Regeling van de Minister van Economische Zaken van 12 mei 2016, nr. WJZ/14115350, tot vaststelling van eisen voor meetinstrumenten op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (IJkregeling BES)

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 3, 5, derde lid, 7, tweede lid, en 8, tweede lid, van de IJkwet BES 2014;

Besluit:

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

aangewezen meetinstrument:

meetinstrument als bedoeld in artikel 2;

automatisch weeginstrument:

instrument dat de massa van een product bepaalt zonder tussenkomst van een bedienaar en een vooraf bepaald programma van automatische processen volgt die kenmerkend zijn voor het instrument;

kilowattuurmeter:

instrument dat de binnen een stroomkring verbruikte actieve elektrische energie meet;

niet-automatisch weegwerktuig:

meetwerktuig voor het bepalen van de massa van een lichaam met gebruikmaking van de werking van de zwaartekracht op dat lichaam, waarbij voor het wegen tussenkomst van een operateur noodzakelijk is, alsmede zodanige werktuigen die bovendien worden gebruikt voor het bepalen van andere met de massa verband houdende grootheden, hoeveelheden, parameters of kenmerken;

richtlijn meetinstrumenten:

richtlijn nr. 2014/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 februari 2014, betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van meetinstrumenten (PbEU 2014, L 96);

richtlijn niet-automatische weegwerktuigen:

richtlijn nr. 2014/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van niet-automatische weegwerktuigen (PbEU 2014, L 96);

vloeistofmeter:

instrument ontworpen voor het continu meten, in een geheugen opslaan en weergeven van de hoeveelheid vloeistof, anders dan water, onder meetomstandigheden waarbij de vloeistof door een meetwaardeomvormer stroomt in een gesloten volledig gevulde leiding;

watermeter:

instrument dat is ontworpen voor het meten, opslaan en weergeven van het volume bij meting van water dat door een meetwaardeopnemer stroomt;

wet:

IJkwet BES 2014.

§ 2. Algemene bepalingen

Artikel 2

Aan ijk en herijk onderworpen meetinstrumenten als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de wet zijn:

  • a. automatische weeginstrumenten;

  • b. kilowattuurmeters;

  • c. niet-automatische weegwerktuigen;

  • d. vloeistofmeters;

  • e. watermeters.

Artikel 3

  • 1. Een aangewezen meetinstrument, behoudens een niet-automatisch weegwerktuig, voldoet bij ingebruikname aan de in bijlage I van de richtlijn meetinstrumenten opgenomen essentiële eisen en aan de toepasselijke essentiële eisen in de hierna bij het meetinstrument vermelde instrumentspecifieke bijlage:

    • a. automatische weeginstrumenten: bijlage VIII;

    • b. kilowattuurmeters: bijlage V;

    • c. vloeistofmeters: bijlage VII;

    • d. watermeters: bijlage III.

  • 2. Een niet-automatisch weegwerktuig voldoet bij ingebruikname aan de essentiële eisen van bijlage I en de artikelen 1.1, 1.3, 1.4 en 1.5 van bijlage III van de richtlijn niet-automatische weegwerktuigen, waarbij onderdeel i van artikel 1.1 van die bijlage wordt gelezen als:

    • ‘i) voor zover van toepassing, het nummer van het certificaat van goedkeuring;’ .

Artikel 4

Een aangewezen meetinstrument wordt vermoed overeen te stemmen met de hieraan krachtens artikel 3 gestelde eisen indien:

  • a. de houder van het meetinstrument kan aantonen dat het overeenstemt met regelgeving die voor dat instrument is vastgesteld door een staat die partij is bij het Verdrag tot oprichting van een Internationale Organisatie voor wettelijke metrologie en

  • b. het meetinstrument is voorzien van de door dat land voorgeschreven metrologische markeringen.

Artikel 5

Indien ten aanzien van het gebruik een specifieke nauwkeurigheidsklasse voor een aangewezen meetinstrument is voorgeschreven, mag ook een meetinstrument worden gebruikt dat in een hogere nauwkeurigheidsklasse valt.

§ 3. Eisen na ingebruikname van aangewezen meetinstrumenten

Artikel 6

  • 1. Aangewezen meetinstrumenten voldoen na ingebruikname aan de volgende voorschriften:

    • a. zij verkeren in een goede staat van onderhoud;

    • b. zij zijn overeenkomstig de instructies van de fabrikant geïnstalleerd en worden dienovereenkomstig gebruikt;

    • c. zij worden uitsluitend gebruikt voor metingen overeenkomstig hun bestemming;

    • d. zij worden zodanig gejusteerd en gecorrigeerd dat de aanwijzingsfouten zo dicht mogelijk bij nul liggen.

  • 2. Een aangewezen meetinstrument voldoet, behoudens een niet-automatische weegwerktuig, na ingebruikname aan de in bijlage I van de richtlijn meetinstrumenten opgenomen essentiële eisen.

Artikel 7

Kilowattuurmeters voldoen na ingebruikname aan de toepasselijke essentiële eisen van bijlage V van de richtlijn meetinstrumenten, met dien verstande dat:

  • a. de maximaal toelaatbare fout in onderdeel 3, tabel 2, telkens met een factor 1,5 wordt vermenigvuldigd;

  • b. voor metingen bij huishoudelijk gebruik van elektriciteit de meter voldoet aan de eisen van klasse A;

  • c. voor metingen bij handelsgebruik of lichtindustrieel gebruik van elektriciteit de meter voldoet aan de eisen van klasse B.

Artikel 8

Een vloeistofmeter voldoet na ingebruikname aan de toepasselijke essentiële eisen van de bijlage VII (MI-005) van de richtlijn meetinstrumenten.

Artikel 9

Watermeters voldoen na ingebruikname aan de toepasselijke essentiële eisen van bijlage III van de richtlijn meetinstrumenten, met dien verstande dat de maximaal toelaatbare fouten in onderdeel 5 telkens met een factor 2 worden vermenigvuldigd.

Artikel 10

Een automatisch weeginstrument voldoet na ingebruikname aan de toepasselijke essentiële eisen van bijlage VIII MI-006 van de richtlijn meetinstrumenten, met dien verstande dat:

  • a. voor automatische vangwegers:

    • de in hoofdstuk II, onderdeel 4.1, de opgenomen gemiddelde fout voor categorie X telkens met een factor 2 wordt vermenigvuldigd;

    • in plaats van de in onderdeel 4.1 opgenomen maximaal toelaatbare fout van ± 1 e, ± 1,5 e en ± 2 e voor categorie Y een maximaal toelaatbare fout geldt van respectievelijk ± 1,5 e, ± 2,5 e en ± 3,5 e;

    • in plaats van de in onderdeel 4.2 opgenomen tabel inzake standaarddeviatie, de volgende tabel van toepassing is:

      Nettolast m

      Maximaal toelaatbare standaarddeviatie voor klasse X

      m ≤ 50g

      0,6%

      50 g < m ≤ 100 g

      0,3 g

      100 g < m ≤ 200 g

      0,3%

      200 g < m ≤ 300 g

      0,6 g

      300 g < m ≤ 500 g

      0,2%

      500 g < m ≤ 1.000 g

      1,0 g

      1.000 g < m ≤ 10.000 g

      0,1%

      10.000 g < m ≤ 15.000 g

      10 g

      15.000 g < m

      0,067%

  • b. voor automatische weegmachines voor afwegen:

    • in hoofdstuk III, onderdeel 2.2, tabel 5, de opgenomen maximaal toelaatbare afwijking van elke vulling van het gemiddelde voor klasse X (1) telkens met een factor 1,25 wordt vermenigvuldigd;

    • bij de berekening van de instelfout, bedoeld in hoofdstuk III, onderdeel 2.3, uitgegaan wordt van het in hoofdstuk III, onderdeel 2.2, tabel 5, vermelde percentage, zonder toepassing van de hiervoor in onderdeel b, eerste gedachtenstreepje, vermelde vermenigvuldigingsfactor;

  • c. voor discontinue totalisators van hoofdstuk IV, onderdeel 2, tabel 6, de opgenomen maximaal toelaatbare fout van de getotaliseerde last telkens met een factor 2 wordt vermenigvuldigd;

  • d. voor continue totalisators van hoofdstuk V, onderdeel 3, tabel 8, opgenomen maximaal toelaatbare fout voor de totale last telkens met een factor 2 wordt vermenigvuldigd.

Artikel 11

Een automatisch weegwerktuig als genoemd in bijlage VIIII (MI-006) van de richtlijn meetinstrumenten, dat niet in een hogere nauwkeurigheidsklasse valt dan, wat betreft:

  • automatische vangwegers: nauwkeurigheidsklasse XIIII of Y (b), bedoeld in hoofdstuk II, onderdeel 1.2 van bijlage V van de richtlijn meetinstrumenten,

  • automatische weegmachines voor afwegen: nauwkeurigheidsklasse X(2), bepaald overeenkomstig hoofdstuk III, onderdeel 1.2, van bijlage V van de richtlijn meetinstrumenten,

  • discontinue totalisators: nauwkeurigheidsklasse 1 of 2, bedoeld in hoofdstuk IV, onderdeel 1, van bijlage V van de richtlijn meetinstrumenten,

  • continue totalisators: nauwkeurigheidsklasse 1 of 2, bedoeld in hoofdstuk V, onderdeel 1, van bijlage V van de richtlijn meetinstrumenten,

mag slechts worden gebruikt voor:

  • a. het bepalen van de vervoerskosten van postpakketten;

  • b. het bepalen, op terreinen van ondernemingen tot exploitatie van middelen van openbaar vervoer, van de vervoerskosten van goederen;

  • c. voor het wegen in mortelfabrieken van asfaltbeton, betonmortel, metselspecie en soortgelijke producten, alsmede voor het in die fabrieken bij de vervaardiging van die producten wegen van materialen, waaruit die producten worden samengesteld;

  • d. het wegen van afvalstoffen en van zand, grind en aarde;

  • e. het wegen van onverwerkte land-, tuin-, bosbouwproducten, houtskool, levende dieren, huiden, vis en onverwerkte delfstoffen.

Artikel 12

  • 1. Een niet-automatische weegwerktuig voldoet na ingebruikname aan de essentiële eisen van bijlage I en de artikelen 1.1, 1.3, 1.4 en 1.5 van bijlage III van de richtlijn niet-automatische weegwerktuigen, waarbij onderdeel i van artikel 1.1 van die bijlage wordt gelezen als:

    • ‘i) voor zover van toepassing, het nummer van het certificaat van goedkeuring.’

  • 2. Een niet-automatisch weegwerktuig dat wordt gebruikt voor weging van edele metalen, parels, edelgesteenten of munten voldoet aan de eisen voor weegwerktuigen met een nauwkeurigheidsklasse I of II als bedoeld in onderdeel 2.1 van bijlage I van de richtlijn niet-automatische weegwerktuigen.

Artikel 13

Een niet-automatisch weegwerktuig met een nauwkeurigheidsklasse IIII, bedoeld in onderdeel 2.1 van bijlage I van de richtlijn niet-automatische weegwerktuigen, mag slechts worden gebruikt voor:

  • a. het bepalen van de vervoerskosten van postpakketten;

  • b. het bepalen, op terreinen van ondernemingen tot exploitatie van middelen van openbaar vervoer, van de vervoerskosten van goederen;

  • c. voor het wegen in mortelfabrieken van asfaltbeton, betonmortel, metselspecie en soortgelijke producten, alsmede voor het in die fabrieken bij de vervaardiging van die producten wegen van materialen, waaruit die producten worden samengesteld;

  • d. het wegen van afvalstoffen en van zand, grind en aarde;

  • e. het wegen van onverwerkte land-, tuin-, bosbouwproducten, houtskool, levende dieren, huiden, vis en onverwerkte delfstoffen.

Artikel 14

  • 1. Het goedkeuringsmerk, bedoeld in artikel 5, tweede lid, onderdeel a, van de wet, komt overeen met het model dat is opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling.

  • 2. Het afkeuringsmerk, bedoeld in artikel 5, tweede lid, onderdeel b, van de wet komt overeen met het model dat is opgenomen in bijlage 2 bij deze regeling.

Artikel 15

Het verbod, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de wet geldt niet indien:

  • a. in een geschrift enig ander geschrift letterlijk wordt aangehaald;

  • b. het gebruik betreft van andere dan in het Meeteenhedenbesluit 2006 genoemde meeteenheden op het gebied van de scheepvaart en de luchtvaart indien dit is vastgesteld bij bindende internationale overeenkomsten of verdragen;

  • c. in het internationale goederen- of dienstenverkeer, voor zover het gebruik van de betrokken meeteenheid of benaming is toegelaten in het land waarmee dat verkeer plaatsvindt;

  • d. voor zover het betreft andere meeteenheden dan in het Meeteenhedenbesluit 2006 genoemde meeteenheden, indien:

    • 1°. die andere meeteenheden naast de in het Meeteenhedenbesluit 2006 genoemde meeteenheden met betrekking tot dezelfde grootheden worden gebruikt,

    • 2°. de aanduidingen in die andere meeteenheden bestaan uit tekens die ten hoogste even groot zijn als die waaruit de aanduidingen van de in het Meeteenhedenbesluit 2006 genoemde meeteenheden bestaan en

    • 3°. de aanduidingen in die andere meeteenheden ten gevolge van hun plaats, uitvoering of wijze van weergave worden overheerst door de aanduidingen van de in het Meeteenhedenbesluit 2006 genoemde meeteenheden.

§ 4. Slotbepalingen

Artikel 16

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2017.

Artikel 17

Deze regeling wordt aangehaald als: IJkregeling BES.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 12 mei 2016

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

BIJLAGE 1, BEHORENDE BIJ ARTIKEL 14, EERSTE LID, VAN DE IJKREGELING BES

BIJLAGE 2, BEHORENDE BIJ ARTIKEL 14, TWEEDE LID, VAN DE IJKREGELING BES

TOELICHTING

I. ALGEMEEN

1. Doel en hoofdlijnen van deze regeling

De overheid heeft vanuit het algemeen belang een rol in het waarborgen en bevorderen van een juiste meting. Hiermee is de eerlijkheid in de handel gediend en kunnen zowel consumenten als handelspartijen vertrouwen hebben in het meetresultaat. Om een correct meetresultaat te waarborgen moeten technische en metrologische eisen aan meetinstrumenten worden gesteld wanneer die voor een bepaalde toepassing worden gebruikt. Deze metrologische eisen volgen voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba uit de IJkwet BES 2014. De IJkwet BES 2014 bepaalt dat in welomschreven gevallen meetinstrumenten bij ministeriële regeling aan eisen onderworpen kunnen worden. Deze ministeriële regeling specificeert welke meetinstrumenten aan eisen worden onderworpen en aan welke eisen deze meetinstrumenten moeten voldoen wanneer zij worden gebruikt voor de in de IJkwet BES 2014 aangegeven toepassingen.

De keuze welke meetinstrumenten aan eisen worden onderworpen is bepaald op basis van de behoefte van de openbare lichamen en reflecteert zowel het maatschappelijk en economisch belang van de meetinstrumenten als de mate waarin deze meetinstrumenten in de praktijk voorkomen. De kilowattuur- en watermeters zijn belangrijk in de huiselijke omgeving. Weeginstrumenten en vloeistofmeters (waaronder brandstofpompen) zijn belangrijk in het handelsverkeer tussen bedrijven onderling, maar ook met consumenten. Instrumenten waaraan vooralsnog geen eisen worden gesteld zijn bijvoorbeeld vloeistofmeetreservoirs. Ten aanzien van deze meetinstrumenten is nog nader onderzoek nodig naar de noodzaak voor, c.q. de meerwaarde van, het stellen van wettelijke eisen.

In de eisen aan aangewezen meetinstrumenten is onderscheid gemaakt naar het gebruik. Hiermee wordt bedoeld dat de eisen die aan een meetinstrument worden gesteld afhankelijk kunnen zijn van het concrete doel waarvoor het bewuste meetinstrument wordt gebruikt. De eisen voor een meetinstrument kunnen ook variëren naar gelang het meetinstrument al dan niet al in gebruik is genomen in Caribisch Nederland. Over het algemeen wordt voor meetinstrumenten die al in gebruik zijn een iets grotere fout in het meetresultaat geaccepteerd. Een periodieke herijk kan onderdeel uitmaken van de aan een instrument te stellen eisen, bijvoorbeeld wanneer bekend is dat instrumenten na verloop van tijd minder nauwkeurig meten. Op dit moment is er geen noodzaak om van deze mogelijkheid gebruik te maken.

Omdat er geen fabrikanten van meetinstrumenten gevestigd zijn in Caribisch Nederland en het ook niet in de lijn der verwachting ligt dat dit in de nabije toekomst gaat veranderen, gaat deze ministeriële regeling ervan uit dat meetinstrumenten van buiten Caribisch Nederland komen en dienen te voldoen aan de eisen die krachtens deze wet in deze ministeriële regeling zijn gesteld. Alle instrumenten moeten daarbij door de bevoegde instantie worden beoordeeld voordat ze in gebruik worden genomen. Het is daarbij niet relevant of deze meetinstrumenten nieuw zijn of elders eerder in gebruik zijn geweest.

De eisen in deze ministeriële regeling sluiten nauw aan bij de eisen die in Europees Nederland worden gehanteerd. Om praktische redenen is er tegelijkertijd voor gekozen om het mogelijk te maken dat instrumenten die in de omringende landen voor vergelijkbare toepassingen als bedoeld in artikel 3 van de IJkwet BES 2014 zijn toegelaten en aldaar voldoen aan de gestelde eisen in Caribisch Nederland gebruikt kunnen worden, zonder dat hiervoor uitgebreide en dure onderzoeken nodig zijn.

Omdat de toelaatbaarheid van meetinstrumenten niet altijd evident is, dient de bevoegde instantie voor elk nieuw opgesteld instrument voorafgaand aan het eerste gebruik in Caribisch Nederland vast te stellen dat het meetinstrument aan de gestelde eisen voldoet voor de ijk. Dat kan door eigen onderzoek maar ook aan de hand van de beoordeling van ander bewijs waaruit blijkt dat het meetinstrument voldoet aan de gestelde eisen. Als bewijs waaruit dit kan blijken, geldt onder andere een certificaat van overeenstemming afgegeven door een bevoegde instelling van een staat die partij is bij het Verdrag tot oprichting van een Internationale Organisatie voor wettelijke metrologie (OIML). In dit geval dient er nog een ijk plaats te vinden. Andere bewijzen zijn een CE merk met de metrologische M of een aanvullende metrologische markering en een door of namens een nationale overheid aangebrachte markering of afgegeven document waaruit blijkt dat het meetinstrument voldoet aan de in dat land geldende wettelijke metrologische regelgeving. Als uit het overlegde bewijs blijkt dat het instrument gedeeltelijk aan de wettelijke eisen voldoet, dient de eigenaar of de beoogde gebruiker van het meetinstrument alsnog aan te tonen dat het meetinstrument ook aan de resterende eisen voldoet. Dat kan door inschakeling van de bevoegde instantie of door een voldoende bekwame derde. De hieraan verbonden kosten kunnen aan de eigenaar of de beoogde gebruiker in rekening worden gebracht. Het is daarom raadzaam om vóór de aanschaf van meetinstrumenten advies in te winnen bij de bevoegde instantie.

2. Regeldruk

Deze regeling vervangt de verouderde eisen die in Caribisch Nederland gelden op basis van ministeriële regelingen onder de vigerende IJkwet BES. Doordat de IJkwet BES na inwerkingtreding van de IJkwet BES 2014 wordt ingetrokken komen deze ministeriële regelingen te vervallen. De nieuwe eisen sluiten nauw aan bij de eisen die in Europees Nederland gelden, waarmee ze weer actueel zijn voor de huidige generatie meetinstrumenten. Daarnaast is de mogelijkheid opgenomen om instrumenten die voor het betreffende gebruiksdoel in de omringende landen zijn toegelaten ook in Caribisch Nederland te gebruiken. Omdat de huidige praktijk al is dat nieuwe meetinstrumenten hetzij in Nederland, hetzij in een van de omringende landen worden aangeschaft is er voor deze meetinstrumenten geen sprake van een toename van de regeldruk.

Uit een inventarisatie uitgevoerd door de openbare lichamen, in samenwerking met de Europees Nederlandse toezichthouder Verispect B.V., is vastgesteld dat er voor de instrumenten die reeds in Caribisch Nederland in gebruik zijn vrijwel geen sprake is van noodzakelijke vervanging, anders dan vervanging die ook volgens de vigerende regelgeving moet plaatsvinden. Ten aanzien van watermeters geldt dat vervanging van het meterbestand door moderne meters reeds gaande is.

Deze ministeriële regeling heeft daarom geen gevolgen voor de regeldruk.

3. Consultatie

Dit wetvoorstel is voor commentaar voorgelegd aan de bestuurscolleges van Bonaire, St. Eustatius en Saba en de consumentenbond Bonaire (UNKOBON). Het commentaar en de adviezen zijn deels in deze regeling verwerkt. Een samenvatting van het ontvangen commentaar en eventuele geschilpunten is hieronder opgenomen.

De kosten van nader onderzoek in het kader van de ijk door de bevoegde instantie

Het bestuurscollege van Sint Eustatius heeft aangegeven dat in de regeling niet duidelijk is wat de consequenties zijn indien de houder niet kan aantonen dat het instrument voldoet aan het gevraagde onder artikel 4 en dat onvoldoende blijkt dat wordt verwacht dat de houder van een instrument de kosten van nader onderzoek door de bevoegde instantie zal moeten betalen.

De IJkwet BES regelt dat meetinstrumenten waarop de wet ziet een ijk ondergaan voordat zij in gebruik worden genomen (artikel 3, tweede lid) en dat de bevoegde instantie hiervoor kosten in rekening kan brengen (artikel 12, eerste lid). Het is dus niet nodig en gewenst om dit in deze regeling te herhalen. Artikel 4 is erop gericht om de noodzaak om aanvullend onderzoek uit te voeren in het kader van de ijk zoveel mogelijk te beperken. Het algemene deel en de toelichting bij artikel 4 van de memorie van toelichting bij de regeling maken voldoende duidelijk wat de consequenties zijn indien de houder niet kan aantonen dat het instrument voldoet aan het gevraagde onder artikel 4 en dat de kosten van nader onderzoek door de houder dienen te worden betaald. Wel is de toelichting aangepast om duidelijk te maken dat voor nader onderzoek door de bevoegde instantie kosten in rekening gebracht kunnen worden, maar dat de bevoegde instantie hiertoe niet is verplicht.

De aangewezen meetinstrumenten

Het bestuurscollege van Bonaire heeft opgemerkt dat bij de keuze van meetinstrumenten die aan eisen worden onderworpen (artikel 2) nog geen rekening is gehouden met snelheidsmeters voor verkeerscontrole, geluidsmeters, alcohol-blaastestapparatuur, roetmeters en profieldieptemeters waaraan op basis van artikel 3 van de IJkwet BES 2014 tevens in deze regeling eisen kunnen worden gesteld. De behoefte om dit te doen zal in nader overleg met het bestuurscollege van Bonaire en de betreffende departementen van Veiligheid en Justitie en Infrastructuur en Milieu nader worden verkend. Vanwege de verwachte complexiteit is het niet haalbaar om de regeling op dit moment daarmee uit te breiden.

Het bestuurscollege van Saba heeft aangegeven akkoord te zijn met de nu voorliggende regeling. Van de Consumentenbond Bonaire is geen reactie ontvangen.

II. ARTIKELEN

Artikel 1

In dit artikel zijn de belangrijkste begrippen van de regeling gedefinieerd. Voor de definitie van de meetinstrumenten is aangesloten bij de omschrijvingen zoals deze zijn opgenomen in het Nederlandse Meetinstrumentenbesluit I. Er wordt in de regeling verwezen naar de in 2014 vastgestelde Europese richtlijnen voor niet-automatische weegwerktuigen en meetinstrumenten.

Artikel 2

Uit artikel 3, eerste lid, van de IJkwet BES 2014 volgt dat de aangewezen meetinstrumenten enkel aan ijk en herijk onderworpen zijn indien ze worden gebruikt voor de doeleinden die in dat lid staan beschreven. Het gaat daarbij om meetinstrumenten die worden gebruikt voor of zich bevinden op plaatsen bestemd voor (1) het drijven van handel, (2) het doen van leveringen of het vaststellen van heffingen of arbeidsloon naar grondslag van maat of gewicht, (3) observatie, diagnose en behandeling in de medische praktijk, (4) het vervaardigen van medicijnen op voorschrift in de apotheek, (5) het verrichten van analyses in medische en farmaceutische laboratoria en (6) het vaststellen van overtredingen in het kader van de verkeershandhaving of (7) de handhaving van de milieuregelgeving. Dit artikel geeft een nadere specificatie van de meetinstrumenten die daadwerkelijk worden aangewezen voor deze doeleinden. Bij automatische weegwerktuigen gaat het onder andere om automatische vangwegers, machines voor afwegen, discontinue totalisators en continue totalisators.

Artikel 3

Dit artikel verklaart de relevante eisen van de Richtlijn meetinstrumenten en de Richtlijn niet-automatische weegwerktuigen van toepassing bij in gebruik name van de in artikel 2 aangewezen meetinstrumenten.

Artikel 4

Dit artikel dient ervoor te zorgen dat houders van aangewezen meetinstrumenten eenvoudiger meetinstrumenten in gebruik kunnen nemen die buiten Europa in de handel zijn gebracht. De bewijslast dat een meetinstrument aan de door een partij bij het Verdrag tot oprichting van een Internationale Organisatie voor wettelijke metrologie (OIML) gestelde eisen voor dat instrument voldoet ligt bij de houder van dat meetinstrument. De bevoegde instantie kan van de houder van het meetinstrument dan ook verlangen dat deze de documenten en informatie beschikbaar stelt die conformiteit met de gestelde eisen aantonen, dit ter beoordeling van de bevoegde instantie. Wanneer conformiteit niet of onvoldoende is aangetoond, volgt aanvullend onderzoek waarvan de kosten aan de houder van het instrument in rekening kunnen worden gebracht.

Ten overvloede wordt erop gewezen dat aangewezen meetinstrumenten in alle gevallen een ijk dienen te ondergaan. Dit artikel regelt dan ook uitsluitend op welke wijze kan worden beoordeeld of een aangewezen meetinstrument aan de voorgeschreven eisen voldoet.

Omdat de eisen in deze regeling zijn gebaseerd op de regelgeving in de Europese Unie zal bij instrumenten die in de Europese Unie zijn toegelaten en zijn voorzien van de CE markering met aanvullende metrologische markering in principe geen aanvullend onderzoek nodig zijn.

Artikel 5

Dit artikel geeft aan dat altijd een nauwkeuriger instrument dan voorgeschreven mag worden gebruikt.

Artikelen 7 tot en met 10

Deze artikelen specificeren de maximaal toelaatbare of gemiddelde fouten en afwijkingen voor instrumenten, met uitzondering van niet-automatische weegwerktuigen in de gebruiksfase. Artikel 7 legt tevens de voorgeschreven klassen vast voor huishoudelijk, handelsgebruik en lichtindustrieel gebruik van kilowattuurmeters.

Artikelen 11 tot en met 13

Deze artikelen leggen vast welke klasse van meetinstrumenten voor bepaalde toepassingen mag of moet worden gebruikt.

Artikel 14

Dit artikel definieert het goedkeuringsmerk en het afkeuringsmerk. Het goedkeuringsmerk wordt aangebracht op meetinstrumenten die bij ijk of herijk zijn goedgekeurd. Het afkeuringsmerk op meetinstrumenten die zijn afgekeurd. Het gebruik van meetinstrumenten voorzien van een afkeuringsmerk voor de taken genoemd in artikel 3, eerste lid, van de IJkwet BES 2014 is verboden.

Artikel 15

Dit artikel definieert een aantal uitzonderingen op het verplichte gebruik van de vastgestelde meeteenheden. Het gaat hierbij om het gebruik van geschriften waarin afwijkende meeteenheden gebruikt worden. Als het een letterlijke aanhaling betreft kan een dergelijke tekst gebruikt worden in een reclame. Tevens wordt een uitzondering gemaakt op het gebied van de scheepvaart en de luchtvaart indien het gebruik van afwijkende eenheden is vastgesteld bij bindende internationale overeenkomsten of verdragen. Verder betreft het de mogelijkheid om uitsluitend afwijkende meeteenheden aan te brengen op exportgoederen die bedoeld zijn voor landen waar het Internationale Stelsel van meeteenheden niet gevolgd wordt. Tenslotte wordt de mogelijkheid geboden om andere meeteenheden onder bepaalde voorwaarden naast de in het Meeteenhedenbesluit 2006 genoemde meeteenheden te gebruiken.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven