Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 25 maart 2016, nr. WJZ/16043650, tot wijziging van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB in verband met het doorvoeren van vereenvoudigingen en verduidelijkingen

De Staatssecretaris van Economische Zaken;

Gelet op de artikelen 4, eerste lid, onderdeel c, 30, vierde lid, 34, 45, en 46, tweede lid van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PbEU L347);

Gelet op artikel 45 van Verordening (EU) nr. 639/2014 van de Europese Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot wijziging van bijlage X bij die verordening (PbEU L181);

Gelet op artikel 14, vierde lid, van Verordening (EU) nr. 809/2014 van de Europese Commissie van 17 juli 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem, plattelandsontwikkelingsmaatregelen en de randvoorwaarden (PBEU L227);

Gelet op de artikelen 15, 19 en 24 van de Landbouwwet;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1.1, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van het laatste onderdeel door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd luidende:

lichte grondbewerking:

de toepassing van een graslandvernieuwingstechniek waarbij de ondergrond vrijwel onberoerd blijft en waarbij te allen tijde een dekkende vegetatie zichtbaar blijft.

B

Artikel 2.2, eerste en tweede lid, komen te luiden:

  • 1. Het criterium waaraan de landbouwer dient te voldoen om een landbouwareaal in een staat te houden die begrazing of teelt mogelijk maakt, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel c, onder ii, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 is het jaarlijks maaien van het areaal.

  • 2. De te verrichten minimumactiviteit, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel c, onder iii, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 is het jaarlijks maaien van het areaal.

C

Artikel 2.9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel a, wordt ‘,of’ vervangen door een komma.

2. Aan het tweede lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door ‘,of’, een onderdeel toegevoegd luidende:

  • c. ten aanzien van aanvragen gedaan vanaf 2016 voor wat betreft areaal dat tijdelijk uit productie is genomen in het kader van een overeenkomst als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 1272/1988 en waarvoor niet eerder betalingsrechten zijn toegewezen.

3. Na het derde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. De overeenkomst, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, is na 31 december 2012 beëindigd.

D

In artikel 2.12, eerste lid, wordt ‘31 maart van’ vervangen door: de uiterste datum van indiening van de verzamelaanvraag, bedoeld in artikel 4.2, derde lid, in.

E

Aan artikel 2.15 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Op blijvend grasland als bedoeld in het eerste lid wordt uitsluitend een lichte grondbewerking toegestaan.

F

Artikel 2.17 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef van het zesde lid wordt ‘Een landschapselement als bedoeld in artikel 46, tweede lid, onderdeel c, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 wordt’ vervangen door: Een landschapselement wordt.

2. Na het zesde lid worden drie leden toegevoegd, luidende:

  • 7. In afwijking van artikel 45, vierde lid, onderdeel e, van Verordening (EU) nr. 639/2014 wordt een akkerrand in stand gehouden van 1 januari tot ten minste 1 september indien er sprake is van de teelt van een opvolgend wintergewas.

  • 8. Ter uitvoering van artikel 45, vierde lid, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 639/2014, worden knotbomen met een kruin van minder dan 4 meter als waardevol landschapselement aangemerkt en als ecologisch aandachtsgebied beschouwd.

  • 9. De knotbomen, bedoeld in het achtste lid, hebben vóór het knotten een kruindiameter van minimaal 4 meter bereikt.

G

Aan artikel 4.2 wordt een lid toegevoegd, luidende:

7. De landbouwer die vanggewassen inzet als ecologisch aandachtsgebied kan de inhoud van de verzamelaanvraag, onderdeel Regelingen grondgebonden, ingevolge artikel 14, vierde lid, van Verordening (EU) nr. 809/2014 tot 1 oktober wijzigen wat het gebruik van landbouwpercelen betreft met gebruikmaking van een middel dat door de minister beschikbaar wordt gesteld.

H

Bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In categorie 1, onderdeel B, subonderdeel 8 wordt ‘onderdeel 7’ vervangen door: onderdeel 6 en wordt ‘onderdeel 8’ vervangen door: onderdeel 7.

2. In categorie 2, onderdeel B, subonderdeel 1 wordt ‘zadenmengel’ vervangen door: zadenmengsel.

3. In categorie 3, onder 5, wordt ‘zaaizaadmengsel’ vervangen door: zaaizaad.

4. Aan categorie 3 wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2016.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

TOELICHTING

Algemeen

1 Inleiding

Sinds 1 januari 2015 is de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB van kracht (hierna: de uitvoeringsregeling). De uitvoeringsregeling geeft uitvoering aan de Europese verordeningen inzake de rechtstreekse betalingen van het Europese landbouwbeleid. De uitvoeringsregeling wordt op enkele onderdelen gewijzigd.

2 Hoofdlijnen

Onderdeel A Definitie lichte grondbewerking

Aan de definities wordt een definitie toegevoegd voor lichte grondbewerking. Deze definitie is van belang in verband met het nieuwe derde lid van artikel 2.15 van de uitvoeringsregeling.

Onderdeel B Minimumactiviteit

Het afvoeren van het maaisel en begrazen wordt geschrapt naar aanleiding van opmerkingen van de Europese Commissie. Daardoor resteert het jaarlijks maaien als minimumactiviteit.

Onderdeel C Rechten uit Nationale Reserve (Set-aside gronden)

In het eerste jaar van toekenning van betalingsrechten is gebleken dat er geen voorziening was getroffen voor zogenaamde ‘set-aside gronden’ die weer in productie zijn genomen. Dit betreft gronden die tijdelijk uit productie zijn genomen in het kader van een verbintenis als bedoeld in artikel 8 van Verordening (EEG) nr. 1272/88 van de Commissie van 29 april 1988 tot vaststelling van de bepalingen voor de toepassing van de steunregeling ter bevordering van het uit produktie nemen van bouwland. Ten aanzien van aanvragen gedaan vanaf 2016 is deze voorziening nu wel opgenomen waardoor de landbouwer betalingsrechten toegewezen kan krijgen uit de nationale reserve. Om voor deze voorziening in aanmerking te kunnen komen moet de set-aside verbintenis beëindigd zijn na 31 december 2012. Reden hiervoor is gelegen in het feit dat om in 2015 in aanmerking te komen voor toekenning van ‘gewone rechten’ het hebben ontvangen van betalingsrechten in 2013 een voorwaarde was.

Onderdeel D Uiterste datum van melding van overdracht betalingsrechten

De datum waarop de overdracht van rechten kan worden gemeld bij het betaalorgaan wordt gewijzigd van 31 maart naar 15 mei. Dit geeft de sector meer ruimte. In de Nederlandse praktijk is er sprake van veel handel in grond en rechten. Een melding van overdracht van betalingsrechten die later dan 15 mei wordt ontvangen, wordt pas geregistreerd voor het volgende aanvraagjaar. Volledigheidshalve dient te worden opgemerkt dat de kortingsperiode die voor de indiening van de verzamelaanvraag geldt hier niet van toepassing is.

Onderdeel E Lichte grondbewerking op milieugevoelig blijvend grasland

Volgens artikel 45 van Verordening (EU) nr. 1306/2014 mag blijvend grasland dat als ecologische kwetsbaar is aangemerkt niet worden geploegd of omgezet. Wel biedt de Europese Commissie in paragraaf 4.2 van het richtsnoer over blijvend grasland (DS/EGDP/2015/02 FINAL) ruimte om op dergelijke percelen lichte grondbewerking toe te staan. In het nieuwe derde lid van artikel 2.15 van de uitvoeringsregeling, in samenhang met de definitiebepaling van ‘lichte grondbewerking’ in artikel 1.1, eerste lid, van de uitvoeringsregeling, is omschreven aan welke voorwaarden daarbij moet worden voldaan. De grasmat mag niet worden vernietigd door deze bijvoorbeeld dood te spuiten, te frezen of te spitten. Het nieuwe derde lid is bedoeld om ruimte te geven voor lichte grondbewerkingen die onder andere nodig zijn om doorzaai van gras mogelijk te maken.

Onderdeel F Bepalingen over landschapselementen

In artikel 2.17, zesde lid, van de uitvoeringsregeling, stond in de aanhef een verwijzing naar artikel 46, tweede lid, onderdeel c, van Verordening (EU) nr. 1307/2013. Deze verwijzing kan tot misverstanden leiden omdat de landschapselementen niet alleen onderdeel uitmaken van de reguliere vergroeningseisen, maar ook van de gelijkwaardige praktijken. De buffer van 5 meter tussen bouwland en landschapselement is derhalve ook toegestaan bij de gelijkwaardige praktijken.

Op een akkerrand die wordt ingezet als ecologisch aandachtsgebied mag geen productie plaats vinden. Daarom wordt de akkerrand in stand gehouden tot ten minste 31 december van het aanvraagjaar. Deze instandhoudingsverplichting van 1 januari tot en met 31 december vloeit voort uit artikel 45, vierde lid, onderdeel e, van Verordening (EU) nr. 639/2014. Alleen in geval dat er sprake is van een opvolgend wintergewas wordt hierop een uitzondering gemaakt. Daarbij kan gedacht worden aan winterbloemkool, winterprei, wintertarwe, wintergerst, winterkoolzaad, spelt, rogge en tulpen.

Knotbomen met een minimale kruindiameter van 4 meter worden erkend als waardevol landschapselement. Bepaald wordt dat knotbomen die voor het knotten een kruindiameter van 4 meter hebben bereikt ook na het knotten erkend worden als waardevol landschapselement.

Onderdeel G Wijziging verzamelaanvraag met betrekking tot inzet vanggewassen als ecologisch aandachtsgebied.

Deze wijziging ziet op de Nederlandse invulling van artikel 14, vierde lid, van Verordening (EU) nr. 809/2014 (gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 2015/2333).

Ten behoeve van de vergroening kan in naar behoren gemotiveerde omstandigheden worden toegestaan dat er na de indieningsperiode wijzigingen worden aangebracht in het perceelgebruik. Het inzetten van vanggewassen als ecologisch aandachtsgebied is zo’n omstandigheid. Immers, ten tijde van het doen van de Gecombineerde Opgave is vaak niet precies duidelijk waar welke vanggewassen in het bouwplan van de aanvrager komen. De landbouwer kan tot 1 oktober wijzigingen doorgeven in het gebruik van zijn percelen voor wat betreft het EA vanggewas. Zowel percelen als soort gewas kunnen worden gewijzigd.

Onderdeel H Bepalingen over vanggewassen (bijlage 2)
  • 1. Betreft een correctie van categorie 1, onderdeel, punt 8, de verwijzingen naar de andere punten is verbeterd.

  • 2. Een verschrijving is hersteld.

  • 3. Een verschrijving is hersteld.

  • 4. De voorwaarden bij categorie 3 (onderzaai van gras) zijn verduidelijkt door toe te voegen dat het gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen is toegestaan.

3 Regeldruk

De wijzigingen hebben geen gevolgen voor de regeldruk. De uitvoering van de rechtstreekse betalingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zijn beschreven in de toelichting bij de uitvoeringsregeling. De onderhavige wijzigingsregeling brengt hierin geen verandering.

4 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2016. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid voor Vaste VeranderMomenten (VVM) voor wat betreft de inwerkingtredingsdatum voor ministeriële regelingen. Voor wat betreft de minimale invoeringstermijn van twee maanden tussen publicatie en inwerkingtreding van de regeling wordt afgeweken van de VVM. Reden hiervoor is gelegen in het gegeven dat een deel van de wijzigingen voortvloeit uit een recent gewijzigde Verordening (EU) nr. 2015/2333. Daarbij komt dat de wijzigingen gunstig zijn voor de uitvoeringspraktijk van de landbouwers.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

Naar boven