Actualisering beoordelingsplicht milieu-effectrapportage met betrekking tot het project voor een revisievergunning activiteit inrichting voor het houden van nertsen op het perceel Kapelweg 6 te Bergeijk (artikel 7.2 Wet milieubeheer)

Logo Bergeijk

Onderwerp

Op 22 mei 2015 is een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend voor een omgevingsvergunning. De aanvraag betreft de volgende activiteiten: bouwen, binnenplanse afwijking bestemmingsplan, uitvoeren van een werk (aanleggen) en milieu (inrichting) voor het houden van 13.000 nertsen (moederdieren met bijbehorende jongen) (revisievergunning artikel 2.6 Wabo).

Op 13 maart 2012 is een m.e.r.-beoordelingsbesluit genomen inhoudende dat voor de activiteit geen MER opgesteld behoeft te worden.

Nadien is het project gewijzigd. Ook op grond van tijdsverloop en mede naar aanleiding van zienswijzen ingediend tegen de 1e ontwerp-omgevingsvergunning die in 2015 ter inzage heeft gelegen, heeft het college besloten het m.e.r. beoordelingsbesluit d.d. 13 maart 2012 te actualiseren.

Criteria

Artikel 7.2 Wm stelt dat er activiteiten zijn waarvoor een m.e.r.-beoordelingsprocedure moet worden doorlopen. Voor deze activiteiten geldt dat het bevoegd gezag, het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het voorbereiden dan wel vaststellen van het betreffende besluit, moet beoordelen of deze activiteiten belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben.

Bij overschrijding van het aantal dieren genoemd in tabel D van de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage (drempelwaarden) moet een milieu-effectrapport worden gemaakt. De inrichting waar de aanvraag betrekking op heeft, leidt niet tot een overschrijding van de drempelwaarden van onderdeel D van de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage. Ondanks dat moet toch worden beoordeeld of de activiteit mogelijk belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu heeft.

De vraag of een milieu effectrapportage kan worden geëist, moet worden beoordeeld aan de hand van de in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieu-effectbeoordeling aangegeven criteria die betrekking hebben op:

  • 1.

    de kenmerken van de activiteit én de samenhang met de andere activiteiten ter plaatse;

  • 2.

    de plaats waar de activiteit plaatsvindt;

  • 3.

    de kenmerken van de belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu die de activiteit kan hebben. Aan de hand van deze criteria en op basis van de beschikbare gegevens kan het volgende worden opgemerkt.

Project en beschikbare stukken

Van toepassing zijn de stukken en beoordeling behorende bij het m.e.r.-beoordelingsbesluit d.d. 13 maart 2012. Voor het (geactualiseerde) project is bij besluit van 21 januari 2016 een Natuurbeschermingswetvergunning verleend.

Met betrekking tot het te beoordelen project baseert het college zich op de bescheiden die beschikbaar zijn en genoemd in de ontwerp-beschikking omgevingsvergunning d.d. 26 april 2016. Kortheidshalve wordt verwezen naar dit document.

Meer in het bijzonder heeft het college zich gebaseerd op de volgende stukken:

  • 1.

    toelichting gevolgen afwijkingen op het besluit MER d.d. 22 mei 2015;

  • 2.

    reactie op zienswijze 4 V2 (betreft reactie op zienswijze m.b.t. m.e.r. beoordelingsbesluit) d.d. 24 maart 2016;

  • 3.

    het advies van de GGD d.d. 18 april 2016.

Aan de geldende wet- en regelgeving wordt voldaan ruimschoots voldaan. Zie ook de overwegingen in de concept-ontwerp-vergunning d.d. heden en het daarbij gevoegde beoordelingsverslag. Daaruit blijkt uit een oogpunt van zorgvuldigheid ook extra aandacht is geschonken aan het aspect volksgezondheid door dienaangaande een advies te vragen aan de GGD. Uit het advies van de GGD blijkt dat aan de inrichting geen gezondheidsrisico’s verbonden zijn die zouden moeten leiden tot het weigeren van de vergunning.

Door het toepassen van vergaande technieken wordt bewerkstelligd dat de inrichting in zijn geheel voldoet aan BBT.

De uitbreiding vindt plaats binnen het huidige bouwblok. Er zijn geen planologisch aspecten die de gevraagde uitbreiding in de weg staan.

Voor de gevraagde activiteit is bij de provincie Noord-Brabant een Natuurbeschermingswetvergunning aangevraagd en op 21 januari 2016 verleend.

In de directe omgeving zijn, gelet op de uitbreiding binnen de inrichting en de daarmee samenhangende emissies, geen belangrijke nadelige gevolgen te verwachten.

Beoordeling

Op basis van de nieuwe stukken en actuele inzichten is beoordeeld of gelet op de criteria zoals bedoeld in de Wet milieubeheer en het Besluit milieu-effectrapportage de conclusie dat geen MER opgesteld behoeft te worden, nog van toepassing is.

Uit de stukken blijkt dat de omstandigheden waaronder het project zal worden ondernomen, niet tot zodanige milieugevolgen leidt dat het opstellen van een milieueffectrapport noodzakelijk is.

De stukken leveren voldoende inzicht om de gevolgen van de inrichting voor het milieu te kunnen beoordelen.

Geconcludeerd wordt dat op basis van deze inzichten realisering van het project onder de geschetste omstandigheden en de in acht te nemen voorwaarden, er geen sprake is van zodanige nadelige milieugevolgen dat het opstellen van een milieu-effectrapport zoals bedoeld in de Wet milieubeheer, noodzakelijk is.

Besluit

Ook voor de gewijzigde opzet voor realisering van het project nertsenhouderij op de kapelweg 6 te Bergeijk, is het opstellen van een MER niet vereist.

Bezwaar of beroep

Het nemen van een m.e.r.-beoordelingsbesluit is niet vatbaar voor bezwaar of beroep. Degenen die het niet eens zijn met het besluit d.d. 13 maart 2012 en/of onderhavig besluit, kunnen daartegen bezwaar maken in het kader van de procedure voor de omgevingsvergunning voor onderhavig project.

Bergeijk, 26 april 2016

Burgemeester en wethouders van Bergeijk,

W.A.C.M. Wouters

Secretaris

A. Callewaert–de Groot

Burgemeester

Naar boven