ARTIKEL I
Bijlage 1 bij de Regeling geurhinder en veehouderij wordt als volgt gewijzigd:
1. De eerste rij onder D 1.1. diercategorie biggenopfok (gespeende biggen) komt te luiden:
–
|
emissiearme huisvesting (a.e. ≤0,3 kg per dierplaats per jaar)4
|
5,4
|
2. De laatste rij onder D2 diercategorie dekberen, 7 maanden en ouder komt te luiden:
–
|
gecombineerd luchtwassysteem 85% geurreductie BWL 2009.12.V2
|
2,8
|
3. De eerste rij onder D3 diercategorie vleesvarkens, opfokberen van circa 25 kg tot
7 maanden, opfokzeugen van circa 25 kg tot eerste dekking5 komt te luiden:
–
|
emissiearme en overige huisvesting (a.e. ≤1,6 kg kg per dierplaats per jaar)4
|
17,9
|
4. Onder E5 diercategorie vleeskuikens komt de rij onder
‘
–
|
uitbroeden en opfokken tot 13 dagen en vervolghuisvesting
|
0,22
|
‘
te luiden:
–
|
uitbroeden en opfokken tot 19 dagen en vervolghuisvesting
|
0,19
|
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
TOELICHTING
Algemeen deel
1. De wijziging
De onderhavige regeling strekt tot wijziging van de Regeling geurhinder en veehouderij
(hierna: Rgv) in verband met het redactioneel verbeteren van enkele onvolkomenheden
die onbedoeld zijn opgetreden bij de wijziging van de Rgv van 24 juni 2015, nr. IENM/BSK-2015/115905
(Stcrt. 2015, 16865).
Daarnaast wordt de ammoniakemissiefactor voor emissiearme huisvestingssystemen van
vleesvarkens alsnog geconformeerd aan de daarmee corresponderende ammoniakemissiefactor
in de Regeling ammoniak en veehouderij (hierna: Rav).
2. Gevolgen
Bijlage 1 van de Rgv bevat een lijst met (groepen van) huisvestingssystemen met bijbehorende
emissiefactoren aan de hand waarvan de geuremissie en geurbelasting vanuit dierenverblijven
kan worden berekend.
Administratieve lasten
Deze wijzigingsregeling bevat geen extra registratie- of onderzoeksverplichtingen
en brengt dan ook geen administratieve lasten met zich mee.
Nalevingskosten
Bedrijven met huisvestingssysteem BWL 2001.25 (Rav-code D 3.2.3.1) en BWL 2010.10
(Rav-code D 3.2.7.2.2.2) krijgen te maken met een hogere geuremissiefactor voor hun
bestaande stal. Het rekenen met een hogere factor heeft voor bestaande situaties geen
gevolgen. Wel zijn er negatieve gevolgen voor de maximale uitbreidingsruimte die op
die locatie beschikbaar is. Omdat er geen overgangsrecht is geformuleerd, is het moment
van het definitieve besluit bepalend voor het hanteren van de emissiefactor. Voor
meldingsplichtige bedrijven geldt het moment van melding.
Lasten voor de overheid
De afstemming met de Rav (zie hierover nader de artikelsgewijze toelichting bij artikel
3) leidt tot betere en duidelijkere regelgeving, wat een positief effect zal hebben
op de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van de regelgeving.
Effecten voor het milieu
De gevolgen voor het milieu zijn in beginsel neutraal en op termijn positief. De invoering
van de nieuwe normen sluit aan bij de nieuwste inzichten ten aanzien van geuremissie
van huisvestingssystemen en kan lokaal een oplossing bieden voor het beperken van
geurhinder in overbelaste situaties en het voorkomen ervan in andere gevallen.
3. Inwerkingtreding
Omdat een snelle invoering van innovatieve technieken van groot belang is voor betrokken
marktpartijen en het milieu, is afgezien van de vaste verandermomenten en een minimuminvoeringstermijn
van twee maanden tussen publicatie en inwerkingtreding van de regeling op grond van
de afwijkingsmogelijkheid die is vermeld in aanwijzing 174 van de Aanwijzingen voor
de regelgeving.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel I
1.
Onbedoeld is bij de wijziging van de Rgv van 24 juni 2015 in de eerste rij onder D
1.1. diercategorie biggenopfok (gespeende biggen), in de tweede kolom het kleiner
teken opgenomen. Deze onvolkomenheid wordt hierbij hersteld door het kleiner teken
(<) te vervangen door het kleiner-dan-of-gelijk-aan-teken (≤).
2.
Onbedoeld is bij de wijziging van de Rgv van 24 juni 2015 in de laatste rij onder
D 2. Diercategorie dekberen 7 maanden en ouder BWL 2009.12.V1, 85% geurreductie vervangen
door BWL 2006.15.V5, 80% geurreductie. Deze foutieve aanpassing wordt hierbij hersteld.
3.
Onder de diercategorie D3 Vleesvarkens, opfokberen van circa 25 kg tot 7 maanden,
opfokzeugen van circa 25 kg tot eerste dekking is een aparte categorie opgenomen voor
huisvestingssystemen die ammoniakemissiearm zijn. De opgenomen waarde voor ammoniakemissiearm
lag voor de wijziging van de Rgv van 24 juni 2015 op ≤1,5 kg ammoniak. Met de wijziging
van de Rgv van 24 juni 2015 is het kleiner-dan-of-gelijk-aan-teken abusievelijk vervangen
door een kleiner-dan-teken. Met deze wijziging wordt deze onvolkomenheid hersteld.
Tegelijkertijd met bovengenoemde wijziging van de Rgv is ook de Rav gewijzigd (Stcrt. 2015, 16866). In deze wijziging zijn de ammoniakemissiefactoren van een groot aantal huisvestingssystemen
voor vleesvarkens aangepast. Een aantal huisvestingssystemen, namelijk de huisvestingssystemen
met een vloeroppervlak van maximaal 0,8 m2, heeft daarmee een hogere emissiefactor gekregen. Een deel van deze systemen komt
daardoor boven de 1,5 kg ammoniakemissie en valt daarom niet meer onder de definitie
van ammoniakemissiearm in de Rgv. Dit heeft aanleiding gegeven om de grenswaarde van
ammoniakemissiearm in de Rgv te heroverwegen.
De grenswaarde van ≤1,5 kg ammoniak is gebaseerd op de drempelwaarden die voorheen
werden gehanteerd door de Stichting Groen Label. Door middel van drempelwaarden werd
vastgelegd welke ammoniakreductie haalbaar was bij toepassing van de meest recente
inzichten op het gebied van huisvestingssystemen. De Stichting Groen Label is inmiddels
opgeheven. De meest recente inzichten op het gebied van huisvestingssystemen en de
ammoniakreductie die daarbij haalbaar is, worden inmiddels weergegeven in het Besluit
emissiearme huisvesting. Dit besluit geeft het huidige niveau van ‘best beschikbare
technieken’ (hierna: BBT) weer. Voor bestaande vleesvarkensstallen is een maximale
emissiewaarde van 1,6 kg ammoniak per dierplaats per jaar opgenomen. Alle vleesvarkensstallen
met een hogere factor dan 1,6 kg zijn daarmee niet conform de BBT en mogen niet meer
worden toegepast. Uitzondering hierop zijn bestaande stallen van voor 1 januari 2007,
waar intern salderen op wordt toegepast, conform artikel 5, tweede lid Besluit emissiearme
huisvesting. Er is gezien de nieuwe inzichten gekozen om aan te sluiten bij het huidige
BBT-niveau voor bestaande stallen. In de Rgv wordt daarom de ammoniakemissiearme factor
van ≤1,5 kg opgehoogd naar ≤1,6 kg.
De volgende huisvestingssystemen krijgen te maken met een verhoogde emissiefactor
voor geur:
Huisvestingssystemen met een ammoniakemissiefactor (a.e.) boven de 1,6 kg (nieuwe
situatie)
|
huisvestingssystemen Bijlage 1 van de Rav
|
a.e.
d.d.
8-6-2015
|
a.e.
d.d.
1-7-2015
|
D 3.2.3 (oud D 3.2.3.1) koeldeksysteem met matalen driekantroostervloer
|
1,4
|
1,7
|
D 3.2.7.2.2 (oud D 3.2.7.2.2.2) mestkelders met (water- en) mestkanaal; mestkanaal
met schuine putwand met roosters ander dan metalen driekant op het mestkanaal, mestopp
groter dan 0,18 kleiner dan 0,27
|
1,5
|
1,9
|
4.
Abusievelijk is bij de wijziging 24 juni 2015 in de derde rij onder E5 diercategorie
vleeskuikens in de tweede kolom ‘tot 19 dagen’ vervangen door: tot 13 dagen. Met deze
wijziging wordt dit ongedaan gemaakt en weer ‘tot 19 dagen’.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
S.A.M. Dijksma