Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Overijssel | Staatscourant 2016, 15705 | Instelling gemeenschappelijke regelingen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Overijssel | Staatscourant 2016, 15705 | Instelling gemeenschappelijke regelingen |
B esluit: Provinciale Staten d.d. 09-12-2015
I nlichtingen bij: dhr. A. van der Knaap
E - mail: A.vd.Knaap@overijssel.nl
Provinciale Staten en het College van Gedeputeerde Staten van
1. de PROVINCIE OVERIJSSEL, ieder voor zover zij voor de provincie als deelnemende partij aan deze Gemeenschappelijke regeling bevoegd zijn,
en de Gemeenteraden en de Colleges van Burgemeester en Wethouders van
5. de GEMEENTE HENGELO, ieder voor zover zij voor de eigen gemeente als deelnemen- de partij aan deze Gemeenschappelijke regeling bevoegd zijn;
tezamen verder ook wel (deelnemende) partijen of deelnemers te noemen;
partijen in 2001 een Intentieovereenkomst hebben gesloten met als doel tekomen tot een gezamenlijke ontwikkeling, realisatie en beheer van een, qua verschijningsvorm hoogwaardig, grootschalig en duurzaam bedrijventerrein van bovengemeentelijke betekenis, aard en omvang, door partijen genoemd een Regionaal Bedrijventerrein Twente;
partijen in die overeenkomst en de verlengingen daarvan als uiterst tijdstip hebben opgenomen het tijdstip waarop door partijen is besloten tot hetzij een verdergaande samenwerking ten behoeve van de verwezenlijking van het sub A hiervoor omschreven doel danwel tot de verbreking van die samenwerking;
dat partijen er, gelet op de daartoe strekkende adviezen van de op basis van de Intentieovereenkomst in het leven geroepen Stuurgroep en Projectgroep met het oog op de sub B hiervoor genoemde uiterste datum, voor hebben gekozen om de door hen wenselijk geoordeelde samenwerking vorm te geven in een daartoe te treffen gemeenschappelijke regeling voor in beginsel onbepaalde tijd;
het bepaalde in de Wet gemeenschappelijke regelingen, meer in het bijzonder op het bepaalde in de artikelen 51 en volgende van die wet alsmede op het bepaalde in de Provinciewet en de Gemeentewet, alsook op de wetten dualisering provinciebestuur en gemeentebestuur;
tot het treffen van de navolgende gemeenschappelijke regeling ter behartiging van het gemeenschappelijke belang dat partijen hebben bij de verwezenlijking van het sub A van de considerans omschreven doel:
de gemeenschappelijke regeling Regionaal Bedrijventerrein Twente te wijzigen, zodanig dat de regeling als volgt komt te luiden:
Hoofdstuk I. Algemene bepalingen
Bij de besluitvorming omtrent het treffen van deze regeling is ingesteld een Openbaar Lichaam als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen, te weten de publiekrechtelijke rechtspersoon Regionaal Bedrijventerrein Twente, gevestigd te Almelo.
De bestuursorganen van het Regionaal Bedrijventerrein Twente worden gevormd door een Algemeen Bestuur, een Dagelijks Bestuur en een voorzitter.
het RBT-gebied: het al dan niet aaneengesloten gebied of de gebieden, waarop is en zal worden gerealiseerd het in de considerans sub A bedoelde bedrijventerrein, zoals weergegeven op de bij deze regeling behorende kaart(en) en zoals bij de vaststelling van deze regeling gelegen op het grondgebied van de gemeente Almelo in het gebied dat globaal wordt begrensd door het Twentekanaal (zijkanaal naar Almelo), de (door te trekken) Rijksweg 35 en de geplande Doorbraak;
het RBT-profiel: het profiel waaraan die bedrijven uit de sector grootschalige industriële productie en de sector transport en distributie voldoen (nader uit te werken in de staat van inrichtingen behorende bij het bestemmingsplan), wier situering op het regionaal bedrijventerrein in het bijzonder is aangewezen in verband met het te hanteren terreinquotiënt van 20 tot 50 arbeidsplaatsen per hectare en hun terreinbehoefte vanaf 2 hectare;
de Regio Twente: het Regionaal Openbaar Lichaam, genoemd in het besluit van GS Overijssel van 24 februari 1995, houdende de oplegging van een Gemeenschappelijke Regeling Regio Twente op grond van de Kaderwet Bestuur in verandering aan de in dat besluit genoemde en tot het grondgebied van dit lichaam behorende gemeenten;
Regionaal Platform Bedrijventerreinen Twente: het in de plaats van het ten tijde van de Intentieovereenkomst bestaande Programmeringsoverleg gekomen overlegcircuit waarbinnen tussen vertegenwoordigers van de diverse overheden afspraken worden gemaakt over de (wenselijke) ontwikkelingen op en ten aanzien van bedrijventerreinen in Twente;
grondexploitatie : het overzicht van alle kosten en opbrengsten die verband houden met het ontwikkelen en realiseren en met het exploiteren en beheren van het RBT gedurende de gehele looptijd van de regeling, maar in elk geval totdat de laatste grond binnen het RBT-gebied voor het eerst is uitgegeven.
Waar in deze regeling artikelen van enige wet of andere wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen in die artikelen in de plaats van provincie, Provinciale Staten, Gedeputeerde Staten en de Commissaris (van de Koning) onderscheidenlijk het RBT, het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter.
Artikel 3. Algemene taakstelling omtrent te bereiken doelen en te behartigen belangen
Het RBT heeft tot taak het ontwikkelen, realiseren, exploiteren en beheren van het sub A van de considerans van deze regeling bedoelde bedrijventerrein, ten tijde van de vaststelling van deze regeling bruto groot ongeveer 180 hectare. Onder deze taak is alles begrepen, wat in de ruimste zin des woords met de ontwikkeling en realisering en de exploitatie en het beheer samenhangt.
Onder beheer is mede begrepen het feitelijk beheer van het bedrijventerrein, bestaande uit de feitelijke uitvoering van allerhande beheersmaatregelen in de openbare ruimte, waartoe in ieder geval behoren de wegen en trottoirs, de groenvoorzieningen en de (ondergrondse) infrastructuur, teneinde deze openbare ruimte op een adequate manier in goede orde te kunnen onderhouden, totdat de daartoe behorende onroerende zaken in eigendom worden overgedragen aan de gemeente Almelo.
Ter uitwerking van de in dit artikel omschreven taakstelling omtrent te bereiken doelen en te behartigen belangen zijn bij de als bijlage 1 bij deze regeling horende Intentieovereenkomst, en de verlengingen daarvan, reeds afspraken gemaakt, welke onverkort gelden tenzij die afspraken in het raam van deze regeling zijn vervallen danwel vervat in een nieuw kader als bedoeld in het volgende lid van dit artikel.
Ter uitwerking van de in dit artikel omschreven taakstelling omtrent te bereiken doelen en te behartigen belangen is bij deze regeling ook voorzien in een kader waarbinnen afspraken moeten worden gemaakt, aan welk afsprakenkader de deelnemers zich bij en door de vaststelling van deze regeling geconformeerd hebben. Indien en voorzover de in dit artikellid bedoelde afspraken nadere schriftelijke vastlegging of anderszins nadere uitwerking behoeven, geschiedt dat door toedoen van het RBT en wel zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen twee kalenderjaren na inwerkingtreding van deze regeling. De in dit lid bedoelde afspraken en plannen worden geplaatst op de als bijlage 2 bij deze regeling behorende lijst van nader te maken of uit te werken afspraken en plannen.
Indien zulks voor een betere behartiging van de uit deze regeling voortvloeiende, en met de ontwikkeling en realisering van het bedrijventerrein samenhangende parallelle belangen nodig is, danwel indien zulks op zeker moment in de rede ligt, kan er organisatorische en/of facilitaire samenwerking worden gezocht met de in het totale rechtsgebied van de regeling steeds nadrukkelijker in beeld komende Netwerkstad Twente.
Teneinde de in artikel 3 hiervoor omschreven doelen te kunnen bereiken worden tussen het RBT en de gemeente Almelo enerzijds en de provincie Overijssel anderzijds afspraken gemaakt over de door deze deelnemers met het oog op de gefaseerde ontwikkeling en realisering van het bedrijventerrein te verlenen medewerking aan – en de maximaal te leveren inspanning bij – de te voeren procedures op het gebied van de ruimtelijke ordening en het milieu.
Zo zullen de provincie Overijssel en de gemeente Almelo hun ruimtelijk beleid en (streek)planologie blijven afstemmen en inrichten op de ontwikkeling en realisering van het regionaal bedrijventerrein ter plaatse en waar mogelijk ook ten behoeve van een optimale exploitatie en verantwoord beheer van dit regionaal bedrijventerrein handhaven. Ook zal de provincie Overijssel via haar streekplanbeleid en in het kader van het Regionaal Platform Bedrijventerreinen Twente de ontwikkeling in de regio van bedrijventerreinen coördineren en afstemmen op de ontwikkeling van het RBT en zal zij de vestiging van nieuwe bedrijven die voldoen aan het RBT-profiel op bedrijventerreinen in andere Twentse gemeenten ontmoedigen en waar mogelijk tegengaan, een en ander in samenhang met het te ontwikkelen regionaal grond(prijs)beleid.
Het RBT zal nadere afspraken maken met de gemeente Almelo en de provincie Overijssel over de behandeling van verzoeken tot hetzij de vergoeding van schaden, voortkomend uit publiekrechtelijke procedures, waarbij of waarvoor deze overheden bevoegd gezag zijn, hetzij de tegemoetkoming in enig door derden uit anderen hoofde ondervonden nadeel. Deze afspraken betreffen tevens de wijze waarop tussen de deelnemers een verrekening zal plaatsvinden van de naar aanleiding van dit soort verzoeken gedane financiële uitkeringen. Wat de hier bedoelde verrekeningswijze aangaat, wordt de hierna in het artikel 22 over ‘Exploitatie, inbreng en risico’ staande en tussen de deelnemers geldende verdeelsleutel (voor steden en provincie elk 23%, voor Borne 8%) toegepast. De in de leden 1 tot en met 4 van dit artikel bedoelde afspraken staan in bijlage 2 behorende bij deze regeling.
In het geval zich ten aanzien van de in dit artikel bedoelde streek)planologische procedures danwel in verband met de al dan niet op basis daarvan benodigde vergunningverlening problemen voordoen danwel aankondigen, die geheel of gedeeltelijk in de weg staan van een verdere ontwikkeling en realisering van het regionaal bedrijventerrein, zijn de deelnemers gehouden om aan de hand van een daartoe strekkend advies van het Algemeen Bestuur ieder afzonderlijk te besluiten of de regeling met inachtneming van het daaromtrent hierna in de artikelen over ‘Wijziging’ en over ‘Opheffing’ bepaalde moet worden gewijzigd danwel opgeheven.
In de gedeelten van het RBT-gebied, waar volgens het stedenbouwkundig plan van oktober 2004 bedrijven in het groen zijn gepland, dient ingevolge de bestemmingsplanvoorschriften ook de vestiging van bedrijven uit andere dan de in het vorige lid van dit artikel genoemde sectoren mogelijk te worden gemaakt.
Ontwikkeling en realisering zijn steeds in overeenstemming met de sedert de eerste vaststelling van deze regeling geldende en nadien gewijzigde/te wijzigen uitgangspunten van het door partijen in het kader van deze regeling te voeren grondexploitatiebeleid, waarvan ten aanzien van het RBT-gebied behalve een grondverwervingsplan ook deel uitmaakt de jaarlijks bij te stellen grondexploitatie, waarin tevens rekening is en wordt gehouden met het feit dat het RBT bijdraagt aan het fonds Bovenwijkse voorzieningen van de gemeente Almelo zoals laatstelijk vastgelegd in de Perspectiefnota 2002 van het grondbedrijf van de gemeente Almelo zoals vastgesteld bij Raadsbesluit van 19 september 2002 met dien verstande dat vanaf 2010 de bijdrage jaarlijks wordt geïndexeerd op grond van de loon-/prijsontwikkeling in de grond, weg en waterbouw, tot ten hoogste het bedrag dat op dat moment volgens het geldende Raadsbesluit van toepassing is.
In het kader van het grondexploitatiebeleid worden tussen de deelnemende gemeenten en het RBT afspraken gemaakt over de verwervingsprijzen van gronden ten behoeve van de ontwikkeling van bedrijventerreinen. Ingevolge die afspraken verplichten de deelnemende gemeenten zich in elk geval te werken met vergelijkbare verwervingsprijzen in vergelijkbare omstandigheden.
Het grondexploitatiebeleid is geënt op het grondverwervingsplan, ziet toe op een aan dat plan gerelateerd uitgiftetempo, op de gehanteerde en te hanteren uitgifteprijzen en op de na te noemen compensatieverplichting, en wordt in beginsel jaarlijks getoetst aan de meerjarenraming en aan de daarbinnen passende grondexploitatie en uitgangspunten van het financiële beleid en het financieel beheer van het RBT.
Het in dit artikel bedoelde grondexploitatiebeleid geldt voor een periode van 5 jaren. Indien het beleid niet reeds eerder tussentijds gewijzigd is, wordt het uiterlijk na 5 jaren herzien. Tot herziening van het grondexploitatiebeleid kan in het Dagelijks Bestuur slechts unaniem worden besloten. Indien te dezen niet unaniem is besloten, kan de herziening door het Algemeen Bestuur wel met 2/3 meerderheid van het aantal uitgebrachte stemmen achteraf worden bekrachtigd.
Het grondverwervingsplan bevat – behalve de (voorlopige) resultaten van het nader onderzoek naar de wijze hoe om te gaan met private partijen die thans een positie hebben verworven binnen het RBT-gebied – een overzicht van de gronden welke onder de werking van de Intentieovereenkomst reeds ten behoeve van het RBT in eigendom zijn verworven en ook een overzicht van de gronden, welke vallen onder de werking van de Wet voorkeursrecht gemeenten. Daarbij wordt tevens aangegeven wanneer de termijnen verstrijken inzake de werkingsduur van het recht ingevolge laatstbedoelde wet en of die termijnen nog verlengd kunnen worden alsmede een raamwerk gegeven om ten aanzien van deze gronden te komen tot een in gang te zetten administratieve procedure om te komen tot onteigening van in het RBT-gebied gelegen gronden. Bij het plan wordt verder aangegeven wie door het RBT is aangewezen om als onafhankelijke derde de onderhandelingen te voeren teneinde de gronden in het RBT-gebied langs minnelijke weg voor het RBT in eigendom te verwerven. Ten slotte bevat dit plan een paragraaf, waarin inzicht wordt verschaft over de ten behoeve van de ontwikkeling en realisering van het RBT door een of meer van de deelnemers aangevraagde en al dan niet reeds toegekende subsidies.
Het regionaal bedrijventerrein zal feitelijk gefaseerd worden gerealiseerd, totdat alle grond binnen het RBT-gebied voor het eerst is uitgegeven. Het bouwrijp maken van het bedrijventerrein geschiedt in opdracht van het RBT, zal eveneens gefaseerd plaatsvinden, waarbij de fasering zal worden afgestemd op het tempo, waarin de grond door het RBT kan worden uitgegeven.
Ter uitvoering van een de in artikel 3 omschreven doelen hebben deelnemende gemeenten – ook met het oog op de in dat artikel beoogde belangenbehartiging – de verplichting om bedrijven die voldoen aan het RBT-profiel en die zich binnen het rechtsgebied willen vestigen danwel verplaatsen, naar het regionaal bedrijventerrein te verwijzen.
Van de in het vorige lid bedoelde verplichting kan in zeer incidentele gevallen door een deelnemende gemeente worden afgezien op voorwaarde dat de betrokken gemeente een financiële compensatie aan het RBT voldoet. Zolang niet alle grond in het RBT-gebied is uitgegeven bedraagt die compensatie 25% van de verkoopwaarde van een even groot stuk grond in het RBT-gebied van het laagste prijsniveau. In uitzonderlijke gevallen kan het voltallige Dagelijkse Bestuur van het RBT bij unaniem besluit afzien van deze compensatieverplichting.
Telkens wanneer de betrokken deelnemende gemeente gedurende de eerste 5 jaar van de eerste uitgifteperiode van het terrein nogmaals van de hiervoor in lid 15 bedoelde verplichting wenst af te zien, stijgt het in het vorige lid bedoelde compensatiepercentage met 15% van de in lid 16 bedoelde verkoopwaarde. De in lid 16 bedoelde compensatieverplichting wordt uiterlijk in het vijfde uitgiftejaar herijkt en zo nodig herzien. Tot herziening wordt in het Algemeen Bestuur besloten met 2/3 meerderheid van het aantal uitgebrachte stemmen.
Indien een grootschalig bedrijf van binnen danwel van buiten het rechtsgebied van het RBT zelf uitdrukkelijk de voorkeur geeft aan vestiging op het regionaal bedrijventerrein, maar dit bedrijf niet geheel binnen het RBT-profiel past, kan het Dagelijks Bestuur in bijzondere gevallen hiervan in redelijkheid en billijkheid ontheffing verlenen. Het kader voor deze gevallen wordt door het Algemeen Bestuur zo nodig binnen het raam van het hiervoor genoemde grondexploitatiebeleid verder uitgewerkt.
Tot de feitelijke taken in het kader van exploitatie en beheer van het regionaal bedrijventerrein behoren het onderhoud en het beheer van de openbare ruimte, totdat de daartoe behorende onroerende zaken aan de gemeente Almelo in eigendom worden overgedragen. Wat betreft het beheer en onderhoud van het regionaal bedrijventerrein wordt gewerkt aan de invoering van een zogenaamd bedrijventerreinenmanagement, waarbij het wenselijk geoordeelde kwaliteitsniveau wordt gebaseerd op het stedenbouwkundig plan van oktober 2004 en op het nader op te stellen beeldkwaliteit plan, ook wel Welstandsnota genoemd, en tevens aansluiting wordt gezocht bij de bij de deelnemers gebruikelijke eisen voor kwaliteit en veiligheid.
De dekking van de reëel te maken kosten hiervoor worden vergoed uit de door de gemeente Almelo verkregen opbrengsten uit de aan de eigenaren en gebruikers van gronden in het RBT-gebied opgelegde aanslagen in de onroerende-zaakbelasting (OZB), zulks aan de hand van een daartoe door het Dagelijks Bestuur in overleg met de gemeente Almelo opgesteld, en door het Algemeen Bestuur jaarlijks vastgesteld overzicht van de te verwachte kosten voor onderhoud en beheer en van de inkomsten uit de OZB.
De in het kader van de exploitatie en beheer door het RBT te plegen acquisitie is gericht op bedrijven met een RBT-profiel. De deelnemers richten hun acquisitieactiviteiten daarop eveneens en stemmen het overigens binnen hun eigen gemeente te voeren acquisitiebeleid daarop zoveel mogelijk af. Indien door het RBT met private partijen nadere afspraken worden gemaakt om de in artikel 3 omschreven taken en/of de in dit artikel beschreven wijzen waarop deze ten uitvoer worden gelegd in PPS-verband te doen uitvoeren blijft het in dit artikellid beschreven acquisitiebeleid onverminderd van kracht.
In het kader van het door het RBT te voeren grondexploitatiebeleid en met het oog op de Europees-rechtelijke en mededingingsrechtelijke implicaties zullen door het RBT ten slotte ook nog regels worden geformuleerd inzake de door het RBT te hanteren gronduitgifteprijzen, welke op termijn zullen worden vastgelegd in Algemene voorwaarden voor gronduitgifte alsmede een aanbestedingsprotocol worden opgesteld.
De regels met betrekking tot de prijzen houden in dat – behoudens in bijzondere gevallen ter beoordeling van het Dagelijks Bestuur – als uitgifteprijs minimaal de werkelijke kostprijs van de betreffende onroerende zaak of het recht daarop zal worden gehanteerd met daarbovenop eventueel een door het Dagelijks Bestuur vast te stellen winstopslag, waarvan het maximale percentage jaarlijks door het Algemeen Bestuur in de begroting zal worden vastgesteld.
De verplichting om te komen tot de opstelling van deze Algemene voorwaarden en het aanbestedingsprotocol wordt voorafgegaan door een onderzoek naar de mogelijkheden van gronduitgifte in eigendom of in erfpacht en staat in bijlage 2 bij deze regeling. Daaraan dient zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen 2 jaar na inwerkingtreding van de regeling te zijn voldaan. Indien grond in eigendom wordt overgedragen aan gegadigde bedrijven, dan wordt in de leveringsakte bij kwalitatieve verplichting bedongen dat de grond niet in strijd met de voorschriften van het bestemmingsplan omtrent het gebruik en/of in strijd met andere wet- en regelgeving mag worden gebruikt. Dit wordt ook overgenomen in voornoemde Algemene voorwaarden.
Artikel 5. Het Algemeen Bestuur
Het Algemeen Bestuur wijst in verband met een eventueel wenselijk te achten roulerend voorzitterschap als eerste voorzitter aan het lid, dat als zodanig wordt voorgedragen door en uit GS Overijssel en kan tevens bepalen hoe lang die voorzitter in functie blijft alsook door wie die voorzitter nadien in beginsel wordt opgevolgd.
Artikel 7. Informatie- en verantwoordingsplicht tussen Algemeen Bestuur en gemeenteraden en Provinciale Staten
Onverminderd het bepaalde in de artikelen 16, , 23, 25 en 52, lid 1 van de wet geeft het Algemeen Bestuur zo mogelijk binnen één maand, doch uiterlijk binnen twee maanden aan PS Overijssel respectievelijk aan de Raad van de deelnemende gemeente de door één of meer van hun leden schriftelijk gevraagde inlichtingen waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang.
Een lid van het Algemeen Bestuur is onverminderd het bepaalde in de artikelen 16, , 23, 25 en 52, lid 1 van de wet aan PS Overijssel respectievelijk de Raad die hem heeft benoemd verantwoording verschuldigd voor het door hem in het Algemeen Bestuur gevoerde beleid. Het afleggen van verantwoording geschiedt volgens door het betrokken overheidsorgaan nader te stellen regels.
Artikel 7a. Informatie- en verantwoordingsplicht tussen Algemeen Bestuur en Colleges B&W en Gedeputeerde Staten
Artikel 8. Het Dagelijks Bestuur
In geval van ontstentenis van een lid van het Dagelijks Bestuur of van een naar het oordeel van de voorzitter te langdurige verhindering anderszins tot het vervullen van zijn taak als zodanig treedt het voor dit bestuurslid aangewezen plaatsvervangende lid van de deelnemer op als lid van het Dagelijks Bestuur.
Artikel 9. Bevoegdheden Dagelijks Bestuur
het nemen van besluiten tot het voeren van rechtsgedingen en tot het aangaan van minnelijke schikkingen ter voorkoming danwel beëindiging daarvan alsmede het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en het verlies van recht of bezit;
Ten behoeve van een slagvaardig bestuur en beheer kan het Dagelijks Bestuur ook wijzigingsbesluiten nemen ten aanzien van de begroting en de grondexploitatie alsmede wijzigingsbesluiten nemen ten aanzien van de onderwerpen, genoemd in artikel 6, onder c tot en met e , mits deze besluiten bij unanimiteit van stemmen in het Dagelijks Bestuur zijn genomen en – voorzover dat niet het geval is – door het Algemeen Bestuur wel met 2/3 meerderheid van het aantal uitgebrachte stemmen achteraf worden bekrachtigd. Wijzigingsbesluiten inzake de begroting en/of de grondexploitatie, waaraan financiële gevolgen zijn verbonden die uitstijgen boven het bij de eerste vaststelling van deze regeling bestaande – of bij het nadien met inachtneming van deze regeling gewijzigd – vastgestelde tekort en risico kunnen door het Dagelijks Bestuur slechts bij unanimiteit worden genomen en dienen door het Algemeen Bestuur achteraf ook steeds bij unanimiteit worden bekrachtigd.
Ten behoeve van een slagvaardig bestuur en beheer kan het Dagelijks Bestuur de in dit artikel genoemde taken en bevoegdheden uitoefenen door middel van het nemen van besluiten die – mits passend binnen het totaal van de begroting – in financieel opzicht 10% mogen afwijken van hetgeen ingevolge het vigerende grondexploitatiebeleid en de geldende grondaankoop- en gronduitgifteprijzen zou hebben te gelden.
Op het houden en de orde van vergaderingen van het Algemeen Bestuur en op het opleggen van geheimhouding van het in besloten vergaderingen behandelde en omtrent de inhoud van aan het Algemeen Bestuur overgelegde stukken zijn ingevolge artikel 52, lid 1, sub f van de wet niet de artikelen 16, 17, 19, 20, 22, 26 en 28 tot en met 32 van de Gemeentewet maar dezelfde artikelen van de Provinciewet van toepassing.
Hij vertegenwoordigt het RBT in en buiten rechte en kan die vertegenwoordiging onder de goedkeuring van het Dagelijks Bestuur overdragen aan een door hem aan te wijzen gemachtigde. In het geval de provincie danwel een der andere deelnemers partij is in een geding waarin het RBT is betrokken, wordt het RBT zo nodig vertegenwoordigd door een ander door het Dagelijks Bestuur aan te wijzen lid. Dit geldt mutatis mutandis ook voor de plaatsvervangend voorzitter.
Indien het Algemeen Bestuur op de voet van het bepaalde in artikel 24 van de wet adviescommissies instelt en de bevoegdheden en de samenstelling daarvan regelt, is het bepaalde in artikel 92 Provinciewet van overeenkomstige toepassing terwijl – als het gaat om commissieleden die geen orgaan zijn van een van de deelnemers of daarvan geen deel uitmaken – op de ontvangst van vergoedingen voor het bijwonen van vergaderingen van deze commissies niet de artikelen 96 tot en met 99 Gemeentewet doch de artikelen 93 tot en met 96 Provinciewet van toepassing zijn.
Indien het Algemeen Bestuur met het oog op de behartiging van bepaalde in artikel 3 van deze regeling bedoelde belangen een commissie heeft ingesteld, de bevoegdheden en samenstelling daarvan heeft geregeld en voor de leden van die commissie tevens tegemoetkomingen in, of vergoedingen van de al dan niet bijzondere kosten en andere financiële voorzieningen heeft vastgesteld, zijn de artikelen 92 en 96 van de Provinciewet van toepassing.
Artikel 19. Inrichting van het financieel beheer
Het Algemeen Bestuur stelt met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 212 en 213 en 213a Gemeentewet jo. 216 en 217 Provinciewet verordeningen vast waarin behalve regels met betrekking tot de inrichting van de financiële organisatie van het RBT de uitgangspunten zijn vervat betreffende het financiële beleid en het financieel beheer van het RBT en de exploitatie van het RBT-gebied. In deze verordening staan tevens voorschriften opgenomen met betrekking tot de controle op het financiële beheer door en op de inrichting van de financiële organisatie van het RBT.
Het Dagelijks Bestuur zendt jaarlijks zo tijdig mogelijk, doch uiterlijk 8 weken voor de vaststelling, de ontwerpbegroting voor het komende kalenderjaar, onder bijvoeging van de grondexploitatie en voorzien van een memorie van toelichting alsmede een nota betreffende de financiële toestand en een meerjarenraming voor ten minste drie op het begrotingsjaar volgende jaren toe aan PS Overijssel en aan de Raden van de deelnemende gemeenten. Het begrotingsjaar is het kalenderjaar. Op de ontwerpbegroting zijn de artikelen 212 en 213 en 213a Gemeentewet jo. 216 en 217 Provinciewet van overeenkomstige toepassing.
Provinciale Staten en de Raden van de deelnemende gemeenten dienen binnen acht weken na ontvangst van de in het eerste lid bedoelde ontwerpbegroting het Dagelijks Bestuur schriftelijk van hun gevoelen daaromtrent te doen blijken. Het Dagelijks Bestuur voegt deze schriftelijke blijken van hun gevoelen, eventueel voorzien van een schriftelijke reactie daarop bij de ontwerpbegroting, zoals die aan het Algemeen Bestuur wordt aangeboden.
Het Algemeen Bestuur stelt vervolgens uiterlijk 15juli de begroting vast. In het geval de begroting financiële gevolgen heeft die uitstijgen boven het bij de eerste vaststelling van deze regeling bestaande, of bij het nadien met inachtneming van deze regeling gewijzigd vastgestelde tekort en risico, wordt de begroting door het Algemeen Bestuur slechts bij unanimiteit vastgesteld. In alle andere gevallen is een 2/3 meerderheid van het aantal uitgebrachte stemmen vereist.
Twee weken nadat deze is vastgesteld, doch uiterlijk 1 augustus van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, zendt het Dagelijks Bestuur – zo nodig – de begroting aan PS Overijssel en de Raden van de deelnemende gemeenten, die de minister van Binnenlandse Zaken van hun gevoelen kunnen doen blijken.
In afwijking van het voorgaande stelt het Dagelijks Bestuur zo spoedig mogelijk de ontwerpbegroting voor het lopende jaar 2005 én die voor 2006 in één besluit vast, zulks waar mogelijk met inachtneming van het overigens in de leden 1 tot en met 4 hiervoor en in elk geval met inachtneming het in artikel 4, lid 24, bepaalde. Deze eerste vaststelling van de ontwerpbegroting kan alleen bij unanimiteit van de binnen het Dagelijks Bestuur uitgebrachte stemmen geschieden en dient in de daarop volgende vergadering van het AB met ten minste een 2/3 meerderheid van het aantal uitgebrachte stemmen te worden bekrachtigd.
Het Dagelijks Bestuur legt voor 1 april aan het Algemeen Bestuur verantwoording af over het afgelopen dienstjaar, onder overlegging van de jaarrekening, het ingediende jaarverslag met de daarbij behorende bescheiden en indien noodzakelijk een berekening van de door de deelnemers te betalen bijdragen ten behoeve van de exploitatie van het RBT alsmede het rapport van de met de controles belaste registeraccountant.
De jaarrekening, de berekening van de bijdragen en het verslag als in het vorige lid van dit artikel bedoeld worden gelijktijdig aan PS Overijssel en aan de Raden van de deelnemende gemeenten toegezonden die – binnen acht weken na ontvangst daarvan – schriftelijke bezwaren kunnen indienen bij het Algemeen Bestuur.
Artikel 22. Exploitatie, inbreng en risico
a. geheel of gedeeltelijk wordt afgeschreven ten laste van de algemene reserve, danwel
b. geheel of gedeeltelijk in rekening wordt gebracht bij de deelnemers.
a. geheel of gedeeltelijk zal worden gestort in de algemene reserve, danwel
b. geheel of gedeeltelijk zal worden uitgekeerd aan de deelnemers.
Bij de eerste vaststelling van de onderhavige gemeenschappelijke regeling dragen de deelnemers er zorg voor dat het RBT over voldoende middelen kan beschikken om haar taken te kunnen (doen) uitvoeren. De deelnemers stellen zich conform de hiervoor bedoelde verdeelsleutel borg voor het gecalculeerde tekort per 1 januari 2004 (NCW) alsook voor de per die datum gecalculeerde risico’s.
Ingebracht worden voorts de aanspraken op zowel de door een of meer van de deelnemers ten behoeve van de ontwikkeling en realisering van het RBT aangevraagde en toegekende subsidiebedragen, voorzover deze niet reeds zijn uitgekeerd en verdisconteerd in reeds in eigendom verworven onroerende zaken als op de door een of meer van de deelnemers aan te vragen subsidies.
Hoofdstuk V. Overige bepalingen
De op de voet van artikel 9 van de Intentieovereenkomst aan de gemeente Almelo in eigendom toebehorende percelen worden binnen 6 maanden na de inwerkingtreding van deze regeling aan het RBT in eigendom overgedragen. Het RBT is verplicht deze eigendom te aanvaarden overeenkomstig het bepaalde in artikel 9.6 van de Intentieovereenkomst, dat in zoverre van kracht blijft.
Indien en voorzover de provincie Overijssel of een van de andere deelnemende gemeenten dan Almelo de eigendom heeft van onroerende zaken in het RBT-gebied en waarover het RBT in het kader van zijn doelstelling als eigenaar dient te beschikken, worden die zaken tegen vergoeding van de verwervingskosten en van de bijkomende kosten aan het RBT in eigendom overgedragen.
Indien en voorzover noch de provincie Overijssel noch een van de deelnemende gemeenten de eigendom van in het RBT-gebied gelegen onroerende zaken heeft, worden op instigatie van het RBT en op de voet van het daaromtrent bepaalde in het grondverwervingsplan pogingen ondernomen om die zaken minnelijk in eigendom te verwerven. Zo nodig verricht de gemeente Almelo op de voet van artikel 78 Onteigeningswet datgene, wat nodig is ter verkrijging van de eigendom door een onteigening ten name van het RBT.
Op de verdeling tussen de deelnemers van de in de leden 3 en 4 van dit artikel gemaakte en te maken kosten is – ná aftrek van alle ten behoeve van de ontwikkeling en realisering van het RBT verkregen en nog te verkrijgen subsidies voorzover deze niet reeds zijn geïnd en verdisconteerd in reeds in eigendom verworven onroerende zaken – de in het vorige artikel van deze regeling staande verdeelsleutel van toepassing.
Artikel 25. Toetreding en uittreding
Toetreding van andere gemeenten tot deze regeling is slechts mogelijk per 1 januari van enig jaar en behoeft de op een 2/3 meerderheid van het aantal uitgebrachte stemmen berustende instemming van het Algemeen Bestuur, dat daaraan voorwaarden verbindt. Die voorwaarden behelzen in ieder geval dat de toetredende deelnemer zich garant stelt voor een evenredig deel van het per moment van toetreding voorziene risico.
Het besluit tot toetreding van andere gemeenten tot deze regeling wordt door het Dagelijks Bestuur behalve in afschrift aan de toetredende gemeenten ook aan de andere deelnemers toegezonden, zulks mede met het oog op de opname in de registers als bedoeld in artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Van een door één der deelnemers genomen besluit tot uittreding wordt – na het verstrijken van de 7 kalenderjaren – tevoren schriftelijk kennisgegeven aan het Algemeen Bestuur en aan de overige deelnemers. Bij de kennisgeving wordt in verband met afwikkeling van de financiële gevolgen van de uittreding – behoudens het bepaalde in het volgende lid – een termijn van ten minste 2 jaren na verzending van de kennisgeving in acht genomen.
Indien de kennisgeving van een door één der deelnemers genomen besluit tot uittreding uit deze regeling voor of uiterlijk op 15 maart van enig jaar door het RBT is ontvangen, kan uittreding op een kortere termijn dan twee jaar plaatsvinden. De feitelijke uittreding kan dan - onverminderd de alsdan wellicht nog voor de uittredende deelnemer bestaande financiële verplichtingen – plaatsvinden op een termijn van één jaar en minstens 9½ maand na ontvangst van de kennisgeving. Na 15 maart van enig jaar ontvangen kennisgevingen worden geacht te zijn ontvangen op 31 december van dat jaar.
Indien twee of meer deelnemers tegelijk danwel na elkaar kennis geven van hun besluit om uit te treden danwel indien één der deelnemers reeds is uitgetreden en er een nieuwe kennisgeving inzake uittreding wordt gedaan, wordt de regeling met inachtneming van het bepaalde omtrent ‘Opheffing’ in deze regeling opgeheven, tenzij door de overige deelnemers unaniem wordt besloten om de regeling in stand te houden.
Het Algemeen Bestuur regelt, na overleg met de uittredende deelnemer(s), de financiële consequenties alsmede de overige gevolgen van de uittreding met dien verstande dat een uittredende deelnemer de overeenkomstig artikel 22, lid 5 van deze regeling eventueel ingebrachte middelen terugkrijgt onder aftrek van het tekort op de exploitatieopzet, zulks in de verhouding als in artikel 22 van deze regeling bepaald en zoals te begroten naar de stand van, en per peildatum van het moment van uittreden, een en ander onder handhaving van diens borgstelling voor het in dat artikel bedoelde en per datum voormelde peildatum geldende risico. De consequenties betreffen in elk geval de rente en aflossing van de geldleningen; de overige gevolgen kunnen onder meer betrekking hebben op het personeel van het RBT.
Tot een wijziging van deze regeling kan alleen worden besloten door de deelnemers die op voorstel van het Algemeen Bestuur worden uitgenodigd om daartoe uitdrukkelijk te besluiten.. Voor zover de wijziging (mede) betrekking heeft op uitbreiding van overgedragen bevoegdheden zoals genoemd in artikel 10 lid 2, tweede volzin van de wet is unanimiteit vereist. Een wijziging van de regeling waarbij geen van de aanpassingen betrekking heeft op artikel 10 lid 2 van de wet komt tot stand wanneer een tweederde (2/3) meerderheid van de stemmen zich daartoe hebben verklaard.
Voorstellen tot wijziging op uitnodiging van één of meer deelnemers worden door het Dagelijks Bestuur toegezonden aan het Algemeen Bestuur, dat dergelijke voorstellen na deze met een 2/3 meerderheid stemmen te hebben geaccordeerd tezamen met zijn beschouwingen terzake en vergezeld van een toelichting binnen acht weken aan de deelnemers doet toekomen met de uitnodiging om daartoe uitdrukkelijk te besluiten.
Indien nodig includeert een voorstel tot wijziging van de regeling tevens een nadere regeling van de gevolgen daarvan zowel voor de zittende, voor de reeds toegetreden en/of de toetredende deelnemers als voor de reeds uitgetreden en/of uittredende deelnemers, waarbij zij aangetekend dat deze de 2 laatstgenoemde groepen van deelnemers nimmer tot groter nadeel kunnen strekken dan indien zij niet waren uitgetreden.
Artikel 27. Opheffing en liquidatie
Indien tot opheffing is besloten wordt door het Algemeen Bestuur, de deelnemers gehoord, voorzien in een afwikkeling van de gevolgen van de opheffing alsmede een liquidatieplan opgesteld. De in dit lid bedoelde afwikkeling voorziet in de wijze waarop de exploitatie van de eigendommen, werken en inrichtingen van het RBT worden beëindigd of overgedragen en geeft inzicht in zowel de financiële gevolgen van de opheffing voor het personeel en als in de wijze waarop de vereffening van het vermogen plaatsvindt in geval van de ontbinding van het RBT.
Bij een dergelijke afwikkeling geldt als basisuitgangspunt dat activa en passiva na aftrek van alle met de opheffing en liquidatie samenhangende kosten worden verdeeld naar rato van de verhoudingen zoals die golden ten tijde van de inbreng of het ontstaan van die activa en die ten tijde van het ontstaan van de passiva.
De activa worden gewaardeerd door een commissie, waarin zitting hebben een jurist, een accountant, een fiscalist en een rentmeester-taxateur. De commissie beslist bij gewone meerderheid van stemmen. Wordt geen meerderheid verkregen, dan heeft de jurist bij een volgende stemming slechts een adviserende rol.
Artikel 28. Geschillenregeling
Indien er naar aanleiding van deze regeling en/of naar aanleiding van de daaruit voortvloeiende besluiten en/of (rechts)handelingen geschillen mochten ontstaan, dan zijn de deelnemers gehouden om deze eerst te trachten op te lossen met behulp van mediation overeenkomstig het reglement van de Stichting Nederland Mediation Instituut, zoals dat luidt op de aanvangsdatum van de mediation. Partijen zijn in het bezit van een afschrift van het thans geldende reglement.
Indien er naar aanleiding van deze regeling en/of naar aanleiding van de daaruit voortvloeiende besluiten en/of (rechts)handelingen geschillen zijn ontstaan, die zich er – naar het al dan niet schriftelijk door één van de deelnemers aan de andere deelnemers kenbaar gemaakte oordeel – niet toe lenen om in onderling overleg of met behulp van mediation tot een oplossing te kunnen worden gebracht, dan worden deze onverminderd de bevoegdheid van de President in Kort geding in eerste aanleg voorgelegd aan de daartoe bevoegde rechter bij de Rechtbank Almelo.
Hoofdstuk VI. Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 29. Werking(sduur), slot– en overgangsbepalingen
De bij deze regeling behorende bijlagen zijn een geïntegreerd onderdeel van de regeling. Wat – al dan niet voortbouwend op het in bijlage 1 bij deze regeling bepaalde – in deze regeling opnieuw is vastgelegd en omschreven heeft – tenzij uitdrukkelijk anders bepaald – gelding boven de wijze waarop het in die bijlage is vastgelegd en omschreven.
Voor zover in deze regeling wordt verwezen naar het bepaalde in de wet danwel naar het bepaalde in andere wettelijke regelingen en deze wet of die andere wettelijke regelingen na inwerkingtreding van deze regeling gewijzigd in werking treden, wordt het bepaalde in deze regeling zoveel mogelijk geacht daarmee vanaf dat moment in overeenstemming te zijn en – indien nodig – zo spoedig mogelijk daarna daarmee expliciet in overeenstemming te worden gebracht.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2016-15705.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.