Regeling van de Minister van Economische Zaken van 15 april 2016, nr. WJZ/16056990, houdende vaststelling van de aanvraag- en veilingprocedure voor vergunning voor frequentieruimte ten behoeve van digitale omroep (digitale ethertelevisie)

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 8, 9 en 10 van het Frequentiebesluit 2013;

Besluit:

Paragraaf 1 Algemeen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister:

Minister van Economische Zaken;

b. aanvrager:

degene die een aanvraag heeft ingediend;

c. deelnemer:

aanvrager die toegelaten is tot de veiling;

d. bod:

een bieding, uitgebracht via het elektronisch veilingsysteem van de minister en bevestigd door middel van dit elektronisch veilingsysteem;

e. digitale ethertelevisie:

digitale televisie, gedistribueerd via een omroepzender als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Mediawet 2008;

f. vergunning:

vergunning voor digitale ethertelevisie als omschreven in de bijlagen van het besluit van de minister 15 april 2016, nr. 7188783, inzake het besluit om de vergunning voor digitale omroep (digitale ethertelevisie) te veilen en de voorschriften en beperkingen vast te stellen die aan de vergunning zullen worden verbonden;

g. vergunninghouder:

de houder van een vergunning voor digitale ethertelevisie;

h. rente:

de volgens actual/360 berekende rente op basis van de door de Europese Centrale Bank vastgestelde Euro Overnight Index Average, minus 100 basispunten, met een minimum van 0%.

Paragraaf 2 Vergunning voor digitale ethertelevisie

Artikel 2

Ingevolge het besluit van de minister van 15 april 2016, nr. 7188783, inzake het besluit om de vergunning voor digitale omroep (digitale ethertelevisie) te veilen en de voorschriften en beperkingen vast te stellen die aan de vergunning zullen worden verbonden is er één vergunning voor digitale ethertelevisie beschikbaar om door middel van een veiling te worden verdeeld.

Paragraaf 3 Vergunningaanvraag en zekerheidsstelling

Artikel 3

  • 1. Degene die voor een vergunning als bedoeld in artikel 2 in aanmerking wil komen, dient een aanvraag in.

  • 2. Een aanvraag wordt in de periode van 25 april 2016 tot 17 mei 2016 om 14.00 uur per aangetekende post ontvangen dan wel door middel van persoonlijke overhandiging ingediend op het volgende adres en met de volgende adressering:

    Agentschap Telecom

    Ter attentie van: Projectteam uitgifte vergunning digitale televisie

    Emmasingel 1

    9726 AH Groningen

  • 3. Bij persoonlijke overhandiging van de aanvraag wordt een bewijs van ontvangst afgegeven dat is voorzien van datum en tijdstip van ontvangst en ondertekening.

  • 4. In de aanvraag worden de namen vermeld van ten minste één en ten hoogste vier natuurlijke personen, die ieder voor zich zelfstandig bevoegd zijn om namens de aanvrager handelingen te verrichten gedurende de veiling en die daartoe beschikken over een rechtsgeldige en toereikende volmacht.

  • 5. De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het in bijlage I opgenomen model en gaat vergezeld van de in dit model genoemde gegevens en bescheiden.

  • 6. De aanvraag is in de Nederlandse taal gesteld.

  • 7. Met de gegevens en bescheiden, bedoeld in het vijfde lid, worden gelijkgesteld zodanige gegevens en bescheiden, opgesteld krachtens het recht van een van de andere lidstaten van de Europese Unie of een van de andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

  • 8. De gegevens en bescheiden, bedoeld in het zevende lid, mogen in afwijking van het zesde lid, in een van de officiële talen van de Europese Unie of Europese Economische Ruimte worden gesteld. In dat geval worden die gegevens en bescheiden vergezeld van een Nederlandse vertaling van die gegevens en bescheiden.

Artikel 4

Indien niet voldaan is aan artikel 3, tweede lid, wijst de minister de aanvraag af.

Artikel 5

  • 1. Indien de aanvraag niet is afgewezen op grond van artikel 4 en de aanvrager niet heeft voldaan aan een van de in artikel 3, vierde tot en met zesde en achtste lid, en artikel 7, derde lid, gestelde eisen, deelt de minister dit de aanvrager mee en stelt de minister de aanvrager in de gelegenheid het verzuim te herstellen.

  • 2. De aanvrager heeft gedurende zes werkdagen, te rekenen vanaf de dag na dagtekening van de mededeling, bedoeld in het eerste lid, de gelegenheid het verzuim te herstellen.

  • 3. De gegevens of bescheiden ten behoeve van het verzuimherstel worden per aangetekende post ontvangen dan wel door middel van persoonlijke overhandiging ingediend op het adres, genoemd in artikel 3, tweede lid, binnen de in het tweede lid bedoelde termijn, met dien verstande dat de ontvangst geschiedt vóór 14.00 uur.

  • 4. Artikel 3, derde lid, is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat als datum en tijdstip van ontvangst gelden de datum en het tijdstip waarop het verzuim overeenkomstig het derde lid is hersteld.

  • 5. Indien het verzuim niet binnen de termijn, bedoeld in het tweede en het derde lid, en op de wijze, vermeld in het derde lid, is hersteld of indien na herstel niet wordt voldaan aan de in artikel 3, vierde tot en met zesde, en achtste lid, en artikel 7, derde lid, gestelde eisen, kan de minister besluiten de aanvraag overeenkomstig artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht niet te behandelen.

Artikel 6

  • 1. De aanvrager is een privaatrechtelijke rechtspersoon naar Nederlands recht of het equivalent daarvan naar het recht van een van de overige lidstaten van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en heeft zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of zijn hoofdvestiging binnen de Europese Economische Ruimte.

  • 2. De aanvrager voldoet voorts aan de volgende eisen:

    • a. de aanvrager verkeert niet in staat van faillissement of liquidatie, noch is door de aanvrager faillissement aangevraagd, en

    • b. de aanvrager is geen surseance van betaling verleend, noch is door de aanvrager surseance van betaling aangevraagd.

  • 3. Met de eisen, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a en b, worden gelijkgesteld zodanige eisen volgens het recht van een van de andere lidstaten van de Europese Unie of een van de andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

  • 4. Binnen drie weken na het tijdstip, bedoeld in artikel 3, tweede lid, stelt de minister vast of de aanvrager wiens aanvraag in behandeling is genomen, voldoet aan de eisen, bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 5. Indien uit de aanvraag niet blijkt dat aan de eisen, bedoeld in het eerste en tweede lid, is voldaan, wijst de minister de aanvraag af.

Artikel 7

  • 1. Een aanvrager verstrekt als zekerheid voor de betaling van het bod en teneinde te borgen dat de vergunning wordt verleend aan een financieel bestendige vergunninghouder een waarborgsom of een bankgarantie ter grootte van € 1.000.000.

  • 2. De zekerheid wordt verstrekt voor de periode tot:

    • a. in geval van afwijzing van de aanvraag, het tijdstip van de afwijzing;

    • b. in geval van niet in behandeling nemen van de aanvraag, het tijdstip van het besluit om de aanvraag niet te behandelen;

    • c. in geval van toewijzing van de aanvraag, het tijdstip waarop het bod als bedoeld in artikel 20, derde lid, volledig is betaald.

  • 3. Een aanvrager zorgt ervoor dat binnen de in artikel 3, tweede lid, bedoelde periode:

    • a. de waarborgsom is ontvangen op bankrekeningnummer 705001199, IBAN: NL41INGB0705001199, BIC: INGBNL2A, ten name van Ministerie van Economische Zaken, Agentschap Telecom, Afdeling Finance & Control, onder vermelding van veiling vergunning digitale ethertelevisie, of

    • b. de bankgarantie, verstrekt volgens het model, bedoeld in bijlage II, is ontvangen op het in artikel 3, tweede lid, genoemde adres.

Artikel 8

  • 1. Een aanvrager verklaart door middel van een door hem ondertekende verklaring overeenkomstig bijlage III bij deze regeling dat hij zich voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft onthouden van afspraken of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die afbreuk doen of kunnen doen aan de mededinging in het kader van de veilingprocedure en zich na het indienen van de aanvraag zal onthouden van het maken van dergelijke afspraken of het verrichten van dergelijke gedragingen.

  • 2. De minister kan een aanvraag afwijzen als naar zijn oordeel aannemelijk is dat de aanvrager afspraken heeft gemaakt of onderling afgestemde feitelijke gedragingen heeft verricht die afbreuk doen of kunnen doen of gedaan hebben of gedaan kunnen hebben aan de mededinging in het kader van de veilingprocedure.

Paragraaf 4 Vaststelling eventuele schaarste

Artikel 9

  • 1. Indien de minister op grond van artikel 6, vierde lid, vaststelt dat, uitgezonderd de aanvragers waarvan de aanvraag is geweigerd op grond van artikel 6, vijfde lid, dan wel is afgewezen op grond van artikel 3.18 van de wet, slechts één aanvrager voldoet aan de eisen, gesteld in artikel 6, vindt de veiling niet plaats en wordt de vergunning aan de betreffende aanvrager verleend.

  • 2. Indien de minister op grond van artikel 6, vierde lid, vaststelt dat, uitgezonderd de aanvragers waarvan de aanvraag is geweigerd op grond van artikel 6, vijfde lid, dan wel is afgewezen op grond van artikel 3.18 van de wet, meerdere aanvragers voldoen aan de eisen, gesteld in artikel 6, wordt de vergunning geveild.

Artikel 10

  • 1. Indien na toepassing van artikel 9 de noodzaak van veilen is komen vast te staan, deelt de minister de desbetreffende aanvragers dit schriftelijk mede.

  • 2. Bij de mededeling, bedoeld in het eerste lid, wordt aan de deelnemers tevens bekendgemaakt hoeveel deelnemers er in totaal zijn.

Paragraaf 5 De veiling

Artikel 11

  • 1. De veiling vindt plaats via internet, met behulp van een elektronisch veilingsysteem, en geschiedt door middel van een klokveiling, waarbij de minister de rondeprijzen bepaalt en de deelnemer de keuze heeft om voor de door de minister vastgestelde rondeprijs een bod uit te brengen op de vergunning.

  • 2. Biedingen worden uitsluitend uitgebracht door middel van het elektronisch veilingsysteem.

  • 3. Andere communicatie vindt plaats via het elektronisch veilingsysteem dan wel telefonisch of per e-mail, waarbij de deelnemer bereikbaar is op het door hem in zijn aanvraag opgegeven telefoonnummer en e-mailadres en de minister bereikbaar is op het telefoonnummer en e-mailadres bedoeld in artikel 12, onderdeel c.

  • 4. De veiling wordt uitsluitend op werkdagen gehouden.

  • 5. De minister leidt de veiling en draagt zorg voor een goed verloop van de veiling.

Artikel 12

De minister deelt een deelnemer uiterlijk twee weken voor de aanvang van de veiling schriftelijk mee:

  • a. de datum, de aanvangstijd en de duur van de eerste biedronde;

  • b. de voor de veiling benodigde programmatuur;

  • c. het telefoonnummer en het e-mailadres waarop de minister bereikbaar is;

  • d. de combinatie van een inlogcode en wachtwoord van de deelnemer;

  • e. het certificaat om in te kunnen loggen, en

  • f. het internetadres waarop de deelnemer inlogt teneinde aan de veiling deel te nemen.

Artikel 13

  • 1. Een deelnemer, inbegrepen diegene die een deelnemer ten behoeve van de veiling bijstaat, onthoudt zich van afspraken of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die afbreuk doen of kunnen doen aan de mededinging in het kader van de veilingprocedure.

  • 2. De minister kan de veiling stopzetten of opschorten indien naar zijn oordeel sprake is van afspraken of gedragingen in strijd met het eerste lid.

  • 3. De minister kan een deelnemer die naar het oordeel van de minister in strijd handelt met het eerste lid van deelname of van verdere deelname aan de veiling uitsluiten.

  • 4. Indien een deelnemer in strijd heeft gehandeld met het eerste lid, kan de minister:

    • a. de uitkomst van een of meer biedronden ongeldig verklaren, of

    • b. besluiten dat een of meer biedronden opnieuw moeten worden gehouden.

Artikel 14

  • 1. De minister bepaalt wanneer de biedronden van de veiling plaatsvinden en de duur van die biedronden.

  • 2. Een deelnemer is onvoorwaardelijk en onherroepelijk aan zijn bod gebonden.

Artikel 15

  • 1. Indien een deelnemer in een biedronde of verlengde biedronde, bedoeld in artikel 17, eerste lid, geen bod uitbrengt, is de betreffende deelnemer, onverminderd artikel 21, niet gerechtigd in de volgende biedronden een bod uit te brengen.

  • 2. Indien de veiling wordt opgeschort krachtens artikel 17, vijfde lid, kan de minister besluiten dat:

    • a. alle biedingen uitgebracht in die ronde vervallen, tenzij alle nog actieve deelnemers reeds een bod in die ronde hebben uitgebracht, of

    • b. de laatste biedronde opnieuw wordt gehouden.

Artikel 16

Een deelnemer brengt per biedronde maximaal één bod uit.

Artikel 17

  • 1. Indien een deelnemer een biedronde laat verstrijken zonder dat hij een bod uitbrengt wordt die biedronde voor die deelnemer eenmalig van rechtswege verlengd met een termijn van 30 minuten.

  • 2. Een verlenging als bedoeld in het eerste lid vindt in ten hoogste twee biedronden plaats, niet meegerekend biedronden die op grond van artikel 13, vierde lid, onderdeel b, of artikel 15, tweede lid, onderdeel b, of artikel 21, tweede lid, opnieuw worden gehouden.

  • 3. Een op grond van het eerste lid verlengde biedronde is afgelopen zodra:

    • a. alle deelnemers wiens biedronde is verlengd, een bod hebben uitgebracht, of

    • b. de verlengde biedronde voor een deelnemer is verstreken.

  • 4. De minister deelt in het geval, bedoeld in het eerste lid, zo spoedig mogelijk aan alle deelnemers mee dat de biedronde ten behoeve van een of meer deelnemers is verlengd.

  • 5. De minister kan de veiling opschorten indien zich naar zijn oordeel bijzondere omstandigheden voordoen buiten de beïnvloedingssfeer van de minister of de deelnemers dan wel technische problemen optreden waardoor de veiling tijdelijk geen doorgang kan vinden. Een dergelijke omstandigheid of probleem wordt door een deelnemer onverwijld maar uiterlijk binnen 10 minuten na afloop van een biedronde of verlengde biedronde per telefoon gemeld aan de minister.

  • 6. Indien er technische problemen optreden bij een deelnemer, kan de minister verlangen dat biedingen worden uitgebracht door middel van een computer die de minister ter beschikking stelt op een door hem te bepalen locatie.

Artikel 18

  • 1. De minister deelt elke deelnemer zo spoedig mogelijk na het einde van een biedronde mee:

    • a. zijn bod in de vorige biedronde;

    • b. de rondeprijs die in de volgende biedronde geldt;

    • c. de aanvangstijd en de duur van de volgende biedronde;

    • d. het aantal deelnemers nog actief in de veiling waarbij de identiteit van de overige deelnemers geheim blijft, en

    • e. zijn verlengingsmogelijkheden in de volgende biedronde.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, onder b, c, d, en e, wordt geen informatie over een volgende biedronde gegeven indien de biedronde op grond van artikel 20, eerste lid, definitief eindigt.

Artikel 19

  • 1. De prijs in de eerste biedronde is € 0,–.

  • 2. De minister bepaalt de rondeprijs in de tweede biedronde.

  • 3. In de derde en volgende biedronden verhoogt de minister de rondeprijs zodanig dat de verhoging van de rondeprijs in een biedronde ten hoogste 100% is ten opzichte van de rondeprijs in de daaraan voorafgaande ronde.

  • 4. Indien dit naar het oordeel van de minister nodig is voor een evenwichtige vraagontwikkeling of een efficiënt verloop van de veiling kan hij afwijken van het derde lid.

Artikel 20

  • 1. De laatste biedronde is de eerste biedronde waarin één geldig bod is uitgebracht.

  • 2. De deelnemer die het in het eerste lid bedoelde bod heeft uitgebracht wint de vergunning tegen de prijs van de laatste biedronde.

  • 3. Het in het eerste lid bedoeld bod is het winnende bod.

Artikel 21

  • 1. Indien in een biedronde geen bod is uitgebracht, komt deze laatste biedronde te vervallen.

  • 2. De biedronde wordt opnieuw gehouden, waarbij de minister de rondeprijs in deze biedronde vaststelt op een bedrag hoger dan de rondeprijs in de laatste ronde waarin tenminste twee biedingen zijn uitgebracht, maar lager dan de rondeprijs in de laatste biedronde waarin geen bod is uitgebracht.

  • 3. Aan de biedronde, bedoeld in het tweede lid, nemen uitsluitend die deelnemers deel die een bod hebben uitgebracht in de laatste biedronde waarin twee of meer biedingen zijn uitgebracht.

  • 4. Op deze biedrondes zijn de artikelen 19, derde en vierde lid, en 20 van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 6 Vergunningverlening

Artikel 22

  • 1. Met toepassing van artikel 20 wordt de vergunning verleend aan de deelnemer met het winnende bod. Het door de betreffende deelnemer voor de vergunning verschuldigde bedrag is gelijk aan de van toepassing zijnde rondeprijs die gold in de ronde waarin zijn winnende bod is uitgebracht. De minister deelt alle deelnemers mee aan wie de vergunning wordt verleend.

  • 2. De minister wijst de overige aanvragen af.

  • 3. Uiterlijk twee weken nadat de mededeling, bedoeld in het eerste lid, is gedaan:

    • a. stort de minister de waarborgsom van de aanvrager aan wie geen vergunning wordt verleend, terug;

    • b. stuurt de minister aan de bank van iedere aanvrager aan wie geen vergunning wordt verleend en die ter zekerheidstelling een bankgarantie heeft overgelegd, een schriftelijke verklaring dat de bankgarantie vervalt. Een kopie van voornoemde verklaring stuurt de minister aan de aanvrager.

  • 4. De deelnemer aan wie de vergunning wordt verleend, betaalt het door hem verschuldigde bedrag binnen twee weken nadat de vergunning aan hem is verleend op de wijze die is bepaald in zijn vergunning.

  • 5. Indien de deelnemer aan wie een vergunning is verleend een bankgarantie heeft verstrekt, stuurt de minister, zodra het voor de vergunning verschuldigde bedrag is ontvangen, een schriftelijke verklaring dat de bankgarantie vervalt aan de bank van die deelnemer. Een kopie van voornoemde verklaring stuurt de minister aan de deelnemer. Indien het verschuldigde bedrag niet binnen de gestelde termijn is ontvangen, kan de minister de bankgarantie voor de betaling ervan aanwenden.

  • 6. Indien de deelnemer aan wie een vergunning is verleend een waarborgsom heeft gestort wordt de waarborgsom aangewend voor de betaling van het voor de vergunning verschuldigde bedrag, bedoeld in het eerste lid, met dien verstande dat:

    • a. indien de waarborgsom van een deelnemer minder dan het voor de vergunning verschuldigde bedrag bedraagt, die deelnemer het restant van het verschuldigde bedrag betaalt overeenkomstig het vierde lid, en

    • b. indien de waarborgsom van een deelnemer meer dan het voor de vergunning verschuldigde bedrag bedraagt, het bedrag van de waarborgsom dat resteert, aan die deelnemer wordt teruggestort uiterlijk twee weken nadat de mededeling, bedoeld in het eerste lid, is gedaan.

  • 7. De minister vergoedt de rente over de gestorte waarborgsom vanaf de dag waarop hij de waarborgsom heeft ontvangen op het bankrekeningnummer, genoemd in artikel 7, derde lid, onder a, met dien verstande dat de rente wordt vergoed tot en met de dag:

    • a. voorafgaand aan de dag waarop de waarborgsom door de minister wordt teruggestort: voor de deelnemer aan wie geen vergunning wordt verleend, of

    • b. waarop de mededeling, bedoeld in het eerste lid, is gedaan: voor de deelnemer aan wie de vergunning wordt verleend, met dien verstande dat er alleen rente wordt betaald over het door de deelnemer gestorte bedrag.

  • 8. De minister vergoedt voorts aan een deelnemer van wie de waarborgsom meer bedraagt dan het voor de vergunning verschuldigde bedrag, rente over het restant, bedoeld in het zesde lid, onderdeel b, over de periode vanaf de dag na de dag dat de mededeling, bedoeld in het eerste lid, is gedaan tot en met de dag voorafgaand aan de dag waarop de waarborgsom door de minister wordt teruggestort, met dien verstande dat alleen rente wordt betaald over dat restant.

  • 9. De minister stort de rente, bedoeld in het zevende en achtste lid, terug op dezelfde dag waarop hij de waarborgsom of het bedrag dat resteert van de waarborgsom, terugstort.

Paragraaf 7 Slotbepalingen

Artikel 23

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 24

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling aanvraag- en veilingprocedure voor vergunning voor frequentieruimte ten behoeve van digitale omroep (digitale ethertelevisie).

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 15 april 2016

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

BIJLAGE I MODEL AANVRAAG VERGUNNING ALS BEDOELD IN ARTIKEL 3, VIJFDE LID, VAN DE REGELING AANVRAAG- EN VEILINGPROCEDURE VOOR VERGUNNING VOOR FREQUENTIERUIMTE TEN BEHOEVE VAN DIGITALE OMROEP (DIGITALE ETHERTELEVISIE)

– Model aanvraagformulier –

Onderdeel A

A.1. Algemeen

Statutaire naam aanvrager: .....

Nummer van inschrijving in het handelsregister of daarmee vergelijkbaar register: .....

Land van inschrijving in het handelsregister of daarmee vergelijkbaar register: .....

Beherende instantie van het handelsregister of daarmee vergelijkbaar register: ....

E-mailadres: .....

Telefoonnummer waarop de vertegenwoordigingsbevoegde tijdens de veiling bereikbaar is: .....

Recent uittreksel uit het handelsregister

  • Een recent uittreksel, niet ouder dan een maand gerekend vanaf de datum van indiening van de aanvraag, van het handelsregister of daarmee vergelijkbaar register is bijgevoegd.

A.2. Vertegenwoordigingsbevoegdheid

Opgave van degene(n) die bevoegd zijn (is) om de aanvrager rechtsgeldig te vertegenwoordigen in verband met deze aanvraag en alle handelingen gedurende de veilingprocedure, met opgave van eventuele beperkingen met betrekking tot die vertegenwoordigingsbevoegdheid:

  • A.2.1 Functionaris 1

    Naam: .....

    Volledige voornamen: .....

    Functie bij aanvrager: .....

    Soort identiteitsbewijs: .....

    Nummer identiteitsbewijs: .....

    Vertegenwoordigingsbevoegdheid: .....

    Opgave van beperkingen van bevoegdheid: ....

    Bevoegdheid en beperkingen blijken uit: .....

    Handtekening: .....

  • A.2.2 Functionaris 2

    Naam: .....

    Volledige voornamen: .....

    Functie bij aanvrager: .....

    Soort identiteitsbewijs: .....

    Nummer identiteitsbewijs: .....

    Vertegenwoordigingsbevoegdheid: .....

    Opgave van beperkingen van bevoegdheid: .....

    Bevoegdheid en beperkingen blijken uit: ....

    Handtekening .....

  • A.2.3 Functionaris 3

    Naam: .....

    Volledige voornamen: .....

    Functie bij aanvrager: .....

    Soort identiteitsbewijs: .....

    Nummer identiteitsbewijs: .....

    Vertegenwoordigingsbevoegdheid: .....

    Opgave van beperkingen van bevoegdheid: .....

    Bevoegdheid en beperkingen blijken uit: .....

    Handtekening .....

  • A.2.4 Functionaris 4

    Naam: .....

    Volledige voornamen: .....

    Functie bij aanvrager: .....

    Soort identiteitsbewijs: .....

    Nummer identiteitsbewijs: .....

    Vertegenwoordigingsbevoegdheid: .....

    Opgave van beperkingen van bevoegdheid: .....

    Bevoegdheid en beperkingen blijken uit: .....

    Handtekening .....

Indien de vertegenwoordigingsbevoegdheid niet blijkt uit het handelsregister of een daarmee vergelijkbaar register, maar uit een volmacht, moet een kopie van de volmacht worden bijgevoegd.

A.3. Schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Regeling aanvraag- en veilingprocedure voor vergunning voor frequentieruimte ten behoeve van digitale omroep (digitale ethertelevisie)
  • Ondertekende schriftelijke verklaring is bijgevoegd.

A.4. Schriftelijke verklaring omtrent de juistheid van gegevens
  • A.4.1 De aanvrager is een rechtspersoon, opgericht in overeenstemming met het recht van een van de lidstaten van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en heeft zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of zijn hoofdvestiging binnen de Europese Economische Ruimte.

  • A.4.2 De aanvrager is wel/niet* ontbonden.

  • A.4.3 De aanvrager is wel/niet* failliet verklaard.

  • A.4.4 De aanvrager heeft wel/niet* eigen aangifte tot faillissement gedaan.

  • A.4.5 Een verzoek tot faillissement van de aanvrager is wel/niet* ingediend.

  • A.4.6 Aan de aanvrager is wel/geen* surseance van betaling verleend.

  • A.4.7 De aanvrager heeft wel/geen* aanvraag tot surseance van betaling gedaan.

* Doorhalen wat niet van toepassing is.

Verklaring notaris

Ondergetekende, notaris te .....(plaatsnaam)

Verklaart, zonder voorbehoud, dat:

  • (i) de informatie die in deze aanvraag is verstrekt onder A.1, A.2, A.4.1, A.4.2, A.4.3 en A.4.6 door hem is geverifieerd en juist en volledig is bevonden;

  • (ii) dat de informatie die in deze aanvraag is verstrekt onder A.4.4, A.4.5 en A.4.7 door hem naar beste kunnen is geverifieerd en naar zijn oordeel juist en volledig is;

  • (iii) de personen genoemd bij A.2 door hem/haar zijn geïdentificeerd in persoon, volgens de regels van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, ten behoeve van de minister, ten bewijze waarvan een kopie van het identiteitsbewijs aan de hand waarvan verificatie van de identiteit heeft plaatsgevonden hierbij wordt gevoegd, en dat die personen in zijn bijzijn zijn/haar handtekening heeft geplaatst bij A.2.

Naam: .....

Plaats: .....

Datum: ....

Handtekening .....

De verklaring van de notaris mag desgewenst door middel van een bijlage worden verstrekt.

Onderdeel B

Vergunningen waarop de aanvraag betrekking heeft

Ik vraag de vergunning voor digitale ethertelevisie aan.

Bestuurdersverklaring

Ondergetekende verklaart dat de informatie die in deze aanvraag is verstrekt juist en volledig is.

Naam: ....

Plaats: .....

Datum: .....

Handtekening .....

BIJLAGE II MODEL BANKGARANTIE ALS BEDOELD IN ARTIKEL 7, DERDE LID, ONDER B, VAN DE REGELING AANVRAAG- EN VEILINGPROCEDURE VOOR VERGUNNING VOOR FREQUENTIERUIMTE TEN BEHOEVE VAN DIGITALE OMROEP (DIGITALE ETHERTELEVISIE)

– Model bankgarantie –

  • I. De ondergetekende .... (naam van een bank die is gevestigd in een van de lidstaten van de Europese Unie of in een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte)*, gevestigd te ...., mede kantoorhoudende te ....., hierna te noemen: ‘de Bank’;

    In aanmerking nemende:

    • A. dat artikel 3.13, eerste lid, van de Telecommunicatiewet bepaalt dat voor het gebruik van frequentieruimte een vergunning is vereist van de Minister van Economische Zaken (hierna: ‘de Minister’);

    • B. dat .......... (naam aanvrager), rechtspersoon naar .......... (het recht van een van de lidstaten van de Europese Unie of van een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte) recht, waarvan de zetel is gevestigd te .........., kantoorhoudende te .........., hierna te noemen: ‘de Aanvrager’, voornemens is een bieding in de veiling uit te brengen teneinde een vergunning als bedoeld in artikel 3.13, eerste lid, van de Telecommunicatiewet te verwerven voor commerciële digitale ethertelevisie;

    • C. dat de Minister met betrekking tot de verlening van een vergunning regels heeft gesteld. Deze regels zijn vastgelegd in de Regeling aanvraag- en veilingprocedure voor vergunning voor frequentieruimte ten behoeve van digitale omroep (digitale ethertelevisie) (hierna; de Regeling);

    • D. dat degene die een aanvraag om de voornoemde vergunning indient op grond van artikel 7 van de Regeling verplicht is voor de vergunning een zekerheid te verschaffen door een waarborgsom ter grootte van € 1.000.000 te storten dan wel voor dat bedrag een bankgarantie te verstrekken. Deze zekerheid heeft een looptijd tot, in geval van afwijzing van de aanvraag, het tijdstip van die afwijzing of tot, in geval van toewijzing van de aanvraag, het tijdstip waarop het bod volledig is betaald;

    • E. dat de Aanvrager op grond hiervan is gehouden een waarborgsom te storten of een bankgarantie te doen stellen ter zekerheid van al hetgeen de Aanvrager ter zekerheid verschuldigd is, hierna te noemen: ‘de Vordering’, aan de Staat der Nederlanden, rechtspersoon naar Nederlands recht, waarvan de statutaire zetel is gevestigd te ’s-Gravenhage, hierna te noemen: ‘de Staat’;

    • F. dat de Aanvrager de Bank heeft verzocht een onherroepelijke en onafhankelijke bankgarantie te stellen ten behoeve van de Staat, welke op eerste verzoek van de Staat betaalbaar is;

  • II. Verbindt zich tot het navolgende:

    • 1. De Bank stelt zich bij wijze van zelfstandige verbintenis tot een bedrag van € 1.000.000 (zegge: één miljoen euro), onherroepelijk garant jegens de Staat voor de betaling van al hetgeen de Staat blijkens een schriftelijke verklaring van de Staat ter zake van de Vordering van de Aanvrager te vorderen heeft, aldus dat de Bank zich verbindt het gevorderde bedrag als eigen verplichting aan de Staat te voldoen.

    • 2. De Bank verbindt zich om als eigen schuld op eerste verzoek en op de enkele schriftelijke mededeling van de Staat zonder overlegging van enig ander document of opgaaf van redenen te verlangen, aan de Staat te voldoen het bedrag dat de Staat verklaart ter zake van de Vordering van de Aanvrager te vorderen te hebben, met dien verstande dat de Bank nimmer gehouden is aan de Staat meer te voldoen dan het hiervoor vermelde maximumbedrag.

    • 3. Deelberoepen onder deze bankgarantie zijn mogelijk. Het maximumbedrag van deze bankgarantie wordt met een bedrag gelijk met dat van elk deelberoep verlaagd.

    • 4. Deze bankgarantie vervalt na ontvangst door de Bank van een per aangetekende brief gezonden schriftelijke verklaring van de Staat dat de bankgarantie vervalt en in ieder geval één jaar na datum van ondertekening van deze garantie, tenzij de Bank ten minste één maand voor de einddatum van de garantie per aangetekende brief een schriftelijke verklaring van of namens de Minister heeft ontvangen dat deze bankgarantie niet vervalt, in welk geval de garantie telkens voor een nieuwe termijn van een jaar geldig is.

    • 5. Deze bankgarantie wordt beheerst door Nederlands recht. Geschillen ter zake van deze bankgarantie kunnen uitsluitend worden voorgelegd aan de bevoegde Nederlandse rechter te ’s-Gravenhage.

    • 6. Na verval van deze bankgarantie kan de Staat geen enkele aanspraak meer maken jegens de Bank uit hoofde van deze bankgarantie tenzij de Bank voorafgaande aan het moment waarop deze bankgarantie zou vervallen een mededeling ontving als bedoeld onder 2 waaraan de Bank nog niet voldeed. Op verzoek van de Bank zal de Staat deze bankgarantie nadat deze is vervallen retourneren aan de Bank.

Plaats: ..........................................................................................................................................................................

Datum: .........................................................................................................................................................................

Naam Bank en ondertekening

.....................................................................................................................................................................................

* hetgeen in het bovenstaande cursief is gedrukt moet door de Bank worden ingevuld.

BIJLAGE III VERKLARING ALS BEDOELD IN ARTIKEL 8, EERSTE LID, VAN DE REGELING AANVRAAG- EN VEILINGPROCEDURE VOOR VERGUNNING VOOR FREQUENTIERUIMTE TEN BEHOEVE VAN DIGITALE OMROEP (DIGITALE ETHERTELEVISIE)

Ondergetekende verklaart dat hij zich voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft onthouden van afspraken of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die afbreuk doen of kunnen doen aan de mededinging in het kader van de veilingprocedure en zich na het indienen van de aanvraag zal onthouden van het maken van dergelijke afspraken of het verrichten van dergelijke gedragingen.

Naam aanvrager:

Handtekening:

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Aanleiding en doel

Na een termijn van 15 jaar loopt op 31 januari 2017 de vergunning voor commerciële digitale ethertelevisie af. Na een marktverkenning in 2014 naar de toekomst van digitale ethertelevisie in Nederland is medio 2015 het beleidsvoornemen aan de markt voorgelegd om de vergunning voor digitale ethertelevisie met een periode van drie jaar te verlengen en om later een besluit te nemen over een eventuele nieuwe verdeling van de frequentieruimte voor de periode daarna. De reden hiervoor was dat er onvoldoende zicht bestond op de frequentiebeschikbaarheid voor digitale ethertelevisie. Dat wil zeggen: wanneer welke frequenties met welke gebruiksrechten kunnen worden gebruikt, met het oog op het wegvallen van de 700 MHz band uiterlijk 2020 (zie paragraaf 2.3) en met het oog op het mogelijk maken van de introductie van nieuwe technologie, zoals DVB-T21. Het leek beter een korte verlengingsperiode in te lassen om in de markt meer zekerheid te verkrijgen over de toekomstmogelijkheden van ethertelevisie. Na de marktraadpleging is echter aanzienlijke vooruitgang geboekt bij de internationale frequentie-onderhandelingen in het kader van Western European Digital Dividend Implementation Platform (WEDDIP). Hierdoor is meer duidelijkheid verkregen over de frequentiebeschikbaarheid en over de mogelijke implementatiedatum (uiterlijk 2020). Daarmee is een belangrijk argument om eerst te verlengen en daarna pas te veilen, komen te vervallen. Daarnaast is uit de marktraadpleging serieuze belangstelling vanuit de markt gebleken om digitale ethertelevisie te kunnen aanbieden op basis van nieuwe technologie. Om deze redenen is het voornemen om te verlengen gewijzigd en is medio november 2015 het voornemen tot veilen van de frequentieruimte voor digitale ethertelevisie kenbaar gemaakt aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2015/16, 24 095, nr. 394, blz.1–5). Het formele besluit tot veilen is vastgelegd in het Besluit van de minister van 15 april 2016, nr. 7188783, inzake het besluit om de vergunning voor digitale omroep (digitale ethertelevisie) te veilen en de voorschriften en beperkingen vast te stellen die aan de vergunning zullen worden verbonden (hierna: bekendmakingsbesluit).

De centrale doelstelling van de huidige Nota Frequentiebeleid (NFB 2005) (Kamerstukken II, 2005/06, 24 095, nr. 188) is efficiënt en effectief frequentiegebruik. Dat wil zeggen: niet meer frequentieruimte gebruiken dan nodig voor een bepaalde toepassing (efficiënt) en voldoende frequentieruimte om beoogde economische, maatschappelijke en culturele doelen te kunnen realiseren (effectief). In de NFB 2005 zijn drie accenten gelegd: het stimuleren van economische activiteiten, meer ruimte voor innovatie en kennisontwikkeling, en flexibilisering. In de zomer van 2015 is de NFB 2005 geëvalueerd (Kamerstukken II, 2015/16, 24 095, nr. 392). Op grond van de conclusies uit de evaluatie wordt de NFB 2005 momenteel herijkt. Uit de evaluatie bleek dat de centrale doelstelling van het frequentiebeleid robuust is, maar mogelijk nieuwe accenten zullen moeten worden gelegd op afgeleide doelstellingen. Efficiënt en effectief frequentiegebruik geldt dan ook onverkort voor de onderhavige verdeling van frequenties voor digitale ethertelevisie.

De frequenties voor digitale ethertelevisie zijn gelet op de geuite belangstelling naar verwachting schaars. Zoals gesteld in de NFB 2005 heeft een veiling de voorkeur bij de verdeling van commerciële schaarse frequenties omdat dit instrument bij schaarste een objectief en transparant verdeelinstrument is om tot een efficiënte verdeling te komen. Met een veiling wordt bevorderd dat de vergunning terecht komt bij een partij die de meeste waarde kan genereren met deze vergunning en het beste in staat is om innovatieve en voor de consument aantrekkelijke toepassingen te ontwikkelen.

Met deze regeling worden regels gesteld omtrent de aanvraag- en veilingprocedure van frequentieruimte ten behoeve van digitale ethertelevisie.

2. Uitgangspunten van de vergunningverlening

2.1 Doelstelling vergunningverlening

Het huidige marktaandeel van digitale ethertelevisie is beperkt, maar desalniettemin belangrijk. Door opnieuw frequenties ter beschikking te stellen voor digitale ethertelevisie en door ruimte te bieden aan innovatie kan duurzame concurrentie worden bevorderd. Doordat frequentie-technisch het gebruik van nieuwe technologie (DVB-T2) mogelijk wordt gemaakt, krijgt de markt ruimte om te innoveren en met vernieuwende dienstverlening te kunnen komen.

De veiling voor digitale ethertelevisie kent een viertal specifieke doelstellingen, te weten: efficiënte allocatie, keuzevrijheid van de consument, eenvoud en snelheid, en een realistische veilingopbrengst.

Onder de doelstelling van een efficiënte allocatie dient te worden verstaan dat het kavel wordt toegekend aan de partij die ermee de meeste waarde weet te genereren voor de samenleving. De tweede doelstelling betreft de keuzevrijheid van de consument. Hieronder wordt verstaan dat digitale ethertelevisie beschikbaar blijft voor de consument. Digitale ethertelevisie met een volwaardig lineair televisiepakket voorziet naar verwachting na 2017 nog steeds in een behoefte, soms specifiek als substituut (bijvoorbeeld als geen andere geschikte infrastructuur aanwezig is), soms als aanvulling (bijvoorbeeld op andere televisienetwerken zoals kabel of glasvezel). Eenvoud en snelheid is de derde doelstelling. De veiling moet niet onnodig complex zijn. Deelnemers moeten zo eenvoudig mogelijk hun biedingen kunnen afstemmen op de waarde die zij aan het kavel toekennen, in overeenstemming met de business case. Na de veiling moet er voor de nieuwe vergunninghouder voldoende tijd zijn om zijn netwerk in gereedheid te kunnen brengen en om zijn diensten te kunnen aanbieden. De laatste doelstelling is een realistische veilingopbrengst. Dit wil zeggen een opbrengst die de marktwaarde van de te verlenen vergunning weerspiegelt. In onderhavige regeling zijn bepalingen opgenomen om collusie en strategisch biedgedrag te voorkomen, hetgeen bijdraagt aan een realistische veilingopbrengst.

2.2 Beschikbare frequentieruimte

De beschikbare frequentieruimte betreft de Ultra High Frequency (UHF) frequentieband (470 – 790 MHz). De frequenties tussen 694 en 790 MHz (de 700 MHz band) zijn tot uiterlijk 2020 nog beschikbaar voor ethertelevisie, maar zijn daarna bestemd voor mobiele communicatie. Voor het spectrum onder de 700 MHz band (470 – 694 MHz, zgn. ‘sub 700 MHz-band’) worden vier nieuwe landelijke lagen (multiplexen) gevormd, elk opgebouwd uit verschillende zogenaamde allotments met bijbehorende frequentiekanalen.

Ten behoeve van het vrijmaken van de 700 MHz band en om het gebruik van de nieuwe technologie mogelijk te maken, is de laag- en allotmentindeling gebaseerd op de voorziene technologie DVB-T2. Met buurlanden, waaronder Duitsland, België, Frankrijk en Verenigd Koninkrijk, worden hiervoor frequentiecoördinatieafspraken gemaakt. Deze coördinatiegesprekken verlopen voorspoedig, maar zijn nog niet afgerond. Vanaf 2017 kan DVB-T2 worden gebruikt. Echter over de transitie naar de nieuwe allotmentindeling dienen met de buurlanden nog afspraken te worden gemaakt. De toekomstige vergunninghouder zal bij het maken van deze transitieafspraken betrokken worden.

De beschikbare frequentieruimte zal in de vorm van één vergunning worden geveild. Uit de marktraadplegingen van 2014 en 2015 blijkt dat de markt deze keuze deelt. Hierdoor wordt de bestaande praktijk voortgezet om de frequenties aan één vergunninghouder toe te wijzen die naar eigen zakelijk inzicht het gebruik van zijn frequentieruimte daarmee kan inrichten, uiteraard binnen de gestelde vergunningvoorwaarden. Dit maakt samenwerking tussen de vergunninghouder, de contentleveranciers (zoals omroepen), de multiplexbeheerder en de operator/distributeur zowel in technische zin als in zakelijke zin het meest flexibel.

Naast de vier commerciële landelijke lagen voor ethertelevisie is er een vijfde landelijke laag beschikbaar voor publieke mediadienstverlening, welke op verzoek aan de Stichting Nederlandse Publieke Omroep (NPO) wordt toegekend en buiten het bestek van onderhavige verdeling valt.

2.3 Noodzaak tot vernieuwing

Ik heb besloten de 700 MHz band uiterlijk in 2020 te bestemmen voor mobiele communicatie (Kamerstukken II, 2014/15, 24 095, nr. 374, blz.1–3 en Kamerstukken II, 2015/16, 24 095, nr. 394, blz.1–5). Hierdoor zal ongeveer 30% van de huidige voor ethertelevisie beschikbare frequentieruimte verloren gaan. Om dit verlies te kunnen opvangen en een kwantitatief en kwalitatief aanbod te kunnen blijven leveren dat minimaal vergelijkbaar is met het huidige DVB-T aanbod, is de inzet van een verbeterde dan wel nieuwe technologie noodzakelijk, zoals DVB-T2, dat efficiënter van het spectrum gebruikmaakt dan DVB-T. Bovendien wordt verdere innovatie mogelijk zoals hogere beelddefinitie (High Definition) en verbeterde mogelijkheden voor mobiel gebruik. Met het inkrimpen van de beschikbare frequentieruimte voor ethertelevisie, gaat ook een deel van de beschikbare ruimte van de huidige medegebruikers (PMSE) verloren. Samen met de PMSE-sector zullen plannen worden ontwikkeld om de effecten van het frequentieverlies in de 700 MHz band te minimaliseren. Daarbij wordt aangesloten op lopende internationale initiatieven.

2.4 Vergunningvoorwaarden
2.4.1 Vergunningtermijn

De vergunningtermijn is vastgesteld op 13 jaar. Deze termijn geldt voor het gebruik van de sub 700 MHz-band. De 700 MHz band dient uiterlijk in 2020, wanneer deze band beschikbaar komt voor mobiele communicatie, te zijn vrijgemaakt.

Door de vergunningtermijn voor de sub 700 MHz-band te laten eindigen op 1 februari 2030 wordt tevens aangesloten bij de lijn die de Europese Commissie momenteel voor ogen heeft. Die lijn is om tot 2030 de sub 700 MHz-band voor omroep te beschermen en in 2025 nieuw onderzoek te doen naar (gebruik en bestemming) van deze band. Vanaf 2030 kan een nieuwe of aanvullende bestemming van het betreffende spectrum mogelijk worden. In potentie is 2030 daarmee een geschikt moment om het betreffende spectrum, op basis van de nieuwe ontwikkelingen en eventuele nieuwe bestemming, opnieuw te verdelen.

2.4.2 Gebruiksmogelijkheden

In International Telecommunication Union-verband is tijdens de World Radiocommunication Conference in 2015 besloten om de huidige omroepbestemming van de sub 700 MHz-band in ieder geval tot 2023 niet te wijzigen. Wel wordt een evaluatie van het UHF spectrum voorzien. Zoals in de vorige paragraaf is geschetst heeft de Europese Commissie momenteel een ruimere periode voor ogen en wordt er van uitgegaan dat aan het spectrum tot 2030 geen co-primaire status (namelijk omroep én mobiel) zal worden toegekend.

Vanuit deze gedachte is de bestemming voor deze frequentieruimte omroep, en meer specifiek DVB-T, en blijft dat ook tot 1 januari 2020. Vanaf 1 januari 2020 zal het niet meer toegestaan zijn om DVB-T te gebruiken in de betreffende frequentieruimte maar wel DVB-T2. DVB-T2 is toegevoegd aan de bestemming en kan vanaf het moment van vergunningverlening worden ingezet. Met deze afbakening moet het voldoende duidelijk zijn dat de betreffende frequentieruimte niet gebruikt mag worden voor andere technologieën dan DVB-T of DVB-T2. Het gebruik van omroep-achtige toepassingen die in mobiele telecommunicatiesystemen mogelijk zijn (zoals LTE Broadcast) wordt hiermee expliciet uitgesloten.

2.4.3 Ingebruiknameverplichting

Een specifieke veilingdoelstelling is het bevorderen van keuzevrijheid voor de consument. Om zeker te zijn dat de frequenties daadwerkelijk worden gebruikt waarvoor zij zijn bestemd en de (nieuwe) vergunninghouder commercieel actief wordt, wordt een ingebruiknameverplichting ingesteld.

Om te voorkomen dat er een risico ontstaat op discontinuïteit van de dienstverlening en consumenten met het aantreden van een nieuwe vergunninghouder mogelijk enige tijd geen dienstverlening hebben, is de ingebruiknameverplichting daarop qua zwaarte en timing afgesteld, zonder onredelijke eisen te stellen aan potentiële nieuwkomers. Zij gaat direct in op het moment dat de nieuwe vergunning gebruikt kan worden. De nieuwe vergunninghouder is vanaf 1 februari 2017 verantwoordelijk voor het in de lucht houden van de dienstverlening. Hoe hij dat realiseert (met een eigen netwerk of met dat van een andere netwerkbeheerder) is aan hem. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de toelichting op de te veilen vergunning die als bijlage bij het bekendmakingsbesluit is opgenomen.

Een substantiële ingebruiknameverplichting maakt het bovendien voor speculanten moeilijker. Het is financieel riskant om een vergunning te verwerven met een substantiële ingebruiknameverplichting en kan tot verlies leiden bij een dergelijke partij.

Op de naleving van deze voorwaarden zal worden toegezien. Met het oog op de continuïteit van dienstverlening kan op grond van artikel 18.7 Telecommunicatiewet (Tw) bij de vergunninghouder informatie worden opgevraagd over de voortgang van de ingebruikname van de vergunning.

2.4.4 Storing

De frequentieruimte waar digitale ethertelevisie gebruik van maakt, wordt ook gebruikt voor de verspreiding van televisiesignalen via kabelnetwerken. In beginsel beïnvloeden beide netwerken elkaar niet, tenzij bepaalde stoorspanningsgrenswaarden worden overschreden. De vergunningvoorwaarden voor digitale ethertelevisie voorzien erin dat eventuele storingsproblematiek op binnenhuisbekabeling van redelijke kwaliteit bij consumenten thuis waar het gaat om de ontvangst van kabeltelevisie wordt opgelost. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de toelichting op de te veilen vergunning die als bijlage bij het bekendmakingsbesluit is opgenomen.

3 Aanvraagprocedure en veiling

3.1 Aanvraag

Voor het gebruik van frequentieruimte is op grond van artikel 3.13, eerste lid, van de Tw een vergunning vereist. Om een vergunning te kunnen verkrijgen, moet een aanvraag worden ingediend. Iedere aanvrager dient één aanvraag in. Ter uitvoering van artikel 8 van het Frequentiebesluit 2013 (Fb) geeft de onderhavige regeling aan op welke wijze een aanvraag voor een vergunning voor digitale ethertelevisie moet worden ingediend en welke gegevens bij de aanvraag moeten worden overgelegd. In de regeling is tevens vastgelegd aan welke van de in artikel 9 van het Fb bedoelde eisen een aanvrager moet voldoen om tot de veiling te worden toegelaten (toelatingseisen). Daarnaast strekt de onderhavige regeling tot uitvoering van artikel 10 van het Fb, op grond waarvan bij ministeriële regeling in het kader van de behandeling van een aanvraag om een vergunning regels worden gesteld omtrent de wijze waarop de veiling plaatsvindt.

Bij de beoordeling van de aanvraag zal ook worden meegewogen in hoeverre een aanvrager bij de eventuele verkrijging van de vergunning de daadwerkelijke mededinging op de relevante televisiemarkt in aanzienlijke mate zou beperken. Zo nodig wordt op grond van artikel 18.3 van de Tw advies van de ACM gevraagd.

3.2 Vaststellen noodzaak tot veilen

Met toepassing van artikel 9 wordt nagegaan of de te verlenen vergunning kan worden verleend zonder toepassing van een veiling. Is er voor de vergunning maar één aanvraag ingediend, die aan de eisen voldoet, dan wordt de vergunning om niet verleend.

3.3 Keuze veilingmodel en werking

De keuze voor de veiling wordt bepaald door de hierboven genoemde doelstellingen. Omdat er slechts een vergunning wordt geveild, is de veiling eenvoudig ingericht. De veiling zal plaatsvinden door middel van een eenvoudige meer-rondenveiling, een klokveiling, waarbij de veilingmeester per biedronde de prijs verhoogt. Deelnemers geven per ronde aan of zij de vergunning tegen de desbetreffende prijs willen verwerven.

Het hanteren van een meer-rondenveiling is voor advies voorgelegd aan Creed (Center for Research in Experimental Economics and political Decision making). Creed onderschrijft dat een meer-rondenveiling met een vaste minimumprijs een beproefd veilingmodel is dat ook bij de veiling van de vergunning voor digitale ethertelevisie tot een efficiënte uitkomst kan leiden. Creed geeft zelf echter de voorkeur aan een eerste-prijs gesloten-bod-veiling. Daarvoor wordt niet gekozen, omdat dat model geen ruimte biedt voor prijsvorming tijdens de veiling en de waarde van de vergunning met onzekerheden is omgeven. De eerste-prijs gesloten-bod-veiling kan daardoor de kans op een ‘winner’s curse’ vergroten. Creed wijst er voorts ook op dat zelfs een eerste-prijs gesloten-bod-veiling niet altijd efficiënt is als pre-emptieve redenen bij een zittende partij sterk zijn. In de huidige omstandigheden is dat risico reëel volgens Creed. Creed adviseert als tweede alternatief een meer-rondenveiling met flexibele minimumprijs. Dat alternatief is volgens haar vergelijkbaar met een eerste-prijs gesloten-bod-veiling.

Bij SEO Economische Onderzoek is advies ingewonnen over de economische waarde van de te veilen vergunning voor digitale ethertelevisie. SEO concludeert dat de marktwaarde van deze vergunning uiterst onzeker is. Het eventueel daarop te baseren minimumbod draagt dan ook een groot afbreukrisico in zich. Het minimaal te bieden bedrag in de eerste ronde is daarom € 0. Voor de tweede ronde bepaalt de minister de rondeprijs. Die prijs zal niet hoger zijn dan het bedrag van de bankgarantie dan wel waarborgsom van € 1.000.000. Na de tweede ronde wordt de rondeprijs vastgesteld aan de hand van een zogenoemde incrementregel.

Bieders dienen in iedere ronde een bod uit te brengen. Biedt een deelnemer in een bepaalde ronde niet, dan is deze deelnemer niet langer gerechtigd een bod uit te brengen. De veiling eindigt op een natuurlijke manier op het moment dat er nog maar een bieder over is. De prijs die betaald moet worden is de prijs die gelijk is aan de rondeprijs van de laatste ronde. Indien na een ronde geen enkele bieder over is die heeft aangegeven de vergunning tegen de rondeprijs te willen verwerven, wordt de laatste ronde opnieuw gehouden, maar dan met een rondeprijs die ten opzichte van de voorlaatste ronde met een lager bedrag is verhoogd dan in de laatste ronde. Hiermee wordt in deze situatie de systematiek toegepast van het door Creed voorgestelde tweede voorkeursmodel (veiling met flexibele minimumprijs).

Wanneer niemand bereid is de tweede rondeprijs te betalen, dan wordt de rondeprijs in lijn met deze systematiek geleidelijk verlaagd. Het opnieuw spelen van de laatste ronde omdat er geen enkele bieder over is, kan in principe meerdere keren in de veiling voorkomen. De veilingmeester tracht het increment echter zo te bepalen dat dit zo min mogelijk voorkomt.

3.4 Einde van de veiling

Aan het eind van de veiling wordt bekend gemaakt welke deelnemer de hoogste bieding heeft uitgebracht. De winnaar dient het verschuldigde bedrag binnen twee weken na vergunningverlening te betalen.

4 Consultatie

Een ontwerp van deze regeling is van 12 februari tot en met 24 maart 2016 geconsulteerd, tezamen met het ontwerp-bekendmakingsbesluit inclusief de ontwerp-vergunning en een ontwerp-aanpassing van het Nationaal Frequentieplan 2014 (NFP). Op het gehele pakket zijn in totaal elf reacties ontvangen. De reacties hadden grotendeels betrekking op het voorgenomen bekendmakingsbesluit waaronder op het besluit tot vergunningverlening door middel van een veiling, de vergunningvoorwaarden (zoals de ingebruiknameverplichting) en op de looptijd van de vergunning. Ook zijn verscheidene reacties ontvangen met betrekking tot de in te zetten technologie en de bestemming van de frequentieruimte voor omroep in de ontwerp-aanpassing van het NFP. Voor de volledigheid wordt verwezen naar de consultatieparagrafen in deze documenten.

De reacties op het ontwerp van deze regeling hebben geleid tot enkele technische aanpassingen. Daarnaast is artikel 6, tweede lid, van de regeling gewijzigd. De eis dat geen beslag mag zijn gelegd op het vermogen dan wel op een of meer bedrijfsmiddelen van de aanvrager die een aanmerkelijk deel van het vermogen van de aanvrager vormen, is geschrapt. Om te waarborgen dat een aanvrager bij verkrijging van de vergunning financieel gezien in staat is de vergunning in gebruik te nemen, wordt het afdoende geacht om uitsluitend de eisen te stellen dat de aanvrager niet in staat van faillissement verkeert dan wel geen surseance van betaling is verleend aan de aanvrager.

5 Regeldruk

Er vloeien regeldrukgevolgen voort uit deze aanvraagregeling. De aanvrager dient immers bij zijn aanvraag de nodige gegevens te overleggen. Deze gegevens dienen ertoe om te toetsen of de aanvrager voldoet aan de in de regeling gestelde eisen. Het verstrekken van deze gegevens brengt administratieve lasten voor de aanvrager met zich mee. Een algemeen geldend uitgangspunt voor regelgeving is dat de uit regelgeving voortvloeiende administratieve lasten voor het bedrijfsleven zo beperkt mogelijk moeten worden gehouden. Tegen deze achtergrond is voor het verstrekken van de gevraagde gegevens zoveel mogelijk aangesloten bij reeds aanwezige informatie bij de aanvragers.

Een partij die besluit mee te willen dingen naar de vergunning zal een aanvraag moeten voorbereiden en indienen. De procedure start met het indienen van de aanvraag en het voldoen van de zekerheidstelling. Voor de aanvraag is nodig:

  • het verstrekken van informatie over de aanvrager;

  • een lijst van degenen die bevoegd zijn de aanvrager rechtsgeldig te vertegenwoordigen;

  • een verklaring van een notaris over de juistheid van bovenstaande gegevens.

Een aanvrager dient bij het indienen van een aanvraag tevens een zekerheidstelling te voldoen. Deze zekerheidstelling kan hij voldoen in de vorm van een waarborgsom of een bankgarantie. In het geval de aanvrager voor de waarborgsom kiest, leidt dit niet tot een verzwaring van de administratieve lasten. De kosten van een bankgarantie gelden daarentegen als administratieve last. Voor zover een aanvrager dus kiest om de zekerheidstelling te voldoen in de vorm van een bankgarantie leidt dit tot een verzwaring van de administratieve lasten. De keuze is aan de aanvrager. Hij heeft daarmee op dit punt zelf invloed op de administratieve lasten die hij maakt.

Uitgaande van in totaal vijf gegadigden voor deze verdeling zijn de gezamenlijke totale administratieve lasten voor deze verdeling naar verwachting (eenmalig) € 225.000,–. Ongeveer 90% van deze kosten zijn afkomstig van de geschatte administratieve lasten als gevolg van partijen die er naar verwachting voor kiezen de zekerheidstelling te voldoen door middel van een bankgarantie.

6 Datum van inwerkingtreding

De regeling treedt in werking met ingang van de dag na de publicatie van de regeling in de Staatscourant. Op deze afwijking van het beleid ten aanzien van de vaste verandermomenten is de uitzonderingsgrond (hoge c.q. buitensporige) private of publieke voor- of nadelen van vertragingen of vervroeging van invoering van toepassing.

II. Artikelsgewijs

Artikelen 1 en 2

In artikel 1 zijn de begripsomschrijvingen opgenomen. De te veilen vergunning is opgenomen als bijlage bij het bekendmakingsbesluit. Bij die vergunning is tevens een toelichting opgenomen.

Artikel 3

Aanvragers kunnen blijkens het tweede lid van artikel 3 van 25 april 2016 tot 17 mei 2016 14:00 uur een aanvraag indienen. Dit betekent dat de aanvraag uiterlijk 17 mei 2016 om 13:59 uur ontvangen dient te zijn op de voorgeschreven wijze. Het kantoor van Agentschap Telecom in Groningen is vanaf 8:30 uur geopend.

De aanvraag moet blijkens het vijfde lid worden gedaan met gebruikmaking van het voorgeschreven model en moet vergezeld gaan van de in dit model bedoelde gegevens en bescheiden. De aanvraag dient in het Nederlands gesteld te zijn (artikel 3, zesde lid). De gegevens en bescheiden bij de aanvraag mogen op grond van het achtste lid zijn gesteld in de taal van de officiële talen van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte. In dat geval dient er wel een Nederlandse vertaling van die documenten te worden bijgevoegd door de aanvrager.

Tevens dienen in de aanvraag de namen worden vermeld van natuurlijke personen die bevoegd zijn om namens de aanvrager handelingen te verrichten tijdens de veiling, zoals het uitbrengen van een bod.

Artikelen 4 tot en met 6

Als een vergunningaanvraag niet op tijd, op het verkeerde adres of niet op de juiste wijze is ontvangen zoals beschreven in artikel 3, tweede lid, wordt de aanvraag ingevolge artikel 4 afgewezen. Een dergelijk verzuim kan dus niet worden hersteld. Er geldt een fatale termijn. De indieningstermijn is bepaald in het hiervoor reeds genoemde bekendmakingsbesluit, alsmede in artikel 3, tweede lid, van deze regeling. Iedereen kan daarmee dus rekening houden.

Indien de aanvraag tijdig, op het goede adres en op de juiste wijze is ontvangen, wordt normaal gesproken eerst bezien of de aanvraag aan de overige formele eisen voldoet. Het betreft de vereisten inzake het vermelden van gemachtigde personen (artikel 3, vierde lid) het gebruik van het model voor de aanvraag en de bijvoeging van bijlagen (artikel 3, vijfde lid), inzake het gebruik van de Nederlandse taal (artikel 3, zesde lid), en inzake de zekerheidstelling (artikel 7, derde lid). Indien aan één of meer van deze eisen niet is voldaan, wordt de aanvrager op grond van artikel 5 in de gelegenheid gesteld dat verzuim te herstellen binnen een periode van zes werkdagen.

Indien de gegevens en bescheiden die ten behoeve van het verzuimherstel nodig zijn, niet binnen die termijn op het adres, genoemd in artikel 3, tweede lid, en op de wijze vermeld in artikel 5, derde lid, zijn ontvangen, kan de aanvraag overeenkomstig artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling worden gesteld. Voor de wijze waarop van deze bevoegdheid gebruik zal worden gemaakt, is het volgende van belang. Bij een verdeling staan grote commerciële belangen op het spel. Voor toekomstige vergunninghouders en hun investeerders is het van belang dat zij een reële inschatting kunnen maken van de (juridische en commerciële) consequenties van de besluiten van de minister. Wanneer een aanvrager onverhoopt onterecht is toegelaten tot een veiling of onterecht is uitgesloten van een veiling kan dat grote gevolgen hebben. Daarom is het beleid er op gericht om aanvragers één kans te geven tot verzuimherstel. Indien een aanvrager daarna niet (geheel) aan de gestelde eisen voldoet, zal zijn aanvraag in beginsel niet in behandeling worden genomen.

Indien, eventueel na herstel, de aanvraag voldoet aan alle daaraan gestelde eisen, wordt getoetst of de aanvrager voldoet aan de in artikel 6 gestelde eisen ten aanzien van rechtsvorm en financiële positie van de aanvrager. Als de aanvrager bijvoorbeeld een natuurlijk persoon of failliet is, wordt de aanvraag geweigerd. Hiervoor wordt geen verzuimherstel geboden.

Artikel 7

Als zekerheid voor de betaling van zijn bod dient de aanvrager, een zekerheid te stellen door het storten van een waarborgsom of door het afgeven van een bankgarantie ter grootte van 1.000.000 euro. De zekerheidstelling dient ontvangen te zijn uiterlijk aan het einde van de aanvraagtermijn en geldt voor de periode tot aan het besluit om de aanvraag niet in behandeling te nemen, de afwijzing van de aanvraag dan wel totdat, bij toewijzing van de aanvraag, het winnende bod volledig is betaald.

Als de waarborgsom of bankgarantie, eventueel na herstel, niet of niet tijdig ontvangen is kan de aanvraag ingevolge artikel 5, vijfde lid, buiten behandeling worden gesteld.

Artikel 8

Ingevolge artikel 8 gelden er bepaalde (gedrags)regels waar de aanvrager zich voorafgaand aan en na de indiening van de aanvraag aan moet houden. Hiermee wordt beoogd samenspanning tussen deelnemers (collusie) te voorkomen. Een aanvraag van een deelnemer die zich schuldig maakt aan collusie kan worden afgewezen. Het betreft hier een discretionaire bevoegdheid, waarvan bij een ernstige overtreding in beginsel gebruik zal worden gemaakt, maar waar ook rekening kan worden gehouden met andere maatschappelijke belangen.

Artikelen 9 en 10

Nadat de aanvragers zijn getoetst aan de eisen van artikel 6, wordt op basis van de door deze aanvragers ingediende aanvragen vastgesteld of sprake is van schaarste. Indien voor de vergunning slechts één aanvrager voldoet aan de gestelde eisen, wordt deze vergunning aan deze aanvrager verleend zonder toepassing van een veiling. De vergunning wordt dan – afgezien van mogelijke verlenings- en toezichtskosten als bedoeld in artikel 16.1 van de Tw – om niet verleend.

Indien de vergunning schaars is, dat wil zeggen dat meer dan één aanvrager een geldige aanvraag heeft ingediend, vindt een veiling plaats. Aan deze aanvragers wordt op grond van artikel 10, tweede lid, bekendgemaakt hoeveel deelnemers aan de veiling er in totaal zijn. De identiteit van de andere veilingdeelnemers wordt niet bekendgemaakt.

Voor de vaststelling van eventuele schaarste worden aanvragen die zijn geweigerd op grond van artikel 4 of buiten behandeling zijn gelaten op grond van artikel 5, vijfde lid, buiten beschouwing gelaten. Deze aanvragen worden immers niet meer getoetst aan de eisen van artikel 6, eerste en tweede lid, en vallen daardoor buiten de reikwijdte van de beoordeling op grond van artikel 6, vierde lid. Aanvragen die reeds geweigerd zijn met toepassing van artikel 8 (collusie-verbod) of artikel 3.18 van de wet (weigeringsgrond voor aanvragen voor vergunningen), worden eveneens buiten beschouwing gelaten bij de toepassing van artikel 9.

Artikelen 11 en 12

De veiling vindt plaats via internet, met een elektronisch veilingsysteem waarvoor de deelnemers uiterlijk twee weken van tevoren het internetadres, het certificaat, inlogcode en wachtwoord ontvangen. Iedere deelnemer die beschikt over een computer met internetverbinding kan (technisch gezien) deelnemen aan de veiling. Ook de datum, tijdstip en duur van de eerste biedronde, informatie over de benodigde programmatuur alsmede het telefoonnummer en het e-mailadres waarop het ministerie bereikbaar is, worden uiterlijk twee weken voor aanvang meegedeeld. Het telefoonnummer is bedoeld om het ministerie te kunnen bereiken voor een ander doel dan het uitbrengen van een bod. Hierbij valt te denken aan de wens van een deelnemer om de rondeprijzen sneller of langzamer te laten stijgen of het melden van technische storingen.

Artikel 13

Voor het ordelijk verloop van de veiling is het van het grootste belang dat de prijsvorming niet wordt verstoord door deelnemers die tijdens de veiling met elkaar overleg voeren (collusie) of elkaar anderszins beïnvloeden.

Het eerste lid van artikel 13 verbiedt deelnemers, waaronder degenen die hen ten behoeve van de veiling bijstaan, afspraken te maken of onderling afgestemde feitelijke gedragingen te verrichten die afbreuk doen of kunnen doen aan de mededinging in het kader van de veilingprocedure. Afspraken maken over het al dan niet doen van biedingen of de biedingsstrategie delen, is dus uit den boze. Indien een deelnemer handelt in strijd met artikel 13, eerste lid, kan op grond van het derde lid van dat artikel besloten worden de betreffende deelnemer uit te sluiten van (verdere) deelname. Op grond van artikel 13, tweede lid, kan de veiling in zo’n situatie worden stopgezet of opgeschort. Tevens kan op grond van artikel 13, vierde lid, de uitkomst van een of meer biedronden ongeldig worden verklaard, of besloten worden dat een of meer biedronden opnieuw moeten worden gehouden. Dit kan bijvoorbeeld nodig zijn omdat de ontwikkeling van de prijs anders zou zijn geweest indien de deelnemer die heeft gehandeld in strijd met artikel 13 niet zou hebben deelgenomen aan de betreffende biedronden.

Artikel 15

Als een deelnemer in een biedronde of verlengde biedronde geen bod uitbrengt, is de betreffende deelnemer in de volgende biedronden niet langer gerechtigd een bod uit te brengen. Dit voorkomt dat een deelnemer vraag achterhoudt. Dit betekent dat als een deelnemer niet bereid is de vergunning te verwerven voor de vastgestelde rondeprijs, hij uit de veiling ligt en de vergunning niet meer kan verwerven. Hierop is één uitzondering, namelijk als door geen enkele deelnemer een bod is uitgebracht (zie artikel 21).

In geval de veiling tijdelijk geen doorgang kan vinden omdat zich bijzondere omstandigheden voordoen buiten de beïnvloedingssfeer van het ministerie of de deelnemers, of als er technische problemen optreden, kan de veiling worden opgeschort (artikel 17, vijfde lid). In dat geval kan op grond van artikel 15, tweede lid, besloten worden dat alle biedingen in die ronde vervallen, tenzij alle deelnemers reeds een bod in die ronde hebben uitgebracht, of dat de laatste biedronde opnieuw moet worden gehouden.

Artikel 17

Indien een deelnemer een biedronde laat verstrijken zonder dat hij een bod uitbrengt, wordt die biedronde voor die deelnemer eenmalig van rechtswege verlengd met een termijn van 30 minuten. Er vindt in ten hoogste twee biedronden verlenging plaats voor een deelnemer, niet meegerekend biedronden die op grond van artikel 13, vierde lid, onderdeel b, artikel 15, tweede lid, onderdeel b, of artikel 21, tweede lid, opnieuw worden gehouden. Als bijvoorbeeld voor een deelnemer in een biedronde voor de tweede keer is verlengd en er wordt besloten dat de biedronde vanwege een technische storing opnieuw wordt gehouden, dan kan voor betreffende deelnemer nogmaals verlengd worden. Biedronden die worden overgedaan omdat geen enkele deelnemer een bod heeft uitgebracht (artikel 21, tweede lid) worden eveneens niet meegerekend in het bepalen van het totale aantal biedronden waarin voor een deelnemer verlengd is. Die biedronden worden immers opnieuw gehouden. Uit artikel 21, eerste lid, volgt dat ook dat deze biedronden komen te vervallen. In lijn daarmee vervalt ook de verbruikte verlengingsronde die in die vervallen ronde is verbruikt.

De termijn van een verlenging duurt maximaal 30 minuten, maar kan eerder eindigen als alle deelnemers die gebruik maken van verlengingsrechten hun bieding eerder hebben uitgebracht. De verlengingsperiode geldt alleen voor deelnemers die geen bod hebben uitgebracht in de normale rondetijd en over een of meer verlengingsrechten beschikken. Deelnemers die al een bod hebben uitgebracht, kunnen geen verdere actie ondernemen tijdens de verlengingsperiode. Deelnemers wordt meegedeeld dat de ronde verlengd is en dat ze moeten wachten op de aankondiging dat de verlengingsperiode voorbij is. Deelnemers die geen bod hebben uitgebracht tijdens de biedronde en geen verlengingsrechten meer hebben, kunnen geen bod uitbrengen tijdens de verlenging. Deze deelnemers verliezen de bevoegdheid om nog verder te bieden in latere biedronden en hun aanvraag zal worden afgewezen.

Als er sprake is van bijzondere omstandigheden buiten de beïnvloedingssfeer van het ministerie of de deelnemers of er treden technische problemen op waardoor de veiling tijdelijk geen doorgang kan vinden, op grond van artikel 17, vijfde lid, kan de veiling worden opgeschort. Mochten bij een deelnemer technische problemen optreden, dan kan verlangd worden dat de betreffende deelnemer zijn biedingen uitbrengt op een door het ministerie ter beschikking gestelde computer en locatie. Dit kan vertraging van de veiling voorkomen. De deelnemers kunnen de kans op de technische problemen verkleinen door bijvoorbeeld meerdere computers met internetverbindingen beschikbaar te hebben.

Artikel 18

Na het einde van iedere biedronde krijgt elke deelnemer een overzicht van in het eerste lid genoemde gegevens. Hierbij wordt de identiteit van de overige deelnemers niet bekend gemaakt.

Artikel 19

Zoals vermeld in het algemeen deel van de toelichting bedraagt het minimaal te bieden bedrag in de eerste biedronde € 0. De prijs in de tweede biedronde zal niet hoger zijn dan het bedrag van de bankgarantie dan wel waarborgsom van € 1.000.000,–. Op grond van het derde lid wordt de rondeprijs in de derde en volgende biedronden verhoogd (het increment). Bij het vaststellen van het increment wordt gestreefd naar een balans tussen de duur van de veiling enerzijds en het voorkomen van het vroegtijdig ‘uitstappen’ van de deelnemers anderzijds. De hoofdregel voor deze verhoging is neergelegd in het derde lid, en behelst dat deze ten hoogste 100% is ten opzichte van de rondeprijs in de voorafgaande ronde. Wanneer twee spelers deelnemen aan de veiling kunnen de biedingen geen indicatie voor de bepaling van de rondeprijs meer zijn, omdat het afvallen van één deelnemer gelijk betekent dat de veiling is afgelopen. Als drie of meer spelers deelnemen aan de veiling, kan het afvallen van één deelnemer een rol spelen bij de bepaling van de hoogte van de rondeprijzen. Het vierde lid van dit artikel biedt de mogelijkheid om, ten behoeve van een evenwichtige vraagontwikkeling of een efficiënt verloop van de veiling, af te wijken van het bepaalde in het derde lid. Dat laatste kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer deelnemers vragen om een verhoging van de rondeprijzen. Voor de volledigheid wordt nog vermeld dat het risico van een te grote verhoging, waardoor in een ronde alle bieders zouden afhaken, is afgedekt door het bepaalde in artikel 21, eerste lid.

Artikel 20

De biedronden gaan door tot de biedronde waarin één geldig bod is uitgebracht. Dit is het winnende bod. De deelnemer die het winnende bod heeft uitgebracht verkrijgt de vergunning voor de prijs in die ronde waarin hij de enige overgebleven bieder was.

Artikel 21

Als in een biedronde door geen enkele deelnemer een bod is uitgebracht, wordt deze biedronde opnieuw gehouden. De rondeprijs in deze biedronde ligt dan tussen de rondeprijs van de ronde die wordt overgedaan en de rondeprijs van de laatste ronde waarin tenminste twee geldige biedingen werden uitgebracht. Hiermee wordt tevens loting voorkomen.

Artikel 22

Aan de deelnemer die het winnende bod heeft uitgebracht, wordt de vergunning verleend. De overige aanvragen worden afgewezen.

Indien de deelnemer aan wie een vergunning wordt verleend ter voldoening van het bedrag ter zekerheidstelling een waarborgsom heeft gestort, wordt dit bedrag al dan niet gedeeltelijk voor de betaling van het door hem geboden bedrag aangewend. Indien de deelnemer een lager bedrag schuldig is dan de waarborgsom, krijgt die deelnemer het restant teruggestort. Uiteraard zal, indien de deelnemer een hoger bedrag heeft geboden dan het bedrag van zijn waarborgsom, die deelnemer het restant ook moeten betalen binnen twee weken na vergunningverlening en overmaken op de in artikel 7, derde lid, onder a, vermelde bankrekening. Indien de betreffende deelnemer een bankgarantie heeft overgelegd, dient hij eveneens binnen twee weken het door hem geboden bedrag te betalen. Indien de deelnemer niet (tijdig) betaalt, wordt de door hem overgelegde bankgarantie voor betaling aangewend. Het eventuele restant van het verschuldigde bedrag moet dan alsnog door de deelnemer worden betaald.

De rente over het gestorte bedrag komt toe aan de winnende deelnemer tot aan het moment dat de minister aan alle deelnemers heeft meegedeeld aan wie de vergunning wordt verleend. Vanaf dat moment is de rente die betrekking heeft op dat deel van de waarborgsom dat de minister op basis van de toekenning van de vergunning toekomt, voor de minister.

Overigens staat het bedrag dat door de deelnemer moet worden betaald op grond van de veilingregeling los van eventuele bijkomende zogenoemde verlenings- en toezichtskosten voor Agentschap Telecom.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

DVB-T staat voor Digital Video Broadcasting – Terrestrial (digitale ethertelevisie). DVB-T2 is de technische opvolger van DVB-T.

Naar boven