Besluit mandaat en machtiging voorzitter Kiesraad

De voorzitter van de Kiesraad,

Gelet op de artikelen 10:3, eerste lid, 10:11, eerste lid, en 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Artikel 1

  • 1. De secretaris-directeur van de Kiesraad is gemandateerd om namens de voorzitter van de Kiesraad, handelend als voorzitter van het centraal stembureau voor het houden van een referendum, het in artikel 32, eerste lid, van de Wet raadgevend referendum bedoelde besluit te nemen, mits er niet meer dan 1.000 verzoeken tot het houden van een referendum zijn ingediend.

  • 2. De secretaris-directeur van de Kiesraad is gemachtigd namens de voorzitter van de Kiesraad, handelend als voorzitter van het centraal stembureau voor het houden van een referendum, handelingen op grond van de Wet raadgevend referendum te verrichten, anders dan het nemen van besluiten.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Den Haag, 11 april 2016

H.R.B.M. Kummeling, voorzitter

TOELICHTING

Op 1 juli 2015 is de Wet raadgevend referendum (Wrr) in werking getreden. In artikel 26 van die wet is de Kiesraad aangewezen als centraal stembureau voor het houden van een referendum. De voorzitter van de Kiesraad is daardoor ook voorzitter van het centraal stembureau. In die hoedanigheid zijn hem in de Wet raadgevend referendum een aantal bevoegdheden toegekend. De meesten daarvan omhelzen de bevoegdheid feitelijke handelingen te verrichten. Voorbeelden zijn het in ontvangst nemen van verzoeken tot het houden van een referendum (art. 29 lid 1 Wrr), het ter inzage leggen van kopieën van lijsten waarop één of meer ongeldige verzoeken tot het houden van een referendum zijn ingediend (art. 35 lid 2 Wrr) en het zorg dragen voor de vernietiging van de pakken met verzoeken tot het houden van een referendum (art. 39 Wrr). Op grond van artikel 1, tweede lid, van dit besluit wordt de secretaris-directeur gemachtigd om deze en soortgelijke taken uit naam van de voorzitter uit te voeren.

Artikel 32, eerste lid, van de Wet raadgevend referendum bepaalt dat, als er verzoeken tot het houden van een referendum zijn ingediend, de voorzitter van het centraal stembureau binnen een week na afloop van de termijn van vier weken, bedoeld in artikel 29 van die wet, moet besluiten of het inleidend verzoek tot het houden van een referendum wordt toegelaten. Een verzoek kan slechts worden toegelaten, als er meer dan 10.000 geldige verzoeken tot het houden van een referendum zijn ingediend. De praktijk leert dat sommige referendabele wetten slechts één of enkele verzoeken tot het houden van een referendum worden ingediend. Daarom wordt in dit besluit mandaat verleend aan de secretaris-directeur om, indien er minder dan 1.000 verzoeken tot het houden van een referendum zijn ingediend, in naam van de voorzitter een besluit over de toelating van het inleidend verzoek te nemen. Zijn er 1.000 of meer ingediend, dan blijft de voorzitter van het centraal stembureau als enige bevoegd om het besluit te ondertekenen.

Naar boven