Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 17 maart 2016, kenmerk 899594-145984-Z, houdende wijziging van de Regeling zorgverzekering ter vaststelling van de hoogte van de bestuursrechtelijke premies per 1 juli 2016 en de afdracht aan ’s Rijks kas

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op de artikelen 18d, eerste en zesde lid, 18e, tweede en derde lid, en 18g, vierde lid, van de Zorgverzekeringswet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling zorgverzekering wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 6.5.2 komt te luiden als volgt:

Artikel 6.5.2

  • 1. De gemiddelde premie, bedoeld in artikel 18d, eerste lid, en artikel 18e, tweede lid, van de Zorgverzekeringswet voor enig jaar is gelijk aan de gemiddelde premie, bedoeld in artikel 4 van de Wet op de zorgtoeslag voor dat jaar.

  • 2. De bestuursrechtelijke premie, bedoeld in artikel 18d, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet, bedraagt per maand € 127,91.

  • 3. De bestuursrechtelijke premie, bedoeld in artikel 18e, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet, bedraagt per maand € 122,33.

B

In artikel 6.5.3a wordt ‘stort over 2015 23 procent van de in het desbetreffende kalenderjaar geïnde bestuursrechtelijke premies’ vervangen door: stort 23 procent van de in enig kalenderjaar geïnde bestuursrechtelijke premies.

C

Artikel 6.5.5 vervalt.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2016, met uitzondering van artikel I, onderdeel B, dat in werking treedt met ingang van de dag volgende op de dag waarop deze regeling in de Staatscourant wordt geplaatst en terugwerkt tot en met 1 januari 2016.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers

TOELICHTING

Artikel I

Onderdeel A

De bestuursrechtelijke premie is de premie die een verzekeringnemer, ter vervanging van de premie bedoeld in artikel 16 van de Zorgverzekeringswet (Zvw), gedurende de in artikel 18d, respectievelijk 18e van de Zvw genoemde periode aan Zorginstituut Nederland verschuldigd is. Hij betaalt in die periode dus geen nominale premie aan de zorgverzekeraar.

De bestuursrechtelijke premie is in twee situaties verschuldigd:

  • door de verzekeringnemer die ingevolge artikel 18c, eerste lid van de Zvw door een zorgverzekeraar bij het Zorginstituut is aangemeld. Dit betreft de verzekeringnemer die voor een zorgverzekering, rente en incassokosten buiten beschouwing latend, een premieschuld ter hoogte van zes of meer maandpremies heeft (hierna: wanbetaler).

  • door de verzekeringnemer voor wie een verzekering loopt als bedoeld in artikel 9d van de Zvw. Dit betreft een verzekeringnemer die, hoewel hij verzekeringsplichtig is, heeft nagelaten een zorgverzekering te sluiten (hierna: onverzekerde).

Ingevolge artikel 18d, eerste lid, van de Zvw, wordt de hoogte van de bestuursrechtelijke premie voor een wanbetaler vastgesteld op een percentage van ten minste 110% en ten hoogste 130% van de gemiddelde (nominale) premie.

De gemiddelde (nominale) premie wordt al berekend om de standaardpremie als bedoeld in de Wet op de zorgtoeslag vast te kunnen stellen. In de toelichting op de Regeling vaststelling standaardpremie 2016 (Stcrt. 2015, nr. 43794) is de berekeningswijze van de gemiddelde (nominale) premie opgenomen, die voor het jaar 2016 is bepaald op € 1.228 per jaar. Dit bedrag is berekend aan de hand van het gemiddelde van de werkelijke premies voor een zorgverzekering in 2016, met inbegrip van collectiviteitskortingen en gewogen op basis van het aantal zorgverzekeringen van verzekerden van 18 jaar en ouder in 2015.

De hoogte van het percentage van de bestuursrechtelijke premie voor de wanbetaler wordt met ingang van 1 juli 2016 vastgesteld op 125% van de gemiddelde (nominale) premie en ten behoeve van de uitvoering van de bronheffing herleid tot een maandbedrag. Dit bedrag komt (afgerond) overeen met € 127,91. Het genoemde percentage vormt bij betalingsachterstand een prikkel om aan de zorgverzekeraar de premie te blijven betalen, maar is tegelijkertijd niet te hoog om een belemmering te vormen voor uitstroom uit het bestuursrechtelijk premieregime. Daarnaast heeft dit percentage, dat dicht tegen de bovengrens van de wettelijke norm zit, een beperkt effect op de inkomensafhankelijke bijdrage en de nominale premie.

Ingevolge artikel 18e, tweede lid, van de Zvw wordt de hoogte van de bestuursrechtelijke premie voor een onverzekerde vastgesteld op een percentage van de gemiddelde (nominale) premie. In voorgaande jaren kwam het bedrag overeen met de hoogte van de standaardpremie. Er is geen aanleiding dit te veranderen.

Omdat de grondslag voor de berekening wel is gewijzigd dient het bedrag van de standaardpremie herleid te worden naar een percentage van de gemiddelde (nominale) premie. Het maandbedrag van de standaardpremie is € 122,33. Dit komt overeen met 119,54% van de gemiddelde (nominale) premie. Ten behoeve van de uitvoering van de bronheffing wordt dit percentage herleid tot het genoemde maandbedrag.

Onderdeel B

Van de bestuursrechtelijke premie wordt jaarlijks 23% gestort in ’s Rijks Kas. Tot nu toe wordt het percentage jaarlijks per kalenderjaar vastgesteld, maar het percentage is sedert de inwerkingtreding van artikel 18d altijd gesteld geweest op 23%. Teneinde onnodige regelgeving te voorkomen is artikel 6.5.3a zodanig geredigeerd, dat de afdracht aan ’s Rijks Kas niet meer gebonden is aan een kalenderjaar maar met ingang van het jaar 2016 geldt voor alle toekomstige kalenderjaren.

Onderdeel C

Artikel 6.5.5 heeft geen betekenis meer en komt daarom te vervallen.

In artikel 6.5.5 was een overgangsbepaling opgenomen in verband met de inwerkingtreding van de Wet structurele maatregelen wanbetalers zorgverzekering (Stb. 2009, 356) op 1 september 2009. Het artikel zag op behoud van de wanbetalersbijdrage ook indien een zorgverzekeraar een schuld zou kwijtschelden aan een verzekerde die op de datum van inwerkingtreding van die wet al wanbetaler was.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2016, zodat er voldoende tijd is om de uitvoering van de regeling voor te bereiden. In afwijking hiervan treedt de wijziging van de bepaling over de afdracht van de bestuursrechtelijke premie door het Zorginstituut aan 's Rijks Kas al na publicatie van deze regeling in werking en wordt daaraan terugwerkende kracht verleend tot en met 1 januari 2016. Op die manier is boven elke twijfel verheven dat de afdracht dient te geschieden voor het totaal van de bestuursrechtelijke premie die gedurende het gehele kalenderjaar 2016 is geïnd.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers

Naar boven