ARTIKEL I
Het Voorschrift Vreemdelingen 2000 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.13 komt te luiden:
Artikel 1.13
-
1. De aanvrager om erkenning als referent legt bij de aanvraag een verklaring van betalingsgedrag
als bedoeld in artikel 1.1.12 van de Leidraad Invordering 2008 over, die op de datum
van de aanvraag niet ouder is dan drie maanden.
-
2. In afwijking van het eerste lid verstrekt de aanvrager een ondernemingsplan indien
de onderneming nog geen anderhalf jaar bestaat of nog geen anderhalf jaar bedrijfsactiviteiten
heeft verricht, tenzij:
-
a. de aanvrager een onderneming of rechtspersoon betreft die het volledige eigendom met
volledige zeggenschap is van een onderneming of rechtspersoon die indien deze onderneming
of rechtspersoon zelf de aanvraag indient niet verplicht is een ondernemingsplan ingevolge
dit artikel over te leggen, in welk geval de aanvrager een verklaring van betalingsgedrag
als bedoeld in artikel 1.1.12 van de Leidraad Invordering van de onderneming of rechtspersoon
waarvan het volledig eigendom is over legt;
-
b. de aanvrager een onderneming of rechtspersoon betreft die voortkomt uit een fusie
tussen twee ondernemingen of rechtspersonen die beide direct voorafgaand aan de aanvraag
om erkenning zijn erkend als referent;
-
c. de aanvrager een onderneming of rechtspersoon betreft die volledig is overgenomen
door een onderneming of rechtspersoon die direct voorafgaand aan de aanvraag om erkenning
zelf als referent is erkend; of
-
d. sprake is van een aanvraag om erkenning als referent vanwege een wijziging in de rechtsvorm
van de onderneming of rechtspersoon van een erkend referent en uit de notariële akte
blijkt dat:
-
1°. de aard van de ondernemingsactiviteiten niet is uitgebreid, en
-
2°. de zeggenschap in de nieuwe onderneming of rechtspersoon gelijk blijft.
-
3. Indien de aanvrager een vestiging van een onderneming betreft die onderdeel uitmaakt
van een buitenlandse onderneming, kan de aanvrager, in afwijking van het eerste en
tweede lid, de continuïteit en solvabiliteit aantonen door een verklaring van bekendheid
van de Netherlands Foreign Investment Agency van het Ministerie van Economische Zaken
over te leggen.
-
4. Indien er naar het oordeel van de Minister of de Minister van Economische Zaken twijfel
bestaat of de continuïteit en solvabiliteit voldoende zijn gewaarborgd verstrekt de
aanvrager, in afwijking van het eerste, tweede en derde lid:
-
a. in het geval de aanvrager een onderneming betreft die nog geen anderhalf jaar bestaat
of nog geen anderhalf jaar bedrijfsactiviteiten heeft verricht een ondernemingsplan;
-
b. in het geval de aanvrager een onderneming betreft die langer dan anderhalf jaar maar
korter dan drie jaar bestaat of langer dan anderhalf jaar maar korter dan drie jaar
bedrijfsactiviteiten heeft verricht een ondernemingsplan en de beschikbare, door een
onafhankelijke partij geverifieerde jaarrekeningen en geverifieerde exploitatieprognoses
en liquiditeitsprognoses voor de komende twee jaar inclusief toelichting op de uitgangspunten;
-
c. in het geval de aanvrager een onderneming betreft die langer dan drie jaar bestaat
of langer dan drie jaar bedrijfsactiviteiten heeft verricht, door een onafhankelijke
partij geverifieerde jaarrekeningen van de afgelopen drie jaren en geverifieerde exploitatieprognoses
en liquiditeitsprognoses voor de komende twee jaar inclusief toelichting op de uitgangspunten.
-
5. Voor de beoordeling of de continuïteit en solvabiliteit van de onderneming voldoende
zijn gewaarborgd, worden de bewijsmiddelen, bedoeld in het tweede en vierde lid, ter
advisering voorgelegd aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.
B
Artikel 1.14 komt te luiden:
Artikel 1.14
Een onderneming die zich bezig houdt met arbeidsbemiddeling of het ter beschikking
stellen van arbeidskrachten, bedoeld in artikel 1, aanhef en onder b en c, van de
Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs wordt alleen erkend als referent
indien de onderneming is opgenomen in het register van de Stichting normering arbeid.
C
Na artikel 1.15 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 1.15a
De erkenning als referent kan worden ingetrokken indien:
-
a. er in de afgelopen drie jaar ten behoeve van een vreemdeling geen machtiging tot voorlopig
verblijf of een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet
2000 is verleend, en
-
b. er geen vreemdeling is waarvoor de referent als erkend referent optreedt.
D
In artikel 3.34j, eerste tot en met het derde lid, wordt na de zinsnede ‘van de Wet
blijkt’ ingevoegd: of ter zake van de afgifte van een vervangend document ter correctie
van naar het oordeel van de Minister gedateerde of onjuiste gegevens.
E
In artikel 4.1, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel
d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
F
Artikel 4.1a, eerste lid, komt te luiden:
G
In artikel 3.43c, eerste en tweede lid, wordt na de zinsnede ‘van de Wet blijkt’ ingevoegd:
of ter zake van de afgifte van een vervangend document ter correctie van naar het
oordeel van de Minister gedateerde of onjuiste gegevens.
H
Bijlage 1, behorend bij artikel 2.1, eerste lid, onder a, komt te luiden als aangegeven
in de bijlage 1 behorend bij deze regeling.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2016.
TOELICHTING
Algemeen
Deze regeling tot wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 bevat onder andere
de introductie van een nieuwe intrekkingsgrond voor de erkenning als referent, een
aanpassing van de toetsing van de continuïteit en solvabiliteit van startende en gevestigde
ondernemers bij een aanvraag om erkenning als referent, de actualisering van de lijst
met afschriftplichtige luchthavens en de introductie van een nieuw legesfeit.
De invoeringstermijn bedraagt minder dan twee maanden en wijkt daarmee af van het
in het Kabinetsstandpunt inzake Vaste Verandermomenten neergelegde uitgangspunt. Deze
regeling betreft een aanpassing van de lijst met afschriftplichtige luchthavens, waarvoor
afwijking is toegestaan op grond van aanwijzing 174, vierde lid, onder a, van de Aanwijzingen
voor de regelgeving, omdat deze lijst op basis van actuele gegevens wordt samengesteld.
Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdeel A (artikel 1.13)
Als onderdeel van de toets naar de continuïteit en solvabiliteit van de te erkennen
referent wordt een verklaring van betalingsgedrag als bedoeld in artikel 1.1.12 van
de Leidraad Invordering 2008 vereist. Op deze manier wordt informatie bij de rijksbelastingdienst
opgevraagd omtrent de premie- en belastingafdracht. Op verzoek van de te erkennen
referent geeft de rijksbelastingdienst een verklaring af, waaruit blijkt dat op dat
moment geen belastingaanslagen of andere vorderingen openstaan waarvan de invordering
is opgedragen. Tevens verklaart de rijksbelastingdienst desgevraagd dat zich in het
verleden – voor wat betreft de invordering – geen moeilijkheden hebben voorgedaan.
In de verklaring van betalingsgedrag kan de rijksbelastingdienst voorts nadere bijzonderheden
vermelden.
In het tweede lid is een uitzondering gemaakt voor startende ondernemingen. Hieronder
worden ondernemingen verstaan, die blijkens hun inschrijving in het handelsregister
korter dan anderhalf geleden zijn opgericht of die blijkens gegevens uit het handelsregister
korter dan anderhalf jaar (feitelijk) bedrijfsactiviteiten hebben verricht. Zij hebben
immers nog geen of een beperkte historie omtrent de premie- en belastingafdracht,
waardoor de verklaring omtrent betalingsgedrag onvoldoende betekenis heeft. Aan de
hand van het ondernemingsplan kan de continuïteit en solvabiliteit van de onderneming
worden getoetst om zo toch een goed beeld te krijgen van de positie van een onderneming.
Om te kunnen beoordelen of de continuïteit van de startende onderneming voldoende
is gewaarborgd vraagt de IND, op grond van het vijfde lid, advies aan de Rijksdienst
voor Ondernemend Nederland.
In de onderdelen a tot en met d staan een viertal uitzonderingen op de hoofdregel
van het tweede lid. In onderdeel a betreft het de aanvraag om erkenning door een dochteronderneming
die volledig in eigendom is van een onderneming. In onderdeel b gaat het om een fusie
van twee ondernemingen of rechtspersonen die al op het moment van de fusie erkend
zijn. In onderdeel c betreft het een overname van een onderneming of rechtspersoon
door een onderneming of rechtspersoon die op het moment van de overname erkend is.
In onderdeel d wordt een uitzondering gemaakt voor een wijziging van de rechtsvorm
van de al erkende referent.
Als de aanvrager om erkenning als referent een verklaring van bekendheid van de Netherlands
Foreign Investment Agency van het Ministerie van Economische Zaken over legt zijn
op grond van het derde lid de continuïteit en solvabiliteit voldoende aangetoond.
Op grond van het vierde lid kan de Immigratie- en Naturalisatiedienst de aanvrager
om erkenning als referent in alle gevallen bewijsmiddelen verzoeken indien er naar
het oordeel van de Immigratie- en Naturalisatiedienst of de Minister van Economische
Zaken twijfel bestaat of de continuïteit en solvabiliteit voldoende is gewaarborgd.
Om te kunnen beoordelen of de continuïteit van de onderneming voldoende is gewaarborgd
vraagt de Immigratie- en Naturalisatiedienst, op grond van het vijfde lid, advies
aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.
Onderdeel B (artikel 1.14)
Indien een onderneming die zich bezig houdt met arbeidsbemiddeling of het ter beschikking
stellen van arbeidskrachten, bedoeld in artikel 1, aanhef en onder b en c, van de
Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs erkend referent wil worden kan dat
alleen maar als deze onderneming is opgenomen in het register van de Stichting normering
arbeid. De Stichting houdt een register bij gebaseerd op een nationaal keurmerk (NEN-4400).
Dit betekent dat de uitzendbureaus die in dat register staan opgenomen, de wet- en
regelgeving op het gebied van arbeid nakomen.
Onderdeel C (artikel 1.15a)
Dit nieuwe artikel geeft invulling aan artikel 1.22, eerste volzin, van het Vreemdelingenbesluit
2000. Op grond van deze bepaling kunnen nadere regels worden gesteld over de intrekking
van de erkenning als referent. Indien in de afgelopen periode van drie jaar geen gebruik
is gemaakt van de erkenning kan ingevolge het nieuwe artikel 1.15a de erkenning worden
ingetrokken. Concreet betekent dit dat in die periode ten behoeve van een vreemdeling
geen machtiging tot voorlopig verblijf of een verblijfsvergunning is verleend en er
geen vreemdeling meer is waarvoor de belanghebbende als erkend referent optreedt.
Onderdelen D en G (artikel 3.34j, eerste tot en met derde lid en 3.43c, eerste en
tweede lid)
Met deze wijziging wordt legesheffing mogelijk voor gevallen waarin op aanvraag door
de vreemdeling naar het oordeel van de Immigratie- en Naturalisatiedienst een verblijfsdocument
dient te worden vervangen als er op het verstrekte document gedateerde of onjuiste
gegevens staan vermeld. Daarvan kan sprake zijn als er een mutatie van relevante gegevens
van de vreemdeling in de Basisregistratie Personen heeft plaatsgevonden. Daarbij kan
met name worden gedacht aan een correctie op grond van artikel 2.58 van de Wet Basisregistratie
Personen.
Onderdeel E (artikel 4.1, eerste lid)
Ingevolge artikel 47, eerste lid, onderdeel c, van de Vreemdelingenwet 2000 zijn met
het toezicht op de naleving van de wettelijke voorschriften met betrekking tot vreemdelingen,
naast de ambtenaren van politie bedoeld in artikel 2, onder a, c en d, van de Politiewet
2012, die zijn aangesteld voor de politietaak en de ambtenaren van de Koninklijke
marechaussee, tevens belast de bij besluit van de Minister aangewezen ambtenaren.
In het nieuwe onderdeel e worden de inspecteurs arbeidsmarktfraude van de Inspectie
Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangewezen als toezichthouder, voor zover het de
naleving van artikel 3.22 van het Vreemdelingenbesluit 2000 betreft. Artikel 3.22
ziet op het zogenaamde middelenvereiste. In dit artikel is voorgeschreven dat de referent
in het kader van gezinshereniging duurzaam en zelfstandig dient te beschikken over
voldoende middelen van bestaan. In samenwerking met de Immigratie- en Naturalisatiedienst
kan de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid bijvoorbeeld werkplekcontroles gaan
uitvoeren. Redengevend voor de aanwijzing van de inspecteurs arbeidsmarktfraude is
dat de Inspectie bij uitstek beschikt over de vereiste expertise op dit gebied.
Onderdeel F (artikel 4.1a, eerste lid)
In de Wet modern migratiebeleid is vastgelegd dat met het toezicht op de referenten
zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren (artikel 47a van
de Vreemdelingenwet 2000). Op grond hiervan moeten ambtenaren van de Immigratie- en
Naturalisatiedienst als toezichthouder in de zin van de Algemene wet bestuursrecht
(artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht) worden aangewezen. Deze ambtenaren
kunnen gebruik maken van de overige bevoegdheden die hun bij de Algemene wet bestuursrecht
als toezichthouder zijn toegekend (artikel 5:15 tot en met 5:19). Het gaat hierbij
om bevoegdheden als: het betreden van elke plaats (met uitzondering van een woning),
het vorderen van inlichtingen, identiteitsbewijzen en van zakelijke gegevens en bescheiden
(van bedrijven) en het doen van onderzoek. Artikel 5:14 van de Algemene wet bestuursrecht
biedt de mogelijkheid om het bevoegdhedenpakket te beperken. In artikel 4.1a is gebruikgemaakt
van de in artikel 47a van de Vreemdelingenwet 2000 gegeven mogelijkheid om ambtenaren
aan te wijzen die toezicht gaan uitoefenen op de wettelijke verplichtingen van referenten.
Uit de memorie van toelichting bij de Wet modern migratiebeleid en de daarop volgende
parlementaire stukken blijkt dat ‘toezicht vanachter het bureau’ het primaire uitgangspunt
vormt bij de uitvoering van het toezicht op referenten zoals de IND dat moet gaan
doen. Samenwerking en gegevensuitwisseling met andere overheidsdiensten staan daarbij
centraal. In voorkomende gevallen kunnen controlebezoeken aan zakelijke referenten
noodzakelijk zijn. Huisbezoeken bij gezinsmigratiereferenten zijn expliciet uitgesloten.
Dit is een taak van de Vreemdelingenpolitie.
Bij het bepalen van de reikwijdte van de aanwijzing van IND-medewerkers als toezichthouder
met bevoegdheden die de Algemene wet bestuursrecht biedt, is een ruime aanwijzing
het uitgangspunt geweest. De aanwijzing is echter wel beperkt tot die dienstonderdelen
en die functies van de IND die deze bevoegdheden daadwerkelijk gaan gebruiken bij
het toezicht op referenten. Dit zijn dan de medewerkers bij de directie Regulier Verblijf
en Nederlanderschap en de directie Dienstverlenen die zich bezighouden met het behandelen
van aanvragen ((senior-)medewerkers behandelen en ontwikkelen), de medewerkers die
de gegevens verwerken en behandelen (medewerkers verwerken en behandelen), (senior)
inspecteurs/medewerkers toezicht zoals die bij het team Toezicht van de IND werken
en de operationeel- en middenmanagers vanuit hun functie om leiding te geven aan voorgenoemde
groepen medewerkers.
Om de effectiviteit van het toezicht te vergroten zijn tevens als toezichthouder op
de referenten de inspecteurs arbeidsmarktfraude van de Inspectie Sociale Zaken en
Werkgelegenheid aangewezen.
Onderdeel H (bijlage 1, behorend bij artikel 2.1, eerste lid, onder a)
Bijlage 1, behorend bij artikel 2.1, eerste lid, onder a, van het Voorschrift Vreemdelingen
2000 wijst de vervoerders aan die de documenten van hun passagiers dienen te fotograferen,
te fotokopiëren of te scannen. Hiervoor zijn alle vervoerders aangewezen indien zij
vanaf bepaalde luchthavens naar Nederland vliegen. Om de luchtvaartmaatschappijen
niet onnodig te belasten, is de opsomming beperkt tot een aantal luchthavens waarvandaan
niet gedocumenteerde vreemdelingen worden aangevoerd. Teneinde de maatregel zo effectief
mogelijk te laten zijn, wordt de lijst met luchthavens steeds geactualiseerd aan de
hand van ervaringsgegevens.
De ervaringsgegevens van augustus 2015 tot en met januari 2016 hebben geleid tot een
aangepaste lijst van zevenentwintig afschriftplichtige luchthavens. Drieëntwintig
luchthavens die het laatste half jaar op de lijst worden genoemd, blijven gehandhaafd.
Een luchthaven is van de lijst gehaald en vier luchthavens zijn aan de lijst toegevoegd.
Panama is van de lijst gehaald, omdat deze niet meer aan de criteria voldoet. De volgende
vier nieuwe luchthavens zijn op de lijst geplaatst vanwege beschikbare (trend)informatie
en ter preventie: Hamad International Airport (Doha), Kuwait International Airport,
Muscat International Airport en Teheran Imam Khomeini International Airport.
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
K.H.D.M. Dijkhoff