Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 17 mei 2016, nr. IENM/BSK-2016/26791, houdende vaststelling van de Subsidieregeling innovaties duurzame binnenvaart (Subsidieregeling innovaties duurzame binnenvaart)

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op de artikelen 2, eerste lid, 4, 8, eerste lid, tweede lid, onderdeel b, 9, 22 en 23, vijfde lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M;

BESLUIT:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

Innovatieraad Binnenvaart:

door het bedrijfsleven ingesteld college van deskundigen uit de binnenvaartsector ten behoeve van het stimuleren van de innovatie in de binnenvaart;

Kaderbesluit:

Kaderbesluit subsidies I en M;

project:

experimenteel ontwikkelingsproject, haalbaarheidsproject gericht op experimentele ontwikkeling, haalbaarheidsproject gericht op industrieel onderzoek, industrieel onderzoeksproject, innovatiecluster- exploitatieproject of innovatiecluster- investeringsproject die aan artikel 2, eerste lid voldoen.

Artikel 2. Doel van de subsidieregeling

Het verstrekken van financiële bijdragen aan de binnenvaartsector ten behoeve van projecten die bijdragen aan de duurzaamheid van de sector door reductie van CO2-, NOx-, PM- emissies en/of methaanslip.

Artikel 3. Subsidiabele projecten en verdeelsleutel

  • 1. De volgende soort projecten zijn subsidiabel indien ze gericht zijn op het gebruik van alternatieve brandstoffen, alternatief motorgebruik, voor- of nabehandelingstechnieken of motormanagement, inrichting en gebruik van het schip ten behoeve van de reductie van CO2-, NOx- en PM-emissies en/of methaanslip bij de voortstuwing van binnenschepen:

    • a. experimenteel ontwikkelingsproject: samenhangend geheel van activiteiten, gericht op het verwerven, combineren, vormgeven of gebruiken van bestaande wetenschappelijke, technische, zakelijke of andere relevante kennis en vaardigheden voor plannen, schema’s of ontwerpen voor nieuwe, gewijzigde of verbeterde producten, procedés of diensten, voor zover deze activiteiten geen routinematige of periodieke wijziging van bestaande producten, procedés of diensten behelzen, zelfs als die wijzigingen verbeteringen kunnen inhouden;

    • b. haalbaarheidsproject gericht op experimentele ontwikkeling: een systematisch opgezette en afgeronde analyse van de technische mogelijkheden voor experimentele ontwikkeling;

    • c. haalbaarheidsproject gericht op industrieel onderzoek:een systematisch opgezette en afgeronde analyse van de technische mogelijkheden voor het uitvoeren van industrieel onderzoek;

    • d. industrieel onderzoeksproject: samenhangend geheel van onderzoeksactiviteiten gericht op het opdoen van nieuwe kennis en vaardigheden met het oog op de ontwikkeling van nieuwe producten, procedés of diensten of om bestaande producten, procedés of diensten aanmerkelijk te verbeteren;

    • e. innovatiecluster-exploitatieproject: samenhangend geheel van activiteiten gericht op het aansturen van een innovatiecluster door de rechtspersoon die het innovatiecluster exploiteert en

    • f. innovatiecluster-investeringsproject: een samenhangend geheel van activiteiten gericht op het opzetten of uitbreiden van een innovatiecluster door de rechtspersoon die het innovatiecluster exploiteert.

  • 2. De Minister kan subsidie verlenen voor projecten op basis van een door de Innovatieraad Binnenvaart schriftelijk opgestelde rangschikking conform de volgende criteria:

    • a. de mate waarin de innovatie generiek toepasbaar is voor binnenvaartschepen van een vergelijkbaar scheepstype of vaarprofiel;

    • b. de mate waarin de innovatie de uitstoot van CO2, NOx, PM en/of methaanslip reduceert, en;

    • c. de mate waarin de innovatie een terugverdieneffect heeft voor degene die haar toepast.

  • 3. Voor elk van de in het eerste lid genoemde criteria is per project een maximum van 10 punten te behalen.

  • 4. Indien twee of meer projecten na de rangschikking op dezelfde plaats in de rangschikking terechtkomen wordt door middel van loting de definitieve plaats in de rangschikking bepaald.

Artikel 4. Subsidieplafond

Voor de subsidie is ten hoogste beschikbaar:

  • a. € 200.000,– in 2016;

  • b. € 200.000,– in 2017.

Artikel 5. Subsidiemaximum en subsidiabele kosten

  • 1. De subsidie bedraagt ten hoogste € 125.000,– per project.

  • 2. De volgende kosten komen voor subsidie in aanmerking:

    • a. 50% van de studiekosten voor haalbaarheidsprojecten gericht op industrieel onderzoek en haalbaarheidsprojecten gericht op experimentele ontwikkeling. Onder studiekosten vallen de volgende posten:

      • loonkosten van direct bij het onderzoek betrokken personeel;

      • kosten van aanschaf van verbruikte materialen en hulpmiddelen, gebaseerd op historische aanschafprijzen;

      • afschrijvingskosten van machines en apparatuur op basis van de technische levensduur naar rato van het gebruik voor het project gedurende de projectperiode, uitgaande van de historische aanschafwaarde verminderd met de restwaarde;

      • huurkosten van machines en apparatuur naar rato van het gebruik voor het project gedurende de projectperiode;

      • aan derden verschuldigde kosten ter zake van studies en onderzoeksactiviteiten en ter zake van de aanschaf van kennis en intellectuele eigendomsrechten alsmede ter zake van bescherming van die rechten.

    • b. 50% van de volgende rechtstreeks aan de uitvoering van het project toe te rekenen kosten voor industriële onderzoeksprojecten en experimentele ontwikkelingsprojecten:

      • 1°. loonkosten van direct bij het project betrokken personeel, waarbij het uurloon wordt berekend aan de hand van het brutoloon: loon in geld, volgens de verzamelloonstaat, ingevolge artikel 7.2 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011, te delen door 1.650 productieve uren, verhoogd met een forfaitair percentage van 20 voor de werkgeverslasten. In geval van een part-time dienstverband wordt het uurloon op voornoemde wijze berekend na omrekening van het brutoloon naar een full-time dienstverband;

      • 2°. een opslag voor algemene kosten van ten hoogste 50 procent van de in het in subonderdeel 1°, bedoelde loonkosten;

      • 3°. kosten van aanschaf van verbruikte materialen en hulpmiddelen, gebaseerd op historische aanschafprijzen;

      • 4°. afschrijvingskosten van machines en apparatuur op basis van de technische levensduur naar rato van het gebruik voor het project gedurende de projectperiode uitgaande van de historische aanschafwaarde verminderd met de restwaarde, met dien verstande dat in geval van lease wordt uitgegaan van de contante waarde van de gedurende de projectperiode betaalde leasetermijnen naar rato van het gebruik van de machines en apparatuur voor het project onder aftrek van de in de leasetermijnen begrepen vergoedingen voor financiering en afschrijving;

      • 5°. huurkosten van machines en apparatuur naar rato van het gebruik voor het project gedurende de projectperiode;

      • 6°. aan derden verschuldigde kosten ter zake van studies en onderzoeksactiviteiten en ter zake van de aanschaf van kennis en intellectuele eigendomsrechten alsmede ter zake van bescherming van die rechten;

    • c. 15% van de kosten voor investering in grond, gebouwen, machines en uitrusting en die betrekking hebben op opleidingsfaciliteiten en onderzoekcentra en open acces-onderzoeksinfrastructuur voor innovatiecluster-investeringsprojecten, en

    • d. 50% van de loon en administratiekosten voor innovatiecluster-exploitatieproject in verband met:

      • 1°. marketing van het cluster om nieuwe ondernemingen aan te trekken die in het cluster deelnemen;

      • 2°. beheer van de open acces-faciliteiten van het cluster;

      • 3°. organisatie van opleidingsprogramma’s, workshops en conferenties om kennisdeling en netwerking tussen de clusterleden te bevorderen.

  • 3. Indien geen loonkosten als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, subonderdeel 1°, worden gemaakt, maar niettemin arbeid ten behoeve van het project wordt verricht, geldt daarvoor een uurtarief van € 35,−. Het bepaalde in subonderdeel 2°, is op dit tarief niet van toepassing.

Artikel 6. Uitvoeringsinstantie

Als uitvoeringsinstantie wordt aangewezen het Expertise- en InnovatieCentrum Binnenvaart van de Stichting Projecten Binnenvaart te Rotterdam. De uitvoeringsinstantie heeft tevens een adviserende rol in de ragschikking van de aanvragen.

Artikel 7. Indiening aanvraag

  • 1. Een aanvraag wordt gericht aan de Minister.

  • 2. De aanvraag voor 2016 moet uiterlijk 1 juni 2016 worden ingediend bij de uitvoeringsinstantie.

  • 3. De aanvraag voor 2017 moet uiterlijk 1 maart 2017 worden ingediend bij de uitvoeringsinstantie.

  • 4. De aanvraag bevat de in artikel 10, vierde lid, van het Kaderbesluit genoemde gegevens en wordt ingediend met gebruikmaking van een volledig ingevuld aanvraagformulier als bedoeld in bijlage 1 van deze subsidieregeling.

Artikel 8. Subsidies van € 25.000,– tot en met € 125.000,–

  • 1. Het verstrekken van subsidies van € 25.000,– tot en met € 125.000,– wordt verstrekt in de vorm van een vast bedrag, dat wordt bepaald op basis van gegevens die worden ingediend bij de aanvraag.

  • 2. De subsidieontvanger is verplicht om aan te tonen aan de hand van een activiteitenverslag dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 3. Het maximaal te verlenen voorschot bedraagt 80 procent van de verleende subsidie.

  • 4. Voor de aanvraag tot een beschikking tot subsidievaststelling wordt gebruik gemaakt van een bij het Expertise- en Innovatiecentrum Binnenvaart verkrijgbaar formulier.

Artikel 9. Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 mei 2016.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2018, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de voor die datum verleende subsidies.

Artikel 10. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling innovaties duurzame binnenvaart.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

BIJLAGE 1 – AANVRAAGFORMULIER

Subsidieregeling innovaties duurzame binnenvaart (IDB)

Stuur het ingevulde formulier met bijlage naar:

EICB/SPB

T.a.v. subsidie innovatie duurzame binnenvaart (IDB)

Kantoor A2.04

Vasteland 78

3011 BL Rotterdam

Meer informatie:

www.eicb.nl/idb

info@eicb.nl

+31 10 7989830

1. Project:
 

Naam van project:

.....

1 optioneel

Eventueel acroniem1 (afkorting beginletters):

.....

2 geef aan of het een:

experimenteel ontwikkelingsproject haalbaarheidsproject gericht op industrieel onderzoek haalbaarheidsproject gericht op experimentele ontwikkeling industrieel onderzoeksproject innovatiecluster-exploitatieproject innovatiecluster-investeringsproject

Soort project2

haalbaarheidsproject gericht op industrieel onderz

Startdatum project:

..-..-..

Verwachte einddatum project:

..-..-..

 

Totale projectkosten:

€ .....

Totaal gevraagde subsidie:

€ .....

Is voor dit project, of voor onderdelen ervan, al subsidie aangevraagd of gekregen?

□ ja, te weten: .....

Subsidiebedrag: € .....

□ nee

 

Zijn voor dit project, of onderdelen ervan, al verplichtingen aangegaan vóór de datum van indienen van de aanvraag

□ ja .....

□ nee

 

Gegevens van de deelnemers vult u in tabel 2.3

Vraagt u subsidie aan voor een samenwerkingsverband?

□ ja ..... vul tabel 2.3 in

□ nee

 
2. Aanvrager/Penvoerder

Bij een samenwerkingsverband dient u tevens de gegevens van overige aanvrager(s) in het samenwerkingsverband te vermelden. Gebruik hiervoor de invulvelden bij onderdeel 2

Naam organisatie:

.....

Afdeling/vakgroep:

.....

Postadres:

.....

Postcode:

.....

Plaats:

.....

Land:

.....

Bezoekadres:

.....

 

Postcode:

.....

Plaats:

.....

 

Land:

.....

 

Bankrekeningnummer:

.....

Bank:

.....

 

Inschrijfnummer KvK:

.....

 

Jaar van inschrijving:

.....

Rechtsvorm:

.....

3 Als uw organisatie BTW-vrijgesteld is, kunt u de te betalen BTW zien als kosten, omdat deze BTW niet verrekend kan worden. De te betalen BTW is zodoende subsidiabel

4 Met de MKB-toets kunt u bepalen of de penvoerder c.q. aanvrager voldoet aan de MKB-definitie zoals bedoeld in de regeling

Uw organisatie is3:

□ BTW-plichtig

□ BTW-vrijgesteld

 

Uw organisatie is een:

□ MKB4

□ anders, namelijk .....

□ onderzoeksorganisatie

 

Is voor uw organisatie een verzoek tot surseance van betaling, tot faillissement, of tot het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling ingediend?

□ ja

Toelichting:

□ nee

2.1 Contactpersoon aanvrager:

Vul hier de contactgegevens van de penvoerder c.q. aanvrager in. Indien er sprake is van een intermediair die de correspondentie voert, vul dan op de volgende pagina de contactgegevens van de intermediair in

Naam:

.....

□ Dhr. □ Mw.

Titel(s):

.....

Functie:

.....

Telefoon:

.....

Fax:

.....

E-mail adres:

.....

Mobiel:

.....

2.2 Contactgegevens intermediair:

Alleen invullen als de correspondentie via een intermediair loopt. Voeg in dat geval wel een machtiging toe, waarin de intermediair door aanvrager is gemachtigd tot het voeren van de correspondentie

Naam organisatie:

.....

Postadres:

.....

Postcode:

.....

Plaats:

.....

Naam:

.....

□ Dhr. □ Mw.

Titel(s):

.....

Functie:

.....

Telefoon:

.....

Fax:

.....

E-mail adres:

.....

Mobiel:

.....

2.3 Overige aanvragers:

Vul in indien er sprake is van een samenwerkingsverband

Met de MKB-toets kunt u bepalen of de overige aanvragers voldoen aan de MKB-definitie zoals bedoeld in de regeling

.....

Naam

MKB

Aanvrager 2:

.....

Aanvrager 3:

.....

Aanvrager 4:

.....

Aanvrager 5:

.....

Aanvrager 6:

.....

Aanvrager 7:

.....

3. Ondertekening:

Deze persoon dient namens de penvoerder c.q. aanvrager tekenbevoegd te zijn

Naam:

.....

Functie:

.....

Organisatie:

.....

Datum:

..-..-..

Plaats:

.....

Handtekening:

 
4. Verplichte Bijlagen:

Uw aanvraag is pas compleet en kan in behandeling genomen worden als alle voor uw aanvraag van toepassing zijnde bijlagen bijgevoegd zijn

Op www.eicb.nl/idb

vindt u een compleet overzicht van en toelichting bij de benodigde bijlagen

□ Bijlage 1: Projectplan

□ Bijlage 2: Projectbegroting

□ Bijlage 3: Openbare samenvatting

□ Bijlage 4: Document waarin de technische haalbaarheid aannemelijk wordt gemaakt.

□ Bijlage 5: Gegevens van eventuele overige projectpartners

 

□ Bijlage 6: Samenwerkingscontract

TOELICHTING

Algemeen

Met deze subsidieregeling wordt het Subsidieprogramma innovaties duurzame binnenvaart (het subsidieprogramma), dat op 1 juli 2015 is vervallen, nieuw leven ingeblazen. Aanpassingen zijn verricht om de regeling te laten actualiseren.

Beleidsoverwegingen

De binnenvaart moet schoner gaan opereren om ook in de toekomst een duurzaam antwoord te kunnen geven op de logistieke behoeften op mondiale, Europese en nationale schaal. Het antwoord hierop kan worden gevonden in innovaties.

Het tot stand brengen van innovaties is in beginsel de verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven zelf. Bedrijven en kennisinstellingen zullen moeten investeren in onderzoek en ontwikkelingsactiviteiten om hun concurrentiepositie te behouden en te versterken. Daarnaast zijn innovaties noodzakelijk om tegemoet te kunnen komen aan de strengere regelgeving die op internationaal niveau voor maatschappelijke waarden als duurzaamheid wordt afgesproken.

Het is de ambitie van het kabinet om een goed innovatieklimaat te scheppen voor de binnenvaart, waarin kennisontwikkeling en onderwijs belangrijke pijlers zijn. Met het op 1 juli 2015 vervallen subsidieprogramma gaf het kabinet financiële steun aan projecten die in de markt kansrijk waren en beantwoordden aan de beleidsmatige doelstellingen van het programma. De evaluatie van het subsidieprogramma is positief. Daaruit blijkt dat er voldoende belangstelling is voor deze subsidieregeling en dat deze subsidieregeling een stimulerend effect heeft op met name relatief kleinschalige projecten over alternatieve oplossingen. De reden daarvoor is de laagdrempelige opzet van de aanvraagfase en verantwoording en de hoogte van subsidiebedragen. De meerwaarde hiervan is dat de binnenvaartsector inzicht krijgt in de effectiviteit van deze alternatieve oplossingen. In de evaluatie wordt aanbevolen om de focus op emissiereductie in een eventuele vervolgregeling vast te houden. Daarnaast is het systeem van rapportage en monitoring positief beoordeeld. Een verzwaring van de rapportageverplichting zou de administratieve lasten verzwaren en de regeling onaantrekkelijk kunnen maken voor kleinere projecten.

Doelstelling en uitvoeringsinstantie

Deze subsidieregeling is gericht op duurzame innovatieve toepassingen die betrekking hebben op de machinekamer, de inrichting en het gebruik van het schip met als doel de CO2-, NOx-, PM- emissies en uitstoot van methaanslip te reduceren.

De subsidieregeling zal worden uitgevoerd door het Expertise- en Innovatie Centrum Binnenvaart (EICB). Het EICB, onderdeel van de Stichting Projecten Binnenvaart, dat expertise op het terrein van binnenvaart opbouwt en toegankelijk maken en innovatie in de binnenvaart structureel verankert. Het EICB is een brede vertegenwoordiging van de belangenorganisaties van binnenvaart.

Administratieve lasten voor het bedrijfsleven

De administratieve lasten voor de aanvragende bedrijven kunnen als volgt worden becijferd. Voor de aanvragers zullen de administratieve lasten naar schatting per aanvraag 20 uur * € 50 bedragen. Uitgaande van naar verwachting tien tot 25 aanvragen zullen de totale geschatte administratieve lasten voor het bedrijfsleven derhalve € 10.000,– tot € 25.000,– bedragen. Voor burgers zijn er geen administratieve lasten.

Risicoanalyse

Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft voor de vorige periode van de regeling een risicoanalyse uitgevoerd teneinde een verantwoorde en juiste besteding van de gelden te waarborgen. Hieruit bleken geen bezwaren tegen de invulling van deze regeling. Deze regeling blaast nieuw leven in het Subsidieprogramma. De bepalingen die in deze regeling zijn opgenomen, komen overeen met de bepalingen in het subsidieprogramma. De bepalingen zijn slechts geactualiseerd om aan te sluiten aan de Kaderwet en het Kaderbesluit. Er is ook geen informatie die aanleiding geeft tot het maken van een nieuwe risicoanalyse. Een nieuwe risicoanalyse wordt om die redenen niet noodzakelijk bevonden.

Vaste verandermomenten

Op grond van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten treden ministeriële regelingen in werking met ingang van 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober. Bekendmaking geschiedt uiterlijk twee maanden voor inwerkingtreding. In deze regeling wordt afgeweken van de vaste verandermoment en wordt ook een kortere invoeringstermijn dan twee maanden aangehouden op grond van de uitzonderingsmogelijkheid dat uitstel van deze subsidieregeling tot grote financiële nadelen voor de doelgroep van de bijdrage zou leiden.

Artikelsgewijs

Artikel 3

De verdeling van de subsidiegelden vindt plaats via een rankingsysteem waarbij de Innovatieraad Binnenvaart, een door het gezamenlijke bedrijfsleven van de binnenvaart aangesteld college van innovatiedeskundigen, de aangemelde projecten rangschikt in de volgorde naar de mate waarin deze projecten voldoen aan de drie genoemde criteria: generieke toepasbaarheid, uitstootreductie en terugverdienend vermogen. Indien twee of meer projecten gelijk eindigen in de rangschikking wordt de onderlinge volgorde nader bepaald door loting.

Artikel 5

In het tweede lid zijn per type project de subsidiabele kosten vermeld met de daarvoor maximaal te verkrijgen subsidie. De genoemde percentages sluiten aan bij de percentages in de Algemene groepsvrijstellingsverordening (Pb EU, L 187).

Artikelen 6 en 7

De organisatorische en administratieve uitvoering van de subsidieregeling geschiedt door het EICB. Het aanvragen van de subsidie is mogelijk met het aanvraagformulier dat als bijlage 1 bij de subsidieregeling is opgenomen, dat verkrijgbaar is bij het EICB te Rotterdam en ook via de website van het EICB. De aanvraag bevat de in artikel 10, vierde lid, van het Kaderbesluit genoemde gegevens en wordt ingediend door middel van een volledig ingevuld aanvraagformulier. Het EICB registreert de ingediende formulieren en organiseert de bijeenkomsten van de Innovatieraad Binnenvaart waarop de rangschikking van de projecten plaatsvindt. Het EICB is belast met de uitvoering van deze regeling; de voorbereiding van het instellen van de innovatieraad; de promotie van het programma op internet en in de gedrukte media; het instellen van een (digitaal)loket waar aanvragen voor subsidies en aanvragen voor de vaststelling daarvan gestandaardiseerd kunnen worden ingediend; het management, de secretariële en de boekhoudkundige ondersteuning van dit programma; het beoordelen van projectvoorstellen en begeleiden van goedgekeurde voorstellen.

Artikel 8

Kenmerkend voor subsidies van minder dan € 25.000,00 is dat een vast bedrag (lump sum) wordt verstrekt en dat de subsidieontvanger in beginsel niet eigener beweging verantwoording hoeft af te leggen aan de subsidieverstrekker. Controle na de vaststelling is wel mogelijk en kan in situaties zoals beschreven in art 4:49 Awb tot terugvordering leiden. Een subsidie kan worden verstrekt voorafgaand aan of na afloop van de subsidiabele activiteiten. Indien de activiteiten nog niet hebben plaatsgevonden kan meteen subsidievaststelling plaatsvinden. De toepassing van deze mogelijkheid is dan onder meer afhankelijk van een risicoafweging vooraf door de subsidieverstrekker, omdat na de vaststelling geen verantwoording meer mag worden gevraagd. Dit kan bijvoorbeeld worden toegepast wanneer het risico laag wordt ingeschat. Indien subsidie na afloop van de activiteiten wordt verstrekt worden de bewijsstukken van de activiteiten direct met de aanvraag meegestuurd. In dit geval kan ook gevraagd worden om opgave van het totaal van de kosten. Dit kan van belang zijn voor subsidies waarvoor maximaal toegestane EU-steunpercentages gelden die niet overschreden mogen worden. Omdat in deze regeling geen bijzondere regels ten aanzien van subsidies van minder dan € 25.000 worden gesteld, is er geen artikel over de subsidieverlening en -vaststelling voor deze categorie.

Voor de subsidies van € 25.000,– tot en met € 125.000,- wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid om met voorschotten te werken en is er conform artikel 23, vijfde lid, van het Kaderbesluit een maximale percentage van 80% voor de voorschot opgenomen. Kenmerkend voor subsidies van € 25.000,– tot € 125.000,– is dat een vast bedrag (lump sum) of een vast bedrag per prestatie-eenheid wordt verstrekt. Daarbij moet de subsidieontvanger standaard aantonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn uitgevoerd. De verantwoording geschiedt over de uitgevoerde activiteiten door middel van een activiteitenverslag. Op basis van een risicoanalyse kan ik besluiten om een controle ter plekke uit te voeren. Er wordt geen bijkomende financiële verantwoording en geen door een accountant opgesteld stuk gevraagd. De vaststelling van subsidies van € 25.000,– tot en met € 125.000,– geschiedt op aanvraag conform de artikelen 24 en 25 van het Kaderbesluit. Wanneer niet kan worden aangetoond dat de gesubsidieerde activiteiten voldoende zijn uitgevoerd of dat voldoende aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan, zal de subsidie op een lager bedrag of op nihil worden vastgesteld. Voor de aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt gebruik gemaakt van een bij het EICB verkrijgbaar formulier, waarin is te lezen welke bescheiden met de aanvraag moeten worden meegestuurd.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Naar boven