Regeling van de Minister van Economische Zaken van 22 april 2016, nr. WJZ/16045094, houdende wijziging van de Regeling nationale EZ-subsidies en de Regeling openstelling EZ-subsidies 2016 in verband met subsidie voor verbetering van de telecommunicatievoorzieningen in Caribisch Nederland

De Minister van Economische Zaken;

Gelet op de artikelen 2, tweede lid, 4, 5, 15, 16, 17, eerste lid, 19, tweede lid, 23, eerste lid, 25, 34, eerste lid, 44, 50, vierde en zevende lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

Na hoofdstuk 4 van de Regeling nationale EZ-subsidies wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 4A. TELECOMMUNICATIE

TITEL 4A.1. VERBETERING TELECOMMUNICATIEVOORZIENINGEN CARIBISCH NEDERLAND

Artikel 4a.1.1. Begripsomschrijvingen

In deze titel wordt verstaan onder:

eindgebruiker:

natuurlijke persoon of rechtspersoon die van een openbare elektronische communicatiedienst gebruik maakt of wil gaan maken en die niet tevens openbare elektronische communicatienetwerken of openbare elektronische communicatiediensten aanbiedt;

telecommunicatie:

iedere overdracht, uitzending of ontvangst van gegevens van welke aard ook door middel van kabels, langs radio-elektrische weg of door middel van optische of andere elektromagnetische systemen;

telecommunicatie-infrastructuur:

een stelsel van inrichtingen met daarbij behorende middelen, bestemd voor telecommunicatie die, geheel of gedeeltelijk, openbare gronden overschrijdt, welk stelsel is begrensd door daartoe behorende aansluitpunten en met inbegrip van de aansluitingen op telecommunicatie-inrichtingen buitenslands.

Artikel 4a.1.2. Subsidieaanvraag

De minister kan op aanvraag subsidie verstrekken aan een onderneming of een samenwerkingsverband van ondernemingen voor een project dat ten goede komt aan de eindgebruikers in de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius of Saba en gericht is op het:

  • a. opwaarderen van een mobiel telecommunicatienetwerk naar een hogere technologische standaard;

  • b. verbeteren van de capaciteit van de telecommunicatie-infrastructuur;

  • c. verbeteren van robuustheid of redundantie van onderdelen van de telecommunicatie-infrastructuur om uitval te voorkomen;

  • d. realiseren van telecommunicatievoorzieningen ten behoeve van voorzieningen in het algemeen belang, waaronder in ieder geval gezondheidszorg en onderwijs.

Artikel 4a.1.3. Subsidiabele kosten

De volgende kosten komen in aanmerking voor subsidie:

  • a. de kosten voor bouw, verwerving, inrichting of verbetering van onroerende zaken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het project, bedoeld in artikel 4a.1.2 en de instandhouding daarvan;

  • b. de kosten voor de aanschaf van apparatuur die noodzakelijk is voor de uitvoering van het project, bedoeld in artikel 4a.1.2 en de aanleg daarvan;

  • c. loonkosten van het personeel van de subsidieontvanger dat betrokken is bij de activiteiten, bedoeld in de onderdelen a en b.

Artikel 4a.1.4. Hoogte subsidie

De subsidie bedraagt 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 300.000,– per project.

Artikel 4a.1.5. Verdeling van het subsidieplafond

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 4a.1.6. Start- en realisatietermijn
  • 1. Met de uitvoering van de op grond van deze titel gesubsidieerde activiteiten wordt gestart binnen drie maanden na de datum van subsidieverlening.

  • 2. De activiteiten, bedoeld in artikel 4a.1.2, vinden plaats binnen twaalf maanden na aanvang van deze activiteiten.

Artikel 4a.1.7. Afwijzingsgronden
  • 1. De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:

    • a. het project na afloop van de termijn, bedoeld in artikel 4a.1.6, tweede lid, niet zelfstandig kan functioneren;

    • b. aan de aanvrager geen concessie is verleend als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet telecommunicatievoorzieningen BES;

    • c. de aanvrager niet heeft voldaan aan het bij of krachtens artikel 7, vijfde lid of artikel 31, eerste lid, van de Wet telecommunicatievoorzieningen BES bepaalde;

    • d. het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd niet voldoende bijdraagt aan realisatie van de doelen, genoemd in artikel 4a.1.2;

    • e. de kwaliteit van het projectplan onvoldoende is;

    • f. de aanvrager op het moment van indiening van de aanvraag in staat is het project zonder subsidie rendabel te maken;

    • g. de aanvrager eerder op grond van deze titel subsidie heeft ontvangen.

  • 2. De minister kan afwijzend beslissen op een aanvraag indien de aanvrager niet voldoet aan de bij of krachtens de Wet telecommunicatievoorzieningen BES gestelde voorschriften, anders dan bedoeld in het eerste lid.

Artikel 4a.1.8. Informatieverplichtingen
  • 1. Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 4a.1.2 bevat in ieder geval:

    • a. gegevens over de aanvrager, waaronder het nummer waaronder de onderneming geregistreerd is bij de Kamer van Koophandel en Nijverheid, bedoeld in de Wet op de Kamers van Koophandel en Nijverheid BES, het post- en bezoekadres en het rekeningnummer;

    • b. gegevens over de contactpersoon bij de aanvrager, waaronder de naam, het telefoonnummer en het e-mailadres;

    • c. een projectplan;

    • d. een projectbegroting;

    • e. een financiële onderbouwing waaruit blijkt dat de aanvrager op het moment van indiening van de aanvraag niet in staat is het project zonder subsidie rendabel te maken.

  • 2. De aanvraag voor de vaststelling van een subsidie die krachtens deze titel is verleend bevat in ieder geval:

    • a. gegevens over de aanvrager, waaronder de naam van de aanvrager en het door de minister verstrekte referentienummer;

    • b. de omvang van de vast te stellen subsidie;

    • c. de kerngegevens voor de onderbouwing van de subsidievaststelling;

    • d. de datum waarop met de uitvoering van de op grond van deze titel gesubsidieerde activiteiten is gestart.

  • 3. In afwijking van artikel 50, tweede lid, onderdeel c, van het besluit, behoeft, indien de subsidie € 125.000 of meer bedraagt, het verzoek om subsidievaststelling niet vergezeld te gaan van een controleverklaring.

  • 4. De aanvragen, bedoeld in het eerste en tweede lid, zijn in de Nederlandse taal gesteld.

Artikel 4a.1.9. Administratie

Voor subsidies die € 125.000 of meer bedragen geldt, in afwijking van artikel 38, eerste lid, van het besluit, niet de verplichting van dat artikellid, maar de verplichting van artikel 38, derde lid, van het besluit.

Artikel 4a.1.10. Staatssteun

De subsidie bevat geen staatssteun.

Artikel 4a.1.11. Vervaltermijn

Dit hoofdstuk vervalt met ingang van 1 januari 2019 met dien verstande dat deze van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn verleend.

ARTIKEL II

In de tabel van artikel 1, tweede lid, van de Regeling openstelling EZ-subsidies 2016 wordt na de rij met titel 4.8 de volgende rij ingevoegd:

Titel 4a.1: Verbetering telecommunicatievoorzieningen Caribisch Nederland

4a.1.2

   

01-07-2016 t/m 31-12-2016

€ 1.700.000

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2016.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 22 april 2016

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

TOELICHTING

Algemeen deel

1. Doel en aanleiding

Met deze wijziging van de Regeling nationale EZ-subsidies wordt een subsidie geïntroduceerd ten behoeve van de verbetering van de telecommunicatievoorzieningen in Caribisch Nederland.

Voor de minister van Economische Zaken heeft het bevorderen van de economische ontwikkelingen in Caribisch Nederland prioriteit. Telecommunicatie is een van de aandachtsvelden die hieronder valt. Het niveau van telecomvoorzieningen verdient nog steeds aandacht. Het ministerie van Economische Zaken richt zich daarom op de verdere ontwikkeling van de kwaliteit, beschikbaarheid, betaalbaarheid en continuïteit van ICT- en telecommunicatie(netwerken).

Om een goede telecommunicatie-infrastructuur in Caribisch Nederland te realiseren, zijn voor die markt, gelet op de (zeer) beperkte omvang, relatief grote investeringen nodig. Een gerichte subsidieregeling biedt een stimulans om directe investeringen te kunnen plegen. Daarbij worden tegelijkertijd de belangen van zowel de telecommunicatiesector als de eindgebruikers van Caribisch Nederland goed gediend.

Agentschap Telecom (hierna: het agentschap) voert als onderdeel van het ministerie van Economische Zaken formeel het toezicht uit op de telecommunicatiesector in Caribisch Nederland. Voor de feitelijke uitvoering van zijn taken, is het agentschap een convenant aangegaan met de bestaande lokale uitvoerder en toezichthouder Bureau Telecommunicatie & Post, gevestigd te Curaçao. Door lokale kennis over de lokale wetgeving en lokale partijen aan te vullen met de Nederlandse kennis over telecom, konden synergie-effecten worden gecreëerd en additionele kosten van de transitie worden beperkt. Door deze constructie en de efficiënte samenwerking, heeft het agentschap de totale kosten voor de inspanningen lager kunnen houden dan de totale inkomsten. Voorts zijn door het toegenomen gebruik van telecommunicatie in Caribisch Nederland, de inkomsten voor het agentschap gestegen. Deze inkomsten worden onder meer verworven door het bij marktpartijen in rekening brengen van vergoedingen voor frequenties. Om deze reden zijn de vergoedingen die marktpartijen verschuldigd zijn op grond van de Regeling vergoeding telecommunicatievoorzieningen Agentschap Telecom BES 2015 en de Regeling vergoedingen telecommunicatieconcessies Agentschap Telecom BES 2015 voor 2016 verlaagd. Desondanks is een financieel tegoed ontstaan, ten aanzien waarvan besloten is dit ten goede te laten komen aan de lokale eindgebruikers. Hiervoor is de onderhavige subsidieregeling opgesteld. Deze regeling biedt de mogelijkheid om partijen te bewegen de verlaging aan te wenden voor verbetering van de dienstverlening en verlaging van de kosten voor de eindgebruikers. Met het terug laten vloeien van gelden aan marktpartijen is deze sturingsmogelijkheid er alleen zeer impliciet. Overigens betekent dit nog steeds dat eindgebruikers voor het gebruik van de dienstverlening moeten betalen.

De subsidieregeling past binnen het beleid van de minister van Economische Zaken dat gericht is op het creëren van de randvoorwaarden waarbinnen initiatieven van marktpartijen – in het geval van dit subsidie instrument dienen marktpartijen tevens concessiehouders te zijn – bijdragen aan verbetering van telecommunicatievoorzieningen in Caribisch Nederland. Gerichte subsidiëring van goede marktvoorstellen om deze voorzieningen te verbeteren is hiervoor een passend instrument. Dit subsidieinstrument kent geen voorganger.

2. De regeling

2.1 Subsidie

In de Regeling nationale EZ-subsidies (hierna: de regeling) wordt een titel opgenomen op grond waarvan subsidie kan worden verstrekt ter verbetering van de telecommunicatievoorzieningen in Caribisch Nederland. Op grond van artikel 4a.1.2 kan de minister subsidie verstrekken aan een onderneming of een samenwerkingsverband van ondernemingen voor een project dat ten goede komt aan de eindgebruikers in de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius of Saba en de telecommunicatie daar verbetert. Met eindgebruikers worden natuurlijke personen of rechtspersonen bedoeld die van openbare elektronische communicatiediensten gebruik maken. Het project moet gericht zijn op één van de volgende doelstellingen:

  • opwaarderen van een mobiel telecommunicatienetwerk naar een hogere technologische standaard;

  • verbeteren van de capaciteit van de telecommunicatie-infrastructuur;

  • verbeteren van de robuustheid of redundantie van onderdelen van de telecommunicatie-infrastructuur om uitval te voorkomen;

  • realiseren van telecommunicatievoorzieningen ten behoeve van voorzieningen in het algemeen belang, waaronder gezondheidszorg en onderwijs.

Teneinde een juiste economische investeringsprikkel te houden moeten aanvragers van projecten waarvoor subsidie wordt aangevraagd ook gedeeltelijk zelf mee financieren. Daarmee wordt geborgd dat kosten en opbrengsten efficiënt worden afgewogen. Van de totale kosten van het project komen slechts de in artikel 4a.1.3 bedoelde subsidiabele kosten voor subsidie in aanmerking. De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 300.000,– per project (artikel 4a.1.4).

In artikel 4a.1.7 is opgenomen in welke gevallen subsidieaanvragen afgewezen (kunnen) worden.

De subsidieontvanger start het project binnen drie maanden na de datum van subsidieverlening. Het project moet binnen twaalf maanden na aanvang daarvan zijn afgerond. Deze verplichtingen zijn opgenomen in artikel 4a.1.6.

2.2 Openstelling en subsidieplafond

In de Regeling openstelling EZ-subsidies 2016 worden de openstelling en het subsidieplafond opgenomen. De onderhavige subsidie wordt per 1 juli 2016 opengesteld waarbij de openstellingstermijn tot 31 december 2016 loopt. Hiervoor is een budget van € 1.700.000,– beschikbaar. Overigens bestaat thans het voornemen om de module ook voor de eerste helft van 2017 open te stellen.

3. Uitvoering

De subsidieaanvraag kan worden ingediend bij het Agentschap Telecom. De aanvraag kan worden gedaan door een onderneming of, indien de subsidie wordt aangevraagd voor een samenwerkingsverband van ondernemingen, door een penvoerder die namens dit samenwerkingsverband optreedt. Op een subsidieaanvraag wordt op grond van artikel 26 van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies (hierna: het kaderbesluit) uiterlijk 8 weken na ontvangst van de volledige aanvraag een besluit genomen. Daarbij wordt het subsidieplafond verdeeld op volgorde van binnenkomst van aanvragen (artikel 4a.1.5.)

De minister van Economische Zaken verstrekt per kwartaal een voorschot op de verleende subsidie, waarbij het eerste voorschot binnen twee weken na aanvang van de gesubsidieerde activiteiten wordt verstrekt. De Minister kan besluiten de subsidie in te trekken indien:

  • de ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en deze gegevens zouden hebben geleid tot een ander besluit omtrent de subsidieverstrekking;

  • het project niet (langer) voldoet aan de hierboven geformuleerde doelstellingen;

  • de ontvanger na opschorting van het voorschot nog steeds niet voldoet aan de randvoorwaarden;

  • verleende voorschotten worden besteed aan een ander doel dan waarvoor verleend.

Indien de Minister heeft besloten de subsidie in te trekken, zijn reeds verstrekte voorschotten onverschuldigd betaald. Een en ander is opgenomen in de artikelen 45 en 46 van het kaderbesluit.

Een project moet zijn afgerond binnen twaalf maanden na aanvang van het project (artikel 4a.1.6, tweede lid). Op grond van artikel 50 van het kaderbesluit dient de subsidieontvanger binnen dertien weken na het tijdstip waarop het project moet zijn afgerond een aanvraag tot subsidievaststelling in. De beschikking tot subsidievaststelling wordt vervolgens gegeven binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag of nadat deze termijn van dertien weken is verstreken en er geen aanvraag tot subsidievaststelling is ontvangen.

Gelet op het eenmalige karakter van de subsidieverstrekking én het feit dat het project wordt gemonitord, vindt evaluatie achteraf niet plaats.

4. Regeldruk

Tot de Nederlandse burgers horen ook die van Caribisch Nederland, maar in de kwantificering van regeldrukeffecten is hun aandeel met 23.000 inwoners gewoonlijk verwaarloosbaar. De kwantitatieve effecten van maatregelen voor Caribisch Nederland worden om die reden buiten beschouwing gelaten. Dit ook vanwege het ontbreken van een nulmeting.

5. Staatssteun

Caribisch Nederland wordt, evenals de Caribische landen binnen het Koninkrijk, vanuit Europeesrechtelijk perspectief gekwalificeerd als landen en gebieden overzee (LGO). Voor de LGO geldt op grond van het LGO-besluit (Besluit 2013/755/EU van de Raad van 25 november 2013 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie PbEU 2013, L 344) een apart regime. De LGO maken geen deel uit van de interne Europese markt. Dit brengt onder meer met zich dat voor de LGO de staatssteunregels niet gelden. Dat betekent dat de staatssteunregels dus ook niet voor Caribisch Nederland gelden. Dit is alleen anders als er subsidie vanuit Nederland wordt verstrekt voor ondernemingen in Caribisch Nederland voor zover dit gevolgen kan hebben voor de Europese interne markt.

In geval er met staatsmiddelen een subsidie wordt verstrekt aan ondernemingen in Caribisch Nederland, levert dat alleen staatssteun op als de bevoordeelde onderneming ook binnen een lidstaat van de Europese Unie actief is en als de bevoordeling langs die weg tot potentiële concurrentievervalsing kan leiden of mogelijk invloed heeft op de handel tussen landen in de interne Europese markt. Dit kan onder omstandigheden het geval zijn bij ondernemingen die ook binnen de Europese Unie opereren.

Onderhavige subsidie wordt alleen verstrekt aan ondernemingen die tevens concessiehouder zijn als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet telecommunicatievoorzieningen BES. De huidige concessiehouders die telecommunicatiediensten aanbieden in Caribisch Nederland, opereren niet op de interne markt. Op het moment dat in de toekomst mogelijk aan andere ondernemingen dan de huidige concessiehouders concessie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet telecommunicatievoorzieningen BES zouden worden verleend en door deze partijen bovendien een subsidieaanvraag op grond van onderhavige subsidiemodule wordt gedaan, kan door Agentschap Telecom bij het beoordelen van de subsidieaanvraag bezien worden of er effect kan zijn op de handel tussen landen in de interne Europese markt. Bovendien mag de subsidie alleen worden gebruikt voor de verbetering van telecommunicatievoorzieningen in Caribisch Nederland.

Artikelsgewijs

Artikel I

Met artikel I van de regeling wordt een nieuw hoofdstuk voor subsidies op het terrein van telecommunicatie in de Regeling nationale EZ-subsidies ingevoegd. Anders dan gebruikelijk in de reeds bestaande hoofdstukken van de Regeling nationale EZ-subsidies, is in dit hoofdstuk geen titel opgenomen waarin algemene, voor iedere titel van dit hoofdstuk geldende, bepalingen zijn opgenomen. Dit omdat de subsidiemodule voor verbetering van de telecommunicatievoorzieningen in Caribisch Nederland de enige subsidiemodule op het terrein van telecommunicatie is en niet verwacht wordt dat er een andere subsidiemodule op dit terrein tot stand zal komen. Waar nodig worden de nieuw toegevoegde artikelen hierna toegelicht.

Artikel 4a.1.1

Dit artikel bevat enkele begripsomschrijvingen. Met betrekking tot deze begripsomschrijvingen is aansluiting gezocht bij de Wet telecommunicatievoorzieningen BES. Dit is de wet die de voorschriften bevat voor telecommunicatie in Caribisch Nederland.

Artikel 4a.1.2

Op grond van artikel 2 van de Kaderwet EZ-subsidies kan de minister krachtens ministeriële regeling subsidie verstrekken op – onder meer – het terrein van telecommunicatie. In artikel 4a.1.2 is de bevoegdheid van de minister neergelegd om subsidie te verstrekken voor projecten die tot doel hebben de telecommunicatievoorzieningen in Caribisch Nederland te verbeteren.

Artikel 4.1.3

In dit artikel is opgenomen welke kosten voor subsidie in aanmerking komen. Dit betreft ten eerste de kosten voor de bouw, verwerving, inrichting of verbetering van onroerende zaken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het project en de instandhouding van deze onroerende zaken. Daarnaast komen ook de kosten voor de aanschaf van apparatuur die noodzakelijk is voor de uitvoering van het project en de aanleg van deze apparatuur voor subsidie in aanmerking. Tot slot betreft dit de loonkosten van het personeel van de subsidieontvanger dat betrokken is bij de hiervoor genoemde activiteiten.

Artikel 4a.1.5

In artikel 4a.1.5 is de wijze van verdeling van het subsidieplafond geregeld. Dit gebeurt op volgorde van binnenkomst van de aanvragen. Een aanvraag geldt als binnengekomen op het moment waarop de aanvraag volledig is. Door de keuze van de wijze van verdeling van het subsidieplafond is tevens geregeld dat de termijn waarbinnen de minister een beschikking afgeeft overeenkomstig artikel 26 van het kaderbesluit 8 weken is.

Artikel 4.1.7

In dit artikel is opgenomen in welke gevallen de minister afwijzend op een subsidieaanvraag (kan) beslissen.

De minister besluit afwijzend op een aanvraag indien:

  • het project na afloop van de realisatietermijn niet zelfstandig, dus zonder subsidie, kan blijven functioneren;

  • de aanvrager geen verzorger is van telecommunicatie in Caribisch Nederland waarvoor aan hem een zogenoemde concessie is verleend;

  • de aanvrager vergoedingen aan de minister verschuldigd is op grond van de

Regeling vergoeding telecommunicatievoorzieningen Agentschap Telecom BES 2015 of de Regeling vergoedingen telecommunicatieconcessies Agentschap Telecom BES 2015;

  • het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd in onvoldoende mate bijdraagt aan realisatie van de doelstellingen die zijn opgenomen in artikel 4a.1.2.;

  • de kwaliteit van het ingediende projectplan onvoldoende is;

  • het project op het moment van indiening van de aanvraag zonder subsidie ook al rendabel is voor de aanvrager;

  • de aanvrager op grond van deze titel al eerder subsidie heeft gekregen voor een project om de telecommunicatievoorzieningen in Caribisch Nederland te verbeteren.

Daarnaast kan de minister afwijzend op een aanvraag besluiten indien de aanvrager niet voldoet aan andere dan hiervoor genoemde voorschriften die op grond van de Wet telecommunicatievoorzieningen BES voor hem gelden. Hierbij kan gedacht worden aan overtredingen van de concessievoorschriften.

Artikel 4a.1.8

Een subsidie moet op grond van artikel 19, eerste lid van het kaderbesluit aangevraagd worden met gebruikmaking van een middel dat door de minister beschikbaar gesteld wordt. Dit geldt ook voor de aanvraag tot subsidievaststelling. In artikel 4a.1.8, eerste lid, zijn de gegevens opgenomen die ten minste moeten worden aangeleverd bij de subsidieaanvraag. Het tweede lid van dit artikel betreft een vergelijkbare bepaling voor de aanvraag tot subsidievaststelling. Een aanvraag tot subsidievaststelling dient ingevolge artikel 50, tweede lid, onderdeel b, van het kaderbesluit normaal gesproken vergezeld te gaan van een accountantsverklaring. Voor deze subsidie wordt van dit vereiste afgezien. Dit is opgenomen in het derde lid van artikel 4a.1.8.

Artikel 4a.1.9

Er is gekozen om een vereenvoudigde administratieverplichting op te leggen. Dit heeft tot gevolg dat de subsidieontvanger tot vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling moet beschikken over de gegevens die nodig zijn om aan te tonen dat de subsidiabele activiteiten zijn verricht.

Artikel 4a.1.11

Met het opnemen van een vervaltermijn wordt recht gedaan aan artikel 24a, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001. Hierin is geregeld dat een subsidieregeling dient te vervallen binnen vijf jaar na inwerkingtreding. Overigens vervalt op 1 januari 2019 het hele hoofdstuk 4a en niet, zoals gebruikelijk, alleen de titel waarin de subsidiemodule is opgenomen. Reden hiervoor is dat het niet waarschijnlijk is dat er andere subsidiemodules op het terrein van telecommunicatie tot stand worden gebracht.

Artikel II

Met artikel II wordt de Regeling openstelling EZ-subsidies 2016 gewijzigd. In deze regeling worden het subsidieplafond en openstellingstermijn voor de subsidie verbetering van de telecommunicatievoorzieningen in Caribisch Nederland opgenomen.

Artikel III

Dit artikel regelt de inwerkingtreding. De regeling treedt in werking op 1 juli 2016 en is ten minste twee maanden voor deze datum gepubliceerd. Hiermee wordt voldaan aan het beleid inzake vaste verandermomenten voor regelgeving.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven