Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 12 april 2016, nr. IENM/BSK-2016/74882, tot wijziging van de Regeling wegvervoer goederen in verband met een nadere invulling van de maximale duur van de werkzaamheden van een niet in dienstbetrekking zijnde vervangende chauffeur

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op artikel 2.11, vierde lid, van de Wet wegvervoer goederen;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Regeling wegvervoer goederen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 13, tweede lid, onder a, wordt ‘voor beperkte tijd’ vervangen door: gedurende een periode van ten hoogste zes weken.

B

In artikel 14, eerste lid, wordt ‘Minister van Verkeer en Waterstaat’ vervangen door: Minister van Infrastructuur en Milieu.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2016.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

TOELICHTING

Deze regeling beoogt de Regeling wegvervoer goederen op een technisch punt te verduidelijken.

Het is voor een vervoerder verboden om gebruik te maken van een chauffeur die niet bij hem in dienstbetrekking is. Op dit verbod bestaan enkele uitzonderingen. De onderhavige wijziging heeft betrekking op de uitzondering dat ontheffing verleend kan worden van de eis van dienstbetrekking indien gebruik gemaakt wordt van een werknemer die voor beperkte tijd bij wijze van hulpbetoon zonder winstoogmerk aan een vervoerder ter beschikking wordt gesteld door een andere vervoerder bij wie die werknemer in dienstbetrekking is.

Deze uitzondering is bedoeld voor het opvangen van onverwachte situaties door tijdelijke inleen van werknemers van collega-vervoerders, bijvoorbeeld als gevolg van ziekte van een eigen werknemer. De uitzondering kent echter een onduidelijkheid voor wat betreft de interpretatie van het begrip ‘voor beperkte tijd’. Deze onduidelijkheid werkt misbruik van deze uitzonderingsgrond in de hand. In de Voortgangsrapportage aanpak schijnconstructies van 26 november 2013 (Kamerstukken II 2012/13, 17 050, nr. 44) is reeds aangekondigd dat de Minister van Infrastructuur en Milieu zou komen met een voorstel om dit begrip nader in te vullen. Verduidelijking door de uitzonderingsgrond nader in te kaderen geeft een handvat voor handhaving en meer rechtsgelijkheid.

Over de nadere invulling is overleg gevoerd met organisaties in het wegvervoer. Op basis van hun inbreng is deze periode thans in de regeling vastgelegd op een periode van ten hoogste zes weken.

Er is gekozen voor een periode van zes weken omdat zes weken over het algemeen genoeg is om te herstellen van de meeste ziektes die de oorzaak zijn van tijdelijke uitval. Hiermee wordt voorkomen dat er geen gebruik meer kan worden gemaakt van ingeleende chauffeurs, terwijl de chauffeur in dienstverband nog niet in staat is om te rijden.

De wijziging heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor het bedrijfsleven.

De regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2016 en wordt twee maanden van tevoren gepubliceerd in de Staatscourant. Daarmee wordt aangesloten bij de vaste verandermomenten.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Naar boven