Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 27 mei 2016, nr. 2016-00000304546, houdende regels voor de subsidiëring van de Stichting COELO (Subsidieregeling COELO)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op de artikelen 3, eerste lid, en 4, eerste lid, onderdeel f, van de Kaderwet overige BZK-subsidies en de artikelen 11, tweede lid, 20 en 24, vijfde lid, van het Kaderbesluit BZK-subsidies;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister:

Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

b. Stichting:

Stichting COELO.

Artikel 2

  • 1. De minister kan aan de Stichting subsidie verstrekken ten behoeve van activiteiten in het kader van het doen van onderzoek naar en laagdrempelige informatievoorziening over economische en financiële aspecten van decentrale overheden.

  • 2. De subsidie wordt per boekjaar verstrekt. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 3

De subsidie, bedoeld in artikel 2, bedraagt ten hoogste het bedrag dat uit de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties blijkt.

Artikel 4

De Stichting dient de aanvraag tot subsidieverlening uiterlijk in op 31 oktober voorafgaand aan het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.

Artikel 5

De minister verstrekt op de subsidie een voorschot dat gelijk is aan de verleende subsidie. In de beschikking tot subsidieverlening wordt vermeld in welke termijnen het voorschot wordt uitbetaald.

Artikel 6

Voor de toepassing van artikel 24, eerste lid, onder b, van het Kaderbesluit BZK-subsidies volstaat de reguliere controleverklaring bij de jaarstukken van de Stichting.

Artikel 7

Een subsidie die aan de Stichting is verleend op grond van de begroting van BZK wordt aangemerkt als een subsidie, verleend krachtens deze regeling.

Artikel 8

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2016 en vervalt met ingang van 1 juli 2021.

Artikel 9

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling COELO.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

TOELICHTING

Algemeen

Op 1 januari 2010 is het Uniform Subsidiekader (USK), zoals dat is uitgewerkt in de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking, van kracht geworden. Doel daarvan is de lasten voor subsidieontvangers en de overheid bij de verstrekking van subsidies te verminderen. Daartoe is een uniform kader ingevoerd voor een eenvoudiger uitvoering en financieel beheer van rijkssubsidies. Het beoogde doel van het USK staat of valt echter met stroomlijning van de subsidieverstrekking binnen het departement. Om de stroomlijning binnen het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) te borgen zijn de uitvoeringsbepalingen zoveel mogelijk op één plek vastgelegd in plaats van in de afzonderlijke regelingen en verstrekkingen.

De wet- en regelgeving inzake de verstrekking van subsidies op het terrein van BZK bestaat per 1 juli 2013 uit een drietal elementen, te weten:

  • 1. de Kaderwet overige BZK-subsidies (hierna: Kaderwet), waarin enkele algemene bepalingen zijn opgenomen, waaronder ook een bepaling inzake de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt;

  • 2. het Kaderbesluit BZK-subsidies (hierna: Kaderbesluit), waarin in principe alle uitvoerende elementen van de subsidieverstrekking aan de orde zijn, inclusief bepalingen betreffende misbruik en oneigenlijk gebruik. Via dit besluit vindt de beoogde standaardisering van subsidieverstrekking plaats, en wordt de basis gelegd voor de beoogde efficiencyslag, zowel in de uitvoering als bij de beleidsbepaling;

  • 3. subsidieregelingen die zoveel mogelijk zijn ontdaan van uitvoeringsbepalingen.

Het in het Kaderbesluit neergelegde regime gaat uit van vertrouwen. Er wordt van uitgegaan dat de subsidieaanvrager zijn aanvraag indient op basis van juiste en volledige informatie, de activiteiten uitvoert waarvoor de subsidie is verstrekt en dat deze zich houdt aan de overige aan de subsidie verbonden verplichtingen. Daar staat tegenover dat als dat vertrouwen wordt beschaamd, er ook sancties volgen. Indien wordt vastgesteld dat een aanvrager op grond van onjuiste informatie subsidie heeft aangevraagd of zich niet aan de afspraken en verplichtingen houdt, wordt de subsidie teruggevorderd en wordt de aanvrager met naam en toenaam opgenomen in een daartoe ingericht register. Een dergelijke vermelding wordt betrokken bij de beoordeling van eventuele nieuwe subsidieaanvragen van de betreffende persoon of instantie (hoofdstuk 13 van het Kaderbesluit).

Het Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden (COELO) is verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen en verricht onderzoek naar economische en financiële aspecten van gemeenten, waterschappen, provincies en woningcorporaties. Het werk van COELO varieert van toegepast beleidsonderzoek tot wetenschappelijke studies met een hoog abstractiegehalte. Behalve het verzamelen van kennis over decentrale overheden, heeft COELO tot doel deze kennis zo toegankelijk mogelijk te maken, onder meer door middel van publicaties en de eigen website.

Sinds vorig jaar ontvangt de Stichting COELO subsidie op grond van de begroting van BZK. Aangezien het in beginsel om een jaarlijks terugkerende subsidie gaat, is het wenselijk de subsidierelatie in een ministeriële regeling te verankeren en daarmee op grond van artikel 2, eerste lid, van het Kaderbesluit onder de werking van het subsidiekader van BZK te brengen. De regeling heeft geen gevolgen voor de regeldruk, althans vloeien er geen extra administratieve lasten voor de stichting uit voort ten opzichte van de eerdere subsidiëring op basis van de rijksbegroting.

Artikelsgewijs

Artikel 2

In het eerste lid van dit artikel wordt bepaald voor welke activiteiten de subsidie kan worden aangewend. De subsidie kan onder meer worden aangewend voor onderzoek naar economische en financiële aspecten van decentrale overheden en het verstrekken van laagdrempelige informatie aan burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties.

Artikel 3

De subsidie is maximaal het bedrag dat uit de subsidiebijlage van de begroting van BZK blijkt. Ingevolge artikel 8, eerste lid, van het Kaderbesluit wordt bij ministeriële regeling een subsidieplafond vastgesteld. Aangezien op grond van deze regeling de Stichting COELO de enige mogelijke subsidieontvanger is, is de in de begroting vermelde maximumsubsidie tevens het subsidieplafond.

Artikel 4

Ingevolge artikel 4, eerste lid, moet de stichting de aanvraag tot subsidieverlening voor het volgend jaar uiterlijk op 31 oktober hebben ingediend.

Op grond van artikel 11 van het Kaderbesluit moet een subsidieaanvraag worden ingediend met gebruikmaking van een daartoe beschikbaar gesteld formulier en bevat de aanvraag de volgende bescheiden:

  • a. een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd;

  • b. een toelichting op de wijze waarop en de mate waarin de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd een bijdrage leveren aan de doelstellingen van deze regeling;

  • c. een gespecificeerde begroting, die goed inzicht geeft in de kosten van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd;

  • d. een tijdsplanning van de activiteit;

  • e. een weergave van de liquiditeitsbehoefte gedurende het boekjaar waarvoor subsidie wordt gevraagd, zo mogelijk per tijdvak van drie maanden;

  • f. het bankrekeningnummer, inclusief een bewijs dat de bankrekening op naam van de stichting staat;

  • g. het inschrijfnummer van de stichting bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken.

In artikel 22, eerste lid, van het Kaderbesluit is de termijn waarbinnen de minister moet beslissen omtrent de subsidieaanvraag uniform vastgesteld op dertien weken. Wanneer de aanvraag op 31 oktober is ingediend, dient de minister op grond van artikel 22, eerste lid, Kaderbesluit uiterlijk op 31 januari beslist te hebben over de subsidieverlening.

In de artikelen 16 tot en met 19 van het Kaderbesluit wordt de wijze van subsidieverstrekking geregeld aan de hand van drie verschillende ‘subsidiearrangementen’. Het lichtste arrangement (arrangement 1) betreft subsidies lager dan € 25.000 (artikel 16 van het Kaderbesluit); het iets zwaardere arrangement (arrangement 2) heeft in beginsel betrekking op subsidies van € 25.000 tot € 125.000 (artikel 17 van het Kaderbesluit) en voor subsidies van € 125.000 of meer geldt in beginsel arrangement 3 (artikel 18 van het Kaderbesluit).

De subsidie ten behoeve van de Stichting COELO omvat een groter bedrag dan € 125.000 en valt daarom onder arrangement 3. Dit houdt in dat de subsidie wordt verstrekt in de vorm van een maximumbedrag voor een nog te verrichten prestatie-eenheid. De minister mag niet om tussentijdse voortgangsverslagen vragen, maar de subsidieontvanger is wel verplicht om melding te doen zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

Artikel 6

In artikel 24 van het Kaderbesluit is geregeld welke gegevens moeten worden verstrekt bij de aanvraag tot subsidievaststelling. Voor subsidies vanaf € 125.000 is hierbij bepaald dat onder meer een controleverklaring moet worden aangeleverd. Dit hoeft geen controleverklaring te zijn die specifiek voor de subsidie wordt opgesteld; volstaan kan worden met de reguliere controleverklaring bij de jaarstukken. Dit is uitdrukkelijk geregeld in artikel 6.

Artikel 8

In aanwijzing 6A van het USK zijn bepalingen opgenomen inzake de beperking van de duur van een subsidieregeling. Op grond hiervan moet een subsidieregeling een einddatum bevatten die niet later valt dan vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van de regeling. In verband hiermee is bepaald dat de regeling per 1 juli 2021 vervalt.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

Naar boven