Regeling van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 29 maart 2016, nummer 743884 houdende wijziging van de Regeling wapens en munitie in verband met de oppervlaktebehandeling van airsoftapparaten

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Gelet op artikel 41 van de Wet wapens en munitie,

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling wapens en munitie wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, wordt, na onderdeel i, een onderdeel ingevoegd, luidende:

j. de kleine erkenninghouder:

de beheerder van een erkenning voor een bedrijf als bedoeld in artikel 10 van deze regeling, die met het oog op de aard van zijn werkzaamheden niet met gunstig gevolg het verplichte examen, bedoeld in artikel 9 van deze regeling, hoeft te hebben afgelegd.

B

Na artikel 17g wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 17h

Van het verbod van artikel 13, eerste lid, van de wet wordt voor het voorhanden hebben van airsoftapparaten vrijstelling verleend aan kleine erkenninghouders voor zover het een bedrijf betreft waarin uitsluitend wapens worden gegraveerd of geblauwd, dan wel aan een andere oppervlaktebehandeling worden onderworpen.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze wordt geplaatst

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 29 maart 2016

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff

TOELICHTING

Met deze wijziging wordt voorzien in een regeling voor oppervlaktebehandeling van airsoftapparaten door beheerders van een erkenning voor een bedrijf als bedoeld in artikel 10 van deze regeling, die niet de verplichte opleiding ex artikel 9 van de regeling hoeft te hebben gevolgd (kleine erkenninghouder).

Het probleem dat zich nu voordoet met airsoftapparaten is dat er geen erkenning kan worden afgegeven die de bevoegdheid schept om de apparaten voorhanden te hebben. Er geldt immers een vrijstellingsregeling waar slechts grote erkenninghouders onder vallen (artikel 17, onder d, van de regeling). Alleen zij zijn dus bevoegd om airsoftapparaten voorhanden te hebben. Het onverkort handhaven van de opleidingseis zou echter bij de oppervlaktebehandeling van airsoftapparaten niet in verhouding staan tot de aard van de werkzaamheden.

In de huidige regeling is dan ook een uitzondering op de (verplichte) opleidingseis gemaakt voor de beheerder van een erkenning voor een bedrijf waarin uitsluitend wapens worden gegraveerd of geblauwd dan wel aan een andere oppervlaktebehandeling worden onderworpen. Deze beheerders van een erkenning voor een dergelijk bedrijf verkrijgen hiervoor een zogenaamde ‘kleine erkenning’. Hiertoe is een definitie van de ‘kleine erkenninghouder’ toegevoegd in artikel 1, eerste lid, onder j van de regeling. Door toevoeging van artikel 17h aan de regeling wordt voorts vrijstelling verleend aan kleine erkenninghouders voor het voorhanden hebben van airsoftapparaten indien zij uitsluitend wapens blauwen, graveren of aan een andere oppervlaktebehandeling onderwerpen.

De onderhavige regeling zal met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatcourant waarin zij wordt geplaatst inwerking treden.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff

Naar boven