De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op de artikelen 116, 120, vijfde lid, 123, eerste en vierde lid, 124, eerste
en tweede lid, 125, eerste lid, 129, eerste lid, 132, eerste en derde lid, 137, vijfde
lid, en 180a, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs, de artikelen 113, 114,
117, vierde, vijfde en achtste lid, 120, 124, eerste lid, 131, vierde lid, en 166a,
tweede lid, van de Wet op de expertisecentra, artikel 85b, tweede lid, van de Wet
op het voortgezet onderwijs, de artikelen 3a, 11a, tweede lid, 17, derde lid, 19,
eerste lid, 22, 26, 28a, tweede lid, en 31 van het Besluit bekostiging WPO, de artikelen
3a, 10b, tweede lid, 30, eerste lid, 31, 33a eerste en derde lid en 35 van het Besluit
bekostiging WEC, de artikelen B 16b, B 16g, B 16l, B 21, C 11, eerste en tweede lid,
en C 16.1 van het Besluit trekkende bevolking WPO, en artikel 3, derde lid, van de
Regeling prestatiebox primair onderwijs 2015–2020;
Besluit:
TOELICHTING
I. Algemeen
De personele bekostiging van scholen in het primair onderwijs wordt per schooljaar
toegekend. In deze regeling over het schooljaar 2016–2017 worden de daarvoor noodzakelijke
prijzen en bedragen vastgesteld.
1.1 Wijzigingen ten opzichte van de regeling voor schooljaar 2015–2016.
De inhoudelijke wijzigingen in deze regeling voor schooljaar 2016–2017 ten opzichte
van de regeling voor het voorgaande schooljaar, betreffen de volgende onderwerpen.
-
• De in ‘Hoofdstuk 4. Verevening’ opgenomen artikelen waarin de oorspronkelijke correctiebedragen
in het kader van de verevening werden vastgesteld (artikel 23 tot en met 28), zijn
komen te vervallen. Gebleven is het artikel waarin het aanpassingspercentage van de
actuele correctiebedragen wordt vastgesteld (in de regeling van 2015–2016 artikel
29; in de onderhavige regeling artikel 23). De op basis van artikel 29 uit de regeling
voor schooljaar 2015–2016 berekende aangepaste correctiebedragen, worden voor het
schooljaar 2016–2017 derhalve met het in het huidige artikel 23 vastgestelde percentage
aangepast.
-
• Door de hierboven aangegeven aanpassing, treedt eveneens een hernummering op van de
in de hoofdstukken 5 tot en met 8 opgenomen artikelen.
2. Procedure vaststellen en wijzigen bedragen
2.1 Beperking van wijzigingen
De intentie is om wijzigingen in de bedragen binnen een schooljaar zoveel mogelijk
te beperken. Dat komt de duidelijkheid en daarmee de stabiliteit van het financieel
beleid van bevoegde gezagsorganen en scholen ten goede. Daarom worden de bedragen
voor personele bekostiging en voor het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid
in eerste instantie in maart/april voorafgaande aan het schooljaar vastgesteld. Daarna
kan in het begin van het schooljaar vanwege gewijzigde omstandigheden een aanpassing
van de bedragen vastgesteld worden. De eventueel noodzakelijke aanpassingen van de
bedragen gedurende het schooljaar worden daarna in principe ‘opgespaard’ tot een definitieve
vaststelling tegen het einde van het schooljaar.
2.2 Clustering van regelingen
Om het aantal regelingen beperkt te houden, is besloten om tot een clustering van
alle bekostigingsregelingen over te gaan. In de onderhavige regeling worden naast
de lumpsumbedragen daarom ook de bedragen voor het personeels- en arbeidsmarktbeleid
vastgesteld. Ook het bijstellingspercentage van de correctiebedragen in het kader
van de vereveningssystematiek ‘passend onderwijs’ zijn vastgesteld, wordt in deze
regeling vastgesteld.
Op grond van de wet kan de minister bijzondere bekostiging voor personeelskosten toekennen
aan scholen die zich in bijzondere omstandigheden bevinden. In deze regeling zijn
de standaard bijzondere omstandigheden opgenomen op grond waarvan de bijzondere bekostiging
kan worden aangevraagd. Enige uitzondering hierop betreft de bijzondere bekostiging
in verband met samenvoeging. Omdat de regeling hiervoor fors is uitgebreid, en nu
een meerjarig karakter heeft gekregen, is er voor gekozen om deze apart te publiceren.
3. Bijzondere omstandigheden
3.1 Algemeen
Het bevoegd gezag van scholen waar zich bijzondere situaties voordoen, kan op grond
van artikel 123, tweede lid, van de WPO of artikel 120, tweede lid, van de WEC een
verzoek indienen voor bijzondere bekostiging. Bijzondere omstandigheden kunnen zich
voordoen aan scholen die in een schooljaar worden geconfronteerd met bijzondere situaties
die niet zijn geregeld in hoofdstuk 6 van deze regeling. Daarbij wordt er op gewezen
dat situaties die onder een of meerdere onderdelen van deze regeling vallen, maar
niet aan alle bij dat onderdeel genoemde voorwaarden voldoen, in elk geval niet als
klemmend zullen worden aangemerkt en derhalve niet voor bijzondere bekostiging in
aanmerking gebracht zullen worden.
Bij het indienen van een aanvraag op grond van artikel 123, tweede lid, van de WPO
of artikel 120, tweede lid, van de WEC dient rekening te worden gehouden met het volgende:
-
• Uitgangspunt bij het toekenningbeleid is, dat basisscholen en scholen voor (v)so krachtens
het Besluit bekostiging WPO respectievelijk het Besluit bekostiging WEC een op hun
situatie toegesneden lumpsum krijgen toegekend, en dat slechts in uitzonderlijke situaties
bijzondere bekostiging voor personeel en eventueel aanvullende bekostiging voor materiële
instandhouding wordt toegekend. Voor een goede beoordeling is het van belang dat aanvragen
op de juiste wijze worden ingediend en dat indiening van overbodige aanvragen wordt
voorkomen. Bezien wordt in hoeverre er sprake is van bijzondere omstandigheden en
of de reguliere bekostiging niet toereikend geacht kan worden.
-
• Verzoeken om meer bijzondere en aanvullende bekostiging voor het huidige schooljaar
dan er voor het voorgaande schooljaar aan bijzondere bekostiging is toegekend, terwijl
de omstandigheden gelijk zijn gebleven, worden in elk geval voor het meerdere afgewezen.
-
• Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag
bijzondere bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag
is ontvangen.
-
• Aan toegekende bijzondere bekostiging in voorgaande schooljaren kunnen geen rechten
worden ontleend voor het schooljaar 2016–2017.
-
• Onvolledige aanvragen die niet binnen een door DUO te bepalen termijn zijn aangevuld,
worden buiten behandeling gelaten.
-
• Uiterlijk binnen vier maanden na indiening van de aanvraag ontvangt de aanvrager een
beschikking.
-
• Aanvragen ontvangen na 1 juli 2017 worden afgewezen omdat deze aanvragen, gelet op
de ingangsdatum bekostiging, niet leiden tot bekostiging in het schooljaar waarop
de regeling van toepassing is.
Slechts in een zeer beperkt aantal gevallen kan bijzondere bekostiging voor personeelskosten
worden toegekend. Alleen zeer uitzonderlijke situaties zullen als bijzonder worden
aangemerkt.
3.2 Basisscholen
Niet ingewilligd worden in ieder geval verzoeken van basisscholen in verband met:
-
• Aanwezigheid van nevenvestigingen: deze worden al bekostigd op grond van de WPO;
-
• Bijzondere geaardheid van leerlingen: de bekostiging voor lichte en zware ondersteuning
die de samenwerkingsverbanden ontvangen, wordt geacht daarin te voorzien. Wellicht
ten overvloede wijs ik er op dat dit ook geldt voor leerlingen met autisme.
3.3 Scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs
Niet ingewilligd worden in elk geval verzoeken van (v)so scholen in verband met:
-
• Groei van het aantal leerlingen; wellicht ten overvloede wijs ik u er op dat de groeitelling
op grond van artikel 37 en 38 van het Besluit bekostiging WEC is vervallen.
-
• Bijzondere geaardheid van leerlingen: de geaardheid van de leerlingen is er op zichzelf
juist de oorzaak van dat zij tot een (v)so-onderwijssoort zijn toegelaten. Ook het
feit dat leerlingen afkomstig zijn uit een internaat vormt niet een zodanig verzwarende
factor dat sprake is van een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 120,
tweede lid, van de WEC. In het algemeen zal de problematiek van individuele leerlingen
uiteenlopend kunnen zijn hetgeen niet specifiek voor één bepaalde (v)so-soort geldt.
De beschikbare reguliere faciliteiten worden geacht voldoende ruimte te bieden om
leerlingen de noodzakelijke individuele aandacht te geven.
-
• Aanwezigheid van nevenvestigingen: het lumpsumbudget wordt geacht voldoende mogelijkheid
te bieden om een op de situatie afgestemde schoolorganisatie te realiseren.
3.4 Aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding
Basisscholen die op grond van artikel 123, tweede lid, van de WPO voor de periode
van 1 augustus 2016 tot 1 augustus 2017 bijzondere bekostiging wordt toegewezen in
verband met personeelskosten van extra leraren, komen met inachtneming van artikel
116, tweede lid, van de WPO tevens in aanmerking voor een aanvulling op de vergoeding
materiële instandhouding. Voor zover deze bedragen niet zijn opgenomen in deze regeling,
wordt bij de toekenning uitgegaan van € 1.985,52 per fte op jaarbasis. Het aantal
fte’s wordt berekend door de toegekende bijzondere bekostiging te delen door de genormeerde
gemiddelde personeelslasten van leraren als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel
b, van deze regeling en de uitkomst, na deling door de factor 1,0811, af te ronden
op 4 decimalen. Deze aanvullende bekostiging wordt vastgesteld naar evenredigheid
van de periode waarover de bijzondere bekostiging wordt toegekend en naar rato van
de berekende fte’s.
3.5 Procedure
Het bevoegd gezag van de school dat meent dat zich een bijzondere situatie voordoet,
kan een gemotiveerd verzoek indienen bij DUO/BEK onder vermelding van bijzondere bekostiging
in verband met een bijzondere situatie. In de aanvraag moet in ieder geval worden
vermeld:
-
• het brinnummer van de school;
-
• waarom de school (nog steeds) in bijzondere omstandigheden verkeert en waarom het
lumpsumbudget ontoereikend is;
-
• voor welke soort personeel de school bijzondere bekostiging vraagt en hoeveel fte’s;
-
• bij eerdere toekenning op grond van dezelfde of vergelijkbare omstandigheden datum
en kenmerk van die beschikking;
-
• bij gegevens over individuele leerlingen desgewenst brin- en leerlingnummer in verband
met de privacygevoeligheid.
Deze aanvraag kan ook worden ingediend door middel van een volledig ingevuld en door
het bevoegd gezag ondertekend formulier met nummer DUO 60102. Dit formulier is te
downloaden via www.duo.nl. De aanvraag kan ook elektronisch worden ingediend via het formulier dat beschikbaar
is na inloggen op het zakelijk portaal, onder instellingsinformatie.
4. Opbouw en werking van de regeling
Na hoofdstuk 1 (Algemene bepalingen) worden in hoofdstuk 2 per schoolsoort zowel de
lumpsumbedragen vastgesteld, als de bedragen voor personeels- en arbeidsmarktbeleid.
Hoofdstuk 3 bevat de aan de samenwerkingsverbanden primair onderwijs te verstrekken
lumpsumbedragen personeel voor lichte ondersteuning en de aan de samenwerkingsverbanden
primair en voortgezet onderwijs te verstrekken lumpsumbedragen personeel én materieel
voor zware ondersteuning. In hoofdstuk 4 wordt het percentage vastgesteld waarmee
het correctie bedrag in het kader van de zogenaamde verevening wordt bijgesteld. In
hoofdstuk 5 staan de bedragen voor de instellingen cluster 1 en cluster 2. Hoofdstuk
6 bevat de bedragen en procedures voor de bijzondere bekostiging en in hoofdstuk 7
wordt het betaalritme bekend gemaakt. Hoofdstuk 8 bevat de slotbepalingen. Met de
WPO, de WEC, het Besluit bekostiging WPO, het Besluit bekostiging WEC, de bedragen
en de landelijk gewogen gemiddelde leeftijd die worden vastgesteld in deze regeling,
het aantal leerlingen op de teldatum en de gewogen gemiddelde leeftijd van de school,
kan per school het lumpsumbudget worden berekend.
5. Administratieve lasten
De wijzigingen in deze regeling leiden niet tot wijziging van administratieve lasten
in vergelijking met de Regeling bekostiging personeel PO 2015–2016 en vaststelling
bedragen voor ondersteuning van leerlingen in het PO en VO 2015–2016.
6. Prijsaanpassingen
De opgenomen prijsaanpassingen betreffen de verwerking van enerzijds de resterende
kabinetsbijdrage die is afgesproken in de Loonruimte-overeenkomst publieke sector
2015–2016, en anderzijds van het resterende functiemixbudget voor de laatste 5 maanden
van 2016.
Ten opzichte van de actuele vastgestelde bedragen voor het schooljaar 2015/2016, komt
de aanpassing per 1 augustus 2016 voor de leraren op 0,228% en voor het onderwijsondersteunend
personeel en voor de schoolleiding op 0,141%; de aanpassing van alle bedragen personeels-en
arbeidsmarktbeleid bedraagt 0,228%.
De opslag voor het Vervangingsfonds is per 1 augustus 2016 ongewijzigd vastgesteld
op 4,026% van de loonkosten en ook de opslag voor het Participatiefonds is ongewijzigd
vastgesteld op 1,00% van de loonkosten. De opslagen en percentages in de bekostiging
worden normatief vastgesteld en komen daarom niet altijd overeen met de exacte kosten
die individuele schoolbesturen op onderdelen moeten maken. Hiermee dient rekening
gehouden te worden in de bedrijfsvoering.
II. Artikelsgewijs
Artikel 8
In het vijfde tot en met tiende lid van dit artikel is nu ook de aanvraagprocedure
voor leerlingengroei na de initiële teldatum opgenomen.
Artikel 21 en 22
In de voor 2016–2017 vastgestelde bedragen voor zware ondersteuning PO en VO, is een
bedrag van € 11,12 meegenomen voor hoogbegaafde leerlingen. Dit bedrag zal oplopen
tot ca. € 12,– in 2018–2019, waarmee het volledige budget van € 29 miljoen zal zijn
ingezet.
Artikel 23 (nieuw; voorheen artikel 29)
De in de regeling voor 2015–2016 opgenomen artikelen 23 tot en met 28, waarin diverse
vereveningsbedragen werden vastgesteld, zijn komen te vervallen. In ‘Hoofdstuk 4.
Verevening’ is nu alleen nog maar het artikel opgenomen waarmee het aanpassingspercentage
van de voor het vorige schooljaar vastgestelde vereveningsbedragen wordt vastgesteld
(voorheen artikel 29). Dit percentage bedraagt 0,228%.
Artikel 24 tot en met 32 (voorheen artikel 30 tot en met 38)
Deze artikelen zijn inhoudelijk niet gewijzigd, maar alleen vernummerd. Wel zijn de
bedragen bijgesteld aan de hand van de ontwikkeling van de gemiddelde personele lasten,
dan wel aan de prijsbijstelling van de programma’s van eisen.
Artikel 33 (voorheen artikel 39)
De aanvraagprocedure is gewijzigd omdat dit dient te geschieden met formulier nummer
DUO 60102.
In dit artikel is verduidelijkt dat de groeiregeling uit het zevende lid, óók van
toepassing is wanneer het bevoegd gezag voor de desbetreffende basisschool in het
lopende schooljaar geen toekenning bijzondere bekostiging op basis van het tweede
lid heeft ontvangen. Wanneer er in zo’n situatie sprake is van een toename met minimaal
10 ingeschreven asielzoekerskinderen ten opzichte van het aantal ingeschreven asielzoekerskinderen
op 1 oktober 2015, dan wordt de bijzondere bekostiging bedoeld in het zevende lid
toegekend. Indien die groei nog in het schooljaar 2015–2016 heeft plaatsgevonden,
dan wordt de eerste schooldag in het schooljaar 2016–2017 als datum van toename beschouwd.
Artikel 34 tot en met 37 (voorheen artikel 40 tot en met 43)
Deze artikelen zijn inhoudelijk niet gewijzigd, maar alleen vernummerd. Wel zijn de
bedragen bijgesteld aan de hand van de ontwikkeling van de gemiddelde personele lasten,
dan wel aan de prijsbijstelling van de programma’s van eisen.
Artikel 38 (voorheen artikel 44)
In dit artikel is de verdeling van de betaling van het bedrag voor de prestatiebox
primair onderwijs over het eerste en het laatste deel van het schooljaar aangepast.
Voorheen werd 28,2% in november uitbetaald, en 71,8% in maart. Om budget technische
redenen zijn deze percentages aangepast naar 32,3% respectievelijk 67,7%. In het bedrag
per leerling is een bedrag van € 11,64 opgenomen voor cultuureducatie.
Artikel 39 en 40 (voorheen artikel 46 en 47)
Deze artikelen zijn inhoudelijk niet gewijzigd, maar alleen vernummerd.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. Dekker