2015 van invloed op de tarieven. Allereerst zijn de categorieën ‘beleggingsondernemingen niet voor eigen rekening’ en ‘beheerders van beleggingsinstellingen en icbe’s en aanbieders van beleggingsobjecten’ in 2016 samengevoegd tot één categorie. De maatstaf ‘effectenrekeningen’ voor de beleggingsondernemingen niet voor eigen rekening is tegelijkertijd gewijzigd in ‘beheerd individueel vermogen’ en ‘vermogen waarover wordt geadviseerd’. Dit zal leiden tot verschuivingen tussen bestaande partijen, met name bij de beleggingsondernemingen die eerst het aantal rekeninghouders als maatstaf hadden. Met name beleggingsondernemingen met slechts één pensioenfonds als klant zullen een forse stijging van de toezichtkosten ervaren. Aan de andere kant zullen beleggingsondernemingen met veel rekeninghouders maar een beperkt beheerd vermogen, een daling van toezichtkosten kunnen verwachten. De nieuwe maatstaf sluit beter aan bij de toezichtintensiteit, de draagkracht en het verdienvermogen van partijen. Bij de vaststelling van de bandbreedtes en tarieven is als uitgangspunt genomen dat het deel van de bijdrage in de toezichtkosten dat wordt gegenereerd via het beheerd vermogen en vermogen waarover geadviseerd wordt ongeveer gelijk is aan het bedrag dat in 2015 werd gegenereerd op basis van de effectenrekeningen. Dit is ongeveer 15%. Het resterende deel wordt gegenereerd op basis van de vergunningtypen waarover de beleggingondernemingen niet voor eigen rekening beschikken.

In de nieuwe categorie ‘Beheerders van beleggingsinstellingen en van icbe’s alsmede bewaarders alsmede aanbieders van beleggingsobjecten alsmede beleggingsondernemingen niet voor eigen rekening (exclusief exploitanten van een MTF)’ is de op te leggen heffing afhankelijk van zowel de vergunning als de activiteiten of diensten die worden verricht dan wel verleend.

De vastgestelde tarieven in de categorie ‘beheerders van beleggingsinstellingen en van icbe’s alsmede bewaarders alsmede aanbieders van beleggingsobjecten alsmede beleggingsondernemingen niet voor eigen rekening (exclusief exploitanten van een MTF)’ zijn schematisch als volgt:

Tabel 3: Schematische uitwerking nieuwe categorie ‘beheerders van beleggingsinstellingen en van icbe’s alsmede bewaarders alsmede aanbieders van beleggingsobjecten alsmede beleggingsondernemingen niet voor eigen rekening (exclusief exploitanten van een MTF)

Vergunning

Vast bedrag

 

Bewaarders waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:3g Wft.

€ 5.920

Aanbieders van beleggingsobjecten waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:55 Wft.

€ 5.920

Vermeerderd met een variabel tarief op basis van balanstotaal

Beheerders van beleggingsinstellingen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:65 Wft. en

Beheerders van icbe’s waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:69b Wft.

€ 5.920

Vermeerderd met een variabel tarief op basis van de balanstotaal

 

Eventueel vermeerderd met een vast tarief op basis van verleende diensten en/of verrichte activiteiten op grond van artikel 2.67a en 2.69c Wft

 

Variabel tarief op basis van beheerd vermogen en vermogen waarover geadviseerd wordt

Beleggingsondernemingen die in de uitoefening van beroep of bedrijf niet of niet uitsluitend voor eigen rekening in Nederland beleggingsdiensten verlenen, waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:96 Wft, uitgezonderd exploitanten van een MTF

€ 0

Vermeerderd met een vast tarief op basis van vergunningtypen

 

Eventueel vermeerderd met een variabel tarief op basis van beheerd vermogen en vermogen waarover geadviseerd wordt

Personen aan wie een vergunning is verleend om te bieden overeenkomstig artikel 18, tweede lid, verordening (EU) nr. 1031/2010 (veiling van broeikasgasemissierechten

€ 5.920

Uit Tabel 3 volgt dat de maatstaf die bepaalt dat voor onder meer een beheerder van een beleggingsinstellingen met een vergunning op grond van artikel 2:65 Wft, die van de AFM toestemming heeft gekregen om bepaalde extra activiteiten/diensten te verrichten/verlenen de heffing wordt verhoogd met een bedrag per type dienst of activiteit. De type diensten of activiteiten waarnaar wordt verwezen komen overeen met de activiteiten of diensten omschreven in de definitie van ‘verlenen van een beleggingsdienst’ of ‘verrichten van een beleggingsactiviteit’. Derhalve wordt in de regeling verwezen naar de diensten of activiteiten genoemd in artikel 1:1 van de Wft.

Ten tweede betreft de categorie ‘centrale effectenbewaarinstellingen’ een nieuwe categorie. Op dit moment is er nog geen vergunninghoudende instelling waaraan een bijdrage in de toezichtkosten kan worden opgelegd. De verwachting is dat er in het tweede halfjaar van 2016 een aanvraag wordt ingediend. Als aan deze instelling in 2016 ook een vergunning zal worden verleend zal alleen een basisbijdrage in rekening worden gebracht over de periode dat deze instelling onder het toezicht van de AFM staat. In 2017 zullen op basis van de dan beschikbare gegevens ook bandbreedtes en tarieven voor de variabele bijdrage worden vastgesteld.

Artikel 3

In dit artikel worden de bandbreedtes en tarieven voor het doorlopend toezicht van DNB voor het kalenderjaar 2016 per categorie vastgesteld. Het eerste lid heeft daarbij betrekking op de tarieven voor instellingen uit toezichtcategorieën in bijlage II van de Wbft, het tweede lid op de tarieven voor banken, die zijn ondergebracht in bijlage III van de Wbft en het derde lid op de tarieven voor banken en beleggingsondernemingen, die zijn ondergebracht in bijlage IV van de Wbft.

Eerste lid – Bijlage II

Ook bij DNB zijn wijzigingen in de Wbft vanaf 2015 in een enkel geval van invloed op de tarieven. De categorieën ‘beleggingsinstellingen’, ‘beleggingsondernemingen niet voor eigen rekening’ en ‘beleggingsondernemingen voor eigen rekening’ zijn samengevoegd tot één categorie. Ook voor DNB geldt dat de maatstaf ‘effectenrekeningen’ voor de beleggingsondernemingen niet voor eigen rekening is gewijzigd in ‘beheerd individueel vermogen’ en ‘vermogen waarover wordt geadviseerd’. Evenals bij de AFM zal dit leiden tot verschuivingen tussen bestaande partijen. Het totaal te heffen bedrag neemt voor deze categorie ten opzichte van 2015 toe. De tarieven voor bepaalde activiteiten vertonen slechts een beperkte stijging. Dit betekent dat een groter deel van de kosten wordt verrekend via het beheerd vermogen. Er is gekozen voor een opzet van 4 schijven met een degressief tarief, grotendeels gerelateerd aan de inschatting van de verwachte toezichtintensiteit. Voor vermogen waarover wordt geadviseerd (niet zijnde beheerd vermogen) is gekozen voor de indeling in dezelfde schijven met een vast bedrag per schijf. Ook de tariefstelling hiervan is onder andere gebaseerd op toezichtintensiteit.

Bij het vaststellen van de regeling is voor de categorie ‘betaalinstellingen, clearingsinstellingen en elektronischgeldinstellingen’ extra aandacht besteed aan het ontzien van de kleine partijen. In deze categorie is het wegvallen van de overheidsbijdrage het meest merkbaar geweest. Derhalve is geprobeerd om de tarieven voor de kleinere partijen zoveel mogelijk te verlagen. Daartoe is enerzijds een schijf toegevoegd voor de allerkleinste partijen en anderzijds zijn de tarieven in de laagste schijven neerwaarts bijgesteld. Tevens is een extra schijf gecreëerd voor de allergrootste partijen.

Tweede lid – Bijlage III

Het totaal te heffen bedrag neemt met € 4,7 miljoen (7%) af. Dit wordt grotendeels veroorzaakt door de eenmalige correctie in 2015 (effect: daling van € 3,1 miljoen) en de daling van de begroting 2016 tov 2015 (€ 1,9 miljoen). Het aantal banken en de totale omvang van de heffingsmaatstaf wijkt nauwelijks af van de situatie in 2015. Het basisbedrag is voor 2016 gelijkgehouden met 2015 en de jaren daar voorafgaand. De variabele tarieven dalen met ruim 5%.

Derde lid – Bijlage IV

In 2016 worden de kosten voor resolutie voor het eerst middels een aparte bijlage in de Wbft doorberekend aan de onder toezicht staande instellingen. De kosten zijn in 2015 circa € 1,4 lager uitgekomen dan de heffing in 2015. Dit bedrag wordt in 2016 teruggegeven aan de sector. Het te heffen bedrag voor 2016 komst derhalve uit op € 3,7 miljoen. In 2016 zullen deze kosten worden geheven via de nieuwe heffingsmaatstaf ‘Total assets’. Gekozen is voor een basisbedrag van EUR 500 (gelijk aan 2015) en een lineair variabel bedrag van € 1,51 per € 1 miljoen total assets. Deze maatstaf geldt ook voor de betreffende beleggingsondernemingen.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma


X Noot
1

In overeenstemming met de in de Wet bekostiging financieel toezicht gehanteerde begrippen wordt hierna gesproken van 'personen'.

X Noot
2

Kamerstukken II 2014/15, 33 957, nr. 9

Naar boven