In de Staatscourant van 18 mei 2016 nummer 25446 is door een omissie de toelichting bij de regeling niet gepubliceerd.
TOELICHTING
Algemeen
1. Inleiding
Jaarlijks overlijden ongeveer 19.000 mensen aan de gevolgen van roken. Hiermee is
tabak de nummer één vermijdbare doodsoorzaak in Nederland. De regering voert daarom
een tabaksontmoedigingsbeleid. Dit beleid is erop gericht om rokers te helpen met
stoppen met roken, omstanders te beschermen tegen tabaksrook en te voorkomen dat jongeren
beginnen met roken.
In de Tabaks- en rookwarenwet zijn criteria gesteld om verkoop en gebruik van tabaksproducten
te reguleren en de gezondheidsgevolgen van tabaksrook te beperken. Elektronische sigaretten,
navulverpakkingen en voor roken bestemde kruidenproducten waar geen tabak in zit,
zijn in deze wet meegenomen. Met de wet van 26 april 2016 houdende wijziging van de
Tabakswet ter implementatie van Richtlijn 2014/40/EU, inzake de productie, de presentatie
en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten (Stb. 2016, 176) wordt de tabaksproductenrichtlijn (Richtlijn 2014/40/EU)1 geïmplementeerd in de Tabaks- en rookwarenwet.
In de Tabaks- en rookwarenwet zijn delegatiegrondslagen opgenomen om de regels verder
uit te werken bij algemene maatregel van bestuur en bij ministeriële regeling. In
het Besluit van 4 mei 2016 houdende wijziging van het Besluit uitvoering Tabakswet
en de bijlage bij de Tabaks- en rookwarenwet in verband met de implementatie van Richtlijn
2014/40/EU, inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante
producten (Stb. 2016, 176) zijn vervolgens delegatiegrondslagen uitgewerkt dan wel verder gedelegeerd naar
de ministeriele regeling.
Met deze ministeriele regeling worden de delegatiegrondslagen uit de Tabaks- en rookwarenwet
en het Tabaks- en rookwarenbesluit uitgewerkt. De regeling is van toepassing op tabaksproducten,
elektronische sigaretten, navulverpakkingen en kruidenrookproducten.
Er is niet gekozen voor het wijzigen van de bestaande tabaksregelingen, maar voor
het vaststellen van een nieuwe regeling waarin bestaande regelingen worden samengevoegd
en waarin de bepalingen uit de tabaksproductenrichtlijn worden geïmplementeerd. Hiermee
wordt tegemoetgekomen aan de aanbeveling om uitvoeringsregelingen ter uitvoering van
een hogere regeling zoveel mogelijk in één algemene maatregel van bestuur of ministeriële
regeling te concentreren (zie ook Aanwijzing 104 van de Aanwijzingen voor de regelgeving
(Ar)). Het toewerken naar één ministeriële regeling voor tabaks- en aanverwante producten
sluit voorts aan bij de samenvoeging van alle tabaksbesluiten in het Tabaks- en rookwarenbesluit.
De Regeling reclame in of aan een tabaks- of elektronische sigarettenspeciaalzaak
blijft voorlopig als separate regeling bestaan. Deze regeling is gewijzigd in verband
met de uitbreiding van de reikwijdte van de Tabaks- en rookwarenwet. Deze wijziging
moest worden genotificeerd bij de Europese Commissie. Om te voorkomen dat de implementatie
van de tabaksproductenrichtlijn vertraging op zou lopen door de notificatie, is besloten
deze Regeling reclame in of aan een tabaks- of elektronische sigarettenspeciaalzaak
nog niet te integreren in onderhavige regeling. Het voornemen bestaat om enkele bepalingen
uit de Regeling reclame in of aan een tabaks- of elektronische sigarettenspeciaalzaak
te moderniseren. Bij de wijziging die hiermee gepaard gaat, zal de regeling worden
opgenomen in voorliggende Tabaks- en rookwarenregeling.
De tabaksproductenrichtlijn is van toepassing op de Europese Economische Ruimte (hierna:
EER). Dit betekent dat de richtlijn niet alleen geldt voor de lidstaten van de Europese
Unie, maar ook voor Noorwegen, IJsland en Liechtenstein vanwege de Overeenkomst betreffende
de EER. Waar in deze toelichting over Europese Unie wordt gesproken, wordt formeel
de EER bedoeld.
2. Onderwerpen
De tabaksproductenrichtlijn stelt product- en verpakkingseisen, eisen aan grensoverschrijdende
verkoop op afstand, rapportageverplichtingen en reclamebeperkingen vast. Nederland
is daar waar de tabaksproductenrichtlijn geen keuzevrijheid geeft, gehouden om het
artikel uit de tabaksproductenrichtlijn uiterlijk op 20 mei 2016 op te nemen in nationale
wetgeving. Om aan deze implementatieplicht te voldoen zijn de Tabaks- en rookwarenwet
en het Tabaks- en rookwarenbesluit gewijzigd. Met deze regeling worden de laatste
implementatieregels vastgesteld.
In voorliggende Tabaks- en rookwarenregeling worden de volgende onderwerpen behandeld:
De meeste beleidskeuzes bij de implementatie van de tabaksproductenrichtlijn zijn
opgenomen in de Tabaks- en rookwarenwet en het Tabaks- en rookwarenbesluit. In deze
regeling worden de beleidskeuzes met betrekking tot de waarschuwingstekst op voor
roken bestemde tabaksproducten en elektronische sigaretten en navulverpakkingen uitgewerkt.
De tabaksproductenrichtlijn biedt geen beleidskeuze wat betreft de waarschuwingsteksten
voor rookloze tabaksproducten en kruidenrookproducten.
De richtlijn biedt de keuze om voor op roken bestemde tabaksproducten te kiezen voor
de waarschuwingstekst ‘Roken is dodelijk’ of ‘Roken is dodelijk – stop nu’. Er is
gekozen voor het laatste, omdat de toevoeging ‘stop nu’ rokers een handelingsperspectief
biedt. Voorliggende regeling bepaalt ook welke informatie over stoppen met roken op
de gecombineerde gezondheidswaarschuwing moet worden vermeld. De informatie over stoppen
met roken luidt:
‘Stop nu! Ga naar www.ikstopnu.nl
Of bel de stoplijn 0800 1995 (gratis)’
Hierbij wordt verwezen naar een recent ontwikkelde website en nieuw gratis telefoonnummer
voor hulp bij het stoppen met roken.
Volgens de tabaksproductenrichtlijn dienen verpakkingen van e-sigaretten en navulverpakkingen
één van de volgende waarschuwingsteksten te bevatten:
In Nederland is gekozen voor de eerst genoemde waarschuwingstekst, omdat daarmee ook
een handelingsperspectief wordt gegeven. De waarschuwingsplicht is overigens reeds
opgenomen in het Tijdelijk warenwetbesluit elektronische sigaret, dat op 1 februari
2015 in werking trad.2 Deze waarschuwingsplicht geldt zowel voor elektronische sigaretten en navulverpakkingen.
Naast de implementatiebepalingen uit de tabaksproductenrichtlijn, worden in deze ministeriele
regeling de volgende regelingen samengevoegd:
-
– Regeling elektronische melding en publicatie tabaksingrediënten 2013;
-
– Regeling toezicht naleving Tabakswet; en
-
– Regeling methoden van onderzoek ten aanzien van teer-, nicotine-, en koolmonoxidegehaltes
in sigaretten en shag.
Daarbij worden de artikelen uit bovenstaande regelingen gewijzigd of aangevuld vanwege
de verdere implementatie van de tabaksproductenrichtlijn in deze regeling. Ook wordt
de regeling Kruidnagelsigaretten ingetrokken. De tabaksproductenrichtlijn verbiedt
de productie en verkoop van sigaretten met een kenmerkend aroma. Dit verbod geldt
ook voor kruidnagelsigaretten, waardoor er geen nadere regels voor kruidnagelsigaretten
meer nodig zijn.
Vooruitlopend op de implementatie van de tabaksproductenrichtlijn waren er voor elektronische
sigaretten al regels opgenomen in het Tijdelijk warenwetbesluit elektronische sigaret
(hierna: TWES). Deze regels zijn voor een deel al overgenomen in de Tabaks- en rookwarenwet
en het Tabaks- en rookwarenbesluit. Met deze regeling wordt het laatste deel van de
regels uit de TWES opnieuw vastgesteld. Het Tijdelijk warenwetbesluit elektronische
sigaret wordt ingetrokken door het Besluit van 4 mei 2016 houdende wijziging van het
Besluit uitvoering Tabakswet en de bijlage bij de Tabaks- en rookwarenwet in verband
met de implementatie van Richtlijn 2014/40/EU, inzake de productie, de presentatie
en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten (Stb. 2016, 176).
3. Retributies
Er worden retributies geheven voor een deel van de kosten die de overheid moet maken
om te voldoen aan de verplichtingen die gesteld zijn in de tabaksproductenrichtlijn.
Uit jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie volgt dat een verplichting tot
betalen niet wordt gezien als een heffing die het vrij verkeer van goederen belemmert
als het betrekking heeft op keuringen die worden verricht om te voldoen aan door EU-recht
opgelegde verplichtingen en het bedrag de werkelijke kosten niet overschrijdt.3 Dit maakt het mogelijk om ook de kosten door te berekenen voor taken waarvoor in
de tabaksproductenrichtlijn geen specifieke bepaling is opgenomen die retributieheffing
mogelijk maakt.
De tabaksproductenrichtlijn biedt de mogelijkheid retributie te heffen voor ontvangst,
opslag, verwerking, analyse en publicatie van verstrekte gegevens, bescheiden en verslagen
aan producenten van tabaksproducten en elektronische sigaretten en navulverpakkingen
(artikelen 5, achtste lid, en 20, tweede lid, van de tabaksproductenrichtlijn). De
richtlijn bevat echter geen retributiebepaling voor dezelfde taken ten behoeve van
producenten en importeurs van kruidenrookproducten en nieuwsoortige tabaksproducten
of voor de diepgaande studies die producenten van tabaksproducten moeten uitvoeren
(artikelen 22, 19 en 6 van de tabaksproductenrichtlijn). Uit het oogpunt van een gelijke
behandeling is ervoor gekozen de kosten van deze taken ook in rekening te brengen
bij alle producenten en importeurs van tabaksproducten en aanverwante producten. Om
dezelfde reden worden de kosten van de verificaties van TNCO-metingen in rekening
gebracht bij producenten en importeurs van sigaretten en shag. Dit terwijl in de tabaksproductenrichtlijn
alleen een retributiebepaling is opgenomen voor de verificaties van TNCO-metingen
van sigaretten (artikel 4, zesde lid).
De tabaksproductenrichtlijn bevat een retributiebepaling voor de onafhankelijke wetenschappelijke
beoordeling van studies over prioritaire additieven (artikel 6, vierde lid). Op dit
moment is ervoor gekozen de kosten van de onafhankelijke beoordeling niet te retribueren,
omdat het op dit moment lastig is te overzien welke kosten gepaard gaan met deze beoordeling.
De richtlijn bevat ook een retributiebepaling met betrekking tot de beoordeling of
een product een kenmerkend aroma of verboden additieven of aroma’s heeft of additieven
in hoeveelheden die de toxische of verslavende werking of CMR-kenmerken in significante
en meetbare mate vergroten(artikel 7, dertiende lid). De kosten voor deze taken worden
op dit moment nog niet in rekening gebracht, omdat (vooralsnog) sprake zal zijn van
risicogericht toezicht waardoor niet structureel alle producten op aroma’s of additieven
worden gecontroleerd. Hierdoor is het niet gepast om voor alle producten hiervoor
retributie te heffen.
De retributies worden geheven op grond van het profijtbeginsel. De tabaksindustrie,
elektronische sigarettenindustrie en industrie van de kruidenrookproducten hebben
er belang bij dat de werkzaamheden die voortvloeien uit de Europese verplichtingen
worden uitgevoerd. Anders zouden de producten niet op de markt kunnen worden gebracht.
Producenten en importeurs van tabaksproducten, elektronische sigaretten, navulverpakkingen
en kruidenrookproducten zijn op grond van de Tabak- en rookwarenwet verplicht gegevens
in te dienen bij Onze minister of de Europese Commissie. Daardoor is sprake van een
duidelijk identificeerbare groep die alle kosten van de handhaving veroorzaakt en
profijt heeft van het toezicht. De groep is niet te groot en levert gelijksoortige
producten. Er is sprake van gelijke belangen binnen de groep ondertoezichtgestelden.
De vastgestelde retributiebedragen komen overeen met de werkelijke kosten van de controles.
In de tarieven van de retributies zijn personeelskosten en materiële kosten opgenomen
voor facturering en de ontvangst, opslag, verwerking, analyse en publicatie van gegevens
en bescheiden. Daarnaast bevatten de retributiebedragen voor TNCO-verificaties personele
en materiële kosten voor de monstername en het uitvoeren van de onderzoeken, kosten
om te voldoen aan de betreffende kwaliteitsnormen en de afschrijvings- en onderhoudskosten
van de meetapparatuur. De NVWA zal de uitwerking van de berekeningen van de retributiebedragen
publiceren op hun website.
De tarieven zijn berekend op basis van schattingen omtrent de kosten en de marktontwikkelingen
(voorcalculatie). De werkelijke kosten van nieuwe taken, zoals het beoordelen van
diepgaande studies, zijn moeilijk in te schatten. Voorlopig is daarom uitgegaan van
een relatief lage inschatting van de kosten. Om diezelfde reden is op dit moment afgezien
van het heffen van retributies voor de ontvangst, opslag, verwerking en analyse van
de jaarlijks te verstrekken verslagen over de verkoop van tabaksproducten, elektronische
sigaretten en navulverpakkingen.
Het is goed mogelijk dat na het eerste jaar blijkt dat de werkelijke kosten aanzienlijk
hoger zijn dan de opbrengsten uit de retributies. Ieder jaar wordt bekeken of in het
voorgaande jaar de retributiebedragen de werkelijke kosten hebben overschreden. Voor
zover de tarieven lager dan kostendekkend blijken te zijn vastgesteld, wordt dit verschil
voor het betreffende jaar achteraf niet alsnog in rekening gebracht; dit blijft voor
rekening van de overheid. Indien de tarieven hoger dan kostendekkend blijken te zijn
vastgesteld, zal dat niet leiden tot teruggave maar tot lagere tarieven in het daaropvolgende
jaar. Voorts is het mogelijk dat de tarieven voor het daaropvolgende jaar integraal
worden bijgesteld op basis van te verwachten marktontwikkelingen. Dit staat los van
de jaarlijkse indexering op basis van de jaarlijkse Handleiding overheidstarieven
van het Ministerie van Financiën.
Een voorwaarde voor het heffen van retributies op basis van het profijtbeginsel is
dat onder toezicht gestelden zich niet makkelijk aan de groep kunnen onttrekken. Om
potentiële zogenaamde free riders op te sporen zal de NVWA steekproeven in de markt
doen. Daarnaast zullen producenten en importeurs van elektronische sigaretten en navulverpakkingen
en kruidenrookproducten die voor 20 november 2016 de vereiste gegevens en bescheiden
indienen geen retributie betalen voor deze indiening. Deze groep heeft zich namelijk
niet eerder hoeven te registreren, waardoor er op dit moment geen duidelijk beeld
is van de markt. Door tot 20 november 2016 geen kosten in rekening te brengen voor
de indiening van de gegevens en bescheiden, verlaagt dit de drempel waardoor een completer
beeld van de markt ontstaat. Na 20 november 2016 worden wel retributies geheven. Producenten
en importeurs van tabaksproducten zijn reeds in beeld en gewend om gegevens aan te
leveren via het zogenaamde EMTOC-systeem. Een (eenmalige) vrijstelling van het betalen
van retributie wordt voor deze producenten en importeurs daarom niet nodig geacht.
Omdat dit geldt voor alle producenten en importeurs van tabaksproducten, is er geen
strijd met het gelijkheidsbeginsel.
Op termijn zal worden bekeken of de retributieheffing adequaat verloopt. Daarnaast
wordt bezien of er op dat moment voldoende zicht is op de markt om ook andere taken
ter uitvoering van de tabaksproductenrichtlijn te retribueren.
4. Gevolgen voor uitvoering en handhaving
De gevolgen voor uitvoering en handhaving zijn omschreven in het Besluit van 4 mei
2016 houdende wijziging van het Besluit uitvoering Tabakswet en de bijlage bij de
Tabaks- en rookwarenwet in verband met de implementatie van Richtlijn 2014/40/EU,
inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten
(Stb. 2016, 176). Daarnaast heeft de heffing van retributies gevolgen voor de uitvoering en handhaving
door de NVWA. De kosten van het opleggen van de retributieheffing door de NVWA zijn
meegenomen in de retributiebedragen. Voorts wordt rekening gehouden met extra bezwaar-
en beroepschriften naar aanleiding van de retributies. Naar verwachting kan dit worden
opgevangen binnen de huidige capaciteit die beschikbaar is bij de NVWA en het Ministerie
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
5. Gevolgen voor regeldruk
De regeldruk die verband houdt met de invoering van de tabaksproductenrichtlijn voor
producenten, importeurs en detaillisten staat omschreven in de toelichtingen bij de
wet van 26 april 2016 houdende wijziging van de Tabakswet ter implementatie van Richtlijn
2014/40/EU, inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante
producten (Stb. 2016, 175) en bij het Besluit van 4 mei 2016 houdende wijziging van het Besluit uitvoering
Tabakswet en de bijlage bij de Tabaks- en rookwarenwet in verband met de implementatie
van Richtlijn 2014/40/EU, inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks-
en aanverwante producten (Stb. 2016, 176). De samenvoeging van de bestaande regelingen op grond van de Tabakswet heeft geen
gevolgen voor de regeldruk, aangezien er geen beleidsmatige wijzigingen uit voortvloeien.
De extra regeldruk die verband houdt met deze regeling voor producenten en importeurs
van tabaksproducten en aanverwante producten hangt samen het heffen van retributies.
De retributies als zodanig worden niet aangemerkt als kosten die voortvloeien uit
bij wet- of regelgeving ingevoerde informatieverplichtingen en gelden daarom niet
als regeldruk. De handelingen van het betalen en administreren van facturen worden
wel aangemerkt als regeldruk. Om deze regeldruk beperkt te houden, worden de verschuldigde
retributies zoveel mogelijk jaarlijks per producent en importeur gebundeld in één
factuur. Bij de berekening van de regeldruk is er vanuit gegaan dat producenten en
importeurs van tabaksproducten en aanverwante producten samen in totaal 200 facturen
per jaar ontvangen en gemiddeld 30 minuten per factuur besteden aan de betaling tegen
een tarief van € 45. De geschatte regeldruk door retributieheffing komt daarmee op
structureel € 4.500 per jaar voor de gehele industrie.
Deze regeling heeft geen regeldrukgevolgen voor burgers.
Overige bedrijfseffecten
Ten aanzien van de effecten van de invoering geldt dat voor het eerst retributies
worden ingevoerd voor producenten en importeurs van tabaksproducten en aanverwante
producten. De NVWA zal namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport naar
verwachting jaarlijks € 513.975,30 in rekening brengen bij producenten en importeurs
van tabaksproducten, jaarlijks € 89.700,00 bij producenten en importeurs van elektronische
sigaretten en navulverpakkingen en jaarlijks € 2.242,50 bij producenten en importeurs
van kruidenrookproducten.
In onderstaande tabel staat een overzicht van de retribueerbare taken en de daarbij
gepaard gaande jaarlijkse effecten.
|
Taken
|
Wie
|
Kosten
|
Q
|
Totaal
|
|
Verificatie van de TNCO-metingen van sigaretten (art. 2.1)
|
Producenten en importeurs sigaretten
|
€ 1.208,92
|
120
|
€ 145.070,40
|
|
Verificatie van de TNCO-metingen van shagtabak (art. 2.2)
|
Producenten en importeurs shag
|
€ 1.421,77
|
105
|
€ 149.285,85
|
|
Ontvangst, opslag, verwerking, analyse en publicatie van de verstrekte gegevens en
bescheiden van een nieuw of gewijzigd tabaksproduct (art. 4.1)
|
Producenten en importeurs tabaksproducten
|
€ 44,85
|
4764
|
€ 213.665,40
|
|
Ontvangst, opslag, verwerking en publicatie van de verstrekte verslagen van diepgaande
studies (art. 4.3)
|
Producenten en importeurs sigaretten en shag
|
€ 322,16
|
15
|
€ 4.832,40
|
|
Ontvangst, opslag, verwerking en analyse van de verstrekte gegevens en bescheiden
over nieuwsoortige tabaksproducten (art. 4.5)
|
Producenten en importeurs nieuwsoortige tabaksproducten
|
€ 44,85
|
25
|
€ 1.121,25
|
|
Ontvangst, opslag, verwerking, analyse en publicatie van de verstrekte gegevens en
bescheiden van nieuwe of substantieel gewijzigde elektronische sigaretten en navulverpakkingen
(art. 4.6)
|
Producenten en importeurs e-sigaretten en navulverpakkingen
|
€ 44,85
|
2000
|
€ 89.700
|
|
Ontvangst, opslag, verwerking, analyse en publicatie van de lijst van alle ingrediënten
van kruidenrookproducten (art. 4.8)
|
Producenten en importeurs kruidenrookproducten
|
€ 44,85
|
50
|
€ 2.242,50
|
6. Advisering en consultatie
De ontwerpregeling is van 7 tot 21 maart 2016 via internet geconsulteerd. In totaal
zijn 18 reacties binnengekomen. De reacties zijn ingediend door de Stichting Alliantie
Nederland Rookvrij!, de Stichting Rokersbelangen, negen organisaties die actief zijn
in de elektronische sigarettenbranche en twee particulieren. Daarnaast zijn vijf reacties
binnengekomen van in totaal zeven organisaties uit de tabaksindustrie en organisaties
of ondernemingen die zich bezig houden met de verkoop van tabak. De openbare reacties
zijn in te zien via www.internetconsultatie.nl/rookwarenregeling.
In deze regeling worden bindende voorschriften uit de tabaksproductenrichtlijn en
eerder gemaakte beleidskeuzes uitgewerkt. Bij de internetconsultatie van de regeling
is daarom gevraagd alleen te reageren op de technische uitwerking van de ontwerpregeling.
Aangezien de consultatie alleen de technische uitwerking betreft, is een reactie termijn
van twee weken redelijk geacht.
In het consultatieverslag wordt toegelicht wat door de geconsulteerde partijen is
aangedragen en in hoeverre dit tot aanpassingen heeft geleid. Het verslag is te vinden
op www.internetconsultatie.nl/rookwarenregeling. Hieronder vindt u, in volgorde van de betreffende artikelen, de opmerkingen die
hebben geleid tot wijzigingen in de ontwerpregeling of toelichting.
De twee particulieren die reageerden hebben inhoudelijke reacties gegeven die buiten
de reikwijdte van de implementatie van de tabaksproductenrichtlijn liggen. Die reacties
worden daarom niet meegenomen in deze regeling of het consultatieverslag.
Philip Morris Benelux verzoekt de regering om artikel 2.6, eerste lid, aan te passen
zodat duidelijk naar voren komt dat besluitvorming omtrent het verbieden van de in
het artikel genoemde producten gebaseerd is op wetenschappelijk bewijsmateriaal. Ter
verduidelijking is een zin hierover toegevoegd aan de artikelsgewijze toelichting.
De Stichting Alliantie Nederland Rookvrij! constateert dat in artikel 2.7 van de conceptregeling
wordt gesproken over de overeenkomstige toepassing van artikel 3.1 van de conceptregeling
op ‘de etikettering van het tabaksproduct zelf’. De Alliantie is van mening dat artikel
13 van de tabaksproductenrichtlijn lijkt te zijn gericht op een bredere toepassing
ten aanzien van het tabaksproduct. Dit blijkt zowel uit de formulering van de bepaling
zelf als uit de toelichting die is opgenomen in overweging nr. 27 van de richtlijn.
De Alliantie is daarom van mening dat artikel 2.7 breder geformuleerd zou moeten worden
en niet alleen betrekking zou moeten hebben op de etikettering van het tabaksproduct,
maar ook op het tabaksproduct in algemene zin. De regering kan zich vinden in de redenering
van de Alliantie. Artikel 2.7 is daarom aangepast zodat het artikel ook ziet op het
tabaksproduct zelf.
Vanuit de elektronische sigarettenbranche wordt opgemerkt dat direct moet worden doorverwezen
naar de toekomstige uitvoeringshandeling van de Europese Commissie over technische
normen voor een navulmechanisme. In de toelichting op artikel 2.9, derde lid, is daarom
een verwijzing naar de uitvoeringshandeling opgenomen.
Verschillende organisaties uit de elektronische sigarettenbranche merken op dat veel
elektronische sigaretten al een handleiding bevatten. Daarom zijn zij van mening dat
in artikel 3.9 moet worden opgenomen dat (naast een bijsluiter) ook een handleiding
wordt toegestaan. Ter verduidelijking is daarom in de artikelsgewijze toelichting
opgenomen dat een handleiding ook als bijsluiter mag worden gezien, indien het aan
de gestelde eisen voor de bijsluiter voldoet.
Ook wordt opgemerkt dat passende navulinstructies onmogelijk vanuit de navulverpakking
kunnen worden aangegeven, zoals vereist in artikel 3.9, onder a, onder iii. In de
toelichting is opgenomen dat niet voor elke mogelijke combinatie van elektronische
sigaret en navulverpakking een instructie hoeft te worden gegeven. Er kan worden volstaan
met een algemene instructie van de elektronische sigaret of navulverpakking en een
verwijzing naar de bijsluiter bij de navulverpakking respectievelijk elektronische
sigaret.
In de toelichting bij artikel 4.7 stond als één van de redenen voor het inwinnen van
gegevens dat er aanwijzingen zijn dat jongeren en niet-rokers door het gebruik van
elektronische sigaretten verslaafd raken aan nicotine en uiteindelijk tot aangezet
kunnen worden traditionele tabaksconsumptie. Verschillende reacties noemen deze reden
dubieus. De zin is geschrapt uit de artikelsgewijze toelichting.
In een reactie vanuit de tabaksindustrie wordt verzocht om een uitzondering te maken
van de verplichting om jaarlijks de gecombineerde gezondheidswaarschuwing te rouleren
voor afbeeldingen van verpakkingen op tabaksautomaten. De regering acht het redelijk
om een dergelijke uitzondering te maken, omdat de afbeeldingen duurzaam worden weergegeven.
Dit sluit aan bij de uitzondering – zoals beschreven in artikel 6.1, derde lid – voor
het jaarlijks rouleren van gecombineerde gezondheidswaarschuwingen voor afbeeldingen
die bestemd zijn om duurzaam te worden weergegeven in een tabaksspeciaalzaak. De regeling
is hierop aangepast.
Philip Morris Benelux vraagt of de gegevens over reguliere- en nieuwsoortige tabaksproducten
in het Engels mogen worden aangeleverd. Om te voorkomen dat op dit punt onduidelijkheid
ontstaat is de regeling aangepast. Gegevens en bescheiden die openbaar worden gemaakt,
moeten in ieder geval in het Nederlands worden aangeleverd. Dit is opgenomen in het
Tabaks- en rookwarenbesluit. Het is belangrijk dat deze gegevens en bescheiden op
betrouwbare wijze, zonder vertaalslag, kunnen worden gepubliceerd. De Nederlandse
consument kan zo zonder taalbarrière kennisnemen van deze stukken. De overige gegevens
en bescheiden mogen in het Nederlands of Engels worden ingediend.
Artikelsgewijs
Artikel 1.1
Voor zover de definities uit de tabaksproductenrichtlijn niet in de Tabaks- en rookwarenwet
en het Tabaks- en rookwarenbesluit zijn opgenomen, zijn deze in artikel 1, eerste
lid, van de regeling opgenomen. Verder zijn enkele definities opgenomen ten behoeve
van de leesbaarheid. In het tweede lid wordt Richtlijn 2014/40/EU als tabaksproductenrichtlijn
aangewezen.
Artikel 2.1
Artikel 2.1, eerste lid, betreft de implementatie van artikel 4, eerste lid, eerste
paragraaf, van de tabaksproductenrichtlijn. In dit artikel van de richtlijn worden
de meetmethoden aangewezen waarmee de emissies van nicotine, koolmonoxide en teer
in sigaretten worden bepaald.
In het tweede lid van artikel 2.1 wordt de methode aangewezen waarmee de juistheid
van de metingen wordt geverifieerd. Dit betreft de implementatie van artikel 4, eerste
lid, tweede alinea, van de tabaksproductenrichtlijn. Het is nodig om voor de verificatie
een aparte methode aan te wijzen. Tabaksproducenten dienen zelf met gebruik van de
in het eerste lid aangewezen meetmethoden vast te stellen dat de door hen geproduceerde
sigaretten voldoen aan de maximumemissieniveaus waarnaar wordt verwezen in artikel
2.1, eerste lid, van het Tabaks- en rookwarenbesluit. Vervolgens worden de uitkomsten
van deze metingen geverifieerd door laboratoria aan de hand van de in het tweede lid
aangewezen methode.
Ten opzichte van de Regeling methoden van onderzoek ten aanzien van teer- nicotine-
en koolmonoxidegehaltes in sigaretten en shag, is een uitgebreidere verwijzing naar
de normalisatienormen opgenomen. Hiermee is de verwijzing meer in overeenstemming
met Aanwijzing 92, tweede lid, van de Aanwijzingen voor de Regelgeving, waarin is
aangegeven dat verwijzing naar normen van niet-publiekrechtelijke aard in principe
als een statische verwijzing wordt vormgegeven. In het derde lid is opgenomen dat
de referenties van wijzigingen van de aangewezen normen in de Staatcourant bekend
wordt gemaakt. Een bepaling van gelijke strekking is opgenomen in artikel 2.2, vierde
lid.
Artikel 2.2
In artikel 2.1, tweede lid, van het Tabaks- en rookwarenbesluit is gebruik gemaakt
van de beleidsvrijheid in artikel 3, derde lid, van de tabaksproductenrichtlijn door
voor shagtabak maximumemissieniveaus vast te stellen voor teer, nicotine en koolmonoxide.
Artikel 4, vierde lid, van de tabaksproductenrichtlijn geeft lidstaten de mogelijkheid
om hiervoor meetmethoden aan te wijzen. In artikel 2.2, eerste lid, van deze regeling
worden daarom meetmethoden aangewezen waarmee deze emissies in shagtabak worden bepaald.
In het tweede lid wordt bepaald dat bij het meten van de emissies van teer, nicotine
en koolmonoxide in shagtabak van een andere soort vloeipapier gebruik wordt gemaakt
dan welke volgens de aangewezen meetmethoden moet worden gebruikt. De specificaties
van het te gebruiken vloeipapier worden gegeven in het tweede lid. De reden dat een
andere soort vloeipapier wordt gebruikt, is dat er een nieuw soort vloeipapier is
ontwikkeld waardoor lagere emissies van teer worden afgegeven. Door te bepalen dat
deze soort vloeipapier mag worden gebruikt bij het meten van de emissies, is het voor
de industrie gemakkelijker om shagtabak te produceren dat voldoet aan het maximumemissieniveau
voor teer. Conform artikel 4, vierde lid, van de tabaksproductenrichtlijn zal van
het aanwijzen van deze meetmethodes mededeling worden gedaan aan de Europese Commissie.
In het derde lid wordt de methode aangewezen waarmee de juistheid van de metingen
van de emissies van shagtabak wordt geverifieerd. Net als bij de verificatie van emissieniveaus
in sigaretten, geldt voor shagtabak dat de producenten zelf met gebruik van de in
het eerste en tweede lid omschreven meetmethoden dienen vast te stellen dat de shagtabak
voldoet aan de maximumemissieniveaus van artikel 2.1, tweede lid, van het Tabaks-
en rookwarenbesluit. Vervolgens worden de uitkomsten van deze metingen geverifieerd
door laboratoria aan de hand van de in dit derde lid aangewezen methode.
Artikel 2.3
Artikel 3c, tweede lid, van de Tabaks- en rookwarenwet bepaalt dat de metingen voor
de maximumemissieniveaus van teer, nicotine en koolmonoxide in tabaksproducten worden
geverifieerd door laboratoria die zijn erkend door de Minister. Artikel 2.3 geeft
regels met betrekking tot de erkenning van laboratoria. De eerste eis uit het eerste
lid is dat een laboratoria moet voldoen aan een accreditatie op basis van een specifieke
NEN-EN-ISO norm. Deze voorwaarde is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de verificaties
op de juiste manier worden uitgevoerd. De tweede eis is dat het laboratorium deel
uitmaakt van het Rijk. Op deze manier kan het beste worden geborgd dat wordt voldaan
aan de eis van de Tabakproductenrichtlijn dat de laboratoria niet onder direct of
indirect zeggenschap van de tabaksindustrie staan. Overigens was deze eis ook al op
deze manier opgenomen in artikel 2.3, derde lid, van het Besluit uitvoering Tabakswet.
Met het oog op het verder borgen van de onafhankelijkheid van de laboratoria en de
kwaliteit van de verificaties bepaalt het tweede lid van artikel 2.3 dat aan de erkenning
voorschriften worden verbonden die gericht zijn op het waarborgen van de kwaliteit
en onafhankelijkheid van de verificaties. Daarnaast bepaalt het tweede lid dat de
Minister van VWS de erkenning op aanvraag verleend. In het derde lid is bepaald dat
in de Staatscourant wordt bekend gemaakt welke laboratoria zijn erkend. Verder bepaalt
het vierde lid dat de erkenning wordt ingetrokken wanneer niet meer wordt voldaan
aan de voorwaarden uit het eerste lid of de voorschriften gegeven bij de verlening
van de erkenning.
Artikel 2.4
In artikel 2.4 wordt het retributiebedrag vastgesteld voor de verificaties van emissies
van sigaretten en shagtabak. In het eerste lid wordt de retributie voor sigaretten
vastgesteld, in het tweede lid voor shagtabak. De verificatie van de metingen vindt
eens in de drie jaar plaats. Dit betekent dat elk jaar eenderde van de markt aan de
beurt komt. Om te voorkomen dat er zogenoemde ‘free riders’ op de markt komen, voert
de NVWA steekproeven uit om deze op te sporen. Deze retributie is gebaseerd op het
profijtbeginsel omdat de verificatie noodzakelijk is om de producten op de markt te
mogen brengen.
Artikel 2.5
Artikel 7, eerste lid, van de tabaksproductenrichtlijn bevat een verbod op het in
de handel brengen van sigaretten en shagtabak met een kenmerkend aroma. Door middel
van uitvoeringshandelingen kan de Europese Commissie bij specifieke producten bepalen
of dit product wel of niet voldoet aan deze bepaling. Ook kan de Europese Commissie
door middel van gedelegeerde handelingen maximuminhoudsgehalten vaststellen voor additieven
of een combinatie daarvan die een kenmerkend aroma produceren. In het eerste lid van
artikel 2.5 is het verbod opgenomen om sigaretten en shagtabak met een kenmerkend
aroma in de handel te brengen. Bij de bepaling of een product binnen de reikwijdte
van dit verbod valt, zullen de eventueel door de Europese Commissie vast te stellen
uitvoerings- en gedelegeerde handelingen in acht worden genomen.
Verder geeft het tweede lid van artikel 2.5 eisen met betrekking tot de samenstelling
van sigaretten en shagtabak. Hierbij wordt verwezen naar artikel 7, zevende lid, van
de tabaksproductenrichtlijn waarin onder andere eisen zijn opgenomen met betrekking
tot geur- en smaakstoffen in bestanddelen, zoals filters, papier en capsules. Ook
is bepaald dat sigaretten en shagtabak geen technische elementen mogen bevatten die
de geur, smaak of intensiteit van rook kunnen wijzigen. Deze eisen zijn bedoeld om
te voorkomen dat het verbod op kenmerkende aroma’s op deze wijze wordt omzeild. Ten
slotte bepaalt artikel 7, zevende lid, dat aan filters, papier en capsules geen tabak
of nicotine mag worden toegevoegd.
Artikel 2.6
Artikel 7, tiende lid, van de tabaksproductenrichtlijn bevat een verbod op het in
de handel brengen van tabaksproducten met additieven in hoeveelheden die bij consumptie
de toxische of verslavende werking, de kankerverwekkendheid, mutageniteit of reprotoxciteit
in significante of meetbare mate vergroten. De richtlijn schrijft voor dat dit wordt
vastgesteld op basis van wetenschappelijk bewijsmateriaal. Door middel van uitvoeringshandelingen
kan de Europese Commissie van specifieke producten bepalen of dit product wel of niet
valt binnen dit verbod. Op grond van het elfde lid van artikel 7 van de tabaksproductenrichtlijn
kan de Europese Commissie bij gedelegeerde handeling maximuminhoudsgehalten vaststellen
voor additieven die de toxische of verslavende werking van een tabaksproduct aanmerkelijk
vergroten. In artikel 2.6, eerste lid, is het verbod opgenomen om tabaksproducten
in de handel te brengen met additieven in hoeveelheden die bij consumptie de toxische
of verslavende werking of de kankerverwekkendheid, mutageniteit of reprotoxiciteit
in significante of meetbare mate vergroten, met inachtneming van de eventueel door
de Europese Commissie vast te stellen uitvoerings- en gedelegeerde handelingen.
Het tweede lid bepaalt dat tabaksproducten moeten voldoen aan de eisen van artikel
7, zesde lid, van de tabaksproductenrichtlijn. Deze bepaling geeft aan welke soorten
additieven nog meer verboden zijn in tabaksproducten. Het gaat hierbij onder andere
om additieven die de indruk wekken dat een tabaksproduct gezondheidsvoordelen oplevert
of meer energie en vitaliteit geeft. In dit verband wordt er op gewezen dat de eisen
in artikel 7, zesde lid, onder d, van de tabaksproductenrichtlijn alleen gelden voor
voor roken bestemde tabaksproducten.
Artikel 2.7
Artikel 2.7 verklaart artikel 3.1 van overeenkomstige toepassing op tabaksproducten.
Artikel 3.1 geeft eisen aan de verpakkingseenheid of buitenverpakking van tabaksproducten
met betrekking tot elementen en kenmerken die niet mogen voorkomen. Hierbij wordt
verwezen naar artikel 13, eerste lid, van de tabaksproductenrichtlijn. Uit de aanhef
van dit artikel volgt dat deze eisen ook van toepassing zijn op het tabaksproduct
zelf.
Artikel 2.8
In artikel 2.8, eerste lid, wordt bepaald dat een elektronische sigaret slechts in
de handel mag worden gebracht in de vorm van een wegwerpproduct, of als ze middels
een navulverpakking en een navulreservoir navulbaar is, of herlaadbaar is met een
patroon voor eenmalig gebruik. Dit verbod volgt uit artikel 2, onder zestien, en artikel
20, derde lid, van de tabaksproductenrichtlijn en is opgenomen om te voorkomen dat
er vormen van elektronische sigaretten in de handel worden gebracht waarbij bij het
opstellen van de tabaksproductenrichtlijn geen rekening is gehouden en die daardoor
niet aan bepaalde vereisten van de richtlijn hoeven te voldoen. Deze nieuwe vormen
kunnen in significante mate verschillen van de in dit lid toegelaten vormen waardoor
de gevaarseigenschappen kunnen veranderen. Hierbij kan gedacht worden aan elektronische
sigaretten zonder reservoir of patroon waarbij de vloeistof op andere wijze op het
verwarmingselement wordt gebracht.
De afgifte van de nicotinedosis is vooral afhankelijk van het apparaat, de vloeistof,
de wijze waarop de consument het apparaat gebruikt en, indien van toepassing, de wijze
waarop de consument het apparaat heeft afgesteld. Het tweede lid van artikel 2.8 ziet
erop dat wanneer een consument eenzelfde merk en type product koopt en dit op dezelfde
manier gebruikt, de wijze van nicotineafgifte vergelijkbaar moet zijn. Daarmee is
de nicotineafgifte van het product voorspelbaar voor de consument bij een eventuele
volgende aanschaf. Dit betekent ook dat het nicotinegehalte per merk en type vergelijkbaar
moet zijn bij herhaald onderzoek volgens een bij industrie aangegeven of gestandaardiseerde
methode.
Het derde lid van artikel 2.8 bepaalt dat een navulreservoir van een navulbare elektronische
sigaret een volume heeft van ten hoogste 2 ml. Deze bepaling volgt uit artikel 20,
derde lid, onder a, van de tabaksproductenrichtlijn, waarin wordt bepaald dat reservoirs
ten hoogste een volume mogen hebben van 2 ml. In deze bepaling wordt geen onderscheid
gemaakt tussen reservoirs van elektronische sigaretten als wegwerpproduct en navulreservoirs
van navulbare elektronische sigaretten. Het maximumvolume voor een reservoir in een
elektronische sigaret als wegwerpproduct is geregeld in artikel 2.10 van deze regeling.
De in artikel 2.8 opgenomen eisen aan de elektronische sigaret waren eerder opgenomen
in het Tijdelijk warenwetbesluit elektronische sigaret.
Artikel 2.9
Artikel 2.9 implementeert artikel 20, derde lid, onder g, van de tabaksproductenrichtlijn
wat erop ziet dat nicotinehoudende vloeistof niet lekt uit een elektronische sigaret
of navulverpakking en dat er maatregelen genomen zijn om te voorkomen dat de nicotinehoudende
vloeistof door breken vrij komt. Daarnaast moeten elektronische sigaretten en navulverpakkingen
kindveilig zijn. Wat betreft kinderveilige sluitingen op navulverpakkingen is deze
eis uitgewerkt in het tweede lid. Deze bepaling geldt voor zover het hebben van een
kindveilige sluiting niet al verplicht was op grond van verordening (EG) nr. 1272/2008.4 De tabaksproductenrichtlijn bepaalt in overweging 40 en artikel 20, derde lid, onder
g, dat elektronische sigaretten en navulverpakkingen kindveilig moeten zijn. Een kinderveilige
sluiting is daar onderdeel van. De aanvullingen op de eisen van verordening (EG) nr.
1272/2008 is gebaseerd op artikel 52 van die verordening. Daarin is bepaald dat passende
maatregelen genomen mogen worden als een lidstaat gegronde redenen heeft om aan te
nemen dat een stof of mengsel een ernstig risico vormt voor de gezondheid van de mens,
hoewel ten aanzien daarvan aan de vereisten van de verordening is voldaan. Al sinds
inwerkingtreding van het Tijdelijk warenwetbesluit elektronische sigaret op 1 februari
2015 geldt deze eis voor alle navulverpakkingen ongeacht de hoogte van het nicotinegehalte.
Het gebruik van de vrijwaringsclausule (artikel 52) van verordening (EG) nr. 1272/2008
is toen gemeld bij de Europese Commissie, het Agentschap voor chemische stoffen en
de andere lidstaten. De Europese Commissie heeft toen goedkeuring verleend aan dit
beroep op de vrijwaringsclausule tot 19 mei 2016.5 Nu de uiterste implementatiedatum van de tabaksproductenrichtlijn op 20 mei 2016
ligt, is het niet nodig opnieuw een beroep te doen op de vrijwaringsclausule, zo blijkt
ook uit de tekst van het goedkeuringsbesluit.
In het derde lid is opgenomen dat een navulbare elektronische sigaret en een navulverpakking
moeten voldoen aan de technische normen die door de Europese Commissie bij uitvoeringshandeling
zijn vastgesteld voor het navulmechanisme.6 Artikel 20, dertiende lid, van de tabaksproductenrichtlijn bepaalt dat de Europese
Commissie hiervoor bij uitvoeringshandeling technische normen vaststelt.
Artikel 2.10
Artikel 2.10 bepaalt dat nicotinehoudende vloeistof moet voldoen aan artikel 20, derde
lid, onder a tot en met e, van de tabaksproductenrichtlijn. Onder a zijn normen opgenomen
voor de hoeveelheid vloeistof die maximaal in een elektronische sigaret en een navulverpakking
aanwezig mag zijn. Tevens is onder b geregeld dat de nicotinehoudende vloeistof niet
meer dan 20 mg nicotine per ml vloeistof mag bevatten. In onderdeel d wordt bepaald
dat in de nicotinehoudende vloeistof uitsluitend zuivere ingrediënten worden gebruikt.
Deze ingrediënten zijn vrij van onnodig vervuilende elementen en zijn geschikt voor
consumptie. Ook wordt door de verwijzing naar artikel 7, zesde lid, van de tabaksproductenrichtlijn
in artikel 20, derde lid, onder c, van de tabaksproductenrichtlijn het gebruik van
additieven in nicotinehoudende vloeistof beperkt. Het gaat hierbij onder andere om
additieven die de indruk wekken de elektronische sigaret gezondheidsvoordelen oplevert.
Daarnaast gaat het om additieven die de inhalatie of opname van nicotine faciliteren.
De versterkte inhalatie of opname van nicotine kan de schadelijke effecten van het
gebruik van de elektronische sigaret vergroten. Daarom worden deze additieven verboden.
Dit verbod geldt niet voor de hoofdbestanddelen van de nicotinehoudende vloeistof,
zoals propyleenglycol en glycerol, die als dragerstof fungeren voor nicotine en smaakstoffen.
Artikel 3.1
Artikel 3.1 regelt welke elementen en kenmerken niet mogen voorkomen op de etikettering
van een verpakkingseenheid of buitenverpakking van een tabaksproduct. Het gaat hierbij
onder meer om symbolen, namen, merken en figuratieve tekens. Hierbij wordt verwezen
naar artikel 13, eerste lid, van de tabaksproductenrichtlijn. Expliciet verbiedt artikel
13, eerste lid, onder a, van de tabaksproductenrichtlijn, dat de etikettering van
een verpakkingseenheid of buitenverpakking informatie geeft over het gehalte aan teer,
nicotine of koolmonoxide. Voor de inwerkingtreding van de nieuwe tabaksproductenrichtlijn
was het juist verplicht om deze informatie op een verpakkingseenheid van sigaretten
te vermelden (artikel 3.1, derde lid, Besluit uitvoering Tabakswet, zoals dat luidde
op 19 mei 2016). Echter, deze informatie is misleidend gebleken omdat dit bij consumenten
de indruk kan wekken dat sommige sigaretten minder schadelijk zijn dan anderen. Daarom
wordt deze verplichting ingetrokken en gewijzigd in een verbod om deze informatie
te vermelden op de etikettering van alle tabaksproducten. Daarnaast wordt in artikel
13, eerste lid, onder c, van de tabaksproductenrichtlijn verboden om elementen en
kenmerken op de etikettering van een verpakkingseenheid of buitenverpakking te plaatsen
die verwijzen naar smaak en geur- of smaakstoffen. Dit verbod hangt samen met het
verbod op kenmerkende aroma’s in sigaretten en shagtabak. Echter, de reikwijdte van
dit verbod is groter omdat het ook van toepassing is op andere tabaksproducten dan
sigaretten en shagtabak. Bij deze tabaksproducten zijn kenmerkende aroma’s wel toegestaan,
maar het mag niet meer worden vermeld op de etikettering van de verpakkingseenheid
of de buitenverpakking. Een verkoper kan hierbij wel mondeling advies geven.
Artikel 3.2
Artikel 3.2 implementeert artikel 8 van de tabaksproductenrichtlijn. Artikel 8 geeft
algemene bepalingen met betrekking tot de gezondheidswaarschuwingen op verpakkingseenheden
en buitenverpakkingen van tabaksproducten. Onder het begrip gezondheidswaarschuwing
vallen de algemene waarschuwing (artikel 3.3, eerste lid), informatieve boodschap
(artikel 3.3, tweede lid), gecombineerde gezondheidswaarschuwing (artikel 3.4, eerste
lid) en de gezondheidswaarschuwing voor rookloze tabaksproducten (artikel 3.8, eerste
lid). Het doel van artikel 8 van de tabaksproductenrichtlijn is om de effectiviteit
van gezondheidswaarschuwingen te waarborgen door te voorkomen dat een gezondheidswaarschuwing
kan worden verwijderd of op andere wijze onzichtbaar kan worden gemaakt.
Het eerste lid van artikel 3.2 verwijst naar het eerste tot en met vierde lid van
artikel 8 van de tabaksproductenrichtlijn. Hierin is onder meer bepaald dat een gezondheidswaarschuwing
bij sigaretten en shagtabak in buidels op de verpakkingseenheid of de buitenverpakking
zelf gedrukt moet worden. Bij andere tabaksproducten mag de gezondheidswaarschuwing
met een sticker worden aangebracht, mits deze niet kan worden verwijderd. Een gezondheidswaarschuwing
moet worden aangebracht op een buitenverpakking en een verpakkingseenheid. Uit de
definitie van buitenverpakking in artikel 1 van de Tabaks- en rookwarenwet volgt dat
onbedrukt cellofaan niet geldt als buitenverpakking. Reden hiervoor is dat onbedrukt
cellofaan de zichtbaarheid van de gezondheidswaarschuwing niet belemmert. Indien het
cellofaan echter bedrukt is en daardoor niet meer volkomen transparant is, wordt het
cellofaan wel als buitenverpakking gerekend.
Het tweede lid van artikel 3.2 bepaalt dat de grootte van een gezondheidswaarschuwing
als bedoeld in de artikelen 3.3, 3.4, 3.6 en 3.8 wordt berekend als percentage van
een oppervlakte van de buitenverpakking of verpakkingseenheid terwijl de verpakking
gesloten is. Bij de oppervlakte van de buitenverpakking en verpakkingseenheid die
bestemd is voor de gezondheidswaarschuwing worden afgeronde hoeken niet meegerekend
als onderdeel van die oppervlakte. Hiermee wordt voorkomen dat de gezondheidswaarschuwing
kleiner wordt dat het aangegeven percentage of minder zichtbaar wordt.
Het derde lid van artikel 3.2 bepaalt dat gezondheidswaarschuwingen worden omgeven
door een 1 mm brede zwarte rand. Deze rand maakt onderdeel uit van de gezondheidswaarschuwing
en valt dus binnen het genoemde percentage van de oppervlakte van de buitenverpakking
of de verpakkingseenheid waarin de gezondheidswaarschuwing moet worden geplaatst.
Dit volgt uit artikel 8, zesde lid, van de tabaksproductenrichtlijn. Deze eis geldt
niet voor sigaren, niet zijnde cigarillo’s en die al voor inwerkingtreding van deze
regeling in de handel zijn gebracht. Dit hangt samen met het feit dat deze producten
zijn vrijgesteld van de verplichting om een gecombineerde gezondheidswaarschuwing
af te beelden op de verpakkingseenheid of buitenverpakking.
Artikel 3.3
In artikel 3.3 worden de eisen over de algemene waarschuwing en de informatieve boodschap
uit artikel 9 van de tabaksproductenrichtlijn geïmplementeerd. De richtlijn geeft
Nederland de mogelijkheid om te kiezen tussen twee verschillende algemene waarschuwingen:
‘Roken is dodelijk – stop nu’ of ‘Roken is dodelijk’. Er is gekozen voor de eerste
optie omdat daar naast een waarschuwing een handelingsperspectief wordt geboden. Daarom
wordt verwacht dat deze algemene waarschuwing effectiever is. Het tweede lid verwijst
naar de tekst van de informatieve boodschap waarin de richtlijn geen beleidskeuze
biedt. De informatieve boodschap luidt ‘Tabaksrook bevat meer dan 70 stoffen die kanker
veroorzaken’. De Europese Commissie kan deze boodschap aanpassen aan wetenschappelijke
ontwikkelingen en marktontwikkelingen (artikel 9, vijfde lid). Daarom wordt ervoor
gekozen hierbij gebruik te maken van de dynamische verwijzing naar de tabaksproductenrichtlijn.
Artikel 9, derde en vierde lid, van de tabaksproductenrichtlijn beschrijft gedetailleerd
de opmaak en positie van de algemene waarschuwing en de informatieve boodschap op
de verpakkingseenheid of buitenverpakking van voor roken bestemde tabaksproducten
moeten worden geplaatst. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende verpakkingsvormen.
In het derde lid van artikel 3.3 wordt daarom volstaan met een verwijzing naar deze
bepaling. In artikel 9, vierde lid, van de tabaksproductenrichtlijn is onder meer
bepaald dat als lettertype Helvetica moet worden gebruikt en dat de letters vetgedrukt
moeten zijn. Het is dus niet voldoende als het lettertype Helvetica Bold wordt gebruikt.
Ten slotte wordt in deze bepaling verwezen naar artikel 9, zesde lid, van de tabaksproductenrichtlijn
op grond waarvan een uitvoeringshandeling is vastgesteld voor de positie van de algemene
waarschuwing en de informatieve boodschap op een verpakkingseenheid van shagtabak
in de vorm van een buidel.7
Artikel 3.4
Artikel 3.2 van het Tabaks- en rookwarenbesluit bepaalt dat verpakkingseenheden en
buitenverpakkingen van voor roken bestemde tabaksproducten een gecombineerde gezondheidswaarschuwing
bevatten. Sigaren niet zijnde cigarillo’s, die al op de markt waren voor het inwerking
treden van deze regeling, zijn van deze verplichting vrijgesteld. De artikelen 3.4
en 3.5 geven eisen met betrekking tot de inhoud van de gecombineerde gezondheidswaarschuwing
en de positie en afmetingen daarvan. Deze artikelen implementeren artikel 10 van de
tabaksproductenrichtlijn.
Het eerste lid van artikel 3.4 wijst de teksten en bijbehorende kleurenfoto’s aan
die de deel uitmaken van de gecombineerde gezondheidswaarschuwing. Deze teksten en
illustraties vastgesteld in bijlage I en bijlage II bij de tabaksproductenrichtlijn.
Bijlage II is vastgesteld door middel van een gedelegeerde handeling in richtlijn
2014/109/EU.8 Het tweede lid van artikel 3.4 bepaalt de tekst van de informatie over het stoppen
met roken. Deze informatie vormt samen met de kleurenillustratie en de bijbehorende
waarschuwende tekst de gecombineerde gezondheidswaarschuwing.
Artikel 3.4, derde lid, bepaalt de positie en afmetingen van de gecombineerde gezondheidswaarschuwing
door te verwijzen naar artikel 10, eerste lid, onder c, d, e, eerste volzin, f en
g, van de tabaksproductenrichtlijn. Hierin is onder andere bepaald dat op beide zijden
van een verpakkingseenheid of een buitenverpakking dezelfde gecombineerde gezondheidswaarschuwing
wordt weergegeven. Met betrekking tot artikel 10, eerste lid, onder e, van de tabaksproductenrichtlijn
wordt alleen naar de eerste volzin verwezen. De overige zinnen van artikel 10, eerste
lid, onder e, van de tabaksproductenrichtlijn hebben betrekking op het overgangsrecht
voor de positie van de accijnszegel. Dit overgangsrecht wordt geregeld in artikel
7.3, derde lid, van deze regeling. Ook wordt verwezen naar artikel 10, eerste lid,
onder f, van de tabaksproductenrichtlijn waarin wordt verwezen naar het vierde lid
van artikel 10 van de tabaksproductenrichtlijn. Op grond van dit vierde lid heeft
de Europese Commissie een uitvoeringsbesluit9 vastgesteld met betrekking tot de technische specificaties voor de lay-out, voor
het ontwerp en voor de vorm van de gecombineerde gezondheidswaarschuwing rekening
houdend met de verschillende verpakkingsvormen. Dat de gecombineerde gezondheidswaarschuwing
aan deze eisen moet voldoen volgt ook uit artikel 3.4, derde lid.
Artikel 3.5
Artikel 3.5 regelt hoe de verschillende gecombineerde gezondheidswaarschuwingen gebruikt
moeten worden. Bijlage II van de tabaksproductenrichtlijn bestaat uit drie verschillende
groepen illustraties. Elke groep bestaat uit veertien illustraties die behoren bij
de veertien verschillende waarschuwende teksten uit Bijlage I van de tabaksproductenrichtlijn.
Het eerste lid van artikel 3.5 bepaalt dat in het eerste jaar dat deze regeling in
werking is, de eerste groep gecombineerde gezondheidswaarschuwingen wordt gebruikt
bij de productie. In het volgende jaar van 20 mei 2017 tot 20 mei 2018 de volgende
groep en zo door totdat weer de eerste groep aan de beurt is. Door afwisseling in
de gecombineerde gezondheidswaarschuwingen aan te brengen, raken consumenten minder
snel gewend aan de waarschuwingen waardoor de afschrikwekkende werking wordt vergroot.
Het tweede lid van artikel 3.5 bepaalt dat in een gegeven jaar de beschikbare gecombineerde
gezondheidswaarschuwingen zoveel mogelijk evenveel voorkomen op elk merk van voor
roken bestemde tabaksproducten. Deze bepaling zorgt er in de eerste plaats voor dat
een tabaksfabrikant er niet voor kan kiezen om slechts één van de in dat jaar beschikbare
gecombineerde gezondheidswaarschuwingen te gebruiken, bijvoorbeeld een gecombineerde
gezondheidswaarschuwing waarvan wordt ingeschat dat deze als het minst confronterend
wordt ervaren. In de tweede plaats zorgt deze bepaling ervoor dat de gebruiker van
een bepaald tabaksproduct met verschillende gecombineerde gezondheidswaarschuwingen
wordt geconfronteerd waardoor de gebruiker wordt gewezen op verschillende negatieve
gezondheidseffecten die het gevolg zijn van het roken van tabaksproducten.
Artikel 3.6
Artikel 3.6 bepaalt de positie, afmetingen en opmaak van de gezondheidswaarschuwingen
op sigaren niet zijnde cigarillo’s, die al in de handel zijn op het moment dat deze
regeling in werking treedt. Deze sigaren zijn in artikel 3.2, tweede lid, van het
Tabaks- en rookwarenbesluit vrijgesteld van de verplichting tot het weergeven van
een gecombineerde gezondheidswaarschuwing op de verpakkingseenheid en de buitenverpakking.
In artikel 3.6 wordt verwezen naar artikel 11 van de tabaksproductenrichtlijn waarin
is bepaald welke gezondheidswaarschuwingen er op deze verpakkingseenheden en buitenverpakkingen
moeten worden weergegeven en hoe deze gezondheidswaarschuwingen moeten worden opgemaakt
en gepositioneerd. In artikel 11, eerste lid, eerste paragraaf, van de tabaksproductenrichtlijn
staat dat de algemene waarschuwing een verwijzing omvat naar de diensten die helpen
om te stoppen met roken. Hiermee wordt de tekst in artikel 3.4, tweede lid, bedoeld.
Nu alleen een verwijzing nodig is, is het dus niet verplicht om de hele tekst over
te nemen. Daarom bepaalt artikel 3.6, tweede lid, dat de verwijzing als volgt luidt:
www.ikstopnu.nl of bel 0800-1995. Artikel 11, vijfde lid, van de tabaksproductenrichtlijn bepaalt
dat de gezondheidswaarschuwingen moeten voldoen aan de eisen in artikel 9, vierde
lid, van de richtlijn.
Artikel 3.7
Artikel 3.7, eerste lid, implementeert artikel 14 van de tabaksproductenrichtlijn.
Artikel 14 van de tabaksproductenrichtlijn geeft gedetailleerde eisen aan de vorm
en het materiaal van verpakkingseenheden van sigaretten en shagtabak. Zo wordt onder
andere bepaald dat de verpakkingseenheid van sigaretten minimaal 20 sigaretten bevat
en voor shagtabak is het minimum 30 gram. Eerder was in artikel 9, derde lid, van
de Tabakswet opgenomen dat sigaretten niet in de handel gebracht mochten worden in
een verpakking met minder dan 19 stks. Door een minimumaantal te bepalen, is de drempel
om voor de eerste keer sigaretten te kopen hoger. Verschillende lidstaten van de Europese
Unie hadden daarom een minimumaantal vastgesteld. In artikel 14, eerste lid, van de
tabaksproductenrichtlijn is dit nu geharmoniseerd.
Artikel 3.7, tweede lid, bepaalt dat een verpakkingseenheid of een buitenverpakking
van sigaretten en shagtabak geen bestanddelen mag bevatten die geur- of smaakstoffen
bevatten en geen technische elementen mag bevatten die de geur, de smaak of de intensiteit
van de rook van het product kunnen wijzigen. Dit volgt uit artikel 7, zevende lid,
van de tabaksproductenrichtlijn. Deze bepaling geeft zowel eisen voor het product
zelf als voor de verpakkingen daarvan, daarom komt deze bepaling terug in zowel paragraaf
twee als paragraaf drie.
Artikel 3.8
Artikel 3.8 regelt de gezondheidswaarschuwingen op rookloze tabaksproducten en implementeert
daarmee artikel 12 van de tabaksproductenrichtlijn. Op rookloze tabaksproducten zijn
de algemene waarschuwing, de informatieve boodschap en de gecombineerde gezondheidswaarschuwing
niet van toepassing. Er is een speciale gezondheidswaarschuwing voor rookloze tabaksproducten,
deze luidt: ‘Dit tabaksproduct schaadt uw gezondheid en is verslavend’. Artikel 12
van de tabaksproductenrichtlijn beschrijft gedetailleerd hoe deze waarschuwing moet
worden vormgegeven, hoe groot deze moet zijn en waar deze op de verpakkingseenheid
of buitenverpakking moet worden aangebracht. In artikel 3.8 wordt daarom volstaan
met een verwijzing naar artikel 12 van de tabaksproductenrichtlijn.
Artikel 3.9
De artikelen 3.9, 3.10 en 3.11 bevatten de regels voor de buitenverpakkingen en verpakkingseenheden
van elektronische sigaretten en navulverpakkingen. Gelet op de definitie van elektronische
sigaret in artikel 1 van de Tabaks- en rookwarenwet is van belang dat deze regels
ook gelden voor losse onderdelen van de elektronische sigaret als deze onderdelen
kenmerkend zijn voor het product. Hierbij moet onder andere gedacht worden aan een
mondstuk, een reservoir, een patroon en het apparaat zonder patroon of reservoir,
waaronder het verwarmingselement of de verdamper.
In artikel 3.9 wordt uitgewerkt wat de inhoud moet zijn van de bijsluiter die verplicht
is bij elke verpakkingseenheid van een elektronische sigaret en een navulverpakking.
Een handleiding mag als bijsluiter worden gezien, indien het aan de gestelde eisen
voor de bijsluiter voldoet.
De bijsluiter dient onder meer informatie te bevatten over het gebruik van het product.
Hieronder wordt in elk geval verstaan dat wordt vermeld dat gebruik van het product
door jongeren en niet-rokers wordt afgeraden. De schadelijke effecten van nicotine
zijn groter voor jongeren en niet-rokers kunnen door het gebruik van het product verslaafd
raken aan nicotine. Daarnaast moet worden aangegeven met welke producten het product
compatibel is. Hiermee wordt bedoeld dat in de bijsluiter van navulbare elektronische
sigaretten wordt aangegeven welke navulverpakkingen geschikt zijn om gebruikt te worden
met deze producten. Ook dient bij oplaadbare batterijen die specifiek bedoeld zijn
voor elektronische sigaretten, te worden aangegeven op welke typen elektronische sigaretten
zij passen. Voor navulverpakkingen geldt dat moet worden aangegeven welke navulbare
elektronische sigaretten geschikt zijn om met de navulverpakking te worden nagevuld.
Hetzelfde geldt voor patronen waarmee herlaadbare elektronische sigaretten herlaadbaar
zijn. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit concludeerde namelijk in 2013 dat
gebruik van bepaalde nicotinehoudende vloeistoffen in bepaalde navulbare elektronische
sigaretten kan leiden tot het ontstaan van stoffen die gevaarlijk zijn voor de gezondheid
van de mens.10 Verder moet de bijsluiter instructies bevatten voor het navullen. Deze eis geldt
alleen voor elektronische sigaretten die navulbaar zijn door middel van een navulverpakking.
Deze instructies moeten ondersteund worden door illustraties. Hierbij hoeft niet voor
elke mogelijke combinatie van elektronische sigaret en navulverpakking een instructie
te worden gegeven. Er kan worden volstaan met een algemene instructie van de elektronische
sigaret of navulverpakking en een verwijzing naar de bijsluiter bij de navulverpakking
respectievelijk elektronische sigaret. Overige aanwijzingen inzake het gebruik kunnen,
indien van toepassing, gaan over hoe de afstelling van het verwarmingselement de nicotineafgifte
beïnvloedt.
Verder bevat de bijsluiter een aantal waarschuwingen voor risicogroepen. Het gaat
hierbij om zwangeren, vrouwen die borstvoeding geven en personen met aandoening aan
de longen, hart- en vaatziekten en kanker. Deze groepen zijn gekozen op basis van
de factsheet van het Trimbos instituut11 en het farmacotherapeutisch kompas van het Zorginstituut Nederland.12 De tabaksproductenrichtlijn spreekt in artikel 20, vierde lid, onder a, over waarschuwingen
voor specifieke groepen en contra-indicaties. Gezien de overeenkomsten tussen contra-indicaties
en waarschuwingen voor specifieke risicogroepen is alleen deze laatste groep uitgewerkt
in deze regeling.
Artikel 3.10
Artikel 3.10 implementeert de eisen uit artikel 20, vierde lid, onder b, onder i en
ii. Het gaat hierbij in de eerst plaats om een lijst van ingrediënten, het nicotinegehalte,
de nicotineafgifte per dosis en het nummer van de partij die op de buitenverpakking
en verpakkingseenheid van elektronische sigaretten en navulverpakkingen moet worden
vermeld. De verplichte informatie over ingrediënten, nicotinegehalte en nicotineafgifte
geldt vanzelfsprekend niet voor navulbare elektronische sigaretten die zonder nicotinehoudende
vloeistof in de handel worden gebracht. Om bedrijfsgeheimen te beschermen mogen smaakstoffen
worden gegroepeerd. Zo mogen verschillende stoffen die een mentholsmaak creëren, worden
samengevoegd tot: menthol. Ook hoeft niet de hoeveelheid van elk ingrediënt te worden
vermeld, maar moeten de ingrediënten slechts in volgorde van afnemend gewicht worden
aangebracht. Hiermee blijven bedrijfsgeheimen beschermd.
Ten opzichte van artikel 7 van het Tijdelijk warenwetbesluit elektronische sigaret
is de eis om de nicotineafgifte per dosis te vermelden nieuw. Deze eis was niet opgenomen
in het Tijdelijk warenwetbesluit elektronische sigaret vanwege de nauwe verbondenheid
van deze eis met de kennisgevingprocedure. Deze procedure bestond nog niet onder het
Tijdelijk warenwetbesluit elektronische sigaret, maar wordt nu geïmplementeerd door
middel van artikel 4.6 van het Tabaks- en rookwarenbesluit en artikel 4.6 van deze
regeling.
In het tweede lid wordt bepaald dat op de buitenverpakking en verpakkingseenheid van
een elektronische sigaret en navulverpakking de aanbeveling moet staan dat het product
buiten het bereik van kinderen bewaard moet worden. De verplichte vermelding van deze
aanbeveling geldt in aanvulling op hetgeen is bepaald in verordening (EG) nr. 1272/2008
en volgt uit artikel 20, vierde lid, onder b, onder i, van de tabaksproductenrichtlijn.
De aanvulling op de eisen van verordening (EG) nr. 1272/2008 is gebaseerd op artikel
52 van die verordening. Al sinds inwerkingtreding van het Tijdelijk warenwetbesluit
elektronische sigaret geldt deze eis voor alle buitenverpakkingen en verpakkingseenheden
van elektronische sigaretten en navulverpakkingen ongeacht de hoogte van het nicotinegehalte.
Het gebruik van de vrijwaringsclausule (artikel 52) van verordening (EG) nr. 1272/2008
is toen gemeld bij de Europese Commissie, het Agentschap voor chemische stoffen en
de andere lidstaten. De Europese Commissie heeft toen goedkeuring verleend aan dit
beroep op de vrijwaringsclausule tot 19 mei 2016.13 Nu de uiterste implementatiedatum van de tabaksproductenrichtlijn op 20 mei 2016
ligt, is het niet nodig opnieuw een beroep te doen op de vrijwaringsclausule, zo blijkt
ook uit de tekst van het goedkeuringsbesluit.
In het derde lid wordt bepaald welke elementen of kenmerken een buitenverpakking of
verpakkingseenheid van de elektronische sigaret of navulverpakking niet mag bevatten
omdat deze een verkeerde indruk kunnen wekken over onder andere de schadelijkheid
van het product of omdat deze het gebruik ervan aanmoedigen. Hiervoor wordt verwezen
naar artikel 20, vierde lid, onder b, onder ii, van de tabaksproductenrichtlijn waarin
dit onder verwijzing naar artikel 13 van die richtlijn, gedetailleerd staat beschreven.
Lidstaten hebben op dit punt geen beleidsvrijheid, daarom wordt in het derde lid van
artikel 3.10 volstaan met een verwijzing naar artikel 20, vierde lid, onder b, onder
ii, van de tabaksproductenrichtlijn. Ten overvloede wordt er hier nog op gewezen dat
het suggereren van economisch voordeel als bedoeld in artikel 13, tweede lid, van
de tabaksproductenrichtlijn ook onder het reclameverbod van artikel 5 van de Tabaks-
en rookwarenwet valt.
Artikel 3.11
Artikel 3.11 implementeert artikel 20, vierde lid, onder b, onder iii, en artikel
20, vierde lid, onder c, van de tabaksproductenrichtlijn. Het gaat om de waarschuwing
die op de buitenverpakking en verpakkingseenheid van elektronische sigaretten en navulverpakkingen
vermeld moet worden. De tabaksproductenrichtlijn geeft lidstaten de keuze om te kiezen
voor de waarschuwing ‘Dit product bevat de zeer verslavende stof nicotine. Het gebruik
ervan wordt afgeraden voor niet-rokers’ of de waarschuwing ‘Dit product bevat de zeer
verslavende stof nicotine’. Er is gekozen voor de eerste, lange variant omdat deze
ook een handelingsperspectief bevat. De waarschuwing hoeft vanzelfsprekend niet te
worden aangebracht op navulbare elektronische sigaretten die zonder nicotinehoudende
vloeistof in de handel worden gebracht. Het vermelden van de waarschuwing op deze
producten zou verwarrend en misleidend zijn omdat de indruk wordt gewekt dat het product
nicotinehoudende vloeistof bevat.
Het tweede lid geeft eisen met betrekking tot de opmaak van de gezondheidswaarschuwing.
Deze eisen zijn gelijk aan die voor de etikettering van rookloze tabaksproducten.
Deze eisen zijn in de richtlijn gedetailleerd voorgeschreven en geven de lidstaten
geen beleidsvrijheid meer. Daarom wordt volstaan met een verwijzing naar artikel 20,
vierde lid, onder c, van de tabaksproductenrichtlijn waarin wordt verwezen naar artikel
12, tweede lid, van de richtlijn.
Artikel 3.12
Artikel 3.12 bevat de implementatie van artikel 21 van de tabaksproductenrichtlijn.
Hierin zijn regels gegeven met betrekking tot de verpakking van voor roken bestemde
kruidenproducten. Artikel 21 van de tabaksproductenrichtlijn is voldoende specifiek
en geeft de lidstaten geen beleidskeuze meer, daarom wordt in deze regeling volstaan
met een verwijzing naar dat artikel.
Artikel 4.1
Artikel 4.1, eerste lid, implementeert artikel 5, eerste, tweede en derde lid, van
de tabaksproductenrichtlijn. Dit betreft de regels over de rapportageverplichting
met betrekking tot nieuwe en gewijzigde tabaksproducten. De gegevens en bescheiden
die moeten worden ingediend, zijn uitgebreid beschreven in artikel 5, eerste tot en
met derde lid, van de tabaksproductenrichtlijn, daarom wordt hier volstaan met een
verwijzing naar deze bepaling. Artikel 5, derde lid, derde paragraaf, tweede volzin,
van de tabaksproductenrichtlijn geeft lidstaten de mogelijkheid om te eisen dat producenten
en importeurs studies uitvoeren om de gevolgen voor de gezondheid na te gaan. Van
deze mogelijkheid wordt op dit moment geen gebruik gemaakt.
Het tweede lid stelt het bedrag van de retributie vast welke producenten en importeurs
verschuldigd zijn aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor de verwerking
van de gegevens en bescheiden per nieuw of gewijzigd product. Indien naar aanleiding
van een waarschuwing vanwege het aanleveren van onvoldoende gegevens en bescheiden
aanvullende gegevens en bescheiden worden verstrekt, dient opnieuw het retributiebedrag
te worden betaald. De retributie is gebaseerd op het profijtbeginsel omdat het verplicht
is voor producenten en importeurs om deze gegevens en bescheiden te verstrekken voordat
een product in de handel wordt gebracht.
Artikel 4.2
Artikel 4.2 implementeert artikel 5, zesde lid, van de tabaksproductenrichtlijn. Het
gaat in dit lid om gegevens en bescheiden over de markt voor tabaksproducten. Het
eerste lid van artikel 4.2 verplicht producenten en importeurs van tabaksproducten
om alle interne en externe marktonderzoeken te verstrekken aan de Minister. Deze gegevens
en bescheiden dienen te worden verstrekt binnen een redelijke termijn nadat de onderzoeken
bij de importeur of producent beschikbaar zijn geworden. Bij een redelijke termijn
moet worden gedacht aan twee maanden.
Het tweede lid van artikel 4.2 verplicht producenten en importeurs van tabaksproducten
om jaarlijks aan de Minister een verslag te verstrekken over hun verkoopvolume. Hierdoor
wordt inzicht verschaft in de voorkeuren van consumenten. Deze gegevens moeten jaarlijks
worden ingediend. De gegevens over 2017 worden vóór 15 juni 2018 ingediend, de gegevens
over 2018 vóór 15 juni 2019 en zo verder. Voor de gegevens over 2015 en 2016 geldt
het overgangsregime dat in artikel 7.4, vijfde lid, is neergelegd.
Artikel 4.3
Artikel 4.3 implementeert artikel 6 van de tabaksproductenrichtlijn. Door middel van
uitvoeringshandelingen zal de Europese Commissie additieven aanwijzen waarvoor producenten
en importeurs van sigaretten en shagtabak diepgaande studies moeten uit te voeren.
In het eerste lid zijn de doelen opgenomen waarop het diepgaande onderzoek gericht
moet zijn. Deze doelen hangen samen met de eisen die in artikel 7 van de tabaksproductenrichtlijn
(artikelen 2.5 en 2.6 van deze regeling) aan de samenstelling van tabaksproducten
zijn gesteld. De Europese Commissie kan deze studies van de producenten en importeurs
dan ook gebruiken bij het vaststellen van uitvoeringshandelingen of gedelegeerde handelingen
op grond van artikel 7 van de tabaksproductenrichtlijn. Het diepgaande onderzoek moet
aan alle genoemde doelen beantwoorden.
Daarnaast wordt in het tweede lid bepaald waaraan moet worden voldaan bij het uitvoeren
van de diepgaande studies. Dit wordt in detail beschreven in artikel 6, derde lid,
van de tabaksproductenrichtlijn. In deze regeling wordt daarom volstaan met een verwijzing
naar die tekst.
Het derde lid bepaalt waar het verslag van de diepgaande studie aan moet voldoen.
Dit wordt in detail beschreven in artikel 6, vierde lid, eerste paragraaf, van de
tabaksproductenrichtlijn. In deze regeling wordt volstaan met een verwijzing naar
deze bepaling.
Het vierde lid bepaalt het moment waarop de verslagen van de diepgaande studies moeten
worden ingediend. Dit is uiterlijk 18 maanden nadat het additief in kwestie is opgenomen
in de richtlijn waarin de Europese Commissie deze additieven aanwijst. De 18 maanden
biedt producenten en importeurs voldoende tijd om de diepgaande studies uit te voeren
en daarvan verslagen op te stellen.
Het vijfde lid geeft het retributiebedrag voor de ontvangst, opslag, verwerking en
publicatie van de verstrekte verslagen. Dit bedrag moet worden betaald per verstrekt
verslag. Indien naar aanleiding van een waarschuwing vanwege het aanleveren van onvoldoende
gegevens en bescheiden aanvullende gegevens en bescheiden worden verstrekt, dient
opnieuw het retributiebedrag te worden betaald. De retributie is gebaseerd op het
profijtbeginsel, omdat het indienen van gegevens een toelatingsvereiste is om het
product in de handel te mogen brengen.
Het zesde lid regelt de beoordeling van de verslagen door een onafhankelijke wetenschappelijke
instantie. Deze beoordeling wordt uitgevoerd door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid
en Milieu (hierna: RIVM).
Artikel 4.4
Artikel 4.4 regelt de wijze waarop de gegevens en bescheiden die op grond van de artikelen
4.1, 4.2 en 4.3 van producenten en importeurs van tabaksproducten worden geëist, worden
verstrekt. Op grond van artikel 5, vijfde lid, van de tabaksproductenrichtlijn heeft
de Europese Commissie een sjabloon vastgesteld waarmee deze gegevens en bescheiden
aan de Minister worden verstrekt.14 Artikel 4.4 regelt dat producenten en importeurs van tabaksproducten verplicht zijn
om van dit sjabloon gebruik te maken.
Het tweede lid regelt dat producenten en importeurs verplicht zijn om de gegevens
elektronisch te verstrekken. Dit verstrekken gaat via het speciaal daarvoor in het
leven geroepen Europese ICT-systeem, genaamd Common Entry Gate. Dit heeft als voordeel
dat producenten en importeurs voor de lidstaten die zijn aangesloten bij dit systeem,
slechts één keer de gevraagde gegevens hoeven aan te leveren. In het Tabaks- en rookwarenbesluit
is geregeld dat de gegevens en bescheiden die openbaar gemaakt worden in het Nederlands
moeten worden aangeleverd. Het is belangrijk dat de gegevens en bescheiden op betrouwbare
wijze, zonder vertaalslag, kunnen worden gepubliceerd. De Nederlandse consument kan
zo zonder taalbarrière kennisnemen van deze stukken. De gegevens en bescheiden die
niet openbaar worden gemaakt mogen ook in de Engelse taal worden aangeleverd. Voor
de gegevens en bescheiden bedoeld in artikel 4.2 is dit geregeld in artikel 4.4, tweede
lid.
Artikel 4.5
Artikel 4.5 regelt de kennisgeving voor nieuwsoortige tabaksproducten. Aangezien nieuwsoortige
tabakproducten ook onder de begripsomschrijving van tabaksproducten vallen, moet ten
aanzien van deze producten ook worden voldaan aan de kennisgeving op grond van artikel
4.1 van het Tabaks- en rookwarenbesluit, welke is uitgewerkt in artikel 4.1 van deze
regeling. Daarnaast moeten voor nieuwsoortige tabaksproducten aanvullende gegevens
en bescheiden worden verstrekt. Dit volgt uit artikel 19 van de tabaksproductenrichtlijn
en is opgenomen in het eerste lid van artikel 4.5.
Het tweede lid van artikel 4.5 bepaalt dat indien producenten of importeurs beschikken
over nieuwe of bijgewerkte gegevens en bescheiden met betrekking tot de studies die
zij moeten verstrekken, zij ook deze nieuwe of bijgewerkte gegevens en bescheiden
moeten verstrekken. Juist bij nieuwe producten is het van belang te monitoren welke
effecten het product heeft. Indien er erg veel negatieve effecten blijken uit de onderzoeken
dan kan dit reden geven om gebruik te maken van de mogelijkheid om producten bij ministeriële
regeling te verbieden, op grond van artikel 17a, vierde lid, van de Tabaks- en rookwarenwet.
De nieuwe of bijgewerkte gegevens en bescheiden moeten binnen een redelijke termijn
aan de Minister worden verstrekt. Hierbij moet worden gedacht aan een periode van
ten hoogste twee maanden.
Ook de kennisgeving voor nieuwsoortige tabaksproducten geschiedt door middel van het
Europese Common Entry Gate systeem. Dit is neergelegd in het derde lid. Hierin is
ook bepaald dat de gegevens in de Nederlandse of Engelse taal worden verstrekt. Het
vierde lid regelt de retributie voor de ontvangst, opslag, verwerking en analyse van
de verstrekte gegevens en bescheiden. Indien naar aanleiding van een waarschuwing
vanwege het aanleveren van onvoldoende gegevens en bescheiden aanvullende gegevens
en bescheiden worden verstrekt, dient opnieuw het retributiebedrag te worden betaald.
De retributie is gebaseerd op het profijtbeginsel omdat het indienen van gegevens
een toelatingsvereiste is om producten in de handel te mogen brengen.
Artikel 4.6
Artikel 4.6 regelt de kennisgeving voor elektronische sigaretten en navulverpakkingen.
Vanwege het innovatieve karakter van deze producten is het van belang dat de overheid
gegevens verkrijgt van alle elektronische sigaretten en navulverpakkingen die in de
handel worden gebracht. De gegevens die de producenten en importeurs moeten verstrekken,
richten zich op het verkrijgen van inzicht in de schadelijkheid en verslavendheid
van het product. Artikel 20, tweede lid, van de tabaksproductenrichtlijn beschrijft
in detail welke gegevens moeten worden bijgevoegd. In deze regeling wordt volstaan
met een verwijzing naar die bepaling. In artikel 20, tweede lid, van de tabaksproductenrichtlijn
staat dat, indien lidstaten de ingediende informatie onvolledig achten, zij gerechtigd
zijn te verlangen dat die informatie gecompleteerd wordt. Aangezien het niet voldoen
aan de eisen van gegevensverstrekking een beboetbaar feit is (zie de Bijlage bij de
Tabaks- en rookwarenwet, categorie A) kan de toezichthouder op basis van het algemene
bestuursrecht reeds een waarschuwing opleggen in verband met een overtreding en daarbij
verlangen dat informatie gecompleteerd wordt. Om die reden is de genoemde volzin uit
de richtlijn niet opgenomen in deze regeling. Indien blijkt dat de ingediende informatie
geregeld ontoereikend is, zal de toezichthouder in beleidsregels opnemen aan welke
eisen de ingediende informatie dient te voldoen.
Het tweede lid bepaalt dat de gegevens elektronisch worden verstrekt door middel van
het Europese Common Entry Gate systeem. Deze wijze van verstrekking is voor producenten
en importeurs gemakkelijk, maar vergemakkelijkt ook de verwerking van de gegevens
door het RIVM. Het derde lid bepaalt dat er een sjabloon wordt vastgesteld voor het
verstrekken van gegevens. Dit sjabloon is vastgesteld op Europees niveau op grond
van artikel 20, dertiende lid, van de tabaksproductenrichtlijn.15
De kosten die samenhangen met de ontvangst, opslag, verwerking, analyse en publicatie
van de verstrekte gegevens worden bij de producenten en importeurs in rekening gebracht.
Dit wordt geregeld in het vierde lid. Indien naar aanleiding van een waarschuwing
vanwege het aanleveren van onvoldoende gegevens en bescheiden aanvullende gegevens
en bescheiden worden verstrekt, dient opnieuw het retributiebedrag te worden betaald.
De kosten worden in rekening gebracht vanwege het profijtbeginsel omdat het indienen
van gegevens een toelatingsvereiste is om producten in de handel te mogen brengen.
Artikel 4.7
Artikel 4.7 verplicht producenten en importeurs van elektronische sigaretten en navulverpakkingen
om jaarlijks aan de Minister een verslag te verstrekken over hun verkoopvolume, voorkeuren
van consumenten, wijze van verkoop en marktonderzoeken. De exacte gegevens en bescheiden
die moeten worden ingediend, zijn beschreven in artikel 20, zevende lid, aanhef en
onder i tot en met iv, van de tabaksproductenrichtlijn. In deze regeling wordt volstaan
met een verwijzing naar die bepaling. Door deze kennisgeving door producenten en importeurs
kan de overheid de marktontwikkelingen van elektronische sigaretten en navulverpakkingen
volgen. De gegevens en bescheiden moeten jaarlijks worden ingediend. De gegevens en
bescheiden over 2017 worden vóór 15 juni 2018 ingediend, de gegevens over 2018 vóór
15 juni 2019 en zo verder. De datum van 15 juni is gekozen zodat producenten en importeurs
daarmee voldoende tijd hebben om hun jaarcijfers op orde te maken. Ook deze gegevens
worden ingediend door middel van het Europese Common Entry Gate systeem. De gegevens
en bescheiden moeten zijn opgesteld in de Nederlandse of Engelse taal.
Artikel 4.8
Artikel 4.8 bevat de implementatie van artikel 22 van de tabaksproductenrichtlijn
dat regels geeft over de verplichte gegevensverstrekking van producenten en importeurs
van voor roken bestemde kruidenproducten. Deze producenten en importeurs hoeven slechts
een lijst van ingrediënten te verstrekken. Deze kennisgeving geschiedt via het Europese
Common Entry Gate systeem. De kosten voor de ontvangst, opslag, verwerking, analyse
en publicatie van deze gegevens worden in rekening gebracht bij de producent of importeur
van het betreffende voor roken bestemde kruidenproduct. Indien naar aanleiding van
een waarschuwing vanwege het aanleveren van onvoldoende gegevens en bescheiden aanvullende
gegevens en bescheiden worden verstrekt, dient opnieuw het retributiebedrag te worden
betaald. De retributie hiervoor is gebaseerd op het profijtbeginsel omdat producenten
en importeurs verplicht zijn deze gegevens en bescheiden te verstrekken, anders mogen
zij geen producten in de handel brengen.
Artikel 5.1
In artikel 5.5 van het Besluit uitvoering Tabaks- en rookwarenwet is bepaald dat producten
slechts voor grensoverschrijdende verkoop op afstand mogen worden aangeboden indien
de detaillist zich heeft geregistreerd. De lijst van geregistreerde detaillisten wordt
openbaar gemaakt, zodat de consument weet bij welke detaillisten hij of zij terecht
kan. In artikel 5.1 van deze regeling wordt bepaald welke gegevens een detaillist
van tabaksproducten, elektronische sigaretten of navulverpakkingen moet overleggen
bij de registratie. Artikel 18, eerste lid, van de tabaksproductenrichtlijn bepaalt
dat in elk geval de naam of handelsnaam en het permanente adres van bedrijfsruimten,
de startdatum van het aanbieden van producten voor grensoverschrijdende verkoop op
afstand en de gebruikte websites, vermeld moeten worden bij de registratie. Daarnaast
bepaalt artikel 18, vierde lid, van de richtlijn dat de detaillist ook informatie
dient te verstrekken over de details en de werking van het leeftijdsverificatiesysteem
dat wordt gehanteerd.
Met betrekking tot het vermelden van de startdatum van het aanbieden van producten
voor grensoverschrijdende verkoop op afstand, bepaalt artikel 18, eerste lid, onder
b, dat dit aanbieden moet gebeuren door middel van diensten van de informatiemaatschappij.
Voor de invulling van deze term wordt verwezen naar richtlijn 98/34/EG.16 Deze zinsnede is niet overgenomen in de regeling omdat bijvoorbeeld directe marketing
via telefoon niet onder het begrip ‘diensten van de informatiemaatschappij’ valt,
terwijl dit wel onder het begrip ‘grensoverschrijdende verkoop op afstand’ valt. Hiermee
eist de Nederlandse regering meer informatie dan de tabaksproductenrichtlijn voorschrijft,
echter artikel 18 van de tabaksproductenrichtlijn geeft lidstaten de ruimte om aanvullende
gegevens te eisen. Hiervan wordt in deze regeling gebruik gemaakt.
Aanvullend aan de tabaksproductenrichtlijn wordt aan detaillisten ook gevraagd om
het adres van de verantwoordelijk detaillist. Dit is van belang in het geval dat een
detaillist de verkoop initieert, maar de opslag en verzending van producten door een
ander bedrijf laat uitvoeren. Ook wordt gevraagd om welke soorten producten worden
aangeboden. Met ‘soorten’ wordt bedoeld of er sprake is van sigaretten, shagtabak,
sigaren, elektronische sigaretten enzovoorts. Daarnaast moeten detaillisten verklaren
te voldoen aan de van toepassing zijnde accijnswetgeving als zij accijnsplichtige
producten verkopen. Dit vergemakkelijkt het toezicht op de accijnswetgeving bij grensoverschrijdende
verkoop op afstand en maakt detaillisten bewust van de accijnsregels die gelden bij
grensoverschrijdende verkoop op afstand.
Het tweede lid bepaalt dat de registratie slechts kan plaatsvinden op elektronische
wijze. Op de website van de NVWA is een speciaal digitaal formulier opgenomen waarmee
de registratie kan worden aangevraagd. Registratieverzoeken die op een andere manier
worden ingediend, zullen niet in behandeling worden genomen.
Artikel 5.2
Artikel 5.2 geeft de eisen waar het leeftijdsverificatiesysteem aan moet voldoen.
Op grond van artikel 2, onder 36, van de tabaksproductenrichtlijn kunnen voor dit
systeem in het nationale recht regels gesteld worden. Van deze mogelijkheid wordt
hierbij gebruik gemaakt. Er is ervoor gekozen geen technische specificaties te geven,
maar slechts voor te schrijven dat het systeem betrouwbaar en eenduidig aangeeft wat
de leeftijd is van de consument. Op welke manier de detaillist aan deze vereisten
voldoet, is de keuze van de detaillist.
Artikel 6.1
Artikel 2, derde lid, van de Tabaks- en rookwarenwet bepaalt dat afbeeldingen van
een buitenverpakking of een verpakkingseenheid van tabaksproducten en aanverwante
producten die gericht zijn op consumenten in de Europese Economische Ruimte voldoen
aan de eisen die gesteld worden aan het uiterlijk van buitenverpakkingen en verpakkingseenheden
van tabaksproducten en aanverwante producten. In aanvulling op deze eis bepaalt artikel
6.1, eerste lid, dat afbeeldingen zodanig worden weergegeven dat de grootste gezondheidswaarschuwing
duidelijk zichtbaar is. Met de grootste gezondheidswaarschuwing wordt de waarschuwing
bedoeld die de grootste afmetingen heeft. Indien dat er meerdere zijn (bijvoorbeeld
de gecombineerde gezondheidswaarschuwing die zowel op de voorkant als op de achterkant
wordt weergegeven) wordt één van de grootste gezondheidswaarschuwingen weergegeven.
Hiermee wordt voorkomen dat verpakkingen bijvoorbeeld gedraaid worden weergegeven
waardoor wel zichtbaar is dat er een waarschuwing op de verpakking zit, maar de tekst
van de gezondheidswaarschuwing niet goed zichtbaar is.
Verder bepaalt artikel 6.1, tweede lid, dat als meerdere afbeeldingen van een buitenverpakking
of een verpakkingseenheid van voor roken bestemde tabaksproducten worden weergegeven,
de weergegeven gecombineerde gezondheidswaarschuwingen worden gerouleerd, zoals dat
ook bij de werkelijke verpakkingen verplicht is. Zijn er twee afbeeldingen dan mag
niet op beide afbeeldingen dezelfde gecombineerde gezondheidswaarschuwing worden weergegeven.
Hiermee wordt voorkomen dat detaillisten slechts afbeeldingen met een gecombineerde
gezondheidswaarschuwing weergeven die zij het minst afschrikwekkend vinden. Deze regel
heeft in elk geval betrekking op Nederlandse websites waar voor roken bestemde tabaksproducten
worden weergeven in verband met verkoop op afstand.
Het bepaalde in het tweede lid geldt niet voor rookloze tabaksproducten omdat daarvoor
geen gecombineerde gezondheidswaarschuwing is voorgeschreven. Voor sigaren die in
artikel 3.2, tweede lid, van het Tabaks- en rookwarenbesluit zijn vrijgesteld van
de gecombineerde gezondheidswaarschuwing geldt dat de waarschuwende tekst moet worden
gerouleerd, maar niet met jaarlijkse groepen. Dit volgt uit artikel 11, eerste lid,
derde paragraaf, van de tabaksproductenrichtlijn.
Het derde lid geeft een uitzondering op het jaarlijks rouleren van gecombineerde gezondheidswaarschuwingen
voor afbeeldingen die bestemd zijn om duurzaam te worden weergegeven in een tabaks-
of elektronische sigarettenspeciaalzaak of op een tabaksautomaat. Indien in een dergelijke
winkel of op een dergelijke automaat meerdere afbeeldingen worden weergegeven geldt
dat er verschillende gecombineerde gezondheidswaarschuwingen op moeten staan, maar
het is niet verplicht deze jaarlijks te wijzigen.
Artikel 7.1
Op grond van artikel 13 van de Tabaks- en rookwarenwet wijst de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport ambtenaren aan die belast zijn met het toezicht op het bepaalde bij
of krachtens de Tabaks- en rookwarenwet. Deze aanwijzing vond plaats in de Regeling
toezicht naleving Tabakswet. Deze regeling wordt ingetrokken en de aanwijzing van
de toezichthouders vindt nu plaats in artikel 7.1. De ambtenaren van de Nederlandse
Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) zijn als toezichthouders aangewezen.
Artikel 7.2
Met deze regeling wordt voorzien in het samenvoegen van een aantal regelingen die
eerder zijn vastgesteld op basis van de Tabakswet. Daarom kunnen de Regeling elektronische
melding en publicatie tabaksingrediënten 2013, Regeling kruidnagelsigaretten, Regeling
toezicht naleving Tabakswet en de Regeling methoden van onderzoek ten aanzien van
teer-, nicotine- en koolmonoxidegehaltes in sigaretten en shag worden ingetrokken.
Artikel 7.3
Artikel 7.3 voorziet in het overgangsrecht. In het eerste lid wordt geregeld dat de
aanwijzing van laboratoria op grond van artikel 2.3 van het Besluit uitvoering Tabakswet
in stand blijft. De grondslag voor de aanwijzing in artikel 2.3 van het Besluit uitvoering
Tabakswet is vervallen in het Besluit van 4 mei 2016, houdende wijziging van het Besluit
uitvoering Tabakswet en de bijlage van de Tabaks- en rookwarenwet in verband met de
implementatie van Richtlijn 2014/40/EU, inzake de productie, de presentatie en de
verkoop van tabaks- en aanverwante producten (Stb. 2016, 176). Deze grondslag is nu opgenomen in artikel 2.3, tweede lid, van deze regeling.
Het tweede lid regelt het overgangsrecht voor veelvoorkomende kenmerkende aroma’s.
Artikel 7, veertiende lid, van de tabaksproductenrichtlijn bepaalt dat tabaksproducten
met een kenmerkend aroma dat een marktaandeel van drie procent of meer heeft in de
Europese Unie nog tot 20 mei 2020 mogen worden verkocht. Het gaat hierbij om mentholsigaretten.
De bewijslast dat een product onder deze overgangsmaatregel valt, ligt echter bij
de producenten en importeurs. Uitdrukkelijk wordt hier geregeld dat deze overgangstermijn
alleen geldt voor artikel 2.5, eerste lid, waarin artikel 7, eerste lid, van de tabaksproductenrichtlijn
is geïmplementeerd. De overgangstermijn geldt dus niet voor artikel 2.5, tweede lid,
waarin artikel 7, zevende lid, van de tabaksproductenrichtlijn is geïmplementeerd.
Dit betekent dat er geen overgangstermijn geldt voor het produceren van tabaksproducten
waarbij bijvoorbeeld het filter een mentholsmaak bevat.
Het derde lid bevat het overgangsrecht met betrekking tot de positie van de gecombineerde
gezondheidswaarschuwing ten opzichte van de accijnszegel. De vorm en positie van de
accijnszegel is voor Nederland geregeld in de artikelen 44 respectievelijk 45 van
de Uitvoeringsregeling accijns. De voorschriften van laatstgenoemde artikelen kunnen
in strijd komen met hetgeen is bepaald in artikel 10, eerste lid, van de tabaksproductenrichtlijn.
Daarom is gebruik gemaakt van de mogelijkheid die de tabaksproductenrichtlijn biedt
om hiervoor een overgangstermijn van drie jaar op te nemen. Dit betekent dat tot 20 mei
2019 bij een van karton gemaakte verpakkingseenheid de gecombineerde gezondheidswaarschuwing
die op de achterkant moet staan, mag worden aangebracht onmiddellijk onder de accijnszegel.
Bij een verpakkingseenheid van zacht materiaal mag een rechthoekige ruimte van niet
meer dan 13 mm hoog tussen de bovenrand van de verpakking en de bovenrand van de gecombineerde
gezondheidswaarschuwing worden bestemd voor de accijnszegel. Merknamen en logo’s mogen
in beide gevallen niet boven de gezondheidswaarschuwing worden aangebracht.
Het vierde lid geeft het overgangsrecht voor elektronische sigaretten en navulverpakkingen.
Ten opzichte van de regels die gesteld waren onder het Tijdelijk warenwetbesluit elektronische
sigaret zijn er een aantal regels toegevoegd. Ten eerste moeten verpakkingseenheden
en buitenverpakkingen van elektronische sigaretten en navulverpakkingen nu een vermelding
van de nicotineafgifte per dosis bevatten. Ten tweede is er een uitvoeringsbesluit
vastgesteld waarin technische normen worden voorgeschreven voor het navulmechanisme.
Ten derde zijn er aanvullende regels gesteld over de inhoud van de bijsluiter. Daarom
is besloten een uitverkooptermijn in te stellen voor elektronische sigaretten en navulverpakkingen
die voldoen aan de eisen van het Tijdelijk warenwetbesluit elektronische sigaret.
De uitverkooptermijn houdt in dat producten die vóór 20 mei 2016 zijn geproduceerd
of in het vrije verkeer zijn gebracht en voldoen aan de eisen van het Tijdelijk warenwetbesluit
elektronische sigaret, nog tot 20 november 2016 mogen worden verkocht.
Het vijfde lid bevat het overgangsrecht met betrekking tot artikel 4.2, derde lid.
In artikel 5, zesde lid, van de tabaksproductenrichtlijn wordt bepaald dat producenten
en importeurs van tabaksproducten verslag uitbrengen over hun verkoopvolume vanaf
1 januari 2015. Het vierde lid van artikel 7.3 bepaalt dat de gegevens over 2015 en
2016 moeten worden ingediend, voor zover de producent of importeur deze gegevens beschikbaar
heeft. Indien de producent of importeur de gegevens voor inwerkingtreding van deze
regeling niet heeft bijgehouden, wordt ook niet vereist dat deze gegevens aan de Minister
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport worden verstrekt. Daarnaast regelt artikel 7.3,
vierde lid, de termijnen waarbinnen de gegevens en bescheiden met betrekking tot 2015
en 2016 moeten worden verstrekt.
Het zesde lid bevat het overgangsrecht met betrekking tot artikel 4.7, eerste lid.
Hierbij gaat het om het jaarlijks verstrekken van informatie over de verkopen van
elektronische sigaretten en navulverpakkingen. In tegenstelling tot artikel 5, zesde
lid, van de tabaksproductenrichtlijn bepaalt artikel 20, zevende lid, van de tabaksproductenrichtlijn
niet dat deze informatie al vanaf 1 januari 2015 moet worden verstrekt. Daarom richt
artikel 7.3, vijfde lid, zich alleen op het overgangsjaar 2016. Ook hierbij geldt
dat alleen de gegevens en bescheiden moeten worden verstrekt voor zover de producent
of importeur deze beschikbaar heeft. Deze informatie moet worden ingediend vóór 15 juni
2017.
Het zevende lid bepaalt dat geen retributies verschuldigd zijn voor het indienen van
gegevens en bescheiden voor elektronische sigaretten, navulverpakkingen en voor roken
bestemde kruidenproducten die al in de handel zijn op het moment van inwerkingtreding
van deze regeling of die in de eerste zes maanden daarna in de handel worden gebracht.
Het gaat hierbij om het verstrekken van gegevens en bescheiden als bedoeld in de artikelen
4.6 en 4.8. Hiermee wordt beoogd te voorkomen dat deze producten, waarvoor het onder
de oude regeling niet verplicht was om deze aan te melden, niet worden aangemeld.
Hierdoor is de kans groter dat de gehele markt zichtbaar wordt door middel van de
kennisgevingen. Om deze redenen is besloten om de eerste aanmelding van producten
niet te retribueren. Voor het aanmelden van nieuwe of gewijzigde producten na 20 november
2016 zullen wel kosten in rekening worden gebracht.
Artikel 7.5
Voor de inwerkingtreding van deze regeling wordt afgeweken van de vaste verandermomenten
omdat het implementatieregelgeving betreft. Voor het moment van inwerkingtreding is
aangesloten bij de inwerkingtreding van de wijzigingswet waarop deze regeling berust.
Integrale implementatietabel
|
Tabaksproductenrichtlijn
|
Tabaks- en rookwarenwet
|
Tabaks- en rookwarenbesluit
|
Tabaks- en rookwarenregeling
|
|
Artikel 1
|
Behoeft geen implementatie
|
|
|
|
Artikel 2, onder 1
|
Artikel 1, eerste lid
|
|
|
|
Artikel 2, onder 2
|
Artikel 1, eerste lid
|
|
|
|
Artikel 2, onder 3
|
|
Artikel 1.1
|
|
|
Artikel 2, onder 4
|
Artikel 1, eerste lid
|
|
|
|
Artikel 2, onder 5
|
|
Artikel 1.1
|
|
|
Artikel 2, onder 6
|
Artikel 1, eerste lid
|
|
|
|
Artikel 2, onder 7
|
|
Artikel 1.1
|
|
|
Artikel 2, onder 8
|
Artikel 1, eerste lid
|
|
|
|
Artikel 2, onder 9
|
|
Artikel 1.1
|
|
|
Artikel 2, onder 10
|
|
Artikel 1.1
|
|
|
Artikel 2, onder 11
|
Artikel 1, eerste lid
|
|
|
|
Artikel 2, onder 12
|
|
Artikel 1.1
|
|
|
Artikel 2, onder 13
|
|
Artikel 1.1
|
|
|
Artikel 2, onder 14
|
|
Artikel 1.1
|
|
|
Artikel 2, onder 15
|
Artikel 1, eerste lid
|
|
|
|
Artikel 2, onder 16
|
Artikel 1, eerste lid
|
|
|
|
Artikel 2, onder 17
|
Artikel 1, eerste lid
|
|
|
|
Artikel 2, onder 18
|
Artikel 1, eerste lid
|
|
|
|
Artikel 2, onder 19
|
Artikel 1, eerste lid
|
|
|
|
Artikel 2, onder 20
|
Artikel 1, eerste lid
|
|
|
|
Artikel 2, onder 21
|
Artikel 1, eerste lid
|
|
|
|
Artikel 2, onder 22
|
Artikel 1, eerste lid
|
|
|
|
Artikel 2, onder 23
|
Artikel 1, eerste lid
|
|
|
|
Artikel 2, onder 24
|
|
|
Artikel 1.1, eerste lid
|
|
Artikel 2, onder 25
|
|
|
Artikel 1.1, eerste lid
|
|
Artikel 2, onder 26
|
|
|
Artikel 1.1, eerste lid
|
|
Artikel 2, onder 27
|
|
|
Artikel 1.1, eerste lid
|
|
Artikel 2, onder 28
|
Behoeft geen implementatie
|
|
|
|
Artikel 2, onder 29
|
Artikel 1, eerste lid
|
|
|
|
Artikel 2, onder 30
|
Artikel 1, eerste lid
|
|
|
|
Artikel 2, onder 31
|
Behoeft geen implementatie
|
|
|
|
Artikel 2, onder 32
|
|
Artikel 1.1
|
|
|
Artikel 2, onder 33
|
|
Artikel 1.1
|
|
|
Artikel 2, onder 34
|
Artikel 1, eerste lid
|
|
|
|
Artikel 2, onder 35
|
Artikel 1, eerste lid
|
|
|
|
Artikel 2, onder 36
|
|
Artikel 1.1 en artikel 5.6, tweede lid
|
Artikel 5.2
|
|
Artikel 2, onder 37
|
Artikel 1, eerste lid
|
|
|
|
Artikel 2, onder 38
|
Behoeft geen implementatie
|
|
|
|
Artikel 2, onder 39
|
Artikel 1, eerste lid
|
|
|
|
Artikel 2, onder 40
|
Artikel 1, eerste lid
|
|
|
|
Artikel 2, onder 41
|
Artikel 1, eerste lid
|
|
|
|
Artikel 3, eerste lid
|
Artikel 2, eerste lid
|
Artikel 2.1, eerste lid
|
|
|
Artikel 3, tweede lid
|
Artikel 2, eerste lid
|
|
|
|
Artikel 3, derde lid
|
Artikel 2, eerste lid
|
Artikel 2.1, tweede lid
|
|
|
Artikel 3, vierde lid
|
Artikel 2, eerste lid
|
Artikel 2.1, vierde lid
|
|
|
Artikel 4, eerste lid, eerste paragraaf
|
Artikel 2, eerste lid
|
Artikel 2.1, derde lid
|
Artikel 2.1, eerste lid
|
|
Artikel 4, eerste lid, tweede paragraaf
|
Artikel 2, eerste lid
|
Artikel 2.1, derde lid
|
Artikel 2.1, tweede lid
|
|
Artikel 4, tweede lid, eerste paragraaf
|
Artikel 3c, tweede lid
|
|
|
|
Artikel 4, tweede lid, tweede paragraaf
|
Artikel 3d
|
Artikel 2.2, eerste en tweede lid
|
Artikel 2.3, eerste lid
|
|
Artikel 4, tweede lid, derde paragraaf
|
Artikel 3d
|
Artikel 2.2, tweede en derde lid
|
Artikel 2.3, derde lid
|
|
Artikel 4, derde lid
|
Artikel 2, eerste lid
|
Artikel 2.1, derde lid
|
|
|
Artikel 4, vierde lid
|
Artikel 2, eerste lid
|
Artikel 2.1, derde lid
|
Artikel 2.2
|
|
Artikel 4, vijfde lid
|
Artikel 2, tweede lid
|
Artikel 2.1, derde lid
|
|
|
Artikel 4, zesde lid
|
Artikel 19
|
|
Artikel 2.4
|
|
Artikel 5, eerste lid, eerste paragraaf
|
Artikel 3b, eerste lid
|
Artikel 4.1, eerste en tweede lid
|
Artikel 4.1, eerste lid
|
|
Artikel 5, eerste lid, tweede paragraaf
|
Artikel 3b, eerste lid
|
Artikel 7.1
|
|
|
Artikel 5, eerste lid, derde en vierde paragraaf
|
Artikel 3b, eerste lid
|
Artikel 4.1, eerste lid
|
Artikel 4.1, eerste lid
|
|
Artikel 5, tweede lid
|
Artikel 3b, eerste lid
|
Artikel 4.1, tweede lid
|
Artikel 4.1, eerste lid
|
|
Artikel 5, derde lid
|
Artikel 3b, eerste lid
|
Artikel 4.1, tweede lid
|
Artikel 4.1, eerste lid
|
|
Artikel 5, derde lid, derde paragraaf, tweede zin
|
Artikel 3b, eerste lid
|
Van deze beleidskeuze wordt geen gebruik gemaakt.
|
|
|
Artikel 5, vierde lid
|
Artikel 3b, derde lid
|
Artikel 4.9
|
|
|
Artikel 5, vijfde lid
|
Artikel 3b, eerste lid
|
Artikel 4.4, eerste lid
|
Artikel 4.4, eerste lid
|
|
Artikel 5, zesde lid, eerste zin
|
Artikel 3b, eerste lid
|
Artikel 4.2, eerste lid
|
Artikel 4.2, eerste lid
|
|
Artikel 5, zesde lid, tweede zin
|
Artikel 3b, eerste lid
|
Artikel 4.2, eerste lid
|
Artikelen 4.2, tweede lid en 7.3, vijfde lid
|
|
Artikel 5, zesde lid, derde zin
|
Behoeft geen implementatie
|
|
|
|
Artikel 5, zevende lid, eerste zin
|
Artikel 3b, eerste lid, onder b
|
Artikel 4.1, tweede lid
|
Artikel 4.4, tweede lid
|
|
Artikel 5, zevende lid, tweede zin
|
Artikel 3b, vierde lid
|
Artikel 4.4, tweede lid
|
Artikel 4.4, tweede lid
|
|
Artikel 5, zevende lid, derde zin
|
Artikel 3b, derde lid
|
Artikel 4.9
|
|
|
Artikel 5, achtste lid
|
Artikel 19
|
|
Artikel 4.1, tweede lid
|
|
Artikel 6, eerste lid
|
Artikel 3b, eerste lid
|
Artikel 4.3, eerste lid
|
|
|
Artikel 6, tweede lid
|
Artikel 3b, eerste lid
|
Artikel 4.3, tweede lid
|
Artikel 4.3, eerste lid
|
|
Artikel 6, derde lid
|
Artikel 3b, eerste lid
|
Artikel 4.3, tweede lid
|
Artikel 4.3, tweede lid
|
|
Artikel 6, vierde lid, eerste paragraaf
|
Artikel 3b, eerste lid
|
Artikel 4.3, tweede lid
|
Artikel 4.3, derde lid
|
|
Artikel 6, vierde lid, tweede paragraaf, eerste zin
|
Artikel 3b, eerste lid
|
Artikel 4.3, tweede lid
|
Artikel 4.3, vierde lid
|
|
Artikel 6, vierde lid, tweede paragraaf, tweede en derde zin
|
Artikel 3b, eerste lid
|
Van deze beleidskeuze wordt geen gebruik gemaakt.
|
|
|
Artikel 6, vierde lid, derde paragraaf, eerste zin
|
Artikel 3b, eerste lid
|
Artikel 4.3, derde lid
|
Artikel 4.3, zesde lid
|
|
Artikel 6, vierde lid, derde paragraaf, tweede zin
|
Behoeft geen implementatie
|
|
|
|
Artikel 6, vierde lid, derde paragraaf, derde zin
|
Artikel 19
|
Van deze beleidskeuze wordt geen gebruik gemaakt.
|
|
|
Artikel 6, vijfde lid
|
Artikel 3b, tweede lid
|
Artikel 4.3, vierde lid
|
|
|
Artikel 7, eerste lid, eerste paragraaf
|
Artikel 2, eerste lid
|
Artikel 2.3, eerste lid
|
Artikel 2.5, eerste lid
|
|
Artikel 7, eerste lid, tweede paragraaf
|
Behoeft geen implementatie
|
|
|
|
Artikel 7, eerste lid, derde paragraaf
|
Behoeft geen implementatie
|
|
|
|
Artikel 7, tweede lid
|
Artikel 2, eerste lid
|
Artikel 2.3, eerste lid
|
Artikel 2.5, eerste lid
|
|
Artikel 7, derde lid
|
Behoeft geen implementatie
|
|
|
|
Artikel 7, vierde lid
|
Behoeft geen implementatie
|
|
|
|
Artikel 7, vijfde lid
|
Artikel 2, eerste lid
|
Artikel 2.3, eerste lid
|
Artikel 2.5, eerste lid
|
|
Artikel 7, zesde lid
|
Artikel 2, eerste lid
|
Artikel 2.3, eerste lid
|
Artikel 2.6, tweede lid
|
|
Artikel 7, zevende lid
|
Artikel 2, eerste lid
|
Artikel 2.3, eerste lid en 3.2, vierde lid
|
Artikelen 2.5, tweede lid, en 3.7, tweede lid
|
|
Artikel 7, achtste lid
|
Behoeft geen implementatie
|
|
|
|
Artikel 7, negende lid
|
Artikel 2, eerste lid
|
Artikel 2.3, eerste lid
|
Artikel 2.6, eerste lid
|
|
Artikel 7, tiende lid
|
Artikel 2, eerste lid
|
Artikel 2.3, eerste lid
|
Artikel 2.6, eerste lid
|
|
Artikel 7, elfde lid
|
Artikel 2, eerste lid
|
Artikel 2.3, eerste lid
|
Artikel 2.6, eerste lid
|
|
Artikel 7, twaalfde lid
|
Behoeft geen implementatie
|
|
|
|
Artikel 7, dertiende lid
|
Artikel 19
|
Van deze beleidskeuze wordt geen gebruik gemaakt.
|
|
|
Artikel 7, veertiende lid
|
Artikel 2, eerste lid
|
Artikel 2.3, eerste lid
|
Artikel 7.3, tweede lid
|
|
Artikel 7, vijftiende lid
|
Behoeft geen implementatie
|
|
|
|
Artikel 8, eerste lid
|
Artikel 2, tweede lid
|
Artikelen 3.2, derde lid, en 3.3
|
Artikel 3.2, eerste lid
|
|
Artikel 8, tweede lid
|
Artikel 2, tweede lid
|
Artikelen 3.2, derde lid, en 3.3
|
Artikel 3.2, eerste lid
|
|
Artikel 8, derde lid, eerste zin, eerste zinsnede
|
Artikel 2, tweede lid
|
Artikelen 3.2, derde lid, en 3.3
|
Artikel 3.2, eerste lid
|
|
Artikel 8, vierde lid
|
Artikel 2, tweede lid
|
Artikelen 3.2, derde lid, en 3.3
|
Artikel 3.2, eerste lid
|
|
Artikel 8, vijfde lid
|
Artikel 2, tweede lid
|
Artikelen 3.2, derde lid, en 3.3
|
Artikel 3.2, tweede lid
|
|
Artikel 8, zesde lid
|
Artikel 2, tweede lid
|
Artikelen 3.2, derde lid, en 3.3
|
Artikel 3.2, derde lid
|
|
Artikel 8, zevende lid
|
Behoeft geen implementatie
|
|
|
|
Artikel 8, achtste lid,
|
Artikel 2, derde lid
|
|
Artikel 6.1
|
|
Artikel 9, eerste lid
|
Artikel 2, tweede lid
|
Artikel 3.2, eerste lid
|
Artikel 3.3, eerste lid
|
|
Artikel 9, tweede lid
|
Artikel 2, tweede lid
|
Artikel 3.2, eerste lid
|
Artikel 3.3, tweede lid
|
|
Artikel 9, derde lid
|
Artikel 2, tweede lid
|
Artikel 3.2, derde lid
|
Artikel 3.3, derde lid
|
|
Artikel 9, vierde lid
|
Artikel 2, tweede lid
|
Artikel 3.2, derde lid
|
Artikel 3.3, derde lid
|
|
Artikel 9, vijfde lid
|
Artikel 2, tweede lid
|
Artikel 3.2, eerste lid
|
|
|
Artikel 9, zesde lid
|
Artikel 2, tweede lid
|
Artikel 3.2, derde lid
|
Artikel 3.3, derde lid
|
|
Artikel 10, eerste lid, onder a en b
|
Artikel 2, tweede lid
|
Artikel 3.2, eerste en derde lid
|
Artikel 3.4, eerste lid
|
|
Artikel 10, eerste lid, onder b
|
Artikel 2, tweede lid
|
Artikel 3.2, eerste en derde lid
|
Artikel 3.4, tweede lid
|
|
Artikel 10, eerste lid, onder c tot en met g
|
Artikel 2, tweede lid
|
Artikel 3.2, eerste en derde lid
|
Artikel 3.4, derde lid
|
|
Artikel 10, eerste lid, onder e, onder i en ii
|
Artikel 2, tweede lid
|
Artikel 7.1a
|
Artikel 7.3, derde lid
|
|
Artikel 10, tweede lid, eerste zin
|
Artikel 2, tweede lid
|
Artikel 3.2, derde lid
|
Artikel 3.5, eerste lid
|
|
Artikel 10, tweede lid, tweede zin
|
Artikel 2, tweede lid
|
Artikel 3.2, derde lid
|
Artikel 3.5, tweede lid
|
|
Artikel 10, derde lid
|
Behoeft geen implementatie
|
|
|
|
Artikel 10, vierde lid
|
Artikel 2, tweede lid
|
Artikel 3.2, derde lid
|
Artikel 3.4, derde lid
|
|
Artikel 11, eerste lid, eerste alinea
|
Artikel 2, tweede lid
|
Artikel 3.2, tweede en derde lid
|
Artikel 3.6, eerste lid
|
|
Artikel 11, tweede lid
|
Artikel 2, tweede lid
|
Artikel 3.2, tweede en derde lid
|
Artikel 3.6, eerste lid
|
|
Artikel 11, derde lid
|
Artikel 2, tweede lid
|
Artikel 3.2, tweede en derde lid
|
Artikel 3.6, eerste lid
|
|
Artikel 11, vierde lid
|
Artikel 2, tweede lid
|
Artikel 3.2, tweede en derde lid
|
Artikel 3.6, eerste lid
|
|
Artikel 11, vijfde lid
|
Artikel 2, tweede lid
|
Artikel 3.2, tweede en derde lid
|
Artikel 3.6, eerste lid
|
|
Artikel 11, zesde lid
|
Artikel 2, tweede lid
|
|
|
|
Artikel 12, eerste lid
|
Artikel 2, tweede lid
|
Artikel 3.3
|
Artikel 3.8
|
|
Artikel 12, tweede lid
|
Artikel 2, tweede lid
|
Artikel 3.3
|
Artikel 3.8
|
|
Artikel 12, derde lid
|
Artikel 2, tweede lid
|
Artikel 3.3
|
Artikel 3.8
|
|
Artikel 13, eerste lid
|
Artikel 2, eerste en tweede lid
|
Artikelen 2.3 en 3.1
|
Artikelen 3.1 en 2.7
|
|
Artikel 13, tweede lid
|
Artikel 5, eerste lid
|
|
|
|
Artikel 13, derde lid
|
Artikelen 5, en 2, eerste en tweede lid
|
Artikel 2.3, eerste lid, en artikel 3.1
|
Artikelen 3.1 en 2.7
|
|
Artikel 14, eerste lid
|
Artikel 2, tweede lid
|
Artikel 3.1
|
Artikel 3.7, eerste lid
|
|
Artikel 14, tweede lid
|
Artikel 2, tweede lid
|
Artikel 3.1
|
Artikel 3.7, eerste lid
|
|
Artikel 15
|
Artikelen hebben een langere implementatietermijn.
|
|
|
|
Artikel 16
|
Artikelen hebben een langere implementatietermijn.
|
|
|
|
Artikel 17
|
Artikel 3a, eerste lid
|
|
|
|
Artikel 18, eerste lid, eerste en tweede zin
|
Artikel 9a, eerste lid
|
Van deze beleidskeuze wordt geen gebruik gemaakt.
|
|
|
Artikel 18, eerste lid, derde zin
|
Artikel 9a, derde lid
|
|
|
|
Artikel 18, eerste lid, vierde en vijfde zin
|
Artikel 9a, eerste lid
|
Artikel 5.5, eerste lid
|
|
|
Artikel 18, eerste lid, onder a, b en c
|
Artikel 9a, eerste lid
|
Artikel 5.5, tweede lid
|
Artikel 5.1, eerste lid
|
|
Artikel 18, tweede lid, eerste zin
|
Artikel 9a, tweede lid
|
Artikel 5.5, derde lid
|
|
|
Artikel 18, tweede lid, tweede zin
|
Behoeft geen implementatie
|
|
|
|
Artikel 18, tweede lid, derde zin
|
Artikel 9a, tweede lid
|
Artikel 5.5, eerste lid
|
|
|
Artikel 18, derde lid,
|
Artikel 9a, tweede lid
|
Artikel 5.8
|
|
|
Artikel 18, vierde lid, eerste zin
|
Artikel 9a, tweede lid
|
Artikel 5.6, eerste en derde lid
|
Artikel 5.2
|
|
Artikel 18, vierde lid, tweede zin
|
Artikel 9a, tweede lid
|
Artikel 5.5, tweede lid
|
Artikel 5.1, eerste lid, onder f
|
|
Artikel 18, vijfde lid
|
Artikel 9a, tweede lid
|
Artikel 5.7
|
|
|
Artikel 19, eerste lid
|
Artikel 3b, eerste lid
|
Artikel 4.5, eerste en tweede lid
|
Artikel 4.5, eerste lid
|
|
Artikel 19, tweede lid, eerste zin
|
Artikel 3b, eerste lid
|
Artikel 4.5, tweede lid
|
Artikel 4.5, tweede lid
|
|
Artikel 19, tweede lid, tweede zin
|
Artikel 3b, eerste lid
|
Artikel 4.5, derde lid
|
|
|
Artikel 19, tweede lid, derde zin
|
Artikel 3b, vierde lid
|
Artikel 4.5, vierde lid
|
|
|
Artikel 19, derde lid
|
Van deze beleidskeuze wordt geen gebruik gemaakt.
|
|
|
|
Artikel 19, vierde lid
|
Behoeft geen implementatie.
|
|
|
|
Artikel 20, eerste lid, eerste paragraaf
|
Artikel 3
|
|
|
|
Artikel 20, eerste lid, tweede paragraaf
|
Artikel 1, tweede lid
|
|
|
|
Artikel 20, tweede lid, eerste zin
|
Artikel 3b, eerste lid
|
Artikel 4.6, eerste lid
|
Artikel 4.6, eerste lid
|
|
Artikel 20, tweede lid, tweede zin, eerste deel
|
Artikel 3b, eerste lid
|
Artikel 4.6, tweede lid
|
Artikel 4.6, tweede lid
|
|
Artikel 20, tweede lid, tweede zin, tweede deel
|
Artikel 3b, eerste lid
|
Artikel 4.6, eerste lid
|
|
|
Artikel 20, tweede lid, derde zin
|
Artikel 3b, eerste lid
|
Artikel 7.1
|
|
|
Artikel 20, tweede lid, vierde zin
|
Artikel 3b, eerste lid
|
Artikel 4.6, eerste lid
|
|
|
Artikel 20, tweede lid, a t/m g
|
Artikel 3b, eerste lid
|
Artikel 4.6, tweede lid
|
Artikel 4.6, eerste lid
|
|
Artikel 20, tweede lid, een na laatste zin
|
Behoeft geen implementatie.
|
|
|
|
Artikel 20, tweede lid, laatste zin
|
Artikel 19
|
|
Artikel 4.6, vierde lid
|
|
Artikel 20, derde lid, onder a
|
Artikel 2, eerste lid,
|
Artikel 2.4
|
Artikelen 2.8, derde lid, en 2.10
|
|
Artikel 20, derde lid, onder b tot en met e
|
Artikel 2, eerste lid
|
Artikel 2.4
|
Artikel 2.10
|
|
Artikel 20, derde lid, onder f
|
Artikel 2, tweede lid
|
Artikel 2.4
|
Artikelen 2.8, tweede lid, en 2.10
|
|
Artikel 20, derde lid, onder g
|
Artikel 2, tweede lid
|
Artikel 2.4
|
Artikel 2.9, eerste en tweede lid
|
|
Artikel 20, vierde lid, onder a
|
Artikel 2, derde lid
|
|
Artikel 3.9
|
|
Artikel 20, vierde lid, onder b, onder i
|
Artikel 2, tweede lid
|
Artikel 3.3
|
Artikel 3.10, eerste en tweede lid
|
|
Artikel 20, vierde lid, onder b, onder ii
|
Artikel 2, tweede lid
|
Artikel 3.3
|
Artikel 3.10, derde lid
|
|
Artikel 20, vierde lid, onder b, onder iii
|
Artikel 2, tweede lid
|
Artikel 3.3
|
Artikel 3.11, eerste lid
|
|
Artikel 20, vierde lid, onder c
|
Artikel 2, tweede lid
|
Artikel 3.3
|
Artikel 3.11, tweede lid
|
|
Artikel 20, vijfde lid
|
Artikel 5
|
|
|
|
Artikel 20, zesde lid
|
Artikel 9a
|
Artikelen 5.5-5.8
|
Artikel 5.1 en 5.2
|
|
Artikel 20, zevende lid
|
Artikel 3b, eerste lid
|
Artikel 4.7, eerste en tweede lid
|
Artikel 4.7
|
|
Artikel 20, achtste lid, eerste paragraaf
|
Artikel 3b, derde lid
|
Artikel 4.9
|
|
|
Artikel 20, achtste lid, tweede paragraaf
|
Artikel 3b, vierde lid
|
Artikel 4.7, derde lid
|
|
|
Artikel 20, negende lid, eerste paragraaf
|
Artikel 3e
|
|
|
|
Artikel 20, negende lid, tweede paragraaf, eerste zin
|
Artikel 17a, eerste lid
|
|
|
|
Artikel 20, negende lid, tweede paragraaf, tweede zin
|
Artikel 17a, tweede lid
|
|
|
|
Artikel 20, negende lid, derde paragraaf
|
Artikel 3b, eerste lid
|
Van deze beleidskeuze wordt geen gebruik gemaakt.
|
|
|
Artikel 20, tiende lid
|
Behoeft geen implementatie
|
|
|
|
Artikel 20, elfde lid, eerste paragraaf
|
Artikel 17a, derde lid
|
|
|
|
Artikel 20, elfde lid, tweede paragraaf
|
Artikel 17a, derde lid
|
|
|
|
Artikel 20, twaalfde lid
|
Behoeft geen implementatie
|
|
|
|
Artikel 20, dertiende lid
|
Artikel 2, eerste lid en 3b, eerste lid
|
Artikel 2.4 en artikel 4.6, tweede lid
|
Artikelen 2.9, derde lid en 4.6, derde lid
|
|
Artikel 21, eerste lid
|
Artikel 2, tweede lid
|
Artikel 3.3
|
Artikel 3.12
|
|
Artikel 21, tweede lid
|
Artikel 2, tweede lid
|
Artikel 3.3
|
Artikel 3.12
|
|
Artikel 21, derde lid
|
Artikel 2, tweede lid
|
Artikel 3.3
|
Artikel 3.12
|
|
Artikel 21, vierde lid
|
Artikel 2, tweede lid
|
Artikel 3.3
|
Artikel 3.12
|
|
Artikel 22, eerste lid
|
Artikel 3b, eerste lid
|
Artikel 4.8
|
Artikel 4.8
|
|
Artikel 22, tweede lid
|
Artikel 3b, tweede lid
|
Artikel 4.9
|
|
|
Artikel 23, eerste lid
|
Artikel 3b, vijfde lid
|
|
|
|
Artikel 23, tweede lid
|
Behoeft geen implementatie
|
|
|
|
Artikel 23, derde lid
|
Artikel 11b van de Tabakswet en Wet op de Economische delicten.
|
Bijlage bij Tabaks- en rookwarenwet
|
|
|
Artikel 23, vierde lid
|
Behoeft geen implementatie
|
|
|
|
Artikel 24, eerste lid
|
Behoeft geen implementatie
|
|
|
|
Artikel 24, tweede lid
|
Van deze beleidskeuze wordt geen gebruik gemaakt.
|
|
|
|
Artikel 24, derde lid
|
Artikel 14, vierde lid
|
|
|
|
Artikel 25
|
Behoeft geen implementatie
|
|
|
|
Artikel 26
|
Behoeft geen implementatie
|
|
|
|
Artikel 27
|
Behoeft geen implementatie
|
|
|
|
Artikel 28
|
Behoeft geen implementatie
|
|
|
|
Artikel 29
|
Behoeft geen implementatie
|
|
|
|
Artikel 30
|
Artikel 19a
|
|
|
|
Artikel 31
|
Behoeft geen implementatie
|
|
|
|
Artikel 32
|
Behoeft geen implementatie
|
|
|
|
Artikel 33
|
Behoeft geen implementatie
|
|
|